Het tragisch auto-ongeluk te Munsterscheveld.
HIJ OF ZIJ?
Dr. Max Euwe vertrok Donderdag per vliegtuig van Schip
hol naar Engeland om te Hastings deel te nemen aan het
internationaal schaaktournooi
Prof. P Nieu\»enhuyse, patholoog anatoom
bij de Willem Arntzstichting te den Dolder.
is benoemd tot gewoon hoogleeraar in de
faculteit der geneeskunde aan de Rijks
universiteit te Utrecht
Terwijl de thermometer in ons land nog geen enkelen keer in dit seizoen onder nul daalde,
geniet Zwitserland volop van den winter. Een aardige opname nabij Davos
FEUILLETON
door
BERTA RUCK.
37)
In haar onderbewustzijn dacht Guelda op
eens
„Ik kan dien poederkwast niet gebruiken,
waar zij bij is. Ze zou dadelijk zien, dat ik geen
man ben."
Zij stak dus haar gebruinde hand uit, reikte
Laetitia het poederkwastje over en zei: „Zou
u er niet wat poeder voor mij op willen doen?"
„Ja," zei Laetitia met bevende stem. Geef
het mij maar even
Zij nam het donsje aan en boog zich over
de lelies heen, om aan zijn verzoek te voldoen,
j Zoodra zij echter wat dichter overboog naar
het gebruinde jongensgelaat met de mooie
j oogem trok zij zich meteen terug, alsof zij zich
j gebrand had. Zij voelde alles met zich in het
rond draaien en liet zich achterover in de
kussens vallen. De schuit schommelde van be
lang.
„Pas toch op!" riep Smith op scherpen toon
uit. „Wat scheelt er aan?"
De rand van haar grooten hoed bedekte haar
gelaat. Hij tilde dien op. Haar gelaat was zoo
veranderd, dat hij er hevig van ontstelde.
Zou Lady Day nu eindelijk zijn geheim ge
raden hebben? Was Jim Smith ontdekt? Wat
zou Sir Ralph wel zeggen?
Om zoo gauw mogelijk er achter te komen,
of zijn angst gegrond was, vroeg de pseudo-
chauffeur kortaf: „Wat is het? Voelt u zich
ziek?"
De stem, die hem antwoordde, was die van
een vrouw, die geheel overstuur en verlegen
en daardoor knorrig was.
„Natuurlijk voel ik megoed. Ik mankeer
niets. Ik was maar voor een oogenblik een
beetje duizelig door de warmte en ornaat ik
vannacht niet geslapen heb! Het is echt iets
voor een man, om ineens maar te denken, dat
ik ziek ben."
Smith slaakte een zucht van verlichting.
„O! Was u alleen maar wat duizelig? Steek
dan uw zakdoek maar even in het water. Of
neemt u den mijne, die is wat grooter. Wasch
uw voorhoofd nu maar gauw een beetje."
„Neen," zei Tut snibbig en nog geheel over
stuur. Zij ging overeind zitten en keek hem
woedend aan. „Ik heb een hekel aan natte
zakdoeken en ik ben heelemaal niet meer dui
zelig. Kun je dan niet zien, wat me scheelt,
jou domoor? Ik ben akelig verliefd en wel op
jou. Ja, op jou, jou kleine, dwaze jongen. Wees
nu maar geërgerd, maar doe als je blieft niet,
alsof je verbaasd was.
HOOFDSTUK XIX.
Een netelig vraagstuk.
Lezer, sta even stil en vraag uzelf af. „Hoe
zou ik gevoeld hebben, als ik in de plaats van
Guelda Rhos geweest was?"
Nu, was is uw antwoord hierop?
Als ge een jonge man zijt, dan antwoordt ge
vermoedelijk: „Zoo iets gebeurt mij nu nooit
eens
Als ge echter een meisje zijt, dank u dan
een in Guelda's schoenen of liever gezegd in
haar te groote jongenslaarzen, vermomd als
man, en dat daar een vrouw, door die vermom
ming bedrogen, haar hart aan u verloren had
en zij u dat bekende. Hoe zoudt ge dan
voelen?
Het eene meisje zal zeggen: „Te denken, dat
een vrouw zich zoo vergeten kan, om zelf het
initiatief te nemen!"
Een ander zal zeggen: ..Ik zou gebrand
hebben van nieuwsgierigheid. Ik zou verlan
gend zijn geweest naar wat zij verder te ver
tellen had."
Weer een ander zal zeggen: „Ik zou me
dood geschaamd hebben, dat ik de schuld
was, dat een vrouw zich in dat geval bevond."
Een ander zal uitroepen: „Nu, ik zou er
zoo gauw mogelijk vandoor zijn gegaan!"
En weer een ander: „Ik zou, zoodra ik bij
mooglijkheid kon, mijn meisjeskleeren weer
aangetrokken hebben."
Welnu al die verschillende gevoelens
dwarrelden dooreen in Guelda's geest. Ze
voelde zich akelig van streek en erg ontsteld.
Haar gedachten waren vervuld geweest van
Sir Ralph in plaats van van diens nicht.
In de grootste verlegenheid en geheel ont
daan en verontwaardigd riep Guelda alias
Smith uit: „O, houd u toch op!"
Zij greep (of liever gezegd, hij, zooals Tut
dacht) den boom op en begon de schuit uit
alle macht voort te boomen in de richting
van het Kleine Huis.
„Ik wil nog niet terug," riep Tut boos. „Je
kunt nu net zoo goed luisteren naar alles,
wat ik te zeggen heb, Smith."
„Neen, dat kan ik niet."
„Dat kun je wel!" riep Tut op wanhopenden
toon uit.
„Je bent de eerste man, wien ik in werke
lijkheid lief heb gehad.
„Och toe, zegt u, als je blieft niets meer, Lady
Day!" viel haar de ontstelde Smith in de rede.
„Het is niet mogelijk!"
„Wat is niet mogelijk? Waarom is het niet
mogelijk? Vind je het niet mogelijk, dat ik je
lief heb? Het is de waarheid! Hoeveel mannen
hebben niet verlangd, die woorden van mijn
lippen te vernemen
„Ja, ja, dat geloof ik best. Ik twijfel er geen
oogenblik aan, maar toe, laten we iriet meer
over die dingen spreken!"
„Waarom niet? Ik wil er over spreken. Zij
hadden mij lief, maar geen van allen, zelfs
niet mijn goeden lieven Jasper, heeft in wer
kelijkheid mijn wederliefde bezeten. Ik vond
het heerlijk, dat ze zoo'n werk van mij maak
ten, mij zoo op een troon zetten, maar ik heb
hen nooit lief gehad. Jou heb ik echter lief.
Op dat oogenblik drong een geluid tot hen
door. Het was de gong van het Kleine Huis.
„U wordt geroepen, Lady Day."
„Goed. laten ze maar roepen. Ik weet. wat
het is. Het zijn alleen die menschen, die ik
vanmiddag verwachtte. Ik voel er niets voor,
om naar hen toe te gaan."
Smith deed, alsof hij het niet hoorde en
wilde de schuit vastleggen bij de landings
plaats.
„Nog vijf minuten," smeekte Tut, alsof ze
een klein kind was. „Drie minuten! Ik heb nog
niet de helft gezegd, van wat ik zeggen wou.
Wacht nu nog even."
„Dat dient toch nergens toe," zei Guelda met
bevende stem. „Spreekt u er nooit meer over.
Het is onmogelijk. Ik kan u nu niet zeggen
waarom
Guelda Rhos wist nauwelijks, waarom ze op
dat oogenblik den knoop niet doorhakte, door
te zeggen: „Luistert u even. Ik ben een meisje.
Ik heb me als chauffeur verkleed. Het is alles
een vergissing. Ik heet niet Smith. Ik ben juf
frouw Rhos, als u het dan weten wil."
Ze kon het niet zeggen niet in die kleeding,
die haar zoo diérbaar was geworden; niet,
terwijl ze in haar vermomming een leven leid
de, dat haar zooveel meer aantrok dan haar
vorige bestaan. Als ze op dat oogenblik met haar
eigen lippen zou bekennen, dat Jim Smith
een bedrieger was, dan zou ze daarmee haar
schoonsten droom vernietigen. In dien droom
was zij Jim, de bediende, de rechterhand, de
reismakker van Ralwn Wellalone op zijn tocht
naar de besneeuwde bergen.
Het was haar, alsof Jim, de toegewijde
knecht, iets dichter bij Ralph Wellalone was
dan Guelda Rhos dit zou zijn, en ze kon er
niet aan denken, om haar vermomming op te
geven.
Lady Day en Smith keken elkaar met ont
steld gelaat aan.
Eindelijk zei Laetitia op weifelenden toon:
„Je kunt me ten minste wel vertellen, of er
een andere vrouw is."
„Een andere vrouw? Lieve tijd, geen denken
aan
Zij waren nu bij den oever. Onverbiddelijk
klonk het uit den mond van den jongen: „Zoo
meteen gaat de gong weer, en komt uw kame
nier hierheen, om u te zoeken," en hij stak
zijn hand uit, om milady op den wal te helpen.
„Goed, laat ze maar komen! Ik kom er niet
uit. Ik verzet geen stap."
„Maar luistert u nu eens
„Neen, dat doe ik niet, of je moet me voor
uit wat beloven. Je moet me plechtig beloven,
dat je aan zult hooren, wat ik je te zeggen
heb. Niet nu. natuurlijk, maar op een rus
tiger oogenblik. Vanavond
„Vanavond?" herhaalde Smith ontsteld.
„Ja, vanavond, als het rustig in het rond
is. Anders worden we toch gestoord door een
van de bedienden, of Ralph, of het. een of
ander. Ik moet je spreken. Kom dus nog
even aanloopen vanavond. Het beste zal zijn
tegen een uur of elf. Ja, om elf uur."
„Om elf uur? Neen, dan kan ik niet komen.
Dat gaat onmogelijk."
„Ik zal zorgen, dat ik in de zitkamer ben.
Ik zal de openslaande deuren los laten," be
loofde Tut hem. Ik kan je nu niet zoo gauw
vertellen, wat ik je te vertellen heb. Zul je
dus komen? Beloof je het mij? Ik wou je
maar één minuut spreken."
Nog vlugger dan Tut praatte, schoot Smith
een plan te binnen.
„Heel goed," zei hij, terwijl hij de vergeten
waterlelies opraapte en Tut aan wal hielp.
Op dat oogenblik weerklonk de gong voor de
tweede maal en verscheen de kamenier om
den hoek van de veranda. „Heel goed. Ik zal
vanavond, om 'elf uur komen. Ik blijf vijf
minuten, maar ook niet langer; maar ik zal
komen, dat beloof ik u."
HOOFDSTUK XX.
De Zoon van zijn Moeder.
In de volgende bladzijden maken wij ken
nis met een personage, een heel jeugdig per
sonage, dat wij al terloops hier en daar ont
moet hebben en wel met Henry Jasper Day,
overal bekend onder den naam Hal, het acht-
of bijna achtjarige zoontje van Lady Day en
de pupil van Sir Ralph Wellalone. Hij was nu
met zijn broertje van tien op een voorbereiden
de school aan de Zuidkust van Engeland.
(Wordt vervolgd.)
Het
Een felle brand heeft den Stadsschouwburg te Arnhem in de asch gelegd.
interieur brandde geheel uit
De brandweer van Tokio nam actief deel
aan de demonstraties welke in begin
December In de Japansche hoofdstad wer
den gehouden. De redding van slachtoffers
uit een .brandend" huis
Ter herdenking van hel gouden jubileum
der gasvoorziening aan den rechler-Maas-
oever te Rotterdam, is Donderdag door
B en W. van Rotterdam het door het per
soneel van het gemeentelijk gasbedrijf aan
het gemeentebestuur der Maasstad aange
boden gedenkraam onthuld
Het ernstig auto-ongeluk te Munstersche
veld onder Emmer Compascuum eischte
zeven slachtoffers. Hierboven de plaats,
waar de auto te water reed
De prijs, om welken Sparta en Feyenoord
Zaterdag a s. hun liefdadigheidswedstrijd
zullen spelen, is dit jaar een speciaal daar
toe vervaardigd Delftsch wandbord met de
beeldtenis van wijlen Z. K H. Prins Hendrik.
H. K. H Prinses Juliana zal na afloop van
de match persoonlijk den prijs uitreiken