De ondergang van de Uiverin de Syrische woestijn. HIJ OF ZIJ? D« droeve plechtigheid De begrafenis der zeven slachtoffers van de .Uiver'-ramp. Engelsche soldaten waren bij de teraarde bestelling op het kerkhof te Bagdad behulp zaam. De lijkkisten worden in de groeve neergelaten Baron Adatcl, oud-voorzitter van het Per manent Hof van Internationale Justitie, is Vrijdag te Amsterdam op 65-jarigen leef- ^Het lokaal tijd overleden in van Harens schoenfabrieken te Waalwijk waar Vrijdag bij een ontploffing zeven personen gewond werden In het A M.V.J.-gebouw aan het Leidscheboschje te Amsterdam heeft Vrijdag weer het traditioneele kerstdiner voor de kinderen der Vereeniging Hulp voor Onbehuisden plaats gehad. Een, die het zich best smaken liet Saarbrücken, zooals hel thans des avonds (eeslelijk geïllumineerd is in afwachting van De ondergang van de .Uiver". - Het wrak der prachtige machine op de plaats des onheils het Saarplebisciet. Een overzicht van de Bahnhoffstrasse Syrische woestijn, waar zeven personen den dood vonden FEUILLETON door BERTA RÜCK. 38) Op den middag, dat zijn moeder waterlelies was gaan plukken met Smith, had Hal vrij gehad ter eere van een van de oudere jon gens, die door een toelatingsexamen voor een of ander college was gekomen. Omdat zijn broertie Hereward op de ziekenzaal was we gens loet wegnemen van zijn adenoïden, was Hal mee uitgenomen door de moeder van een van zijn vriendjes, die haar eigen jongens was komen halen, om in een van de eenvoudige hotels van het plaatsje met haar thee te gaan drinken. Op den terugweg vroeg Hal telkens, als hij langs een winkeltje kwam, waar suikergoed verkocht werd: „Hè, mag ik hier even wat koopen?" „Maar jongen, je mag immers geen lekkers voor je zelf koopen," herinnerde mevrouw Her- I riott hem. „Je moet het direct aan het Hoofd van de school geven, om onder al de jongens i te verdeelen." „O, maar niet als het voor een zieke is. Mijn broertje is immers ziek. Vanmiddag nemen ze zijn amandelen weg, dat weet u, en nu wou ik een zakje peardrups voor hem koopen ik heb het geld er voor." „O, en zou u mij niet even wat geld kunnen leenen, totdat we op school zijn? Meteen stopte mevrouw Herriott hem een zilverstuk in de hand. Zij was doodop van een heelen middag in de brandende zon rondwan delen met eer. troepje kinderen onder de tien jaar; en snakte er naar, dat hij op zou hou den, met nog langer te zeuren bij eiken win kel, dien ze langs kwamen. Daarenboven kon niemand ooit dien stoutsten jongen van de heele school iets weigeren, en mevrouw Her riott was ook al weer onder zijn betoovering geraakt. Hoe die jongste zoon van Laetitia Day zoo iedereen wist in te pakken was velen een raad sel; want hij was niet alleen ontzettend stout, maar hij bezat daarenboven ook niet het min ste uiterlijk schoon. Van vroeg tot laat haalde hij kattenkwaad uit. Zijn gezicht, zijn handen, zijn knieën waren eigenlijk geen minuut schoon. Hij zat steeds vol krabben en bulten en blauwe plek ken. Laetitia, die zoo van in de puntjes hield, had hem nog nooit, zelfs niet op Zondag, vijf minuten net en schoon gezien. En toch, waar Henry Jasper Day zich ver toonde, daar won hij meteen ieders toege negenheid. Daarom had Ralph Wellalone, die zelf in zijn hart ook een heel teer plekje had voor zijn stouten neef, er ook op gestaan, dat beide jongens zoo vroeg mogelijk naar kostschool zouden gaan, om niet langer door iedereen bedorven te kunnen worden. „Je moet met hem weten om te gaan," zei de vrouw van het Hoofd van de School, „hij is als een engel, als ik hem alleen heb." „We zullen voorioopig heel wat met hem te stellen hebben, was de meening van haar man, toen Sir Ralph bij hem informeerde naar Hal. Iedere man maakt in zijn leven een moei lijken tijd door. Als die moeilijke tijd komt, als hij zes is, dan is dat echter gemakkelijker dan wanneer die komt, als hij twintig is." Het was nog niet laat, toen mevrouw Her riott al op den terugweg was met haar onrus tige troepje, want zij moest dien avond nog naar Londen terug. Op datzelfde oogenblik was Laetitia Day bezig van japon te verwisselen en zei bij zich zelf: „Ik ben benieuwd, hoe hij (Smith) haar mij zal vinden staan." Als een slak kroop Hal langs den weg en bleef voor iederen winkel staan. Het maakte mevrouw Herriott bijna wanhopend. ..Kom. Hal, loop wat vlugger." Met het geld nog st««ds in zyn warme hand geklemd, hield het kind nu bij het kleine postkantoor stil. „Toe, Hal, stap wat aan." „Och, mag ik niet even een telegram stu ren?" „Een telegram? We zijn al zoo laat. Aan wie moet je dat sturen?" vroeg mevrouw Herriott. „Aan moeder!" De engelachtige glimlach, die die woorden vergezelde, sprak rechtstreeks (zooals de bedoeling was) tot het hart van die andere moeder. „Mag ik het zelf wegsturen? Ik wou er een geheimpje in vertellen." „Nu, doe het dan maar," zei mevrouw Her- riot bepaald aangedaan. Zij wachtte geduldig in den brandenden zonneschijn met één oog op het onrustige troepje op het trottoir en het andere op den kleinen Hal, die, naar den blik te oordeelen, die het meisje aan het loket op hem gevestigd hield, terwijl hij zijn telegram schreef, al weer een hart te meer veroverd had. Eindelijk was hij er mee klaar. „Wat staat hier?" vroeg ze. „H E „O, daar staat Hereward. Dat is mijn broer." Drie keer liet hij zijn geld op den grond vallen, eer hij eindelijk klaar was, om mee te gaan. Het telegram, dat hij verzonden had, luidde: Lady Day Dower House. Wellalone. Surrey. Hereward verlangt zoo naar moeder. Day. Chalkcliffe. Sussex. „Wat schrijft hij netjes, die kleine schat," zei het meisje aan het loket. HOOFSTUK XXI. Nocturne. Die kleine ondeugende Hal Day bracht door zijn telegram veranderingen te weeg, waar Smith, de chauffeur*, niets van hoorde. Bij het avondeten in de hall van de bedien den ging liet gesprek oy.er hegl andere öingeri. Van het begin tot het eind hadden ze het daar over harddraverijen en weddenschappen. Zoodra was de maaltijd niet afgeloopen, of Smith, de chauffeur, ontsnapte naar zijn kamer boven de garage en legde Smith en den chauffeur terzijde, zooals hij het nog niet ge daan had sedert dien eersten avond, nu bijna veertien dagen geleden, toen hij zijn gordijnen zoo dicht over elkaar had getrokken, alsof de bepalingen uit den tijd van de luchtaanvallen in den oorlog nog van kracht waren, en er geen enkel lichtschijnsel naar buiten mocht doordringen. Daarop draaide hij het slot van zijn kamerdeur om en schoof er ten overvloede, nog de knip op. Het leek eer, alsof hij zich in een wijk van Londen bevond, waar het wemel de van inbrekers, in plaats van op een kasteel in Surrey, te midden van een uitgestrekt park. Nadat ze die voorzorgen genomen had, keek Guelda Rhos op haar armband-horloge. Zij had nog een uur, voor zij op de plaats met Lady Day afgesproken, aanwezig moest zijn en het plan ten uitvoer zou brengen, dat zij zich voorgenomen had. Zij knielde bij de onderste lade van de com mode neer en stak den sleutel, dien ze steeds zorgvuldig bij zich droeg, voorzichtig in het slot. Die lade bevatte alles, wat zij in haar tweeden handkoffer had meegebracht; en was zij wat voorzichtiger geweest, dan zou ze dien nooit meegenomen, maar rustig in Lon den bij Patsy of Gould, hebben achtergelaten. Ze zou dien dan stellig niet meegenomen heb ben. Ze had alle reden gehad, om hem niet bij zich te hebben, en geen enkele reden, waarom zij hem niet zou achtergelaten heb ben. Neen, geen enkele reden. Het was haar in stinct geweest, dat haar een compleet stel dameskleeren had doen meenemen. Dit was het, wat ze zoo zorgvuldig altijd had weggesloten gehouden in die lade. Zij haalde haar japon te voorschijn en schudde die voorzichtig uit de plooien. Het was in die zacht-grijze wandeljapon, met dien mooien hoed met sluier op, dat ze de vorige maand naar Londen was gereisd en in dat zelfde tenue wilde zij nu haar opwach ting maken bij die arme misleide Lady Day in het Kleine Huis. Dat zou het beste zijn. Het was ook het eenige wat haar te doen stond. Vlug begon zij zich van haar uniform t« ontdoen en zich wat op te frisschen. Daarop begon zij zich te kleeden. Wat was ze blij, dat ze alles bij zich had, wat ze noodig had; ook ondergoed, kousen en schoenen. Het zou het haar zooveel gemakke lijker maken, om te zeggen, wat zij te zeggen had, bij het moeilijke onderhoud, dat haar wachtte. Odeur, dat was het eenige, dat zij niet mee genomen had, maar die gebruikte ze ook zelden. Ze vond, dat die niet bij haar type paste. Hier, waar ze als chauffeur gefungeerd had, was zelfs geen sprake geweest van lavendel water of eau de Cologne, twee artikelen, die anders veel door een man gebruikt worden. Poeder, die had ze. Ze haalde uit het lederen étui, haar door Lady Day 'dien middag opge drongen. den poederkwast te voorschijn. Eindelijk kon ze haar neus nu weer eens rustig poederen. Ziezoo, nu haar hoed opgezet. De sluier be dekte het feit, dat haar haar veel te kort was in haar hals. Toen zij eindelijk een blik wierp in den scheerspiegel van Reggie, die al die dagen zoo vroolijk het beeld weerkaatst had van Jim Smith, den chauffeur, ontmoette haar het lachende beeld van Guelda Rhos in wandel tenue. „Dat gaat beter!" riep zij luide uit. „Ik ben knapper, dan ik dacht. Wat ben ik blij, dat ik ook weer eens afloopende schouders heb en niet die akelige vierkante; maar het is jam mer," voegde zij er onwillekeurig aan toe, dat er nu niemand is, om mij zoo te zien. Ik denk, dat hij mij wel knap zou vinden." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 16