HET TANDHEELKUNDIG ITTEREN IN ECUNS Het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel exit. INSTITUUT 16 RIJKSSTRAATWEG 16 GEBIT f 35 Industriebanken. WOENSDAG 23 'JANUARI 1935 H A A R E E M'S DAGBLAD 9 HET TOONEEL. Het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel zal aan het eind van het seizoen worden ontbonden. Onverwacht kwam dit bericht niet. maar het is er niet minder belangrijk om. Dit enkel be richt bewijst ons meer dan een ander, hoe de crisis het tooneel heeft aangetast. Achttien jaar heeft het Hofstad-Tooneel bestaan en zoo stevig stond dit gezelschap on der de sterke en energieke leiding van Cor van der Lugt Melsert in onze residentie dat het alle stormen scheen te kunnen doorstaan. Wie ook in den loop der jaren den strijd moesten opgeven, Van der Lugt hield rustig stand en hij, de economisch sterke broeder, bood zelfs artisten als Royaards en Verkade, toen zij hun schip hadden moeten verlaten, tijdelijk een onderdak aan. Zoo stevig was de positie van Van der Lugt, dat hij niet alleen te Den Haag- in den Koninklijken Schouwburg, maar ook te Rotterdam de vaste bespeler van den grooten schouwburg in de Aert van Nesstraat werd en zijn positie scheen onaantastbaar. Maar thans is ook hij slachtoffer van de crisis geworden en geeft hij den strijd aan het eind van het seizoen op. Zijn heengaan beteekent niet al leen een slag voor het tooneel te Den Haag maar voor het heele land. Het Hofstad Tooneel heeft altijd een heel eigen plaats tusschen de Nederlandsche ge zelschappen ingenomen. Voor een groot deel werd het repertoire beheerscht door de popu lariteit, die Annie van Ees overal in den lande maar vooral in Den Haag jaren lang ge noot. Van der Lugt vroeg zich bij de keuze van zijn stukken allereerst af, welke rollen een succes voor Annie van Ees beloofden te zullen worden, omdat hij wist, dat op deze successen zijn gezelschap financieel vooral rustte. Maar zijn gezelschap was zoo groot, dat hij altijd moest doubleeren, dikwijls zelfs tripleeren, ja wij zagen het meer dan eens bijvoorbeeld in de drukke Kerstweek dat het Rotter damsch-Hofstad Tooneel op één avond vier verschillende voortellingen gaf. Bij geen en kel gezelschap werd zoo hard gewerkt als bij het Haagsche en Van der Lugt zelf gaf steeds het voorbeeld. Het gebeurde echter maar al te dikwijls, dat wat door den kern met An nie van Ees en Van der Lugt gewonnen werd, voor een groot deel weer verloren ging door de exploitatie van wat men in de tooneel- wereld de „bijwagens'' noemt. Het lijkt mij dan ook wel zeker, dat Van der Lugt zooals ook Veterman in de laatste Tooneelspiegel schrijft den strijd niet had behoeven op te geven en zijn positie ongeschokt zou zijn ge bleven, wanneer hij aan het hoofd van een klein élite-gezelschap had gestaan inplaats van directeur van het groote Rotterdamsch- Hofstad Tooneel te zijn geweest. Men moet zich toch nog verbazen over den weerstand en de werkkracht van Van der Lugt, die jaren lang eenige gezelschappen te gelijk want zoo was toch feitelijk de toe stand met het tegelijk bespelen van Rotter dam en 's-Gravenhage vermocht te behee- ren naast zijn den heelen persoon eischen- de werkzaamheden van regisseur en too- neelspeler en het is waarlijk geen wonder, da,t wat hij in de jaren van bloei kon doen, boven zijn kracht gaat, nu door de malaise de terug slag is gekomen en financieele beslommerin gen hem het werk bemoeilijken. Had hij niet zulke sterke zenuwen, hij zou het zeker reeds veel eerder hebben moeten opgeven. Mijn bewondering voor Van der Lugt als tooneeldirecteur is altijd groot geweest. Welk een phenomenale werkkracht heeft hij altijd ontwikkeld! In de Tooneelspiegel schat Veter man het aantal stukken, dat Van der Lugt in deze 18 jaar gebracht heeft., op ongeveer 400. Hoeveel duizenden manuscripten moet hij al leen reeds niet gelezen hebben om tot de keuze van die stukken te komen. Want al had hij adviseurs te zijner beschikking, geen stuk werd door hem geaccepteerd, zonder dat hij zelf geoordeeld had. In zijn „Kantteekeningen uit de Praktijk" heeft hij verklaard, dat slechts 4% van de aangeboden stukken bruikbaar was. Men kan daaruit dus ongeveer berekenen, hoeveel stuk ken door zijn handen zijn gegaan. Van der Lugt had meer dan één andere directeur een „gelukkige hand" in de keuze van zijn repertoire. Veterman moge wel schrij ven, dat het aantal mislukkingen bij het Hof stad Tooneel legio is geweest, daar staan dan toch ook maar ettelijke Schlagers tegenover, meer dan bij één ander gezelschap. Hoe zou hij het anders zoo lang en met zoo groot succes hebben volgehouden. Hij heeft in de keuze van zijn stukken herhaaldelijk getoond een voortreffelijken kijk op het tooneel en den smaak van het pu bliek te bezitten. Men heeft hem dikwijls verweten, dat hij te veel met dien smaak van het publiek rekening heeft gehouden, zooals men ook wel schamper sprak over zijn commercieele eigenschappen. Alsof het een fout is van een directeur, wan neer hij er voor zorgt, dat zijn zaak want een toongelgezelschap is nu eenmaal ook een zaak op solieden grondslag rust en hij bij artistieke pogingen eerst financieel gedekt wil wezen. Hoeveel voorbeelden van mislukkingen hebben wij de laatste jaren in Amsterdam alleen niet gezien, enkel en alleen, doordat de directies geen rekening met de financiën hiel den! Had Van der Lugt in denzelfden geest gehandeld, het Hofstad-Tooneel zou zeker nooit 18 ïaar hebben bestaan. Men zou het hem als kunstenaar alleen met recht hebben kunnen verwijten, wanneer hij enkel rekening had gehouden met den smaak van het pu bliek, maar dat verwijt is onmogelijk vol te houden. Naast zeer veel licht amusements- werk en ook wel „Kitsch" zooals De Spook trein, De Treinduivel en dergelijke stukken heeft Van der Lugt dikwijls zeer belangrijke artistieke successen behaald, waarvoor wij hem dankbaar hebben te zijn. Men denke aan zijn Wedekind-opvoeringen Lente en Loulou aan Andreweff's De Man, die de klappen krijgt, Unger's Moeder legende, Sutton Vane's „Uitvaart" aan De Tuin der Droomen van Nico van Suchtelen en „Als de ster bleef stille staan" v. Timmer mans en Veterman, alle superieure voorstellin gen. En in de laatste jaren gaf hij opvoerin gen van Hauptman's Voor Zonsondergang. Georg Kaiser's Op 'n Dag in October, Raynal's Het Graf van den onbekenden soldaat, Schil ler's Wilhelm Teil. Veterman's De Vader des Vaderlands, Bruckner's Rassen en vooral zijn Elisabeth van Engeland een der mooiste tooneel voorstellingen der laatste Jaren Bernstein's Melo, Monsieur Lamberthir, de Tele stukken van Molnar en Shaw, die alle zeer belangrijk en van groote artistieke waar de genoemd mogen worden. En dan welk gezelschap heeft zoo vele stukken van Nederlandsche schrijvers gespeeld als Het Hofstad Tooneel? Men heeft het werk van Van der Lugt vooral op dit terrein dik wijls schromelijk miskend. Het was vooral onze Nationale Bond van Tooneelschrijvers, die Van der Lugt herhaaldelijk heeft verwe ten, dat hij zoo weinig voor de eigen drama tische kunst deed. Waarschijnlijk bedoelde de bond daarmee „voor de zich miskend voelende leden van het bestuur". Maar kan men Van der Lugt, die alleen reeds in de eerste 10 ja ren van Het Hofstad Tooneel 65 oorspronke lijke stukken ten tooneele bracht en ook in de laatste jaren hoewel dan wat minder geregeld stukken van Nederlandsche schrijvers speelde ik herinner hier maar aan Kront jong van Willy Corsari, De Privé-secretaresse en Koning Peter van A. den Hertog, De Dui vel op Aarle en De Vliegende Feeks van Ben van Eysselsteyn in ernst verwijten, dat hij te weinig voor onze Nederlandsche auteurs deed? Onze tooneelschrijvers hebben zich niet over Van der Lugt te beklagen en men kon het hem moeilijk kwalijk nemen, dat hij in een economisch slechten tijd als tegenwoor dig geen risico meer durfde nemen met oor spronkelijke stukken, waarvan de tooneel- waarde problematiek is. Het is niet te ontkennen, dat de belang stelling te Haarlem voor Het Rotterdamsch- Hofstad Tooneel waarschijnlijk ook door de malaise tegenwoordig geringer is dan vroeger. Maar hoeveel mooie tooneelavon- den danken wij niet aan dit gezelschap, hoe dikwijls was onze schouwburg te klein, wan neer Annie van Ees en Cor van der Lugt er optraden? Wij zullen het dan ook als een verlies voelen, wanneer dit gezelschap niet meer bestaat en zullen het noode missen. En wij beklagen ook de vele acteurs en actrices, die door dit besluit van Van der Lugt thans broodeloos worden. De economische toestand van de tooneelspelers zal er nog moeilijker door worden. Van der Lugt heeft reeds verklaard, dat hij bliift spelen en het lijkt- mij vrij zeker, dat ook zijn vrouw niet zal gaan rusten. Zul len wij hen in een klein elite-gezelschap te rugzien of zullen zij als gast bij andere troe pen optreden? Het eerste lijkt mij het waar schijnlijkst. Maar hoe dan ook, na dit sei zoen zal het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel tot de geschiedenis behooren en daarmee ziin Den Haag en Rotterdam hun vaste ge zelschap kwijt. Eerst Royaards, toen Ver kade, daarna De Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel, vervolgens Het Schouwtooneel. vo rige maand het ensemble Bouber, thans het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel, zoo hebben wij achtereenvolgens ^alle gezelschappen zien verdwijnen, die eens gezamenlijk het tooneel in Nederland vormden. Wat zal de toekomst ons brengen? J. B, SCHUIL. JACOB VAN LENNEP. EEN-ACTERS. HAARLEM - X O ORD TEL. 10720 Berekent thans nog voor een geheel mot garantie Pijnloos trekken inbegrepen. Plaatje met 1 Kunsttand f 3. Iedere Tand meer f 1.75 Porcelein of Zilvervulling 3. Goudvulling vanaf f 9. Goudkroon vanaf /15. 22 karaats goud Pijnloos trekken van Tand of Kies1.50 Mondonderzoek kosteloos Spreekuren alle werkdagen van 9-12 en van 1-4 uur. Zaterdags van 912 uur AVOND SPREEKUUR Dinsdag, Woensdag en Donderdag 79 uur. Beslist pijnlooze behandeling door Nederlandsch Tandarts ding der liederen was niet mogelijk en dies was de medewerking van Theo van der Pas zeer te pas. Hoe voortreffelijk hij begeleidde behoeft, geen vermelding voor degenen die zijn kunst bij ervaring kennen en ik twijfel niet of de toejuichingen, die de zangeres tot een toegift noopten waren in de eerste plaats voor den pianist bestemd. Van Anrooy gaf ons de eerste auditie van een kleine orkestsuite van Gerard von Brucken Fock. „Schetsen uit het Zuiden" heet deze suite, en meer dan vluchtige schet sen zijn het ook niet. „De Rots in Zee" geeft een suggestief beeld; de „Dans" herinnert even aan de schrijfwijze van Tschaikowski; .Eenzaamheid" is wat te druk om ons de ver langde illusie te geven; „Boschgeesten" is een tintelend klein Scherzo; het ..Schalksch meisje" is aan mij voorbijgegaan, wat ik na tuurlijk erg jammer vind. Beethoven's Tweede Symphonie genoot een zeer correcte, maar hoekige vertolking waarin de talrijke kopersforzate eer irritee rend dan verheffend werkten. Maar in het :lotnummer de ,.Tannhauser"-ouverture werd juist door het koper een prachtige climax- verkregen. Overweldigend werd het thema van het Pelgrimkoor door de bazuinen en trom petten de zaal in geblazen. Maar ook hetgeen er aan voorafging gaf stof tot verheugenis. En zoo was ook aan het einde van het concert de geestdrift van het auditorium gemotiveerd. Zij gold nu dirigent en orkest. K. DE JONG. (Adv. Ingez. Med.) Van Lennep had ditmaal minder hooge aspiraties dan bij de twee vorige opvoerin gen en bereikte juist daardoor misschien meer. De een-acters, die men thans had uit gekozen. bleken niet boven de kracht dei- spelers te gaan en er was ook voldoende af wisseling, zoodat het als geheel een voor deze diiettanten-tooneelvereeniging geluk-- kige avond werd. Men begon met het door Charivarius be werkte In de Val van Sutro. een korte Thril ler. die wij reeds meer van amateurs hebben mogen genieten. Veel biizonders is het stukie wel niet, maar het geeft alle emoties en ook de oplossing, die wij van zulke detective- stories verwachten. Van.Lennep speelde het In de juiste stemming en in een passende omgeving. Van de gasten speelde mevrouw Lingeman als mevrouw Hill zeer goed in de toon. strak-gespannen en het meest En- gelsch. De heer Visca had zich als de detec tive een prachtiger, kop laten maken en hij wist ook in zijn spel autoriteit te suggeree- ren, Toch meen ik, dat deze rol met wat lich ter intonatie en een weinig meer ironie nog beter tot haar recht zou zijn gekomen. Me vrouw Bennik en de heer Bouwmeester lie ten niets na om ons van de zenuwachtigheid van het echtpaar Fox te overtuigen. Zij wis ten echter minder de Londensche society- sfeer te benaderen dan mevrouw Lingeman, en de heer Bouwmeester was ook niet be paald gelukkig gegrimeerd. Mevrouw Tun in ga was de misdadigster en zij was het met aplomb. En zag er als altijd allerbe koorlijkst uit. Alleen zou zij haar groeiende nervositeit en vooral haar ontgoocheling aan het slot nog wat meer hebben kunnen iiit- spelen. Toch als geheel een zeer goede op voering. die het stukje alle recht deed. Rozen van Albert van Waasdiik was wel het beste van den avond. Dit Hollandsche een-actertje wint het ver van de twee andere stukjes vooral door den speelschen geest en den vermakeliiken dialoog. Cor Visser en K. Visca hebben de vrouw en den man in Rozen reeds meer met succes gespeeld en zij gaven gisteren het stukie kleur en leven evenals vroeger. De heer Visca speelt er een van ziin beste rollen in. licht ironisch, badineerend in fijnen comedie-toon en Cor Visser gaf als het capricieuse vrouw:ie levendig en knar» tegenspel. Eigenlijk viel de heer Nolte als de minnaar een weinig uit dit milieu. Zijn spel was lang niet slecht, maar hij bedierf veel door zijn uitspraak, die wel heel veel te wenschen overlaat. De heer Tun in ga maakte iets grappigs van den vriend, al meen ik. dat het grappige in dit fijne stukje niet zoo ge accentueerd behoeft, te worden. Met De Hand van Broedelet, dat na de pauze werd gegeven, zaten wij midden in de klucht. Bepaald fijn is dit stukje niet, maar de vondst is toch wel origineel en Broedelet buit het kluchtige van de situatie zoo uit, dat wij hier aan niets te kort komen. De heer Nolte was de man met de „hand", en hij gaf vooral de ob sessie van dezen man toen hij bemerkte, dat deze hand de eigenschappen van zijn vroege- ren eigenaar nog bezat, grappig weer. Maar in het zuiver-komische won de heer Tuninga het ver van hem. In zulke type-rollen als deze Hein Potter is Tuninga altijd op zijn best en toont hij zich een speler van werkelijk komi sche kracht. Iets heel goeds gaven ook de dames Visser en Lingeman als de twee burger juffrouwen. Cor Visser realistisch en raak. Bep Lingeman caricaturaal. ook in haar grime en aankleeding. Een kostelijk stel! Jo Bennik was het struische dienstmeisje, dat honderd pro cent meer „dame" was dan de juffrouwen. De heer Jansen was als Knuf, de politieman, nog al onhandig, wat zullen wij maar zeg gen bij dezen politieman behoorde. D, klucht ging er in als koek, al zou ik niet wil len beweren, dat het succes na de pauze groo- ter was dan daarvoor. Integendeel leek mij de waardeering voor „In de Val" en „Rozen" op rechter en spontaner dan voor De Hand, wat voor den smaak van het publiek pleitte. Als prettige afwisseling gaven de heer Cor Klinkert, de bekende dansleeraar te Amster dam en mej. Liesje Santen een demonstratie van fox-trot, tango en den nieuwsten Ame- rikaanschen salon-dans, de Carioca en lieten ons zien. met welk een gratie deze dansen gedanst kunnen worden, wanneer men er het ware talent voor heeft. De appreciatie voor de Carioca bleek bij de dames nog al verschil lend. Voorloopig zal ik met de studie ervan nog maar niet beginnen, waar ik al moeite heb met een gewone step. Een avond met variaties dus, die bij het publiek zeer in den smaak is gevallen J. B. SCHUIL. MUZIEK. Haarlemsche Bachvereeniging Vijfde Concert. Bij een der vorige Bachconcerten van dit seizoen was geen solist en men hoorde blijken van instemming met deze beschikking. Bij het concert van 22 Januari waren drie solis ten en ik geloof niet dat men minder tevre den was dan bij eerstgenoemd concert Althans wat de twee Stotijns en het door hen met het Residentie-orkest gespeelde concert van Alex Voormolen betreft. Na de uit voering daarvan bereikten de bijvalsbetui gingen het culminatiepunt van dezen avond. Er was reden toe. Het sublieme hobospel van Jaap Stotijn is algemeen bekend en ook in deze kolommen vaak roemvol vermeld; het spel van zijn zoon Haakon toonde zich gelijk waardig met dat van den vader en leermees ter. In volmaakte overeenstemming en met onfeilbare zekerheid hebben zij de zeer moei lijke solopartijen uit het hoofd voorgedra gen, terwijl de componist het orkest leidde. En dezen gold de bijval zeker niet minder dan de beide solisten. Ook daar was reden toe. In langen tijd hebben we niet met een zóó frisch, prettig en oojspronkelijk werk van een Nederlandsch componist kennis mogen ma ken als met dit Concert voor twee hobo's en orkest, dat in 1933 geschreven werd en waar van onlangs te Maastricht de première plaats had. Wanneer ik zeg: „oorspronkelijk", be doelt dat niet, dat het onze verbeelding niet van tijd tot tijd in een of andere richting oriënteert. Zoo nopen de rythmische levendig heid en de praegnante thematiek van het eer ste Allegro tot een vergelijking met den schrijftrant van Hindemith, maar Voormolen toont gelukkig" niet de voorliefde voor plurito- naliteit die onder den naam van atonaliteit den Duitschen meester zijn excommunicatie van allerhoogste zijde bezorgde. Integendeel; Voormolen's muziek blijft zuiver tonaal, maar zij is rijk aan verrassende harmonische en modula-torische wendingen en hij doet in dat opzicht dus b.v. aan Rich. Strauss denken. Dit was ook het geval in het Rondo alle gretto. waar enkele momenten den geest van Tijl Uilenspiegel in nieuwe gedaante schenen te brengen. Weer andere oogenblikken scheen de overlevering van Bach's concerten niet zonder invloed op de structuur gebleven te zijn, en de prachtige dubbele slottriller van ae cadens verplaatste ons even naar Mozart's tijd. Maar ik wil nog eens er den nadruk op leg gen: deze oriënteeringen beteekenen aller minst aanwijzingen van directe navolging. Frisch en oorspronkelijk is en blijft de indruk dien men van het werk overhoudt. Den stormachtigen bijval endosseerde de componist aan de vertolkers, solisten en or kest; hij zelf, die niet alleen de auctor intel lectualis was, maar ook een zeer werkzaam aandeel in de reproductie had genomen, trok zich in overmatige bescheidenheid terug. Daarom achten we ons verplicht hem zijns ondanks in 't openbaar een pluim op den hoed te zetten. Voormolen moge ons nog me nig werk van gelijke waarde schenken! De bijval dien de hoofdsoliste Immers de eenige op de buitenzijde met name genoemde verwierf, was niet zoo bijster groot, voor een Bachconcert zelfs heel weinig. En ook daar was reden toe. De zang van Marie Németh was eenigszins teleurstellend. De kracht van haar stemgeluid moge te waar- weeren zijn bij een opera-uitvoering in een schouwburg van de grootte van het R.A.I.- gebouw: in onze gemeentelijke concertzaal kan men met minder volstaan. Maar dan heb ben we liever een mooi timbre en toonvast- heid; niet bij elk forto een vibrato dat elke toonbepaling schier onmogelijk maakt. Dra matische uitdrukking heeft de zangeres wel, u:: 'N-»ar voordracht van Recitatief en Aria uit „Oberon" bleek; als liederzangeres vo.aeed zij mirabile dlctu het beste in het ..Maria-Wiegelied" van Reger, dat zij als toegift schonk en waarin zij een mooi mezza voce deed hooren. De geplande orkestbegelei SCHILDERKUNST Tentoonstelling Cor. Visser. Waaggebouw. Een jaar of zes geleden exposeerde deze, toen te Spaarndam wonende schilder zijn werk in een huis op de Oude Gracht alhier en ik her inner mij daarvan nog altijd gaarne eenige houtsneden van water, schuiten en vogels, waaruit men een prettig, gezond gevoel voor ruimte, een sterke, nuchtere en toch aantrek kelijke teekenstijl kon aflezen. Eén ervan, de Remming te Spaarndam zag ik, zoo ik mij niet bedrieg, op deze expositie terug. Doch het mee- rendeel van het nu getoonde werk bestaat uit teekeningen, aquarellen en olieverfschilde rijen die bewijzen dat de jonge artist zich in die zes jaren mooi ontwikkeld heeft en de frissche qualiteiten van zijn jeugdwerk behou den. Als echt Jong-Hollanderis hij gaan va ren, heel ver van hier" zooals het beroemde lied zegt. Met zij njonge vrouw en zijn schuit is hij naar Zeeland getogen, de Zeeuwsche stroo men over, naar Zeebrugge en de Belgische kust langs tot de Noord-Fransche incluis, waar hij in de buurt van Calais en de kleine kust plaatsen Petit Fort Philippe en Gravelines (het oud-Nederlandsche Grevelingen) een tijdje rustig bleef liggen, om er te werken. De eigen aardige kleurigheid der vlsschersschuiten uit die streek, waarbij een sterk giftig groen en een vleeschkleurig rose domineeren w.erd aanleiding tot mooie dingen in Vissers schil derwerk; de grillige en toch elegante houdin gen, die de schuiten bij het droogvallen is daar een sterk verschil in waterstand aannemen, deed interessante composities ont staan en door alles heen merkt ge op, dat Vis ser een schuit verstaat, weet hoe het ding in elkaar zit, varensman ls ten slotte. Intusschen vindt hij in le père Mouton een prachtig model, dat hem tot de mooie teekening „Un moment de repos" inspireert (no. 47) en blijkbaar ook nog voor andere werken geposeerd heeft. Het verblijf te Zeebrugge werd aanleiding tot een bezoek aan Brugge en daar heeft Visser, van de beroemde grachten en huizenrijen, een reeks teekeningen, met wat kleur verlevendigd, gemaakt, die, ondanks het toch wel wat afge zaagde dier eeuwig Brugsche „ansichten", recht op waardeering ten volle kunnen doen gelden. Hij heeft ze gezien ln November en in den la ten herfst, met lichten nevel en op grijze da gen en er blijkbaar de poëzie van die momen ten sterk in gevoeld en weergegeven zoodat we het ons bekende terugzien met een nieuw ac cent, en het dichterlijke van Bruges-la-Morte van Rodenbach sterker tot ons doordringt dan de vroolijk vriendelijke kleurtjes op de zomer- sche schilderproducten der schildersbent ver mogen. Wij zien de Pelikaanhuizen en de Groene Rei de Paardenbrug en alles wat daar langs die onbewogen waters te zien valt, toch weer met belangstelling aan, een belangstelling die die per gaat dan naar het lokaal-karakteristieke alleen, omdat er een innerlijke houding uit die teekeningen spreekt, door den maker aangeno men, die apart en van hem is. Misschien vindt Visser zelf zijn werk uit Gra velines belangrijker, ik wil dan dadelijk toe geven dat ook daarbij veel mij belangrijk voor komt, al zie ik er meer den jeugdigen aanloop, den frisschen durf in, die ook belofte schijnt. In ieder geval is dit een aardige en sympa thieke tentoonstelling van een jong artist die wat in zijn vingers en in zijn hart heeft en wiens werk dus bezienswaardig is. Voor zijn tentoonstelling sneed Visser die zich nu maar, ter onderscheiding van alle an dere Vissers, Visser van Spaarndam moet gaan noemen een affiche (in linoleum?) dat in zijn eenvoud en kracht uitmuntend is van ef fect en het op grooten afstand zelfs best doet. J. H. DE BOIS. STUDIO-SNUFJES. Robert T. Kane zal binnenkort een aanvang maken met de verfilming van Charles Dickens' „The Tale of Two Cities", dat in Nederland in Hollandsche vertaling verscheen onder den titel „Londen en Parijs". De regie zal verzorgd worden door Frank Lloyd, die de „stomme" versie regisseerde van dit literaire meesterwerk, waarin destijds Flo rence Vidor de hoofdrol vervulde. Erich Pommer zal een film maken naar het leven van Tschaikowski, de beroemde Russi sche componist. Deze film zal den titel dragen „Love without words". Verschillende composities van den beroem den meester zijn verwerkt in het scenario, dat vervaardigd werd door Max Magnus, een vroe- geren collega van Pommer bij de Ufa in Duitschland. La Chatelaine du Liban, de roman van Pierre Benoit, is door regisseur Jean Epstein verfilmd met Jean Murat als kapitein Do- mèvre en mademoiselle Spinelly als Athel- stane. Deze Fransche productie wordt onder den ti tel De Mysterleuse Gravin door de Ufa uit gebracht. Van Renate Müller heeft men geruimen tijd weinig gezien of gehoord. Binnenkort zal ze ln de Luminefi'.m Die Engllsche Heirat (regie Schünzel) te bewonderen zijn. Ze ls bezig aan de opnemingen van Lleselotte von der Pfalz, met Dorothea Wieck, Hilde Hiïde- brandt en Carl Ludwig Diehl. De regie is in handen van Carl Frölich. Indien één onderwerp in de algemeene be langstelling staat, dan is het zeker dat der in- dustriebanken. In een der zuidelijke provin cies van ons land is de eerste Industriebank opgericht. De Commissaris der Koningin in Limburg en Prof. Gelissen zijn er de. leidende figuren. In de Provinciale Staten van Noord Holland is een voorstel van Sociaal-Democra tische zijde gedaan om te geraken tot de op richting van een dergelijke bank. Kort gele den is onder leiding van den Commissaris der Koningin in Overijssel een vergadering ge houden. als gevolg waarvan aan een inge stelde commissie is opgedragen te onderzoe ken. of al dan niet moet worden overgegaan tot de oprichting van een Industriebank. Het onderwerp staat in het teeken vair kritiek van felle tegenstanders en warme verdediging van de andere zijde. De ..provinciale" onderhande lingen dienen daarbij beschouwd te worden in verband met het regeeringsstandpunt t.o.v. de oprichting eener Centrale Industriebank. Het is bekend, dat Dr. Colijn voorloopig afwij zend staat tegenover dit denkbeeld. Maar te gelijkertijd bleek, dat de regeering niet alleen geen bezwaar heeft tegen de oprichting van regionale Industrie'oanken, maar deze gedach te zelfs gaarne wil steunen. De beteekenis van dit ingewikkelde probleem neemt toe met de voortschrijdende crisismoeilijkheden. Naast de bank-technische zijde, die op zich zelf reeds aanleiding geeft tot verschillende beschou wingen. staat de technische en economische zijde. De Industriebank beoogt de bevordering der industrialisatie. Maar daarmede is slechts een eerste stap gezet en kunnen allerhande moeilijkheden een rol spelen. Zullen de in dustrieën met behulp van dit bankinstituut ln het leven geroepen, geen aanvechting gevoelen zoo meteen een stap verder te gaan en om bescherming verzoeken? Schuilt in het geheel niet het gevaar van kunstmatigheid en het drijven onzer handelspolitiek in protectionis tische richting? Het van regeeringswege in genomen standpunt laat in dat opzicht zeker niet aan duidelijkheid te wenschen over. Im mers, van die zijde is erkend, dat ter bevor dering van nieuwe industrieën handelspolitieke middelen veelal een eerste vereischte zijn. Maar juist daarin schuilt een gevaar. De In dustriebank is dan of kan dan het middel zijn om de industrie, welke harerzijds is. ge holpen. over te leveren aan de hartstochten der politici. Op haar rug mede zal een politieke strijd uitgevochten worden, de strijd der han delspolitiek. Bij de beoordeeling van de vraag, of de oprichting van een dergelijke bankin stelling aanbeveling verdient, mag men deze factor niet verwaarloozen. Het creëeren van werkgelegenheid is een der belangrijkste pro blemen van dezen tijd. Maar het scheppen daarvan heeft ook een zakelijke zijde. En wan neer de eventueel op te richten Industriebank haar taak van financieringsinstituut eenmaal is begonnen, dan is de mogelijkheid om in ge val van moeilijkheden zich aan het bedrijf te onttrekken moeilijk, in zeer veel gevallen on mogelijk. Het academisch karakter, hetwelk langen tijd dit credietverstrekkingsprobleem heeft gekenmerkt, is iangzamerhand in een andere sfeer gekomen. De handel zelf, de prac tici mengen zich hoe langer hoe meer in het koor. Men wijst op de gevaren aan het instel len van een groep financieringsinstituten van regionale beteekenis verbonden, de eventueele verspilling van kosten en.de versnippering van krachten. Verdient concentratie niet de voor keur? Wordt daardoor het risico juist niet be perkt, of althans beter verdeeld? De voorstan ders der regionale instellingen verdedigen hunne zienswijze door er op te wijzen, dat zij reeds van meet af aan rekening houden met het feit, dat concentratie in het verschiet ligt. Daarnaast verklaren zij uitdrukkelijk, dat' d« Industriebank slechts beoogt langloopend cre diet te geven en zich zal onthouden van het doen van andere bankzaken. Prof. Gelissen herinnerde er kortgeleden nog aan. dat men niet uit het oog dient te verliezen, dat van 1890 tot 1930 de Nederlandsche landbouwbevolking is toegenomen van 525.000 tot 639.000 zielen en de industriebevolking van 500.000 tot circa 1.2 millioen. De voortschrijdende industrialisa tie aldus Prof. Gelissen en zijn medestan ders vraagt om leiding. Men dient echter te voorkomen, dat ergens op industrieel gebied iets wordt verricht wat uit een oogpunt van algemeen landsbelang economisch en com- merciëel niet verantwoord is. Overijling is uit den booze. Een eventueel op te richten provin ciaal Economisch-Technologisch Instituut, zoo als Limburg dit kent, kan nuttigen arbeid verrichten. De Industriebank zal geen bedrijfs kapitaal verstrekken aan bestaande of op to richten ondernemingen. Daarvoor zorgen de bestaande banken, die de haar door derden toevertrouwde gelden op korten termijn ont vangen. Gelden dus. die voortdurend bij haar kunnen worden opgevraagd. Neen. de Indus triebank beoogt, volgens de initiatiefnemers, vast kapitaal te verstrekken om den nieuw bouw of de uitbreiding van een fabriek, dan wel den aankoop van grond en machines te financieren. Voor die ondernemingen, die een beroep kunnen doen op de emlsslemarkt is geen Industriebank noodlg. Het Nederland sche publiek zal, door middel van dit finan cieringsinstituut gelegenheid krijgen in de kleinindustric zijn geld in bankaandeelen in verhandelbare stukken te beleggen, waarbij de controle van het Economisch Tech nologisch Instituut een zekere waarborg biedt. De taak van dit Instituut is in dat opzicht wel buitengewoon zwaar. Maar dat men daar om deze instelling en de oprichting van een Industriebank als ongewenscht terzijde moet stellen, is m.i. niet juist. Het feit dat Neder land geleidelijk aan industrieland is gewor den, stelt ons voor problemen, die wij vroeger niet in die mate kenden. Men zal ernstig die nen te streven deze tot oplossing te brengen. Het bovenstaande financieringsvraagstuk is een der vele netelige onderwerpen, waarmede wij ons nog geruimen tijd bezie zullen moeten houden. Enkele kardinale punten, welke daar bij in het geding komen, zijn in deze korte be schouwing verwerkt. MOLLERUS. WIE IS DEZE MAN? Op het politiebureau te Wassenaar bevindt zich een ongeveer 25-jarige manspersoon, wiens indentiteit niet bekend is. Hij geeft op geen enkele vraag antwoord, noch reageert hij op andere wijze. Zijn signalement is door de radio verspreid, om op deze wijze 's mans indentiteit te ontdekken. Men vermoedt, dat hij uit een gesticht of sanatorium is wegge- loopen. BETALINGSCERTIFICATEN TER VEREFFE NING VAN DUITSCHE VORDERINGEN. Het crisisuitvoerbureau deelt mede dat voor de afgifte zijnerzijds van betalingscertiflca- ten tot het verkrijgen van vereffening van vorderingen wegens of in verband met leve ring naar Duitschland, ook van goederen die van Nederlandsch Indischen oorsprong zijn, overlegging van certificaten van oorsprong noodig ls. In afwachting van de te treffen de finitieve regelingen zullen de kamers van koophandel voor zoover noodig voorloopig aan belanghebbenden op hun verzoek ook voor producten van Nederlandsch Indischen oor sprong certificaten van oorsprong afgeven. De afgifte zal echter uitsluitend geschieden, indien de herkomst der goederen, op grond van aan de kamers van koophandel over te leggen bewijsstukken, voldoende vaststaat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 7