DE ZATERDAGAVOND
Lourens Coster en Frans Hals
stapten van hun voetstuk.
In den „tuin van Picpus".
HAARLEM'S DAGBLAD
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Voor een eigenaardige ver
gadering in de Pandpoort.
ZATERDAG 19 JANUARI 1935
7
Ook Kenau en anderen beraadslaagden over den toestand in 1935.
Frans Hals en Lieven de Key, die elkander
juist ontmoetten, werden door Hildebrand
ingehaald.
Er hing een niet te definieeren avond
stemming over de stad!
De lichtende wijzers van den grooten to
ren vertelden den eenzamen voorbijganger,
dat het kwart voor elf was.
Maar was het verbeelding of werklijkheid?
Leek het nu zoo. dat de gang der wijzers tra
ger was dan anders? Kropen zij inderdaad
langzamer voort, alsof zij huiverig waren?
't Viel moeilijk te constateeren en overigens,
weinigen bekommerden zich er. om. want het
was slechts een enkeling, die zich op dit uur
nog op straat vertoonde. De lichtstrepen, die
van alle huizen door de gordijnen naar bui
ten vielen, vertelden van huiselijke gezellig
heid. En wie zou dit willen missen?
Maar terwijl practisch een ieder binnens
huis was, gebeurde er iets in onze oude stad.
waarvan de kronieken nog melding zullen
maken.
Wantbijna was deze nacht een histo
rische geworden!
Toen de groote wijzer van de 15de naar de
14e minuut voor elf versprong en weer een
brokje van ons aller leven met zich nam. was
het. dat er een geheimzinnige waas neer
daalde over onze stad. En zooals de zon in
het voorjaar de ingedommelde natuur wak
ker schudt, zoo werd in deze plechtige ston
de oud-Haarlem, het Haarlem der Historie
als door een tooverstaf uit zijn eeuwenlange
slaap gewekt!
Eerst bemerkte 't de agent, die surveillee-
rend op het Sant (dat in onze moderne stra
tenboekjes als .Groote Markt" staat aange
geven) iets verdachts meende te bespeuren.
Wat was dat, daar midden op het Sant?
Op de plaats, waar sedert jaar en dag een
der beroemdste inwoners van Haarlem van
zijn hoog voetstuk aan allen, die het zien
wilden, getoond had, welke de eerste letter
van het alphabet was, waar de wereldbe
roemde Janszoon Lourens Coster (door zijn
vrienden Loutje genoemd!) als een ware
schutspatroon over Haarlem had gewaakt,
daar was een leegte gekomen!
Het voetstuk was er weliswaar nog.
Juist toen hij aanstalten maakte den
dienstdoenden inspecteur in de Smedestraat
van het verlies op de hoogte te stellen, hoor
de hij stappen achter zich en omdraaiend
keek hij in het verweerde gelaat van den
vermiste!
Met den vinger op de mond beduidde deze
den agent die van schrik reeds naar zijn po-
litiefluit greep, geen ruchtbaarheid aan deze
ongewone verschijning te geven en vertelde
hem daarna, strikt vertrouwelijk, de reden
van zijn wandeling.
Er was nl. den vorigen nacht een oproep
gedaan tot hen, die in lang vervlogen tijden
op de een of andere wijze zich een bijzonder
goed klinkenden naam in Haarlem hadden
verworven, in dit plechtig uur in de oude
Pandpoort te zamen te komen. De circulaire
was onderteekend door een commissie, waar
van Frans Hals voorzitter, en Kenau Simon
Hasselaer secretaresse was. en waarin als
eenig punt der agenda vermeld stond:
„Gedachtenwisseling over de wijze, waar
op wij, die in gouden tijden het voorrecht ge
noten binnen Haarlems wallen te mogen
wonen, thans onze nakomelingen behulp
zaam kunnen zijn in 1935 uit de benarde
tijdsomstandigheden te geraken". Behalve
eenige schreeuwende opschriften als: Ieders
opkomst dringend gewenscht" en „Entrée
vrij", was dit het eenige, dat in den oproep
stond vermeld!
En na den agent nog even er op gewezen
te hebben, dat de vergadering prompt om
12 uur zou eindigen. (Immers, geesten ver
dwijnen steeds op het middernachtelijk uur»
en hij dus zoodoende geen controle hoefde
uit te oefenen op eventueele nachtpermissie,
verdween de groote typograaf in de donkere
Pandpoort!
Terzelfder tijd dat deze ontmoeting plaats
vond, trokken ook van andere zijden deel
nemers aan de vergadering naar het Sant!
De zwierige Frans Hals. die sinds jaren in
gezelschap van eenige Muzen zijn tenten
had opgeslagen in het Florapark en zoodoen
de zooveel mogelijk een oogje in het zeil
hield op alles, wat uit Zuidelijke richting zijn
geliefd Haarlem binnenkwam, had zijn ge
zelschapjoffers voor eenige uren alleen gela
ten en trok langs den ouden Koekamp stad
waarts.
Op de plaats, waar bij zijn weten eens de
Houtpoort moest hebben gestaan en waar
thans een breede brug toegang tot de stad
verleende, trof hij, op de leuning zittend.
Lieven de Key en samen trokken zij, onder
wijl jeugdherinneringen aan elkaar vertel
lend. naar de plaats van samenkomst.
Juist voor het Proveniershuis werden zij
ingehaald door een ouden bekende, den goe
den Hildebrand, die, tijdelijk te Amsterdam
vertoevend in het atelier van een prof, nog
juist kans had gezien de tram te nemen en
zoodoende nog op tijd aanwezig kon zijn.
Ook uit andere windstreken trokken be
roemdheden naar de vergaderplaats op!
Langs de vroegere Zijlpoort trok een heel
gezelschap w.o. Pieter Kies en de beroemde
Kenau, die elkaar nog uit oorlogstijden ken
den, Coornhert en Jan van Galen, terwijl de
twee „dijken" t.w. Bilderdijk en Langen dijk
afzonderlijk liepen en schijnbaar een lite-
Frans Hals presideert de rumoerige vergadering.
Lourens Coster bezweert den agent niets van
zijn vlucht van het voetstuk te vertellen.
rair debat met elkaar voerden over het al
dan niet wenschelijke van dé spelling-Mar-
chant!
Uit het Noorden verschenen Paul van
Ostade, Jan Steen en Wouwerman, allen ge
wapend met hun onaf scheidenlij ke palet en
penseel, Maerten van Heemskerk, de rinke
lende sabel op zij, terwijl uit Oostelijke rich
ting o.a. Jan de Lapper, die het eens van ge
woon matroos tot admiraal had gebracht,
naar het Sant optrok! En de een na den an
der passeerde den onthutsten agent, die stom
van verbazing over een zoo groot aantal hoo-
ge persoonlijkheden zelfs voor Kenau Hasse
laer vergat te salueeren!
Ondertusschen hadden de wijzers op den
toren der oude St. Baaf niet stilgestaan en elf
dreunende slagen kondigden aan, dat reeds
een kwartier verstreken was en de vergade
ring een aanvang kon nemen.
Temidden van het geroezemoes van stem
men (want men zag natuurlijk allemaal oude
bekenden en vragen als „He, hoe maak jij
het?" en „Thuis alles goed?" klonken door
een) rinkelde het belletje van Frans Hals en
als voorzitter opende hij de vergadering als
volgt:
„Mejuffrouw. Mijne Heeren!
Als voorzitter is het mij een genoegen u
allen op dit grootsch oogenblik een hartelijk
woord van welkom te mogen toeroepen en
spreek ik mijn vreugde over uwe groote op
komst uit. Het doel van onze bijeenkomst be
hoef ik u niet nader uiteen te zetten! De
nood der tijden, waarin de Haarlemsche bur
gerij verkeert, zal ik u niet in woorden schil
deren, (dat is practisch ondoenlijk),, temeer,
waar het mij beter afgaat dit met het pen
seel te doen! 'k Zou willen voorstellen onmid
dellijk tot opening der discussies over te gaan
doch dring er bij u allen op aan kort van stof
te zijn en, indien eenigszins mogelijk, zag ik
gaarne, dat van iedere bedrijfstak slechts een
afgevaardigde sprak!
Misschien wil mej. Hasselaer eerst even de
notulen der vorige vergadering voorlezen!"
Het kort, maar kernachtige speechje werd
met een krachtig applaus beantwoord, waarna
door de secretaresse verslag werd uitgebracht
over het gesprokene in de laatste vergadering!
Entoen kwam hetl
RUZIE
Als eerste stond de oude Bilderdijk op en
vroeg het woord voor een persoonlijk feit! De
voorzitter had in zijn openingsspeech gezegd,
dat het practisch ondoenlijk was de toestand
woorden te schilderen, maar hier
kwam hij als georganiseerd literator, tegen
op. Het „Schoenmaker blijf bij je leest" gold
volgens hem ook hier weer. want als erkend
terator zal het hem zeer goed zijn afgegaan!
Waarop de goed geluimde Hals onmiddellijk
zijn excuses aanbood, en waarmede dit
eerste incident als geëindigd kon worden be
schouwd!
De discussies over het eigenlijke onderwerp
namen nu een aanvang!
Op het spreekgestoelte verscheen Coster en
besprak eerst in groote lijnen den algemee-
nen toestand. In een uitvoerig betoog zette
hij uiteen, dat z.l. de_ slechte tijdsomstandig
heden aan diverse factoren waren te wijten
en dat diverse methodes moesten worden te
baat genomen om uit de impasse te geraken!
Als vertegenwoordiger der Boekdrukkers
wilde hij er echter wel op wijzen, dat h.i. het
Gilde der Schilders toch voor een gedeelte aan
de noodtoestand debet was. Hij motiveerde
dit door aan te toonen. dat velen, die vroeger
in dienst bij een patroon waren, thans voor
eigen rekening schildersbaasje werden en ja.
vele vai'kens maken nu eenmaal de spoeling
dun!
Overigens meende hij te moeten voorslaan,
dat de loonen en honoraria over de geheele
linie zouden worden verlaagd en wat de typo
grafen betrof kon hij reeds de .toezegging
doen, dat, indien anderen hierin wilden voor
gaan. zij eventueel ook tot verlaging bereid
waren!
Deze redevoering welke "ca 20 minuten
duurde, werd herhaaldelijk door „foei" roe
pen en andere teekenen van afkeuring onder-
öroken en toen hij van de katheder naar zijn
olaats terugkeerde, was het slechts een en
keling wie met een „bravo" instemming met
het gesprokene getuigde!
Als volgende spreker werd Jan de gapper
aangekondigd!
Z.i. ,was de diepere oorzaak van den toe
stand geheel ergens anders te zoeken.
Indien de menschen eens tot een betere
bewapening der vloot zouden overgaan dan
eerst zou de algemeene toestand zich ver
beteren!
Immers, voor wie beteekende deze bewa
pening niet een broodwinning?
Ten eerste voor de scheepswerven aan de
boorden van het Spaame, die nieuwe oorlogs
schuiten op de helling konden zetten.
Ten tweede, wapenleveranciers waren er
mede gebaat, want oorlogsschepen, die niet
voldoende zijn uitgerust, staan gelijk met een
moderne automobiel zonder benzine; je voert
er niets mee uit!
Voorts kwam het ten goede aan onze Jantjes
Lourens Coster neemt zijn plaatsje weer in.
en hun gezinnen! En met hen scheen het toch
ook al bei-oer<i te gaan, want had hij onlangs
niet moeten constateeren, dat verschillende
van hen reeds uit bijverdienste voor de film
waren opgetreden?
In de vierde plaats was het een voordeeltje
voor de leveranciers van proviand en scheeps-
tuigage, terwijl hij als doorslaggevende factor
nog naar voren bracht, dat tegelijkertijd
Neerland's Oude Roem op zee weer zou stij
len en zoodoende ook de naam van Holland's
hoofdstad. Haarlem, nog een beteren klank
:ou krijgen!
Het betoog was spannend en zoo interes.
;ant. als men niet van dien eenvoudigen Jan
had verwacht. En de toehoorders waren er zoo
door geboeid geweest dat het hun niet eens
opviel toen reeds bij den aanvang van zijn
rede een zware slag over Haarlem dreunde:
half twaalf.
Maar toch, hoe aandachtig men ook ge
luisterd had. veel aanhang voor zijn stellingen
kon hij onder 't auditorium niet vinden, alleen
Maerten van Heemskerk en Mejuffrouw Has
selaer gingen grootendeels met hem mee, al
drongen deze er van hun kant op aan, de
bewapening te land toch vooral ook niet
te vergeten! Na deze betoogen was het woord
aan Hals zelf!
Met een sprankelende humor en, ondanks
het verwijt van den heer Bilderdijk. vlot van
stijl, weerlegde hij de feiten, die door Jans
zoon Lourens Coster zijn gilde ten laste waren
gelegd.
Waren er fouten gemaakt dor zijn volge
lingen, dan kon hij thans reeds uit hun
naam verklaren, dat zij bereid 'waren onder
zekere garanties, deze te herstellen. Maar,
dan moest de woordvoerder der typografen
beginnen met zijn excuses aan te bieden aan
de Ridders van het Palet, daar deze met
iemand, die dergelijke krasse en ongemotiveer
de beschuldigingen uitte, niet verder wensch-
ten te vergaderen! De toestand werd peni
bel!
De vergadering dreigde zich hoe langer hoe
meer in twee partijen te gaan verdeelen!
Pieter Langendijk trachtte ten leste nog be
middelend op te treden door aan te toonen,
dat de toestand „niet zóó, maar zó" moest
worden aangepakt en door zoowel de boek
drukkers als de schilders ieder een halve
pluim en een halve uitbrander te geven,
maar 't hielp niet meer, de tweespalt was er.
En toen kon Hals de vergadering niet meer
de baas blijven!
Zij, die zoo juist als eerzame en respec
tabele oud-burgers van onze stad met al de
plechtstatige zwier en deftigheid, hun per
soon eigen, ter vergadering waren gekomen,
waren thans getransformeerd in een hiid
debateerende en twistende menigte, die, nota
bene, nog vergat, dat de tijd maar zeer beperkt
was!
Genoeg zij te vermelden, dat midden onder
de discussies op de Pandpoort werd geklopt
en Chronos door 12 krachtige slagen beduidde,
dat het middernachtelijk uur was aangebro
ken en het vor hen die vergaderden tijd was
te eclïpseeren!
Toen de laatste der twaalf slagen wegstierf
wist eigenlijk niemand dat zoo midden onder
ons en zoo kort geleden een poging was ge.
eedaan den toestand te saneeren.
Maar de poging was mislukt I
De vele celebriteiten waren vergeten, dat
doortastend handelen gewoonlijk beter resul
taat afwerpt dan lang debatteeren,
en in hun ijver eikaars fouten aan te
wijzen en hun eigen vak naar voren
te schuiven hadden zij niet gelet op het snelle
voortschrijden der wijzers op den grooten
toren
Zooals zij gekomen waren, waren zij ver
dwenen om hun plaats in het oude stads
beeld weer in te nemen: alleen Hildebrand
moest nu loopend zijn kosthuis opzoeken, daar
de laatste tram reeds vertrokken was!
De agent, die bij zijn ronde weer op het
Sant kwam. zag nog net, hoe de groote Coster
op zijn voetstuk klauterde en in de juiste
houding, de hand vermanend omhoog, zijn
laatste worden sprak:
,,'t Was zoo goed bedoeld
Van L
Lugubere herinnering aan het schrikbewind.
(Van onzen Parijschen correspondent.)
Moe-dèrmoe-dèrd'r is iemand-
Het schrille stemmetje van het jochie weer
galmt tusschen de hooge met wingerd be
groeide muren van de binnenplaats. Zeurig
rinkelt het belletje na. En na enkele mi
nuten sloft uit de portierswoning een vrouw,
aie haastig een wollen bouffant om het hoofd
slaat. Dan. met iets van argwaan in haar
schorre stem:
C'est pourquoi?
Ik zou graag den tuin zien.
Dan iets vriendelijker: nou, u bent sedert
maanden de eersteik zal wel met u mee
gaanEn nadat ze uit een keukenlade een
bos sleutels heeft gehaald en het kind allerlei
wijze lessen heeft gegeven hoe te han
delen in eventueele gevallen, gaan we sa
men over de binnenplaats naar het. hooge
tuinhek dat den muur van een leelijk klein
kapelletje scheidt.
Men moet het adres kennen, 35 rue de
Picpus, een uithoek achter de Place de la
Nation. En dan nog zou men er langs loopen.
want het klooster ligt geheel ingesloten tus
schen enorme opslagplaatsen van hout, tus
schen huizenhooge stapels latten en binten en
stukken van palissades, naast bergplaatsen
voor steenkolen. Het is de afschuwelijke ver
waarloosde „zone", de wijk van erven en
ateliers, van vervallen en verwaarloosde ar
beiderskrotten, van groezelige herbergjes,
stinkende en walmende fabrieksschoorstee-
nen, waarin de eenige kleur is. de als een
vuile dweil uithangende vlag boven den in
gang van een politiepost. En de eenige gelui
den die men hoort zijn die van aanrollende
vrachtwagens, van schorschreeuwende sjou
wers en van het knarsen van een stoomzaag.
Een wijk van met dierlijke inspanning ver
worven armoe. Hier begrijpt men hoe ineens,
zonder afspraak een heel deel van de mensch-
heid in woesten opstand kan komen en tot ge
welddaden overgaan.
Als dan het tuinhek opengaat, staan we in
eens voor een enormen moestuin. Langs
keurig aangeharkte paden, tusschen rijen
vruchtboomen gaan we tot het einde waar een
heel smal deurtje toegang geeft tot een
tweede terrein. Het is alles tezamen zoo
uitgestrekt dat de hooge huurkazernes die
den achtergrond vormen op een geschilderd
tooneel decor lijken. Nauwelijks kan men zich
voorstellen dat men hier op slechts enkele
meters van den Place de la Nation is.
Het tweede terrein is een kleine begraaf
plaats. Maar zelfs hij, die in het minst niet
bevroedt wat de „tuin van Picpus" eigenlijk
is moet wel worden getroffen door de klin
kende namen die hij daar op de monumen
tale grafzerken leest. De Noailles. hertogen de
Levis Morepoix. een prinses de Salm, een Gri-
maldi. een hertog de Maillé, Montalembert,
Lafayette, prins de La Tréville, de Montmo
rency: het is alsof de hééle oude Fransche
adel hier op dit vergeten kerkhofje elkaar ren-
dez-vous heeft gegeven. „Voor de Kruistochten
zijn we niet geweken, dus wijken we ook niet
voor de volgelingen van een Voltaire" zoo staat
er gebeiteld in de steen waarop een schild
met apder-kruis de laatste rustplaats van
Montalembert verraadt.
Wordt er hier nog begraven? hebben we
aan onze geleidster gevraagd.
Jawel, maar heel zeldenSlechts ééns
in het jaar verzamelt zich hier de Amerikaan-
sche kolonie om bloemen te leggen op het
graf van Lafayette. Maar anders zien we in
maanden geen sterveling. Niemand kent den
„tuin van Picpus".
En waar is het afgesloten gedeelte?
Ze leidt ons naar den meest verwijderden
tuinmuur. Daar, geheel ingesloten, onder een
paar hooge cypressen is een klein grasveld.
Wat kiezelsteentjes vormen de omlijsting van
de plaats waar eens het verzamelgraf was.
Hoeveel indrukwekkender dan menig pom
peus monument is dat grasveldje. Want het
is hier. dat in alle stilte, in de grootste ge
heimzinnigheid één duizend drie honderd en
zes onschuldig ter dood veroordeelden in
een gezamenlijke kuil werden gesmeten, na
dat de beulen hun slachtoffers eerst hadden
beroofd van al hun kleedingstukken. In de
dagen van het Schrikbewind stond ook op de
Place de la Nation ci-devant Place du Trone)
een guillotine opgesteld. Fouquier—Tinville's
eenige zorg was dat de afschuwelijke machine
één oogenblik zou stilstaan, 's Nachts, met
het strengste verbod om te volgen, werden de
ter dood gebrachten in karren weggevoerd.
Niemand, uit vrees dat de begraafplaats nog
eens een bedevaartsoord zou worden voor na
bestaanden mocht weten waarheen men de
vermoorden verveerde. Totdat een klein
meisje, mile Paris, wier vader en moeder op
de Place de la Nation werden geguillotineerd,
mdat ze zich schuldig hadden gemaakt aan den
„misdaad" als palfrenier en keukenmeid in
dienst te zijn geweest bij een „?i-devant
noble" ;s nachts toch den luguberen kar
volgde. Héél achter in den uitgestrêkten
kloostertuin (het klooster was natuurlijk ont
eigend en de broeders verjaagd) wist het
meisje, na den 9den Thrermidor, aan te wij
zen het verzamelgraf.
Een laag kalk, dat was de eenige sluitsteen
voor den kuil, waarin 1306 menschen waren
begraven. En men moet de namen en de
leeftijden lezen van de slachtoffers, de einde-
looze lijsten die later eerst zijn opgemaakt.
Men vindt er niet alleen die van de meest
beroemde adellijke geslachten, prinses de Gri-
maldi Monaco, oud 26 jaar, markies de Ta-
laru, oud 80 jaar, maar ook van tallooze
dienstbaren, knechts, koetsiers', hun vrouwen
en hun kinderen. Zoo leest men: Roye (Fran-
coise Pauline) weduwe van maarschalk de
Biron, ex-hertogin, 70 jaar, een Arpajon
(Anne Claude Louise, ex-hertogin van Mouchy
66 jaar oud, naast de namen van Bonneval
(Louis) huisknecht. 22 jaar, of Bouchard
(Marie) kamermeisje, 18 jaarEén dui
zend drie honderd en zes namen
Na het Napoleontische tijdperk kregen de
nabestaanden van hen die in het verzamel
graf verdwenen zijn, het recht om naast hen,
op het eerste afzonderlijke kerkhofje te wor
den begraven. En daar, in een hoek. niet af
gedekt door een steen, maar slechts omringd
door een door roest half-vergaan hekje leest
men ook, naast de namen van de Gram-
mont. de la Rochefoucauld, de Rohan Chabot,
de Polignac en de Luynes naast de Kergelay,
Récamier, de Montaignac, Tascher de la
Pagerie, de Doudeauville, Paris.
Ook zij, als afstammelingen van den ex-
palfrenier van den hertog de Brissac, heb
ben daar een plaatsje gekregen. Alléén niet:
mile Paris, aan wier moed we het te danken
hebben dat we de plaats kennen waar eens
de afschuwelijke fosse commune" was. Wat
er van haar is geworden, waar ze is gestorven
en begraven, weet niemand.
HENRY A. TH. LESTURGEON, j