Radiomnziek der week
BIOSCOOP.
HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10
cent - voor Ragout
Het buitenlandsche boek van deze maand.
ZATERDAG 29 DECEMBER 1934
HAARL'EM'S D A G B L' A D
9
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONC
Op het Zondagprogramma van Keulen
(Langenberg) staat een zangspel van E. T. A.
Hoffmann. Nagenoeg ieder muziekliefhebber
kent dezen naam'uit de Offenbach's opera,
„Hoffmann's Erzahlungen' of Contes d' Hoff
mann" genaamd. Niet zoo algemeen bekend
is, dat deze Hoffmann zelf ook componist
was. Ernst Theodor Amadeus, (eigenlijk E. Th.
Wilhelm H.; hij noemde zich Amadeus als
hulde aan Mozart), geb. in 1776 te Königs-
berg, gest. 1822 te Berlijn, was een van die
veelzijdig begaafde personen, wier namen
men af en toe in de geschiedenis van weten
schap en kunst aantreft. Het meest schitte
rende voorbeeld van onzen tijd levert wel Al-
bert Schweitzer, doctor in de godgeleerdheid,
de wijsbegeerte en de geneeskunde, schrijver
van een standaardwerk over J. S. Bach, en
van werken op het gebied der wijsbegeerte,
orgelvirtuoos, vroeger professor aan de uni
versiteit te Straatsburg, later stichter en di
recteur van een ziekenhuis in tropisch West-
Airika. Meerdere, zij het ook minder éclatan
te voorbeelden biedt de geschiedenis der Rus
sische muziek. Rimsky-Korsakow was ma
rine-officier en daarna professor in de com
positie en instrumentatie aan het Petersburg-
sche conservatorium; Borodin studeerde voor
officier van gezondheid aan de medisc'n-
chirurgische academie te Petersburg, werd
later professor aan dat instituut en heeft als
componist van de opera „Prins Igor" van
symphonieën en kamermuziekwerken naam
gemaakt; de componist César Cui was profes
sor in de vestingbouwkunde aan de Peters-
burgsche hoogeschool voor ingenieurs. In al
deze gevallen kan men niet van dilettantische
beoefening van wetenschap of kunst spreken.
Zoo was 't ook met Hoffmann gesteld; men
vermeldt van hem, dat hij een bekwaam ju
rist, een vaardig teekenaar, een geniaal dich
ter en een aan fantasie rijk componist was.
Oorspronkelijk had hij rechten gestudeerd en
hij kreeg dan ook in 1800 een betrekking aan
een rechtbank, maar werd wegens het pu-
bliceeren van opzienbarende karikaturen
spoedig overgeplaatst. In 1806 moest hij door
het geven van muzieklessen in zijn onderhoud
voorzien; twee jaar later werd hij dirigent
aan het theater te Bamberg maar na de
sluiting daarvan gaf hij weer les en schreef
onder den schuilnaam „Kapelmeister Johan
nes Kreisler" fantastische artikelen in de
Allgemeine Musikalische Zeitung. In 1813 was
hij orkestdirigent te Leipzig, doch slechts
voor korten duur; drie jaar later kreeg hij
weer een aanstelling bij een rechtbank, en
wel te Berlijn. Van zijn geschriften is „Kater
IMurr", waarin hij zelf als ..Kapelmeester
Kreisler" de hoofdfiguur is. het meest bekend.
Aan deze figuur hebben Schumann's
„Kreisleriana' betitelde pianostukken op. 16,
hun ontstaan te danken. Zijn zangspel „Lus
tige Musikanten" schreef hij in 1805, toen hij
een ambt bij het gerecht te Warschau be
kleedde. Nog tal van opera's schreef hij; daar—
van werd de romantische opera „Undine", in'
1816 ontstaan, het meest geroemd. Een Mis,
een Miserére, orkest-, zang-, klavier- en
kamermuziekwerken, behooren ook nog tot
het oeuvre van dezen zonderlingen, maa*-
zeldzaam-veelzijdig begaafden man. Wellicht
zal het over hem meegedeelde hen. die zijn
„Kater Murr" gelezen hebben of de opera
„Contes d'Hoffmann" bewonderen, aansporen
om ook den componist Hoffmann te leeren
kennen.
De naam van Offenbach is ook verbonden
met de levensgeschiedenis van Alexander
1857 met de compositie van een ,.Le docteur
Charles Lecocq, die op 25-jarlgen leeftijd in
Miracle" geheeten operette tezamen met Bi-
zet den eersten prijs verwierf in een door Of
fenbach uitgeschreven prijsvraag. Maar, zoo
als 't meer gaat: het bekroonde werk had
slechts weinig succes Ook zijn elf jaar later
geschreven éenacter „L'amour et son car-
cuois", die Donderdag door Straatsburg uit
gezonden wordt, vond niet veel bijval; zeer
bekend daarentegen zijn van hem geworden
„La fille de Madame Angot" en „Giroflé-Gi-
rofla". In dezelfde Straatsburgsche uitzen
ding vinden we een eenacter van Robert Plan-
quette (18481903")die evenals Lecocq leer
ling van het Parijsche conservatorium was en.
van wiens 16 operettes „Les cloches de Cor-
neville" nog vaak uitgevoerd wordt.
Ver boven de gewone operette staat Hum-
perdinck's „Hansel und Gretel", sprookjesspel
in drie bedrijven, dat vóór enkele dagen door
een der Duitsche zenders uitgezonden werd j
en Zondag op het programma van Droitwich
(Daventry) voorkomt. Li dit door zeer fijne
instrumenteering uitmuntende opus zijn
een aantal voornamelijk in Westfalen alge
meen bekende kinderliedjes op bevallige en
smaakvolle wijze verwerkt. Het voorspel her
innert wel wat veel aan Wagner. Het succes
van Humperdinck's overige compositiés even
aarde dat van „Hansel en Gretel" niet.
„Der Bettelstudent" (Berlijn, Zondag) is
wel de meest bekende van de talrijke operet
tes van den Weenschen componist Karl Mil-
locker (184299). Het werk dateert van 1882.
Dat Millöcker ook meerdere jaren lang een
reeks maandelijks verschijnende klavierstuk
ken onder den titel „Musikalische Presse" uit
gaf, zullen ook vele pianospelenden niet gewe
ten hebben.
CINEMA PALACE.
Een Meinacht in Weenen, met Hans
Moser, Kiithe von Nagy en Victor de
Kowa.
OAGELIJKSCH WEERBERICHT
(Adv. Ingez. Med.)
Victor de Kowa en Kathe von Nagy in „Een
Meinacht in Weenen".
Ziehier een vroolijke en luchtige geschie
denis uit Weenen uit het eind van de 18de
eeuw, vlot geregisseerd met kundige hand,
licht gespeeld, zooals het amusante onder
werp vereischt, en dartel zonder de stroef
heid, die de meeste Duitsche costuumfilms
kenmerkt. Er ligt opgewektheid in, een
zweem van parodie wolkt er hier en daar
over, die den toeschouwer niet tot uitbundige
vroolijkheid brengt, doch die hem in een
voortdurend genoeglijke stemming houdt.
De geschiedenis, een intermezzo meer. ver
haalt van den jongen baron Neuhaus, die na
een bezoek aan een Weingarten in een zoelen
Meinacht door een venster, dat een kamer
meisje van keizerin Maria Theresia expres-
selijk heeft opengelaten, het paleis binnen
dringt om met dat meisje het onderhoud
binnenshuis voort te zetten. Er wordt echter
alarm geslagen en dank zij een list weet de
baron ongezien te ontsnappen. De keizerin
benoemt hem den volgenden dag tot voorzit
ter van de commissie, die dit schandaaltje
moet onderzoeken en de schuldigen straffen.
Een hofdame, gravin Chris tl Palm, heeft
liefde opgevat voor den baron (en omgekeerd)
en deze gemoedstoestand bij beiden veroor
zaakt eerst een traan (óók bij beiden), ver
volgens zekerheid, dat zij niet zonder elkan
der kunnen leven, met volkomen voorbijgaan
van de inbrekersneiglngen, door den baron
in den befaamden Meinacht gedemonstreerd,
en tenslotte vreugde, als de keizerin dit slip
pertje als een grapje opvat en de beide gelie
ven in eikaars armen voert.
Wat opvalt in deze film is, dat de situa
ties, waarin ieder op zijn beurt verzeild
raakt, zoo ongezocht komen en logisch volgen
uit wat voorafging. Zoo gaat de baron naai
de Weingarten in een jas, geleend van den
stoker der kachels, omdat hij zich in een der
gelijke gelegenheid niet kan vertoonen in zijn
fraaien rok. Bij zijn vlucht "verliest hij die
jas en het gevolg is, dat de stoker voor den
insluiper gehouden wordt, en derhalve voor
een ouden snoeper. Jammer echter is o.i., dat I
die stoker de stiefvader van het genoemde
kamermeisje is. Het zou minder grof geweest
zijn, als hij een volkomen vreemde van het
meisje geweest zou zijn. De truc van den ba
ron in het begin van de film, om de aandacht
van de keizerin te trekken door een voorge
wenden groote vroomh$i4. die uit weenend bid
den moet blijken, had dunkt ons, eveneens
anders moeten zijn. Tenslotte doet de ont
knooping wat operetteachtig aan en komt wat
onbevredigend. Het peil, waarop de film tot
daartoe stond, zakt dan, en doet de figuur
van de keizerin wat onwezenlijk schijnen.
Maar deze vlekjes zullen den indruk van het
geheel niet kunnen schaden, omdat het een
film betreft die slechts de pretentie heeft de
toeschouwers een genoeglijken avond te be
zorgen en -dat doet ze zeker.
Daar heeft Plans Moser als de stoker, als
de Opperhofstoker tenslotte, een groot aan
deel in. We kennen hem o.a. als de barbier
uit de Voorjaarsparade, als de tuinman uit
Maskerade, als de impressario van Hermann
Thimig in Carnaval en Liefde, als de pand
huishouder in Leise flehen meine Lieder. Hij
is prachtig in deze filmals hij niet char
geert. Zooals hij aan de cafétafel het verhaal
doet van zijn werk onder den ouden keizer,
die hem eens gadesloeg en: „Bi'avoi" zei, is
subliem. Maar hij maakt het vlak daarop wel
weer wat al te bont, en daar heeft regisseur
Gustav Ucicky hem niet genoeg geremd. Vic
tor de Kowa als de baron speelt zijn ondeu
gende rol kostelijk en Kathe von Nagy (als
Christl Palm) staat hem daarin keurig ter
zijde.
Susie Klein, de Blonde Greet uit de Jantjes,
zingt op het tooneel met schwung haar liedjes
en weet die op aardige wijze te brengen. Haar
liedje over de verschillende danspartners had
terecht veel succes.
Wat het voorprogramma op het doek be
treft noemen we de gebimikelijke journaals,
waarvan Profilti zich beziggehouden heeft
met de mariniers, die deel uitmaken van de
internationale militaire macht voor politie
doeleinden in het Saargebied. Eerst ziet men
den uittocht uit Rotterdam, daarna wordt
het verblijf in Saarbrücken getoond. Een
grappig teekenfilmpje, een merry melody van
Leon Schlesinger, dient met waardeering ge
noemd.
LUXOR THEATER.
Spion nummer 13.
De titel van de hoofdfilm uit het vacantie-
program van het Luxor Theater wekt al da
delijk de gedachte, dat men met een oorlogs
film krijgt te doen. En dit vermoeden wordt
inderdaad bevestigd. Hier geldt het echter
geen episode uit den reeds uit den treure ver
filmden wereldoorlog van 1914'18. maar een
geschiedenis uit den tijd, toen het krijgsbedrijf
bij al zijn afschuwelijkheid toch nog de beko
ring bezat van de romantiek.
Het is de Amerikaansche burgeroorlog van
1861'65, die Boleslavsky, de man van Storm
bij het ochtendkrieken, Vluchtelingen, Ras-
poetin en de Keizerin en Mannen in het Wit
hier tot onderwerp heeft genomen. Ook in dit
werk toont hij zich weer een kunstvaardig en
kunstzinnig regisseur.
Tijdens een van de schitterendste taferee-
len drong zich een vergelijking aan ons op.
waarvan wij het onrechtvaardige onmiddelijk
beseffen, maar die toch een allerduidelijkst
antwoord geeft op de vraag, waarom men de
Hollandsche film met meer welwillendheid
dan geestdrift behandelt. Men herinnert zich,
hoe in de Willem van Oranjefilm het overste
ken van een rivier door optrekkende troepen
wordt weergegeven, In dit werk van Boleslavski
komt een bijna volkomen parallel tafereel
voor. Maar welk een verschil! Hier
bemerkt men pa-s wat film is! Met een duize
lend hoofd en van spanning bevende handen
volgt men den doodenrit van deze hun paar
den voortzweepende ruiters. Welk een meester
lijk schilderij, dat in zijn woeste beweeglijk
heid, begeleid door een volkomen daarmee
samenstemmend symfonie van klanken en
kreten, een beeld oproept, waarin werkelijk
heid en fantasie tot een eenheid schijnen te
zijn samengesmolten.
Wanneer men weer eens zulk een indruk
wekkend voorbeeld heeft genoten van hetgeen
de nieuwe techniek, door den geest van den
kunstenaar bezield en beheerscht. aan schep
pingen kan voortbrengen, acht men de stun
telige navolging van zulke titanische kunst
niet langer verontschuldigd. Men voelt zich
ontstemd, als wanneer men een huisschilder
...adeslaat, die een Rembrandt copieert. Een
huisschilder kan een beste man zijn, maar laat
hij huisschilder blijven.
Het woord „titanisch" is bij deze krijgsta-
fereelen niet overdreven. In de weelderigheid
van het materiaal herkent men hier toch tel
kens weer den schepper van Mannen in het
wit, die met sobere en zorgvuldig gekozen mid
delen werkt en alle onverantwoorde pompeus
heid vermijdt.
Prachtig is de samenstemming van het na
tuurbeeld met de handelingen der dramati
sche personen. Geen menschen ditmaal uit
sluitend, want ook aan het dier als medespe
ler in de daemonische tragedie, die oorlog-
heet, heeft Boleslavsky alle aandacht besteed.
Welk een profijt heeft hij getrokken van de
schoonheid en de gevoeligheid van het paard!
Ook als geluidsfactor is het paardengehinnik
voortreffelijk te pas gebracht.
In hat algemeen is het geluid in deze film
een voorbeeld van zorgvuldigheid en vernuft.
Het is zuiver en op alle t-onen beproefd. De
muzikale illustratie blijft op den achtergrond;
de eigenlijke thema's worden op natuurlijke
wijze aan de gebeurtenissen ontleend. Marsch,
muziek, signalen, weemoedig neuriën van de
in hun tenten en kazematten uitrustende sol
daten en dan dat meesterstukje van muzikale
regie: de vier negers, die als personeel op den
reiswagen van den wonderdokter hun „songs"
ten beste geven. Deze vocale intermezzo's ma
ken door den uitstekenden inlasch heelemaal
niet den indruk van de vaak het filmdrama
zoo hinderlijk onderbrekende „Schlagers".
Uit den toon valt alleen het optreden van
Marion Davies als cabaret-zangeres. Men zou
kunnen zeggen, dat deze vertolkster van de
hoofdrol voortdurend uit den toon valt. Zij
past in de sfeer, noch in het kader van deze
film. Telkens denkt men: wat jammer, dat
men in haar plaats niet een gelijkwaardige
actrice heeft gekozen naast Katharine Alexan-
Gary Cooper, die een
hoofdrol speelt in de film
„Spion nummer 13",
waarin de 4 Mills Bros
eveneens lauweren
oogsten.
(Adv. Ingez. Med.)
De Kerstsymphonie van Haydn, die Zondag
door het Vara-orkest gespeeld wordt behoort
niet tot de vaak uitgevoerde werken van den
meester. Het nummer ervan (26) wijst op een
ontstaan in een tamelijk vx'oege periode van
Haydn's werkzaamheid als componist: onge
veer dezelfde periode, waarin hij zijn onlangs
weer tot leven gewekte symphonie „met het
hoornsignaal" schreef. De kleine-tei'tstoon-
soort der Kerstsymphonie zal menigeen be
vreemden, die aan de in hoofdzaak juichende
stemming van Bach's Weihnachts-oratoriuin
denkt; zij wordt door Kretschmar verklaard
■uit de ernstige en sombere kerkelijke opvat
ting, van den tijd van den Advent. Het is een
reden te meer om naar deze symphonie met
belangstelling te luisteren en dit kunnen we
zeker ook doen naar Franck's ,.Le Chasseur
maudit", dat hier te lande ook niet zoo vaak
uitgevoerd wordt en dat Zaterdag door Hil
versum uitgezonden zal worden.
Maurice Baring: The lonely Lady
of Duhvich. William Heinemann
Ltd., London.
Maurice Baring is een schrijver, die in
Engeland de reputatie geniet eexr veelschrijver
en een schrijver van zoogenaamde „best sel
ler's" te zijn. Een gevaarlijke reputatie - vooral
de eerste, want het staat als een paal boven
water, dat ook in de letterkunde te groote
quantiteit meestal dé kwaliteit schaadt. Van
de theorie, dat een „best seller" zelden een
boek van werkelijke waarde is, is men tegen
woordig gelukkig steeds meer terug gekomen;
dat een boek door de groote massa en niet
alleen door een bepaalde groep van lezers ge
apprecieerd wordt, pleit ontegenzeggelijk in
vele opzichten voor zijn kwaliteiten. En men
heeft juist kunnen lezen, dat het de grootste
wensch van een schrijver als Haxxs Fallada
is, dat hij nog eens een boek zal schrijven, dat
tot alle menschen zal spreken, en door alle
lagen van de bevolking begrepen zal kunnen
worden het beste indirecte pleidooi voor
den „best seller", dat men zich kan indexrken,
al zullen niet al Fallada's collega's zijn stre
ven deelen, of het er zelfs mee eens zijn.
Ook Maurice Baring's „The lonely Lady of
Dulwich", dat van den zomer verscheen en
sindsdien al twee herdrukken beleefde, is
zoo'n „best seller" geworden; het hoort op
het oogenblik tot de meest gelezen boekexx in
Exigeiand en het merkwaardige van het
geval is, dat men zich, zelfs niet na het twee,
drie keer overgelezen te hebben, met geen mo
gelijkheid kan indenken, waax-aan dit boek
zijn succes bij het groote publiek te danken
heeft. Een buitengewoon boek is het ongetwij
feld, ook een uiterst gevoelig en tegelijkertijd
eexi uiterst simpel boek; maar het zijn een
gevoeligheid en een simpelheid, die allesbehal
ve aaxi de oppervlakte liggen en die integeix-
deel verborgen zijn onder een volkomen onbe
wogen, zakelijk en bijna kil uiterlijk. Slechts
van den intelligenten en geroutineerden lezer
zou men verwachten, dat hij in staat is om
door dat koele en oogenschijnlijk harde uiter
lijk heen te zien en de bewogenheid te ont
dekken, die er achter ligt en die verwach-
Lixxg ging daxx ook merkwaardigerwijze op
voor een aantal Hollandsche lezers, wier oor
deel ik over het boek vroeg, en die het zon
der uitzondering „vervelend" vonden, zelfs
zoo vervelend, dat een paar ervan er xiiet in
geslaagd waven het tot het einde toe uit te
lezen. Een merkwaardig verschil in smaak;
wordt het veroorzaakt door het feit, dat de
opleving van de behoefte aan romantiek, die
in Holland zoowel de schrijvers als het publiek
in de richting van een bepaald boek drijft, in
Engeland niet bestaat, zoodat men daar de
waarde van een in den besten zin des woords
ingetogen boek beter kan apprecieeren dan
hier?
Hoe het zij Maurice Barixxg heeft zich al
meer eerx veelschrijver betoond, bij wien de
kwaliteit geenszins te lijden heeft onder de
quantiteit, en die integendeel de Engelsche
literatuur al meer dan één roman vair groote
waarde geschonken heeft. Zijn laatste werk,
„The lonely Lady of Dulwich" vermeerdert
dat aantal weer met een; en het bewijst bo
vendien voor de zooveelste maal, dat een
groot schrijver van elk onderwerp, van elk
gegeven een kunstwerk kan maken hoe ge
woon. hoe onbelangrijk het ieder ander ook
toeschijnt.
Want hoewel er in den tijd, enkele tien
tallen jaren geleden, waarin het boek speelt,
waarschijnlijk vele vrouwenlevens op die wijze
verloopen zullen zijn, kan de lezer van tegen-
rvoordig zich nog slechts met moeite een zoo
kleurloos, zoo eentonig vrouwenleven voor
stellen als dat vair de hoofdpersoon uit Mau
rice Baring's boek, Mrs. Zita Harmer, echt-
gexroote vair een goed gesitueerd zakennraxr,
Robert Harmer, veel ouder daxr zij eir boven
dien volkomen van haar verschillend in
smaak en karakter: een Engelschmarr uit het
Noorden, eexr px-actisch zakenman, en een
liefhebber vair de jacht en het buitenleven.
Terwijl Zita de jongste van de drie dochters
van een Ierschen vader met wat Fransch
bloed in de aderen, exr van een Zuid-Ameri-
kaansche moeder is: een mooie vrouw, droo-
merig, met een curieus gebrek aaxr menschen-
kennis, eir volkomen temperamentloos wat
de Fi'anschen noemen „un glaeon".
Het levensverhaal van deze Zita Harmer vult
het gansche boek; het wordt, zooals gezegd,
zoo onbeAvogen, zoo zakelijk, op zoo vlakken,
deelnaamloozen toon verteld, dat het inder
daad sommigen, die niet onder het oppervlak
weten te zien en daar de deernis van den
schrijver met een dergelijk vrouwenleven te
ontdekken, maar zeer matig moet kunnen
boeien. Vrijwel zonder eënige belangrijke ge
beurlijkheden A'erloopen de eerste veertig ja
ren van Zita Harmer's bestaan: ze trouwt
en het raakt haar niet, haar eerste en eenig
kind wordt dood geboren, en het maakt zoo
goed als geen indruk op haar: zij en haar
man Avonen achtereenvolgens in een buiten
huis vlak bij Londen, in Buenos Aires en in
Parijs, en het gaat allemaal aan haar voor
bij. Ze leeft in al die drie landen practisch
hetzelfde leven, dat gekenmerkt wordt door
een buitengewone willoosheid en daadloosheid
van haar kant: zij ziet geen andere menschen
dan de zakenvrienden van haar man, de
leegheid vaxi haar leven bevredigt haar niet
geheel, maar haar gevoel van onbeA'rediging is
niet zoo sterk, dat het er haar toe brengt, haar
passiviteit te overwinnen. Pas als ook een
nicht van Robert Hax-mer zich in Parijs komt
vestigen, komt er een periode van bloei, bijna
van levensvreugde voor haar in Zita's
kleurloos bestaan: een bekend schilder schil
dert een portret van haar, dat succes heeft,
en iets van dat succes straalt op Zita af; ze
ziet wat meer menschen, haar uiterlijk wordt
bewonderd en een jong dichter wordt verliefd
op haar. Veel meer dan sti'eelen doet haar
dat niet, hoewel ze zich een oogenblik door
hem laat ovei'halen haar man te verlaten
maar even makkelijk als Jean de Bosis haar
heeft weten over te halen tot de vlucht, kan
Robert Harmer haar er weer met een paar
vluchtige woorden, die even goed geen diepere
beteekenis kunnen hebben als wel, er haar
van terug houden; en zonder eenige ontroe
ring. en heelemaal zonder dat ze beseft, dat
zij schuldig is aan het geestelijk derailleer en
van een mensch, veiTiuist ze weer met haar
man naar Engeland en zet daar het oude,
eentonige leven voort. Jean de Bosis ziet zij in
jaren niet meer: ze interesseert zich niet voor
Avat er van hem geworden is en heeft zelfs
geen belangstelling voor de boeken, die hij
schrijft, en waarmee hij de halve wereld in
opschudding bi'engt; en als ze hem eindelijk
na jaren weerziet, ontroert ook het weerzien
met den man, die om hax'entwil nameloos ge
leden moet hebben en haar nooit heeft kun
nen vergeten, haar niet. Te meer niet, omdat
ze voor het eerst van haar leven zelf werke
lijk is gaan liefhebben: een Amerikaansch
journalist, Walter Price, een in alle opzichten
middelmatig mensch, die niet meer doet dan
de veel oudere vrouw bewonderen. Die liefde,
hoe bloedeloos, hoe passieloos ook, brengt
haar voor het eerst van haar leven tot een
werkelijke, zelfstandige daad: als de journa
list bij den dood van Jean de Bosis zijn repu
tatie eens en vooi'al zou kunnen maken, als
hij de Amerikaansche kranten een pakkende
reportage, bij voorkeur over het particuliere
leven van den grooten schrijver, zou weten te
verschaffen, vertelt Zita hem de geschiedenis
van de Bosis' liefde voor haar. Hij maakt zon
der eenige égards van haar vei'haal gebruik,
doet geen pogingen om haar identiteit te ver
bergen. verovert zich met zijn artikel een uit
stekende vaste betrekking in Amerika, trouwt
met het meisje, waarmee hij al twee jaar in
stilte verloofd was, en verdwijnt zonder verde
ren omslag. De publicatie van het verhaal van
Jean de Bosis' liefde voor Zita, en het ter
elfder ux-e voorkomen ontvluchtingsplan
maakt een einde aan Zita's huwelijk; zij ves
tigt zich in het dorpje Dulwich, Avaar ze haar
verdere leven zoo eenzaam slijt, dat ze er den
naam van „The lonely Lady of Dulwich"
krijgt.»Niemand ziet haar en zij ziet niemand;
ze Avijdt zich slechts aan haar tuin en aan de
verzorging van haar bloemen even passie
ve, even Avillooze, even teedere en even hul-
pelooze wezens als zij.
Verteld in een gereserveerden stijl, ontdaan
van alle uiterlijke gevoeligheden, krijgt dit
verhaal van een vrouwenleven ongeveer een
halve eeuw geleden zoo iets navrants en zoo
iets aangrijpends, dat het den lezer bijna
pijnlijk aandoet. Een leven van volkomen pas
siviteit en uiterste resignatie, men vergelijkt
het onwillekeurig met het bestaan en de mo
gelijkheden van de tegenwoordige vrouwen.
En dan huivert men van de leegheid, de doel
loosheid en de weei'loosheid, die het deel wa
ren van een Zita Harmer, en prijst de Avereld
gelukkig, dat dergelijke vi'OUAvenlevens meer
en meer tot het verleden gaan behooren. 1
WILLY VAN DER TAK
dei", de tweede hoofdx-ol. Bij het bezielde ge
laat van deze ook mooie vrouw, maar van
Avelk een geheel andersoortige schoonheid!
valt het onbenullige masker van de mooie
Marion weg. Neen. dit verdienstelijke soubret-
tetje is niet opgeAvassen tegen de waarlijk tra
gische situaties. Avelke zij in samenspel met
Gary Cooper heeft te spelen. En het- is. of deze
prachtige en mensohelijke acteur den Aveerslag
ondervindt van haar onvermogen. De scènes
tusschen den mannelijken en de vrouwelijke
spion, die als elkanders tegenstanders liefde
voor elkaar opvatten, leveren waarlijk stof ge
noeg A'oor ontroering, maar door het volmaakt
leege spel van Marion onltroeren zij niet.
Het bijpx-ogramma bevat een goed gefoto-
grafeerde reproductie van een reis door IJs
land. een \rermakelijke proeve van het avon
tuurlijk bestaan van Flip de Kikvorsch, een
Amerikaansche film-comedie, waarixi hevig
met water gespoten wordt tot hilariteit van
de hoog en droog zittende toeschouwers en
een reeks Amerikaansche actualiteiten.
H. G. CANNEGIETER.
REMBRAXDT-THEATER.
„Op Hoop van Zegen".
Cissy van Bennekom, die in „Op Hoop van
Zegen" een onti'oerende vertolking geeft van
de rol van Marietje.
Als Kniertje met haar pannetje, in haar
\rer.starde verdriet het kantoor van reeder
Bos is afgewankeid, is het goed, dat het nog
even duurt, voor de lichten Aveer aangaan, oxn
elegenheid te geven stiekum, in liet donker,
nog gauw even de tranen weg te vegen, die, te
oordeelen naar het veelvuldig zakdoekge-
bruik, rijkelijk gevloeid moeten hebben. Wat
biijkt het toch steeds Aveer. wat een reus
II e ij e r m a n s geweest is en wat een vondst
Esther de Boer van Rijk als Kniertje is. Is er
één actrice, die Kniertje zóó zou kunnen spe
len? Het aangrijpende spel van de zee „Op
Hoop van Zegen" heeft eerst als tooneelsluk
en nu als film een onvergetelijken indruk op
ieder, die het gezien heeft, gemaakt, Het Is de
vorige week al uitvoerig op de meest waar-
deerende wijze in H. D. besproken. Niemand
verzuime deze film te gaan zien! Het is echt
Hollandsche kunst van de beste soort, Het
aantrekkelijke van dit Nederlandsche product
is, dat wij ons zoo nauw verwant aan de
spelers, de omgeving en de omstandigheden
voelen We kénnen de menschen, Ave zien ze
als het ware dagelijks oxn ons heen, terwijl
ae buitenlandsche films voor ons zoo heel
dikwijls menschen en toestanden geven. Avaar-
naar wij respectie\relijk heel graag kijken en
waar we ons wel trachten in te leven, maar
het blijft toch veelal zoo vér van ons
De journaals geven o.a het vertrek en de
aankomst van de Engelsche en Nederlandsche
soldaten naar het Saargebied,
De zes Readyngs toonen een ongelooflijke za
delvastheid op hun twee- en eenwielers, op
't tooneel, waarvoor ze een vei'diend hartelijk
applauskregen.
HET SPORTFONDSENBAD.
Met man en macht wordt gewerkt aan de
A-oltooiing van het Sportfondsenbad, dat, naar
verwacht althans gehoopt wordt. 12 Januari
zal kunnen worden opengesteld voor het pu
bliek. Lx elk geval zal voor de opening een
Zaterdagavond worden uitgekozen
Men is thans bezig aan het afwerken. De
hoofdzaken zijn al in orde, zooals de machi
nekamer, waarin al gestookt is, de groote
schuiframen, enz. Maar de laatste hand moet
nog gelegd worden aan het schilderwerk, aan
het sanitair, de waschtafels, de cabines, dou
ches, de betegeling. Dat er flink aandacht
besteed wordt aan dat laatste zal duidelijk
zijn, als we zeggen, dat het bassin niet minder
dan 40.000 tegels bergt!
INGEZONDEN
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
Nieuwjaarswenschen aan de
bemanning van de K XVIII.
Er bestaat gelegenheid om voor de opva
renden van de Hr. Ms. Onderzeeboot K 18,
welke momenteel in dienst van de Avetenschap
ergens op of onder den Atlantischen Oceaan
zweeft, nieuwjaarsgroeten, kaartjes, brieven
of telegrammen met de beste wenschen voor
1935 té zenden.
Men behoeft daarvoor niets anders te doen
dan kaartjes brieven of telegrammen te zen
den aan K XVIII Postbus 6 Den Helder.
Het comité zal dan zorgen dat al deze heil-
wenschen persoonlijk in het bezit komen van
den Commandant van Hr. Ms. K. XVIII en
verdere opvarenden.
Mogen duizenden ixx den lande van deze ge
legenheid gebruik maken om bij de jaarwis
seling ook te denken aan de bemanning vaxi
deze Nederlandsche Onderzeeboot.
Men adresseere vóór 31 December naar:
K. XVIII Postbus 6 Den Helder.
Het comité Nationale Oproep voor de
bemanning van Hr. Ms. K 18.