DE TWEELINGZUSTERS
De internationale ijshockeywedstrijd Italië-Frankrijk te Davos gespeeld voor de wereld- De werkzaamheden YOOr den bouw V3fl het nieuwe openluchtzwembad nafeij StOOfD-S bad D* DittjrtS t'Sb mal lngana
kampioenschappen, eindigde in een gelijkspel. - Een aardig moment tijdens de match te Haarlem vorderen goed. Een Overzicht jor gemeente Wamel
De dans om den bal in den voetbalwedstrijd,
dien het Nederlandsch Elftal Woensdagmiddag op
het Sparta-terrein te Rotterdam tegen Queens
Park Rangers speelde
Het nieuwe tweepersoons Grunau 8 zweefvliegtuig,
dat door de Nationale Luchtvaartschool is aangeschaft
en gebruikt zal worden voor dubbelbesturingsonder-
wijs, Is Woensdagmiddag op Schiphol gedemonstreerd.
Inzet: kapitein Versteegh (links) met den bestuurder
W. van Neyenhoff
Op zijn 85sten verjaardag ontving de Duit-
sche generaal Litzmann van den rijksleider
Adolf Hitler een auto ten geschenke. Da
jubilaris in gezelschap van den rijksleider
Ook de Weensche schoolkinderen helpen mee bij de inzamelingen
voor de „Winterhilfe". Een jeudig mondharmonica-orkest trekt
rond
De Rallye naar Monte Carlo. Deel
nemers aan de controlepost te Parijs
Na de jongste Fransche kabinetszitting Laval
de minister van Buitenlandsche Zaken, in
gesprek met een der leden Yan het kabinet
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
PATRICIA WENTWORTH.
Nadruk verboden
5)
„Je moet je verwachtingen niet te hoog
spannen het is heusch niet zoo heel be
langrijk. Zooals ik je geloof al gezegd heb,
hebben we het huwelijkscontract voor Lady
Marr opgesteld.
Ze is een keer hier geweest, om stukken te
teekenen en toen had ze haar zuster bij zich
Sir Anthony kon niet naar de stad komen,
dus is mijn oom een paar maal naar hem
toegegaan".
„En verder?"
„Verder kan ik je werkelijk niets bijzonders
vertellen".
„Och, schei toch uit, man! Dacht je nu dat
je mij dat kunt wijsmaken? Stort je hart
maar uit, jongetje
„Als je dan met alle geweld allerlei details
wilt hooren, waar je niets aan hebt. vooruit
dan maar, Lady Marr trouwde verleden jaar
April, ik geloof tenminste dat het April was.
In Londen ze trouwde uit een hotel. Haar
zuster was er niet bij".
„Waarom niet?" klonk het scherp.
Lewis Smith haalde de schouders op.
„Ik denk dat ze ziek was. Lady Marr ver
telde met later, dat haar zuste voor haar
gezondheid naar het buitenland was ver
trokken".
Nogmaals een oogenblik stilte, toen een
nieuwe vraag van John Waveney.
„Hoe zit het met het testament? Wanneer
heeft Sir Anthony dat testament gemaakt,
waarbij hij alles aan zijn eene dochter na
laat?"
„Ongeveer een maand na Lady Marr's hu
welijk. Mijn oom moest ervoor op Waveney
komen. Je mag gerust weten dat de oude
heer buitengewoon ontstemd en verontwaar
digd terugkwam. Hij hoopte,, zei hij. dat de
beschikkingen van Sir Anthony niet definitief
waren. Natuurlijk vertel ik je dit in het
diepste vertrouwen!"
„Dat spreekt van zelf".
„Zooals ik zei, hij hoopte, dat Sir Anthony
nog van gedachten zou veranderen. Maar
daar was niet veel gelegenheid meer voor;
een week nadat het nieuwe testament ge
maakt was, stierf hij".
John stond op en liep naar het raam. Hij
staarde naar buiten, naar de natte straat,
waar een trieste processie van druipende,
glimmende parapluies aan zijn oog voorbij
trok".
„Waarom veranderde Sir Anthony zijn
testament?" vroeg John, even het hoofd om
wendend.
„Ik zou het je niet kunnen zeggen, ik
weet het werkelijk niet".
„Weet je oom het. meneer Carruthers?"
,Jk geloof van niet, hij vond het een deksels
vervelende geschiedenis en zei, die-ie er niets
van begreep. Sir Anthony was niet voor reden
vatbaar, vertelde hij".
John draaide zich een weinig om. Hij kon
op straat zien, maar tegelijk Lewis in het
oog houden, als hij zoo tegen het raamkozijn
leunde.
„Kwam de boodschap van Sir Anthony plot
seling?"
„Ja, hij belde op dat mijn oom direct bij
hem moest komen.
„En was hij erg opgewonden, toen meneer
Carruthers bij hem kwam?"
„Ik heb begrepen van wel. Mijn oom zei,
dat er niets met hem te beginnen was".
John keek hem een oogenblik strak aan.
„Wat denk jij ervan? Eerlijk je meening.
Lulu".
„Moet ik werkelijk zeggen, wat ik er van
denk?" -
„Ja".
„Ik wil je familiegevoel liever niet kwet
sen".
„Ga gerust je gang maar".
„Nu het lijkt mij toe, dat er twee mogelijk
heden zijn, of het meisje is niet goed bij haar
verstand of ze heeft een of ander avontuur
gehad, waar Sir Anthony achter gekomen is.
In elk geval is 't beste geen slapende honden
wakker te maken".
Een oogenblik laaide er een wilde woede in
John op. Hij was verbaasd over zichzelf en die
onverklaarbare toorn verdween ook weer even
spoedig als hij gekomen was.
„Alles goed en wel", zei hij, toen hij zijn
zelfbeheersching had teruggekregen. „Je
wilt zeggen, dat het mijn zaak niet is? Tot
op zekere hoogte heb je daar gelijk in, maar
dat neemt niet weg, dat ik mij toch verant
woordelijk voor het meisje voel. Ik neem wel
beschouwd de plaats van haar broer in en
van dat punt bekeken vind ik dat de zaak
mij wel aangaat. Het kind kan toch niet van
den wind leven, Lulu!"
„Lady Marr is er ook nog!" merkte Lewis
Smith droogjes op.
„Hoe is Lady Marr?"
„Buitengewoon knap en dat weet ze drom
mels goed".
John maakte een ongeduldige beweging.
„Dat bedoel ik niet. Wat me interesseert is
haar karakter. Behoort ze tot het soort, dat
de handen van iemand aftrekt, die in de
diepte is geraakt.
„Beste kerel, ik ken haar niet: ik hfib haar
alleen maar gezien. Ze is knap, elegant ze
heeft alles wat een mensch maar verlangen
kan: geld voor het opscheppen, een man, die
haar aanbidt, een dikke mollige baby een
jongen, waar ze onuitsprekelijk trotsch op
is. Dat heb ik allemaal uit haar eigen mond
natuurlijk niet in dezelfde woorden", voeg
de hij er met een spottend glimlachje bij.
..Hm", zei John. „Ik zou haar wel eens wil
len ontmoeten".
„Zij jou ook. Dat heeft ze me ook verteld.
Ik kan haar schrijven dat je hier geweest bent
en dat je graag enkele familieaangelegen
heden met haar zoudt bespreken".
John knikte.
„Ik ken niemand van ze, dat is een gewel
dig bezwaar. Ik weet niet wat voor men-
schen en ken ook geen sterveling, die precies
van hun omstandigheden op de hoogte is".
Hij sprak op nadenkenden toon en staarde
voor zich uit. „Ik moet iemand hebben, die
me helpt. Zou meneer Carruthers dat kun
nen?"
„Misschien; ik zal het hem vragen. Hij is
met vacantie, maar ik kan hem bereiken.
Morgen spreek ik hem in elk geval ,dan zal ik
het er met hem over hebben. Maar ik ver
wacht, dat hij zeggen zal, dat je beter doet
de zaak te laten zooals ze is".
,JDat zal ik doen als ik Anne Waveney heb
gevonden. Het is heel goed mogelijk, dat ze
er absoluut niet op gesteld is. dat ik haar
vind en in dat geval zal iedereen me voor een
vervelenden bemoeial uitschelden. Maar het
kan ook best andersom zijn, dat ze in moei
lijkheden is en den Hemel zal danken, dat
iemand zich om haar bekommert! In ieder
geval, ik houd er wel van om zoo'n mysterie
op te lossen; ik schijn detective-bloed in mijn
aderen te hebben! 'n Beetje ruzie heb ik er
desnoods ook voor over! Begin jij nu maar
met me bij een paar menschen te introducee-
ren, die misschien weten waar ze is A.ls het
vrienden van de familie zijn, zullen ze het
heel natuurlijk vinden, dat ik graag kennis
met ze wil maken. Ik zorg voor de rest".
Hij trommelde tegen het venster, neuriede
een soldatenliedje en keek weer naar de
zwarte daken der papapluies beneden.
IV.
De pastorie lag tusschen het kasteel Wa
veney en het dorp. John reed een breed toe-
gangspad is, dat voorziening met nieuw grint
hoog noodig had en waarover het onkruid
jyelig woekerde. Ook de uitgestrekte tuin
maakte een indruk van verwaarloozing, maar
de appelboomen waren aan het uitloopen en
gele narcissen staken hun kopjes omhoog,
zoodat het beeld van troostelooze onverzorgd
heid eenigermate werd getemperd.
Hij trok aan de bel en hoorde beweging
in de hall, haastig, dringend gefluister en
snel zich verwijderende voetstappen. Maar er
werd niet opengedaan. Hij belde nog eens en
nu gebeurde er heelemaal niets. Geduldig
keek hij naar den zonneschijn, die op de
narcissen speelde, en bracht eindelijk voor
den derden keer de bel in beweging. Toen het
geluid was weggestorven, hoorde hij schuife
lende .korte pasjes, als van een kind. De deur
ging open en een klein meisje met vlasblond
haar, vergeet-me-niet oogen en 'n blozend
maar smoezelig gezichtje, stond voor hem.
Ze staarde naar John en daarbij bleef het.
John was het, die het stilzwijgen verbrak.
„Is je moederis mevrouw Thompson-
thuis?"
Het klein meisje knikte. Ze had haar oogen
geen seconde van John af.
„Kan ik haar spreken?"
„Ik weet het niet". De woorden kwamen-
langzaam, stamelend en ze bleef hem aan-;
staren met haar verschrikte blauwe oogen.
„Ik zou haar graag willen spreken, als 't
kan. Wil je haar even vragen of het past?"
Hij haalde een kaartje te voorschijn
het werd door een niet al te schoon handje
aangenomen en wachtte. Een oogenblik
later hoorde hij een deur openen en sluiten
en een klein vrouwtje kwam met zenuwach
tige haast op hem toe.
„O, Sir John, neemt u mij niet kwalijk, dat
ik u heb laten wachtenkomt u alstu
blieft binnOö".
Ze ging hem voor naar een groote, sombere,
spaarzaam gemeubelde kamer.
„Wat vriendelijk van uhijgde ze,
vuurrood. „Ik vind het verschrikkelijk, dat
ik u heb laten wachtenbij uw eerste
bezoek nog wel. Neemt u plaats alstublieft".
(Wordt vervolgd).