Radiomnziek der week BIOSCOOP. HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent - voor Ragout Het buitenlandsche boek van deze maand. ZATERDAG 29 DECEMBER 1934 HAARL'EM'S D A G B L' A D 9 EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONC Op het Zondagprogramma van Keulen (Langenberg) staat een zangspel van E. T. A. Hoffmann. Nagenoeg ieder muziekliefhebber kent dezen naam'uit de Offenbach's opera, „Hoffmann's Erzahlungen' of Contes d' Hoff mann" genaamd. Niet zoo algemeen bekend is, dat deze Hoffmann zelf ook componist was. Ernst Theodor Amadeus, (eigenlijk E. Th. Wilhelm H.; hij noemde zich Amadeus als hulde aan Mozart), geb. in 1776 te Königs- berg, gest. 1822 te Berlijn, was een van die veelzijdig begaafde personen, wier namen men af en toe in de geschiedenis van weten schap en kunst aantreft. Het meest schitte rende voorbeeld van onzen tijd levert wel Al- bert Schweitzer, doctor in de godgeleerdheid, de wijsbegeerte en de geneeskunde, schrijver van een standaardwerk over J. S. Bach, en van werken op het gebied der wijsbegeerte, orgelvirtuoos, vroeger professor aan de uni versiteit te Straatsburg, later stichter en di recteur van een ziekenhuis in tropisch West- Airika. Meerdere, zij het ook minder éclatan te voorbeelden biedt de geschiedenis der Rus sische muziek. Rimsky-Korsakow was ma rine-officier en daarna professor in de com positie en instrumentatie aan het Petersburg- sche conservatorium; Borodin studeerde voor officier van gezondheid aan de medisc'n- chirurgische academie te Petersburg, werd later professor aan dat instituut en heeft als componist van de opera „Prins Igor" van symphonieën en kamermuziekwerken naam gemaakt; de componist César Cui was profes sor in de vestingbouwkunde aan de Peters- burgsche hoogeschool voor ingenieurs. In al deze gevallen kan men niet van dilettantische beoefening van wetenschap of kunst spreken. Zoo was 't ook met Hoffmann gesteld; men vermeldt van hem, dat hij een bekwaam ju rist, een vaardig teekenaar, een geniaal dich ter en een aan fantasie rijk componist was. Oorspronkelijk had hij rechten gestudeerd en hij kreeg dan ook in 1800 een betrekking aan een rechtbank, maar werd wegens het pu- bliceeren van opzienbarende karikaturen spoedig overgeplaatst. In 1806 moest hij door het geven van muzieklessen in zijn onderhoud voorzien; twee jaar later werd hij dirigent aan het theater te Bamberg maar na de sluiting daarvan gaf hij weer les en schreef onder den schuilnaam „Kapelmeister Johan nes Kreisler" fantastische artikelen in de Allgemeine Musikalische Zeitung. In 1813 was hij orkestdirigent te Leipzig, doch slechts voor korten duur; drie jaar later kreeg hij weer een aanstelling bij een rechtbank, en wel te Berlijn. Van zijn geschriften is „Kater IMurr", waarin hij zelf als ..Kapelmeester Kreisler" de hoofdfiguur is. het meest bekend. Aan deze figuur hebben Schumann's „Kreisleriana' betitelde pianostukken op. 16, hun ontstaan te danken. Zijn zangspel „Lus tige Musikanten" schreef hij in 1805, toen hij een ambt bij het gerecht te Warschau be kleedde. Nog tal van opera's schreef hij; daar— van werd de romantische opera „Undine", in' 1816 ontstaan, het meest geroemd. Een Mis, een Miserére, orkest-, zang-, klavier- en kamermuziekwerken, behooren ook nog tot het oeuvre van dezen zonderlingen, maa*- zeldzaam-veelzijdig begaafden man. Wellicht zal het over hem meegedeelde hen. die zijn „Kater Murr" gelezen hebben of de opera „Contes d'Hoffmann" bewonderen, aansporen om ook den componist Hoffmann te leeren kennen. De naam van Offenbach is ook verbonden met de levensgeschiedenis van Alexander 1857 met de compositie van een ,.Le docteur Charles Lecocq, die op 25-jarlgen leeftijd in Miracle" geheeten operette tezamen met Bi- zet den eersten prijs verwierf in een door Of fenbach uitgeschreven prijsvraag. Maar, zoo als 't meer gaat: het bekroonde werk had slechts weinig succes Ook zijn elf jaar later geschreven éenacter „L'amour et son car- cuois", die Donderdag door Straatsburg uit gezonden wordt, vond niet veel bijval; zeer bekend daarentegen zijn van hem geworden „La fille de Madame Angot" en „Giroflé-Gi- rofla". In dezelfde Straatsburgsche uitzen ding vinden we een eenacter van Robert Plan- quette (18481903")die evenals Lecocq leer ling van het Parijsche conservatorium was en. van wiens 16 operettes „Les cloches de Cor- neville" nog vaak uitgevoerd wordt. Ver boven de gewone operette staat Hum- perdinck's „Hansel und Gretel", sprookjesspel in drie bedrijven, dat vóór enkele dagen door een der Duitsche zenders uitgezonden werd j en Zondag op het programma van Droitwich (Daventry) voorkomt. Li dit door zeer fijne instrumenteering uitmuntende opus zijn een aantal voornamelijk in Westfalen alge meen bekende kinderliedjes op bevallige en smaakvolle wijze verwerkt. Het voorspel her innert wel wat veel aan Wagner. Het succes van Humperdinck's overige compositiés even aarde dat van „Hansel en Gretel" niet. „Der Bettelstudent" (Berlijn, Zondag) is wel de meest bekende van de talrijke operet tes van den Weenschen componist Karl Mil- locker (184299). Het werk dateert van 1882. Dat Millöcker ook meerdere jaren lang een reeks maandelijks verschijnende klavierstuk ken onder den titel „Musikalische Presse" uit gaf, zullen ook vele pianospelenden niet gewe ten hebben. CINEMA PALACE. Een Meinacht in Weenen, met Hans Moser, Kiithe von Nagy en Victor de Kowa. OAGELIJKSCH WEERBERICHT (Adv. Ingez. Med.) Victor de Kowa en Kathe von Nagy in „Een Meinacht in Weenen". Ziehier een vroolijke en luchtige geschie denis uit Weenen uit het eind van de 18de eeuw, vlot geregisseerd met kundige hand, licht gespeeld, zooals het amusante onder werp vereischt, en dartel zonder de stroef heid, die de meeste Duitsche costuumfilms kenmerkt. Er ligt opgewektheid in, een zweem van parodie wolkt er hier en daar over, die den toeschouwer niet tot uitbundige vroolijkheid brengt, doch die hem in een voortdurend genoeglijke stemming houdt. De geschiedenis, een intermezzo meer. ver haalt van den jongen baron Neuhaus, die na een bezoek aan een Weingarten in een zoelen Meinacht door een venster, dat een kamer meisje van keizerin Maria Theresia expres- selijk heeft opengelaten, het paleis binnen dringt om met dat meisje het onderhoud binnenshuis voort te zetten. Er wordt echter alarm geslagen en dank zij een list weet de baron ongezien te ontsnappen. De keizerin benoemt hem den volgenden dag tot voorzit ter van de commissie, die dit schandaaltje moet onderzoeken en de schuldigen straffen. Een hofdame, gravin Chris tl Palm, heeft liefde opgevat voor den baron (en omgekeerd) en deze gemoedstoestand bij beiden veroor zaakt eerst een traan (óók bij beiden), ver volgens zekerheid, dat zij niet zonder elkan der kunnen leven, met volkomen voorbijgaan van de inbrekersneiglngen, door den baron in den befaamden Meinacht gedemonstreerd, en tenslotte vreugde, als de keizerin dit slip pertje als een grapje opvat en de beide gelie ven in eikaars armen voert. Wat opvalt in deze film is, dat de situa ties, waarin ieder op zijn beurt verzeild raakt, zoo ongezocht komen en logisch volgen uit wat voorafging. Zoo gaat de baron naai de Weingarten in een jas, geleend van den stoker der kachels, omdat hij zich in een der gelijke gelegenheid niet kan vertoonen in zijn fraaien rok. Bij zijn vlucht "verliest hij die jas en het gevolg is, dat de stoker voor den insluiper gehouden wordt, en derhalve voor een ouden snoeper. Jammer echter is o.i., dat I die stoker de stiefvader van het genoemde kamermeisje is. Het zou minder grof geweest zijn, als hij een volkomen vreemde van het meisje geweest zou zijn. De truc van den ba ron in het begin van de film, om de aandacht van de keizerin te trekken door een voorge wenden groote vroomh$i4. die uit weenend bid den moet blijken, had dunkt ons, eveneens anders moeten zijn. Tenslotte doet de ont knooping wat operetteachtig aan en komt wat onbevredigend. Het peil, waarop de film tot daartoe stond, zakt dan, en doet de figuur van de keizerin wat onwezenlijk schijnen. Maar deze vlekjes zullen den indruk van het geheel niet kunnen schaden, omdat het een film betreft die slechts de pretentie heeft de toeschouwers een genoeglijken avond te be zorgen en -dat doet ze zeker. Daar heeft Plans Moser als de stoker, als de Opperhofstoker tenslotte, een groot aan deel in. We kennen hem o.a. als de barbier uit de Voorjaarsparade, als de tuinman uit Maskerade, als de impressario van Hermann Thimig in Carnaval en Liefde, als de pand huishouder in Leise flehen meine Lieder. Hij is prachtig in deze filmals hij niet char geert. Zooals hij aan de cafétafel het verhaal doet van zijn werk onder den ouden keizer, die hem eens gadesloeg en: „Bi'avoi" zei, is subliem. Maar hij maakt het vlak daarop wel weer wat al te bont, en daar heeft regisseur Gustav Ucicky hem niet genoeg geremd. Vic tor de Kowa als de baron speelt zijn ondeu gende rol kostelijk en Kathe von Nagy (als Christl Palm) staat hem daarin keurig ter zijde. Susie Klein, de Blonde Greet uit de Jantjes, zingt op het tooneel met schwung haar liedjes en weet die op aardige wijze te brengen. Haar liedje over de verschillende danspartners had terecht veel succes. Wat het voorprogramma op het doek be treft noemen we de gebimikelijke journaals, waarvan Profilti zich beziggehouden heeft met de mariniers, die deel uitmaken van de internationale militaire macht voor politie doeleinden in het Saargebied. Eerst ziet men den uittocht uit Rotterdam, daarna wordt het verblijf in Saarbrücken getoond. Een grappig teekenfilmpje, een merry melody van Leon Schlesinger, dient met waardeering ge noemd. LUXOR THEATER. Spion nummer 13. De titel van de hoofdfilm uit het vacantie- program van het Luxor Theater wekt al da delijk de gedachte, dat men met een oorlogs film krijgt te doen. En dit vermoeden wordt inderdaad bevestigd. Hier geldt het echter geen episode uit den reeds uit den treure ver filmden wereldoorlog van 1914'18. maar een geschiedenis uit den tijd, toen het krijgsbedrijf bij al zijn afschuwelijkheid toch nog de beko ring bezat van de romantiek. Het is de Amerikaansche burgeroorlog van 1861'65, die Boleslavsky, de man van Storm bij het ochtendkrieken, Vluchtelingen, Ras- poetin en de Keizerin en Mannen in het Wit hier tot onderwerp heeft genomen. Ook in dit werk toont hij zich weer een kunstvaardig en kunstzinnig regisseur. Tijdens een van de schitterendste taferee- len drong zich een vergelijking aan ons op. waarvan wij het onrechtvaardige onmiddelijk beseffen, maar die toch een allerduidelijkst antwoord geeft op de vraag, waarom men de Hollandsche film met meer welwillendheid dan geestdrift behandelt. Men herinnert zich, hoe in de Willem van Oranjefilm het overste ken van een rivier door optrekkende troepen wordt weergegeven, In dit werk van Boleslavski komt een bijna volkomen parallel tafereel voor. Maar welk een verschil! Hier bemerkt men pa-s wat film is! Met een duize lend hoofd en van spanning bevende handen volgt men den doodenrit van deze hun paar den voortzweepende ruiters. Welk een meester lijk schilderij, dat in zijn woeste beweeglijk heid, begeleid door een volkomen daarmee samenstemmend symfonie van klanken en kreten, een beeld oproept, waarin werkelijk heid en fantasie tot een eenheid schijnen te zijn samengesmolten. Wanneer men weer eens zulk een indruk wekkend voorbeeld heeft genoten van hetgeen de nieuwe techniek, door den geest van den kunstenaar bezield en beheerscht. aan schep pingen kan voortbrengen, acht men de stun telige navolging van zulke titanische kunst niet langer verontschuldigd. Men voelt zich ontstemd, als wanneer men een huisschilder ...adeslaat, die een Rembrandt copieert. Een huisschilder kan een beste man zijn, maar laat hij huisschilder blijven. Het woord „titanisch" is bij deze krijgsta- fereelen niet overdreven. In de weelderigheid van het materiaal herkent men hier toch tel kens weer den schepper van Mannen in het wit, die met sobere en zorgvuldig gekozen mid delen werkt en alle onverantwoorde pompeus heid vermijdt. Prachtig is de samenstemming van het na tuurbeeld met de handelingen der dramati sche personen. Geen menschen ditmaal uit sluitend, want ook aan het dier als medespe ler in de daemonische tragedie, die oorlog- heet, heeft Boleslavsky alle aandacht besteed. Welk een profijt heeft hij getrokken van de schoonheid en de gevoeligheid van het paard! Ook als geluidsfactor is het paardengehinnik voortreffelijk te pas gebracht. In hat algemeen is het geluid in deze film een voorbeeld van zorgvuldigheid en vernuft. Het is zuiver en op alle t-onen beproefd. De muzikale illustratie blijft op den achtergrond; de eigenlijke thema's worden op natuurlijke wijze aan de gebeurtenissen ontleend. Marsch, muziek, signalen, weemoedig neuriën van de in hun tenten en kazematten uitrustende sol daten en dan dat meesterstukje van muzikale regie: de vier negers, die als personeel op den reiswagen van den wonderdokter hun „songs" ten beste geven. Deze vocale intermezzo's ma ken door den uitstekenden inlasch heelemaal niet den indruk van de vaak het filmdrama zoo hinderlijk onderbrekende „Schlagers". Uit den toon valt alleen het optreden van Marion Davies als cabaret-zangeres. Men zou kunnen zeggen, dat deze vertolkster van de hoofdrol voortdurend uit den toon valt. Zij past in de sfeer, noch in het kader van deze film. Telkens denkt men: wat jammer, dat men in haar plaats niet een gelijkwaardige actrice heeft gekozen naast Katharine Alexan- Gary Cooper, die een hoofdrol speelt in de film „Spion nummer 13", waarin de 4 Mills Bros eveneens lauweren oogsten. (Adv. Ingez. Med.) De Kerstsymphonie van Haydn, die Zondag door het Vara-orkest gespeeld wordt behoort niet tot de vaak uitgevoerde werken van den meester. Het nummer ervan (26) wijst op een ontstaan in een tamelijk vx'oege periode van Haydn's werkzaamheid als componist: onge veer dezelfde periode, waarin hij zijn onlangs weer tot leven gewekte symphonie „met het hoornsignaal" schreef. De kleine-tei'tstoon- soort der Kerstsymphonie zal menigeen be vreemden, die aan de in hoofdzaak juichende stemming van Bach's Weihnachts-oratoriuin denkt; zij wordt door Kretschmar verklaard ■uit de ernstige en sombere kerkelijke opvat ting, van den tijd van den Advent. Het is een reden te meer om naar deze symphonie met belangstelling te luisteren en dit kunnen we zeker ook doen naar Franck's ,.Le Chasseur maudit", dat hier te lande ook niet zoo vaak uitgevoerd wordt en dat Zaterdag door Hil versum uitgezonden zal worden. Maurice Baring: The lonely Lady of Duhvich. William Heinemann Ltd., London. Maurice Baring is een schrijver, die in Engeland de reputatie geniet eexr veelschrijver en een schrijver van zoogenaamde „best sel ler's" te zijn. Een gevaarlijke reputatie - vooral de eerste, want het staat als een paal boven water, dat ook in de letterkunde te groote quantiteit meestal dé kwaliteit schaadt. Van de theorie, dat een „best seller" zelden een boek van werkelijke waarde is, is men tegen woordig gelukkig steeds meer terug gekomen; dat een boek door de groote massa en niet alleen door een bepaalde groep van lezers ge apprecieerd wordt, pleit ontegenzeggelijk in vele opzichten voor zijn kwaliteiten. En men heeft juist kunnen lezen, dat het de grootste wensch van een schrijver als Haxxs Fallada is, dat hij nog eens een boek zal schrijven, dat tot alle menschen zal spreken, en door alle lagen van de bevolking begrepen zal kunnen worden het beste indirecte pleidooi voor den „best seller", dat men zich kan indexrken, al zullen niet al Fallada's collega's zijn stre ven deelen, of het er zelfs mee eens zijn. Ook Maurice Baring's „The lonely Lady of Dulwich", dat van den zomer verscheen en sindsdien al twee herdrukken beleefde, is zoo'n „best seller" geworden; het hoort op het oogenblik tot de meest gelezen boekexx in Exigeiand en het merkwaardige van het geval is, dat men zich, zelfs niet na het twee, drie keer overgelezen te hebben, met geen mo gelijkheid kan indenken, waax-aan dit boek zijn succes bij het groote publiek te danken heeft. Een buitengewoon boek is het ongetwij feld, ook een uiterst gevoelig en tegelijkertijd eexi uiterst simpel boek; maar het zijn een gevoeligheid en een simpelheid, die allesbehal ve aaxi de oppervlakte liggen en die integeix- deel verborgen zijn onder een volkomen onbe wogen, zakelijk en bijna kil uiterlijk. Slechts van den intelligenten en geroutineerden lezer zou men verwachten, dat hij in staat is om door dat koele en oogenschijnlijk harde uiter lijk heen te zien en de bewogenheid te ont dekken, die er achter ligt en die verwach- Lixxg ging daxx ook merkwaardigerwijze op voor een aantal Hollandsche lezers, wier oor deel ik over het boek vroeg, en die het zon der uitzondering „vervelend" vonden, zelfs zoo vervelend, dat een paar ervan er xiiet in geslaagd waven het tot het einde toe uit te lezen. Een merkwaardig verschil in smaak; wordt het veroorzaakt door het feit, dat de opleving van de behoefte aan romantiek, die in Holland zoowel de schrijvers als het publiek in de richting van een bepaald boek drijft, in Engeland niet bestaat, zoodat men daar de waarde van een in den besten zin des woords ingetogen boek beter kan apprecieeren dan hier? Hoe het zij Maurice Barixxg heeft zich al meer eerx veelschrijver betoond, bij wien de kwaliteit geenszins te lijden heeft onder de quantiteit, en die integendeel de Engelsche literatuur al meer dan één roman vair groote waarde geschonken heeft. Zijn laatste werk, „The lonely Lady of Dulwich" vermeerdert dat aantal weer met een; en het bewijst bo vendien voor de zooveelste maal, dat een groot schrijver van elk onderwerp, van elk gegeven een kunstwerk kan maken hoe ge woon. hoe onbelangrijk het ieder ander ook toeschijnt. Want hoewel er in den tijd, enkele tien tallen jaren geleden, waarin het boek speelt, waarschijnlijk vele vrouwenlevens op die wijze verloopen zullen zijn, kan de lezer van tegen- rvoordig zich nog slechts met moeite een zoo kleurloos, zoo eentonig vrouwenleven voor stellen als dat vair de hoofdpersoon uit Mau rice Baring's boek, Mrs. Zita Harmer, echt- gexroote vair een goed gesitueerd zakennraxr, Robert Harmer, veel ouder daxr zij eir boven dien volkomen van haar verschillend in smaak en karakter: een Engelschmarr uit het Noorden, eexr px-actisch zakenman, en een liefhebber vair de jacht en het buitenleven. Terwijl Zita de jongste van de drie dochters van een Ierschen vader met wat Fransch bloed in de aderen, exr van een Zuid-Ameri- kaansche moeder is: een mooie vrouw, droo- merig, met een curieus gebrek aaxr menschen- kennis, eir volkomen temperamentloos wat de Fi'anschen noemen „un glaeon". Het levensverhaal van deze Zita Harmer vult het gansche boek; het wordt, zooals gezegd, zoo onbeAvogen, zoo zakelijk, op zoo vlakken, deelnaamloozen toon verteld, dat het inder daad sommigen, die niet onder het oppervlak weten te zien en daar de deernis van den schrijver met een dergelijk vrouwenleven te ontdekken, maar zeer matig moet kunnen boeien. Vrijwel zonder eënige belangrijke ge beurlijkheden A'erloopen de eerste veertig ja ren van Zita Harmer's bestaan: ze trouwt en het raakt haar niet, haar eerste en eenig kind wordt dood geboren, en het maakt zoo goed als geen indruk op haar: zij en haar man Avonen achtereenvolgens in een buiten huis vlak bij Londen, in Buenos Aires en in Parijs, en het gaat allemaal aan haar voor bij. Ze leeft in al die drie landen practisch hetzelfde leven, dat gekenmerkt wordt door een buitengewone willoosheid en daadloosheid van haar kant: zij ziet geen andere menschen dan de zakenvrienden van haar man, de leegheid vaxi haar leven bevredigt haar niet geheel, maar haar gevoel van onbeA'rediging is niet zoo sterk, dat het er haar toe brengt, haar passiviteit te overwinnen. Pas als ook een nicht van Robert Hax-mer zich in Parijs komt vestigen, komt er een periode van bloei, bijna van levensvreugde voor haar in Zita's kleurloos bestaan: een bekend schilder schil dert een portret van haar, dat succes heeft, en iets van dat succes straalt op Zita af; ze ziet wat meer menschen, haar uiterlijk wordt bewonderd en een jong dichter wordt verliefd op haar. Veel meer dan sti'eelen doet haar dat niet, hoewel ze zich een oogenblik door hem laat ovei'halen haar man te verlaten maar even makkelijk als Jean de Bosis haar heeft weten over te halen tot de vlucht, kan Robert Harmer haar er weer met een paar vluchtige woorden, die even goed geen diepere beteekenis kunnen hebben als wel, er haar van terug houden; en zonder eenige ontroe ring. en heelemaal zonder dat ze beseft, dat zij schuldig is aan het geestelijk derailleer en van een mensch, veiTiuist ze weer met haar man naar Engeland en zet daar het oude, eentonige leven voort. Jean de Bosis ziet zij in jaren niet meer: ze interesseert zich niet voor Avat er van hem geworden is en heeft zelfs geen belangstelling voor de boeken, die hij schrijft, en waarmee hij de halve wereld in opschudding bi'engt; en als ze hem eindelijk na jaren weerziet, ontroert ook het weerzien met den man, die om hax'entwil nameloos ge leden moet hebben en haar nooit heeft kun nen vergeten, haar niet. Te meer niet, omdat ze voor het eerst van haar leven zelf werke lijk is gaan liefhebben: een Amerikaansch journalist, Walter Price, een in alle opzichten middelmatig mensch, die niet meer doet dan de veel oudere vrouw bewonderen. Die liefde, hoe bloedeloos, hoe passieloos ook, brengt haar voor het eerst van haar leven tot een werkelijke, zelfstandige daad: als de journa list bij den dood van Jean de Bosis zijn repu tatie eens en vooi'al zou kunnen maken, als hij de Amerikaansche kranten een pakkende reportage, bij voorkeur over het particuliere leven van den grooten schrijver, zou weten te verschaffen, vertelt Zita hem de geschiedenis van de Bosis' liefde voor haar. Hij maakt zon der eenige égards van haar vei'haal gebruik, doet geen pogingen om haar identiteit te ver bergen. verovert zich met zijn artikel een uit stekende vaste betrekking in Amerika, trouwt met het meisje, waarmee hij al twee jaar in stilte verloofd was, en verdwijnt zonder verde ren omslag. De publicatie van het verhaal van Jean de Bosis' liefde voor Zita, en het ter elfder ux-e voorkomen ontvluchtingsplan maakt een einde aan Zita's huwelijk; zij ves tigt zich in het dorpje Dulwich, Avaar ze haar verdere leven zoo eenzaam slijt, dat ze er den naam van „The lonely Lady of Dulwich" krijgt.»Niemand ziet haar en zij ziet niemand; ze Avijdt zich slechts aan haar tuin en aan de verzorging van haar bloemen even passie ve, even Avillooze, even teedere en even hul- pelooze wezens als zij. Verteld in een gereserveerden stijl, ontdaan van alle uiterlijke gevoeligheden, krijgt dit verhaal van een vrouwenleven ongeveer een halve eeuw geleden zoo iets navrants en zoo iets aangrijpends, dat het den lezer bijna pijnlijk aandoet. Een leven van volkomen pas siviteit en uiterste resignatie, men vergelijkt het onwillekeurig met het bestaan en de mo gelijkheden van de tegenwoordige vrouwen. En dan huivert men van de leegheid, de doel loosheid en de weei'loosheid, die het deel wa ren van een Zita Harmer, en prijst de Avereld gelukkig, dat dergelijke vi'OUAvenlevens meer en meer tot het verleden gaan behooren. 1 WILLY VAN DER TAK dei", de tweede hoofdx-ol. Bij het bezielde ge laat van deze ook mooie vrouw, maar van Avelk een geheel andersoortige schoonheid! valt het onbenullige masker van de mooie Marion weg. Neen. dit verdienstelijke soubret- tetje is niet opgeAvassen tegen de waarlijk tra gische situaties. Avelke zij in samenspel met Gary Cooper heeft te spelen. En het- is. of deze prachtige en mensohelijke acteur den Aveerslag ondervindt van haar onvermogen. De scènes tusschen den mannelijken en de vrouwelijke spion, die als elkanders tegenstanders liefde voor elkaar opvatten, leveren waarlijk stof ge noeg A'oor ontroering, maar door het volmaakt leege spel van Marion onltroeren zij niet. Het bijpx-ogramma bevat een goed gefoto- grafeerde reproductie van een reis door IJs land. een \rermakelijke proeve van het avon tuurlijk bestaan van Flip de Kikvorsch, een Amerikaansche film-comedie, waarixi hevig met water gespoten wordt tot hilariteit van de hoog en droog zittende toeschouwers en een reeks Amerikaansche actualiteiten. H. G. CANNEGIETER. REMBRAXDT-THEATER. „Op Hoop van Zegen". Cissy van Bennekom, die in „Op Hoop van Zegen" een onti'oerende vertolking geeft van de rol van Marietje. Als Kniertje met haar pannetje, in haar \rer.starde verdriet het kantoor van reeder Bos is afgewankeid, is het goed, dat het nog even duurt, voor de lichten Aveer aangaan, oxn elegenheid te geven stiekum, in liet donker, nog gauw even de tranen weg te vegen, die, te oordeelen naar het veelvuldig zakdoekge- bruik, rijkelijk gevloeid moeten hebben. Wat biijkt het toch steeds Aveer. wat een reus II e ij e r m a n s geweest is en wat een vondst Esther de Boer van Rijk als Kniertje is. Is er één actrice, die Kniertje zóó zou kunnen spe len? Het aangrijpende spel van de zee „Op Hoop van Zegen" heeft eerst als tooneelsluk en nu als film een onvergetelijken indruk op ieder, die het gezien heeft, gemaakt, Het Is de vorige week al uitvoerig op de meest waar- deerende wijze in H. D. besproken. Niemand verzuime deze film te gaan zien! Het is echt Hollandsche kunst van de beste soort, Het aantrekkelijke van dit Nederlandsche product is, dat wij ons zoo nauw verwant aan de spelers, de omgeving en de omstandigheden voelen We kénnen de menschen, Ave zien ze als het ware dagelijks oxn ons heen, terwijl ae buitenlandsche films voor ons zoo heel dikwijls menschen en toestanden geven. Avaar- naar wij respectie\relijk heel graag kijken en waar we ons wel trachten in te leven, maar het blijft toch veelal zoo vér van ons De journaals geven o.a het vertrek en de aankomst van de Engelsche en Nederlandsche soldaten naar het Saargebied, De zes Readyngs toonen een ongelooflijke za delvastheid op hun twee- en eenwielers, op 't tooneel, waarvoor ze een vei'diend hartelijk applauskregen. HET SPORTFONDSENBAD. Met man en macht wordt gewerkt aan de A-oltooiing van het Sportfondsenbad, dat, naar verwacht althans gehoopt wordt. 12 Januari zal kunnen worden opengesteld voor het pu bliek. Lx elk geval zal voor de opening een Zaterdagavond worden uitgekozen Men is thans bezig aan het afwerken. De hoofdzaken zijn al in orde, zooals de machi nekamer, waarin al gestookt is, de groote schuiframen, enz. Maar de laatste hand moet nog gelegd worden aan het schilderwerk, aan het sanitair, de waschtafels, de cabines, dou ches, de betegeling. Dat er flink aandacht besteed wordt aan dat laatste zal duidelijk zijn, als we zeggen, dat het bassin niet minder dan 40.000 tegels bergt! INGEZONDEN Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet teruggegeven. Nieuwjaarswenschen aan de bemanning van de K XVIII. Er bestaat gelegenheid om voor de opva renden van de Hr. Ms. Onderzeeboot K 18, welke momenteel in dienst van de Avetenschap ergens op of onder den Atlantischen Oceaan zweeft, nieuwjaarsgroeten, kaartjes, brieven of telegrammen met de beste wenschen voor 1935 té zenden. Men behoeft daarvoor niets anders te doen dan kaartjes brieven of telegrammen te zen den aan K XVIII Postbus 6 Den Helder. Het comité zal dan zorgen dat al deze heil- wenschen persoonlijk in het bezit komen van den Commandant van Hr. Ms. K. XVIII en verdere opvarenden. Mogen duizenden ixx den lande van deze ge legenheid gebruik maken om bij de jaarwis seling ook te denken aan de bemanning vaxi deze Nederlandsche Onderzeeboot. Men adresseere vóór 31 December naar: K. XVIII Postbus 6 Den Helder. Het comité Nationale Oproep voor de bemanning van Hr. Ms. K 18.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15