HET TANDHEELKUNDIG
ITTEREN IN ECUNS
Het Rotterdamsch-Hofstad
Tooneel exit.
INSTITUUT
16 RIJKSSTRAATWEG 16
GEBIT f 35
Industriebanken.
WOENSDAG 23 'JANUARI 1935
H A A R E E M'S DAGBLAD
9
HET TOONEEL.
Het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel zal aan
het eind van het seizoen worden ontbonden.
Onverwacht kwam dit bericht niet. maar het
is er niet minder belangrijk om. Dit enkel be
richt bewijst ons meer dan een ander, hoe de
crisis het tooneel heeft aangetast.
Achttien jaar heeft het Hofstad-Tooneel
bestaan en zoo stevig stond dit gezelschap on
der de sterke en energieke leiding van Cor van
der Lugt Melsert in onze residentie dat het
alle stormen scheen te kunnen doorstaan. Wie
ook in den loop der jaren den strijd moesten
opgeven, Van der Lugt hield rustig stand en
hij, de economisch sterke broeder, bood zelfs
artisten als Royaards en Verkade, toen zij hun
schip hadden moeten verlaten, tijdelijk een
onderdak aan. Zoo stevig was de positie van
Van der Lugt, dat hij niet alleen te Den Haag-
in den Koninklijken Schouwburg, maar ook te
Rotterdam de vaste bespeler van den grooten
schouwburg in de Aert van Nesstraat werd en
zijn positie scheen onaantastbaar. Maar thans
is ook hij slachtoffer van de crisis geworden
en geeft hij den strijd aan het eind van het
seizoen op. Zijn heengaan beteekent niet al
leen een slag voor het tooneel te Den Haag
maar voor het heele land.
Het Hofstad Tooneel heeft altijd een heel
eigen plaats tusschen de Nederlandsche ge
zelschappen ingenomen. Voor een groot deel
werd het repertoire beheerscht door de popu
lariteit, die Annie van Ees overal in den lande
maar vooral in Den Haag jaren lang ge
noot. Van der Lugt vroeg zich bij de keuze van
zijn stukken allereerst af, welke rollen een
succes voor Annie van Ees beloofden te zullen
worden, omdat hij wist, dat op deze successen
zijn gezelschap financieel vooral rustte. Maar
zijn gezelschap was zoo groot, dat hij altijd
moest doubleeren, dikwijls zelfs tripleeren, ja
wij zagen het meer dan eens bijvoorbeeld
in de drukke Kerstweek dat het Rotter
damsch-Hofstad Tooneel op één avond vier
verschillende voortellingen gaf. Bij geen en
kel gezelschap werd zoo hard gewerkt als bij
het Haagsche en Van der Lugt zelf gaf steeds
het voorbeeld. Het gebeurde echter maar al
te dikwijls, dat wat door den kern met An
nie van Ees en Van der Lugt gewonnen
werd, voor een groot deel weer verloren ging
door de exploitatie van wat men in de tooneel-
wereld de „bijwagens'' noemt. Het lijkt mij
dan ook wel zeker, dat Van der Lugt zooals
ook Veterman in de laatste Tooneelspiegel
schrijft den strijd niet had behoeven op te
geven en zijn positie ongeschokt zou zijn ge
bleven, wanneer hij aan het hoofd van een
klein élite-gezelschap had gestaan inplaats
van directeur van het groote Rotterdamsch-
Hofstad Tooneel te zijn geweest.
Men moet zich toch nog verbazen over den
weerstand en de werkkracht van Van der
Lugt, die jaren lang eenige gezelschappen te
gelijk want zoo was toch feitelijk de toe
stand met het tegelijk bespelen van Rotter
dam en 's-Gravenhage vermocht te behee-
ren naast zijn den heelen persoon eischen-
de werkzaamheden van regisseur en too-
neelspeler en het is waarlijk geen wonder, da,t
wat hij in de jaren van bloei kon doen, boven
zijn kracht gaat, nu door de malaise de terug
slag is gekomen en financieele beslommerin
gen hem het werk bemoeilijken. Had hij niet
zulke sterke zenuwen, hij zou het zeker reeds
veel eerder hebben moeten opgeven.
Mijn bewondering voor Van der Lugt als
tooneeldirecteur is altijd groot geweest. Welk
een phenomenale werkkracht heeft hij altijd
ontwikkeld! In de Tooneelspiegel schat Veter
man het aantal stukken, dat Van der Lugt in
deze 18 jaar gebracht heeft., op ongeveer 400.
Hoeveel duizenden manuscripten moet hij al
leen reeds niet gelezen hebben om tot de
keuze van die stukken te komen. Want al had
hij adviseurs te zijner beschikking, geen stuk
werd door hem geaccepteerd, zonder dat hij
zelf geoordeeld had.
In zijn „Kantteekeningen uit de Praktijk"
heeft hij verklaard, dat slechts 4% van de
aangeboden stukken bruikbaar was. Men kan
daaruit dus ongeveer berekenen, hoeveel stuk
ken door zijn handen zijn gegaan.
Van der Lugt had meer dan één andere
directeur een „gelukkige hand" in de keuze
van zijn repertoire. Veterman moge wel schrij
ven, dat het aantal mislukkingen bij het Hof
stad Tooneel legio is geweest, daar staan dan
toch ook maar ettelijke Schlagers tegenover,
meer dan bij één ander gezelschap. Hoe zou
hij het anders zoo lang en met zoo groot
succes hebben volgehouden.
Hij heeft in de keuze van zijn stukken
herhaaldelijk getoond een voortreffelijken
kijk op het tooneel en den smaak van het pu
bliek te bezitten.
Men heeft hem dikwijls verweten, dat hij te
veel met dien smaak van het publiek rekening
heeft gehouden, zooals men ook wel schamper
sprak over zijn commercieele eigenschappen.
Alsof het een fout is van een directeur, wan
neer hij er voor zorgt, dat zijn zaak want
een toongelgezelschap is nu eenmaal ook een
zaak op solieden grondslag rust en hij bij
artistieke pogingen eerst financieel gedekt wil
wezen. Hoeveel voorbeelden van mislukkingen
hebben wij de laatste jaren in Amsterdam
alleen niet gezien, enkel en alleen, doordat de
directies geen rekening met de financiën hiel
den! Had Van der Lugt in denzelfden geest
gehandeld, het Hofstad-Tooneel zou zeker
nooit 18 ïaar hebben bestaan. Men zou het
hem als kunstenaar alleen met recht hebben
kunnen verwijten, wanneer hij enkel rekening
had gehouden met den smaak van het pu
bliek, maar dat verwijt is onmogelijk vol te
houden. Naast zeer veel licht amusements-
werk en ook wel „Kitsch" zooals De Spook
trein, De Treinduivel en dergelijke stukken
heeft Van der Lugt dikwijls zeer belangrijke
artistieke successen behaald, waarvoor wij hem
dankbaar hebben te zijn.
Men denke aan zijn Wedekind-opvoeringen
Lente en Loulou aan Andreweff's De
Man, die de klappen krijgt, Unger's Moeder
legende, Sutton Vane's „Uitvaart" aan De
Tuin der Droomen van Nico van Suchtelen
en „Als de ster bleef stille staan" v. Timmer
mans en Veterman, alle superieure voorstellin
gen. En in de laatste jaren gaf hij opvoerin
gen van Hauptman's Voor Zonsondergang.
Georg Kaiser's Op 'n Dag in October, Raynal's
Het Graf van den onbekenden soldaat, Schil
ler's Wilhelm Teil. Veterman's De Vader des
Vaderlands, Bruckner's Rassen en vooral zijn
Elisabeth van Engeland een der mooiste
tooneel voorstellingen der laatste Jaren
Bernstein's Melo, Monsieur Lamberthir, de
Tele stukken van Molnar en Shaw, die alle
zeer belangrijk en van groote artistieke waar
de genoemd mogen worden.
En dan welk gezelschap heeft zoo vele
stukken van Nederlandsche schrijvers gespeeld
als Het Hofstad Tooneel? Men heeft het werk
van Van der Lugt vooral op dit terrein dik
wijls schromelijk miskend. Het was vooral
onze Nationale Bond van Tooneelschrijvers,
die Van der Lugt herhaaldelijk heeft verwe
ten, dat hij zoo weinig voor de eigen drama
tische kunst deed. Waarschijnlijk bedoelde de
bond daarmee „voor de zich miskend voelende
leden van het bestuur". Maar kan men Van
der Lugt, die alleen reeds in de eerste 10 ja
ren van Het Hofstad Tooneel 65 oorspronke
lijke stukken ten tooneele bracht en ook in de
laatste jaren hoewel dan wat minder
geregeld stukken van Nederlandsche schrijvers
speelde ik herinner hier maar aan Kront
jong van Willy Corsari, De Privé-secretaresse
en Koning Peter van A. den Hertog, De Dui
vel op Aarle en De Vliegende Feeks van Ben
van Eysselsteyn in ernst verwijten, dat hij
te weinig voor onze Nederlandsche auteurs
deed?
Onze tooneelschrijvers hebben zich niet
over Van der Lugt te beklagen en men kon
het hem moeilijk kwalijk nemen, dat hij in
een economisch slechten tijd als tegenwoor
dig geen risico meer durfde nemen met oor
spronkelijke stukken, waarvan de tooneel-
waarde problematiek is.
Het is niet te ontkennen, dat de belang
stelling te Haarlem voor Het Rotterdamsch-
Hofstad Tooneel waarschijnlijk ook door
de malaise tegenwoordig geringer is dan
vroeger. Maar hoeveel mooie tooneelavon-
den danken wij niet aan dit gezelschap, hoe
dikwijls was onze schouwburg te klein, wan
neer Annie van Ees en Cor van der Lugt er
optraden? Wij zullen het dan ook als een
verlies voelen, wanneer dit gezelschap niet
meer bestaat en zullen het noode missen. En
wij beklagen ook de vele acteurs en actrices,
die door dit besluit van Van der Lugt thans
broodeloos worden. De economische toestand
van de tooneelspelers zal er nog moeilijker
door worden.
Van der Lugt heeft reeds verklaard, dat
hij bliift spelen en het lijkt- mij vrij zeker,
dat ook zijn vrouw niet zal gaan rusten. Zul
len wij hen in een klein elite-gezelschap te
rugzien of zullen zij als gast bij andere troe
pen optreden? Het eerste lijkt mij het waar
schijnlijkst. Maar hoe dan ook, na dit sei
zoen zal het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel
tot de geschiedenis behooren en daarmee
ziin Den Haag en Rotterdam hun vaste ge
zelschap kwijt. Eerst Royaards, toen Ver
kade, daarna De Kon. Ver. Het Nederlandsch
Tooneel, vervolgens Het Schouwtooneel. vo
rige maand het ensemble Bouber, thans het
Rotterdamsch-Hofstad Tooneel, zoo hebben
wij achtereenvolgens ^alle gezelschappen zien
verdwijnen, die eens gezamenlijk het tooneel
in Nederland vormden. Wat zal de toekomst
ons brengen?
J. B, SCHUIL.
JACOB VAN LENNEP.
EEN-ACTERS.
HAARLEM - X O ORD TEL. 10720
Berekent thans nog voor een geheel
mot garantie Pijnloos trekken inbegrepen.
Plaatje met 1 Kunsttand f 3.
Iedere Tand meer f 1.75
Porcelein of Zilvervulling 3.
Goudvulling vanaf f 9.
Goudkroon vanaf /15.
22 karaats goud
Pijnloos trekken van Tand of
Kies1.50
Mondonderzoek kosteloos
Spreekuren alle werkdagen
van 9-12 en van 1-4 uur.
Zaterdags van 912 uur
AVOND SPREEKUUR
Dinsdag, Woensdag en Donderdag
79 uur.
Beslist pijnlooze behandeling
door Nederlandsch Tandarts
ding der liederen was niet mogelijk en dies
was de medewerking van Theo van der
Pas zeer te pas.
Hoe voortreffelijk hij begeleidde behoeft,
geen vermelding voor degenen die zijn kunst
bij ervaring kennen en ik twijfel niet of de
toejuichingen, die de zangeres tot een toegift
noopten waren in de eerste plaats voor den
pianist bestemd.
Van Anrooy gaf ons de eerste auditie
van een kleine orkestsuite van Gerard von
Brucken Fock. „Schetsen uit het Zuiden"
heet deze suite, en meer dan vluchtige schet
sen zijn het ook niet. „De Rots in Zee" geeft
een suggestief beeld; de „Dans" herinnert
even aan de schrijfwijze van Tschaikowski;
.Eenzaamheid" is wat te druk om ons de ver
langde illusie te geven; „Boschgeesten" is
een tintelend klein Scherzo; het ..Schalksch
meisje" is aan mij voorbijgegaan, wat ik na
tuurlijk erg jammer vind.
Beethoven's Tweede Symphonie genoot
een zeer correcte, maar hoekige vertolking
waarin de talrijke kopersforzate eer irritee
rend dan verheffend werkten. Maar in het
:lotnummer de ,.Tannhauser"-ouverture werd
juist door het koper een prachtige climax-
verkregen. Overweldigend werd het thema van
het Pelgrimkoor door de bazuinen en trom
petten de zaal in geblazen. Maar ook hetgeen
er aan voorafging gaf stof tot verheugenis. En
zoo was ook aan het einde van het concert de
geestdrift van het auditorium gemotiveerd.
Zij gold nu dirigent en orkest.
K. DE JONG.
(Adv. Ingez. Med.)
Van Lennep had ditmaal minder hooge
aspiraties dan bij de twee vorige opvoerin
gen en bereikte juist daardoor misschien
meer. De een-acters, die men thans had uit
gekozen. bleken niet boven de kracht dei-
spelers te gaan en er was ook voldoende af
wisseling, zoodat het als geheel een voor
deze diiettanten-tooneelvereeniging geluk--
kige avond werd.
Men begon met het door Charivarius be
werkte In de Val van Sutro. een korte Thril
ler. die wij reeds meer van amateurs hebben
mogen genieten. Veel biizonders is het stukie
wel niet, maar het geeft alle emoties en ook
de oplossing, die wij van zulke detective-
stories verwachten. Van.Lennep speelde het
In de juiste stemming en in een passende
omgeving. Van de gasten speelde mevrouw
Lingeman als mevrouw Hill zeer goed in de
toon. strak-gespannen en het meest En-
gelsch. De heer Visca had zich als de detec
tive een prachtiger, kop laten maken en hij
wist ook in zijn spel autoriteit te suggeree-
ren, Toch meen ik, dat deze rol met wat lich
ter intonatie en een weinig meer ironie nog
beter tot haar recht zou zijn gekomen. Me
vrouw Bennik en de heer Bouwmeester lie
ten niets na om ons van de zenuwachtigheid
van het echtpaar Fox te overtuigen. Zij wis
ten echter minder de Londensche society-
sfeer te benaderen dan mevrouw Lingeman,
en de heer Bouwmeester was ook niet be
paald gelukkig gegrimeerd. Mevrouw Tun in
ga was de misdadigster en zij was het met
aplomb. En zag er als altijd allerbe
koorlijkst uit. Alleen zou zij haar groeiende
nervositeit en vooral haar ontgoocheling aan
het slot nog wat meer hebben kunnen iiit-
spelen. Toch als geheel een zeer goede op
voering. die het stukje alle recht deed.
Rozen van Albert van Waasdiik was wel
het beste van den avond. Dit Hollandsche
een-actertje wint het ver van de twee andere
stukjes vooral door den speelschen geest en
den vermakeliiken dialoog. Cor Visser en K.
Visca hebben de vrouw en den man in Rozen
reeds meer met succes gespeeld en zij gaven
gisteren het stukie kleur en leven evenals
vroeger. De heer Visca speelt er een van ziin
beste rollen in. licht ironisch, badineerend
in fijnen comedie-toon en Cor Visser gaf als
het capricieuse vrouw:ie levendig en knar»
tegenspel. Eigenlijk viel de heer Nolte als
de minnaar een weinig uit dit milieu. Zijn
spel was lang niet slecht, maar hij bedierf
veel door zijn uitspraak, die wel heel veel te
wenschen overlaat. De heer Tun in ga maakte
iets grappigs van den vriend, al meen ik. dat
het grappige in dit fijne stukje niet zoo ge
accentueerd behoeft, te worden.
Met De Hand van Broedelet, dat na de pauze
werd gegeven, zaten wij midden in de klucht.
Bepaald fijn is dit stukje niet, maar de vondst
is toch wel origineel en Broedelet buit het
kluchtige van de situatie zoo uit, dat wij hier
aan niets te kort komen. De heer Nolte was de
man met de „hand", en hij gaf vooral de ob
sessie van dezen man toen hij bemerkte, dat
deze hand de eigenschappen van zijn vroege-
ren eigenaar nog bezat, grappig weer. Maar
in het zuiver-komische won de heer Tuninga
het ver van hem. In zulke type-rollen als deze
Hein Potter is Tuninga altijd op zijn best en
toont hij zich een speler van werkelijk komi
sche kracht. Iets heel goeds gaven ook de
dames Visser en Lingeman als de twee burger
juffrouwen. Cor Visser realistisch en raak. Bep
Lingeman caricaturaal. ook in haar grime en
aankleeding. Een kostelijk stel! Jo Bennik was
het struische dienstmeisje, dat honderd pro
cent meer „dame" was dan de juffrouwen.
De heer Jansen was als Knuf, de politieman,
nog al onhandig, wat zullen wij maar zeg
gen bij dezen politieman behoorde. D,
klucht ging er in als koek, al zou ik niet wil
len beweren, dat het succes na de pauze groo-
ter was dan daarvoor. Integendeel leek mij de
waardeering voor „In de Val" en „Rozen" op
rechter en spontaner dan voor De Hand, wat
voor den smaak van het publiek pleitte.
Als prettige afwisseling gaven de heer Cor
Klinkert, de bekende dansleeraar te Amster
dam en mej. Liesje Santen een demonstratie
van fox-trot, tango en den nieuwsten Ame-
rikaanschen salon-dans, de Carioca en lieten
ons zien. met welk een gratie deze dansen
gedanst kunnen worden, wanneer men er het
ware talent voor heeft. De appreciatie voor
de Carioca bleek bij de dames nog al verschil
lend. Voorloopig zal ik met de studie ervan nog
maar niet beginnen, waar ik al moeite heb met
een gewone step.
Een avond met variaties dus, die bij het
publiek zeer in den smaak is gevallen
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
Haarlemsche Bachvereeniging
Vijfde Concert.
Bij een der vorige Bachconcerten van dit
seizoen was geen solist en men hoorde blijken
van instemming met deze beschikking. Bij
het concert van 22 Januari waren drie solis
ten en ik geloof niet dat men minder tevre
den was dan bij eerstgenoemd concert
Althans wat de twee Stotijns en het door hen
met het Residentie-orkest gespeelde concert
van Alex Voormolen betreft. Na de uit
voering daarvan bereikten de bijvalsbetui
gingen het culminatiepunt van dezen avond.
Er was reden toe. Het sublieme hobospel
van Jaap Stotijn is algemeen bekend en ook
in deze kolommen vaak roemvol vermeld; het
spel van zijn zoon Haakon toonde zich gelijk
waardig met dat van den vader en leermees
ter. In volmaakte overeenstemming en met
onfeilbare zekerheid hebben zij de zeer moei
lijke solopartijen uit het hoofd voorgedra
gen, terwijl de componist het orkest leidde.
En dezen gold de bijval zeker niet minder
dan de beide solisten. Ook daar was reden toe.
In langen tijd hebben we niet met een zóó
frisch, prettig en oojspronkelijk werk van een
Nederlandsch componist kennis mogen ma
ken als met dit Concert voor twee hobo's en
orkest, dat in 1933 geschreven werd en waar
van onlangs te Maastricht de première plaats
had. Wanneer ik zeg: „oorspronkelijk", be
doelt dat niet, dat het onze verbeelding niet
van tijd tot tijd in een of andere richting
oriënteert. Zoo nopen de rythmische levendig
heid en de praegnante thematiek van het eer
ste Allegro tot een vergelijking met den
schrijftrant van Hindemith, maar Voormolen
toont gelukkig" niet de voorliefde voor plurito-
naliteit die onder den naam van atonaliteit
den Duitschen meester zijn excommunicatie
van allerhoogste zijde bezorgde. Integendeel;
Voormolen's muziek blijft zuiver tonaal, maar
zij is rijk aan verrassende harmonische en
modula-torische wendingen en hij doet in dat
opzicht dus b.v. aan Rich. Strauss denken.
Dit was ook het geval in het Rondo alle
gretto. waar enkele momenten den geest van
Tijl Uilenspiegel in nieuwe gedaante schenen
te brengen. Weer andere oogenblikken scheen
de overlevering van Bach's concerten niet
zonder invloed op de structuur gebleven te
zijn, en de prachtige dubbele slottriller van
ae cadens verplaatste ons even naar Mozart's
tijd.
Maar ik wil nog eens er den nadruk op leg
gen: deze oriënteeringen beteekenen aller
minst aanwijzingen van directe navolging.
Frisch en oorspronkelijk is en blijft de indruk
dien men van het werk overhoudt.
Den stormachtigen bijval endosseerde de
componist aan de vertolkers, solisten en or
kest; hij zelf, die niet alleen de auctor intel
lectualis was, maar ook een zeer werkzaam
aandeel in de reproductie had genomen, trok
zich in overmatige bescheidenheid terug.
Daarom achten we ons verplicht hem zijns
ondanks in 't openbaar een pluim op den
hoed te zetten. Voormolen moge ons nog me
nig werk van gelijke waarde schenken!
De bijval dien de hoofdsoliste Immers de
eenige op de buitenzijde met name genoemde
verwierf, was niet zoo bijster groot, voor
een Bachconcert zelfs heel weinig. En ook
daar was reden toe. De zang van Marie
Németh was eenigszins teleurstellend. De
kracht van haar stemgeluid moge te waar-
weeren zijn bij een opera-uitvoering in een
schouwburg van de grootte van het R.A.I.-
gebouw: in onze gemeentelijke concertzaal
kan men met minder volstaan. Maar dan heb
ben we liever een mooi timbre en toonvast-
heid; niet bij elk forto een vibrato dat elke
toonbepaling schier onmogelijk maakt. Dra
matische uitdrukking heeft de zangeres wel,
u:: 'N-»ar voordracht van Recitatief en
Aria uit „Oberon" bleek; als liederzangeres
vo.aeed zij mirabile dlctu het beste in
het ..Maria-Wiegelied" van Reger, dat zij als
toegift schonk en waarin zij een mooi mezza
voce deed hooren. De geplande orkestbegelei
SCHILDERKUNST
Tentoonstelling Cor. Visser.
Waaggebouw.
Een jaar of zes geleden exposeerde deze, toen
te Spaarndam wonende schilder zijn werk in
een huis op de Oude Gracht alhier en ik her
inner mij daarvan nog altijd gaarne eenige
houtsneden van water, schuiten en vogels,
waaruit men een prettig, gezond gevoel voor
ruimte, een sterke, nuchtere en toch aantrek
kelijke teekenstijl kon aflezen. Eén ervan, de
Remming te Spaarndam zag ik, zoo ik mij niet
bedrieg, op deze expositie terug. Doch het mee-
rendeel van het nu getoonde werk bestaat uit
teekeningen, aquarellen en olieverfschilde
rijen die bewijzen dat de jonge artist zich in
die zes jaren mooi ontwikkeld heeft en de
frissche qualiteiten van zijn jeugdwerk behou
den.
Als echt Jong-Hollanderis hij gaan va
ren, heel ver van hier" zooals het beroemde
lied zegt. Met zij njonge vrouw en zijn schuit is
hij naar Zeeland getogen, de Zeeuwsche stroo
men over, naar Zeebrugge en de Belgische kust
langs tot de Noord-Fransche incluis, waar hij
in de buurt van Calais en de kleine kust
plaatsen Petit Fort Philippe en Gravelines (het
oud-Nederlandsche Grevelingen) een tijdje
rustig bleef liggen, om er te werken. De eigen
aardige kleurigheid der vlsschersschuiten uit
die streek, waarbij een sterk giftig groen en
een vleeschkleurig rose domineeren w.erd
aanleiding tot mooie dingen in Vissers schil
derwerk; de grillige en toch elegante houdin
gen, die de schuiten bij het droogvallen
is daar een sterk verschil in waterstand
aannemen, deed interessante composities ont
staan en door alles heen merkt ge op, dat Vis
ser een schuit verstaat, weet hoe het ding in
elkaar zit, varensman ls ten slotte. Intusschen
vindt hij in le père Mouton een prachtig model,
dat hem tot de mooie teekening „Un moment
de repos" inspireert (no. 47) en blijkbaar ook
nog voor andere werken geposeerd heeft. Het
verblijf te Zeebrugge werd aanleiding tot een
bezoek aan Brugge en daar heeft Visser, van
de beroemde grachten en huizenrijen, een
reeks teekeningen, met wat kleur verlevendigd,
gemaakt, die, ondanks het toch wel wat afge
zaagde dier eeuwig Brugsche „ansichten", recht
op waardeering ten volle kunnen doen gelden.
Hij heeft ze gezien ln November en in den la
ten herfst, met lichten nevel en op grijze da
gen en er blijkbaar de poëzie van die momen
ten sterk in gevoeld en weergegeven zoodat we
het ons bekende terugzien met een nieuw ac
cent, en het dichterlijke van Bruges-la-Morte
van Rodenbach sterker tot ons doordringt dan
de vroolijk vriendelijke kleurtjes op de zomer-
sche schilderproducten der schildersbent ver
mogen.
Wij zien de Pelikaanhuizen en de Groene Rei
de Paardenbrug en alles wat daar langs die
onbewogen waters te zien valt, toch weer met
belangstelling aan, een belangstelling die die
per gaat dan naar het lokaal-karakteristieke
alleen, omdat er een innerlijke houding uit die
teekeningen spreekt, door den maker aangeno
men, die apart en van hem is.
Misschien vindt Visser zelf zijn werk uit Gra
velines belangrijker, ik wil dan dadelijk toe
geven dat ook daarbij veel mij belangrijk voor
komt, al zie ik er meer den jeugdigen aanloop,
den frisschen durf in, die ook belofte schijnt.
In ieder geval is dit een aardige en sympa
thieke tentoonstelling van een jong artist die
wat in zijn vingers en in zijn hart heeft en
wiens werk dus bezienswaardig is.
Voor zijn tentoonstelling sneed Visser die
zich nu maar, ter onderscheiding van alle an
dere Vissers, Visser van Spaarndam moet gaan
noemen een affiche (in linoleum?) dat in
zijn eenvoud en kracht uitmuntend is van ef
fect en het op grooten afstand zelfs best doet.
J. H. DE BOIS.
STUDIO-SNUFJES.
Robert T. Kane zal binnenkort een aanvang
maken met de verfilming van Charles Dickens'
„The Tale of Two Cities", dat in Nederland in
Hollandsche vertaling verscheen onder den
titel „Londen en Parijs".
De regie zal verzorgd worden door Frank
Lloyd, die de „stomme" versie regisseerde van
dit literaire meesterwerk, waarin destijds Flo
rence Vidor de hoofdrol vervulde.
Erich Pommer zal een film maken naar het
leven van Tschaikowski, de beroemde Russi
sche componist. Deze film zal den titel dragen
„Love without words".
Verschillende composities van den beroem
den meester zijn verwerkt in het scenario, dat
vervaardigd werd door Max Magnus, een vroe-
geren collega van Pommer bij de Ufa in
Duitschland.
La Chatelaine du Liban, de roman van
Pierre Benoit, is door regisseur Jean Epstein
verfilmd met Jean Murat als kapitein Do-
mèvre en mademoiselle Spinelly als Athel-
stane.
Deze Fransche productie wordt onder den ti
tel De Mysterleuse Gravin door de Ufa uit
gebracht.
Van Renate Müller heeft men geruimen
tijd weinig gezien of gehoord. Binnenkort zal
ze ln de Luminefi'.m Die Engllsche Heirat
(regie Schünzel) te bewonderen zijn. Ze ls
bezig aan de opnemingen van Lleselotte von
der Pfalz, met Dorothea Wieck, Hilde Hiïde-
brandt en Carl Ludwig Diehl. De regie is in
handen van Carl Frölich.
Indien één onderwerp in de algemeene be
langstelling staat, dan is het zeker dat der in-
dustriebanken. In een der zuidelijke provin
cies van ons land is de eerste Industriebank
opgericht. De Commissaris der Koningin in
Limburg en Prof. Gelissen zijn er de. leidende
figuren. In de Provinciale Staten van Noord
Holland is een voorstel van Sociaal-Democra
tische zijde gedaan om te geraken tot de op
richting van een dergelijke bank. Kort gele
den is onder leiding van den Commissaris der
Koningin in Overijssel een vergadering ge
houden. als gevolg waarvan aan een inge
stelde commissie is opgedragen te onderzoe
ken. of al dan niet moet worden overgegaan
tot de oprichting van een Industriebank. Het
onderwerp staat in het teeken vair kritiek van
felle tegenstanders en warme verdediging van
de andere zijde. De ..provinciale" onderhande
lingen dienen daarbij beschouwd te worden
in verband met het regeeringsstandpunt t.o.v.
de oprichting eener Centrale Industriebank.
Het is bekend, dat Dr. Colijn voorloopig afwij
zend staat tegenover dit denkbeeld. Maar te
gelijkertijd bleek, dat de regeering niet alleen
geen bezwaar heeft tegen de oprichting van
regionale Industrie'oanken, maar deze gedach
te zelfs gaarne wil steunen. De beteekenis van
dit ingewikkelde probleem neemt toe met de
voortschrijdende crisismoeilijkheden. Naast de
bank-technische zijde, die op zich zelf reeds
aanleiding geeft tot verschillende beschou
wingen. staat de technische en economische
zijde. De Industriebank beoogt de bevordering
der industrialisatie. Maar daarmede is slechts
een eerste stap gezet en kunnen allerhande
moeilijkheden een rol spelen. Zullen de in
dustrieën met behulp van dit bankinstituut ln
het leven geroepen, geen aanvechting gevoelen
zoo meteen een stap verder te gaan en om
bescherming verzoeken? Schuilt in het geheel
niet het gevaar van kunstmatigheid en het
drijven onzer handelspolitiek in protectionis
tische richting? Het van regeeringswege in
genomen standpunt laat in dat opzicht zeker
niet aan duidelijkheid te wenschen over. Im
mers, van die zijde is erkend, dat ter bevor
dering van nieuwe industrieën handelspolitieke
middelen veelal een eerste vereischte zijn.
Maar juist daarin schuilt een gevaar. De In
dustriebank is dan of kan dan het middel
zijn om de industrie, welke harerzijds is. ge
holpen. over te leveren aan de hartstochten
der politici. Op haar rug mede zal een politieke
strijd uitgevochten worden, de strijd der han
delspolitiek. Bij de beoordeeling van de vraag,
of de oprichting van een dergelijke bankin
stelling aanbeveling verdient, mag men deze
factor niet verwaarloozen. Het creëeren van
werkgelegenheid is een der belangrijkste pro
blemen van dezen tijd. Maar het scheppen
daarvan heeft ook een zakelijke zijde. En wan
neer de eventueel op te richten Industriebank
haar taak van financieringsinstituut eenmaal
is begonnen, dan is de mogelijkheid om in ge
val van moeilijkheden zich aan het bedrijf te
onttrekken moeilijk, in zeer veel gevallen on
mogelijk. Het academisch karakter, hetwelk
langen tijd dit credietverstrekkingsprobleem
heeft gekenmerkt, is iangzamerhand in een
andere sfeer gekomen. De handel zelf, de prac
tici mengen zich hoe langer hoe meer in het
koor. Men wijst op de gevaren aan het instel
len van een groep financieringsinstituten van
regionale beteekenis verbonden, de eventueele
verspilling van kosten en.de versnippering van
krachten. Verdient concentratie niet de voor
keur? Wordt daardoor het risico juist niet be
perkt, of althans beter verdeeld? De voorstan
ders der regionale instellingen verdedigen
hunne zienswijze door er op te wijzen, dat zij
reeds van meet af aan rekening houden met
het feit, dat concentratie in het verschiet ligt.
Daarnaast verklaren zij uitdrukkelijk, dat' d«
Industriebank slechts beoogt langloopend cre
diet te geven en zich zal onthouden van het
doen van andere bankzaken. Prof. Gelissen
herinnerde er kortgeleden nog aan. dat men
niet uit het oog dient te verliezen, dat van 1890
tot 1930 de Nederlandsche landbouwbevolking
is toegenomen van 525.000 tot 639.000 zielen
en de industriebevolking van 500.000 tot circa
1.2 millioen. De voortschrijdende industrialisa
tie aldus Prof. Gelissen en zijn medestan
ders vraagt om leiding. Men dient echter te
voorkomen, dat ergens op industrieel gebied
iets wordt verricht wat uit een oogpunt van
algemeen landsbelang economisch en com-
merciëel niet verantwoord is. Overijling is uit
den booze. Een eventueel op te richten provin
ciaal Economisch-Technologisch Instituut, zoo
als Limburg dit kent, kan nuttigen arbeid
verrichten. De Industriebank zal geen bedrijfs
kapitaal verstrekken aan bestaande of op to
richten ondernemingen. Daarvoor zorgen de
bestaande banken, die de haar door derden
toevertrouwde gelden op korten termijn ont
vangen. Gelden dus. die voortdurend bij haar
kunnen worden opgevraagd. Neen. de Indus
triebank beoogt, volgens de initiatiefnemers,
vast kapitaal te verstrekken om den nieuw
bouw of de uitbreiding van een fabriek, dan
wel den aankoop van grond en machines te
financieren. Voor die ondernemingen, die een
beroep kunnen doen op de emlsslemarkt is
geen Industriebank noodlg. Het Nederland
sche publiek zal, door middel van dit finan
cieringsinstituut gelegenheid krijgen in de
kleinindustric zijn geld in bankaandeelen
in verhandelbare stukken te beleggen,
waarbij de controle van het Economisch Tech
nologisch Instituut een zekere waarborg biedt.
De taak van dit Instituut is in dat opzicht
wel buitengewoon zwaar. Maar dat men daar
om deze instelling en de oprichting van een
Industriebank als ongewenscht terzijde moet
stellen, is m.i. niet juist. Het feit dat Neder
land geleidelijk aan industrieland is gewor
den, stelt ons voor problemen, die wij vroeger
niet in die mate kenden. Men zal ernstig die
nen te streven deze tot oplossing te brengen.
Het bovenstaande financieringsvraagstuk is
een der vele netelige onderwerpen, waarmede
wij ons nog geruimen tijd bezie zullen moeten
houden. Enkele kardinale punten, welke daar
bij in het geding komen, zijn in deze korte be
schouwing verwerkt.
MOLLERUS.
WIE IS DEZE MAN?
Op het politiebureau te Wassenaar bevindt
zich een ongeveer 25-jarige manspersoon,
wiens indentiteit niet bekend is. Hij geeft op
geen enkele vraag antwoord, noch reageert hij
op andere wijze. Zijn signalement is door de
radio verspreid, om op deze wijze 's mans
indentiteit te ontdekken. Men vermoedt, dat
hij uit een gesticht of sanatorium is wegge-
loopen.
BETALINGSCERTIFICATEN TER VEREFFE
NING VAN DUITSCHE VORDERINGEN.
Het crisisuitvoerbureau deelt mede dat voor
de afgifte zijnerzijds van betalingscertiflca-
ten tot het verkrijgen van vereffening van
vorderingen wegens of in verband met leve
ring naar Duitschland, ook van goederen die
van Nederlandsch Indischen oorsprong zijn,
overlegging van certificaten van oorsprong
noodig ls. In afwachting van de te treffen de
finitieve regelingen zullen de kamers van
koophandel voor zoover noodig voorloopig aan
belanghebbenden op hun verzoek ook voor
producten van Nederlandsch Indischen oor
sprong certificaten van oorsprong afgeven.
De afgifte zal echter uitsluitend geschieden,
indien de herkomst der goederen, op grond van
aan de kamers van koophandel over te leggen
bewijsstukken, voldoende vaststaat.