Een leverancier
van lekkere beetjes.
VERTELLING
ra—
Lampe Het Haas
ZATERDAG 2 FEBRUARI 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
14
De woordenboeken zeggen „de haas", maar
jagers, jachtopzieners, boschwachters en stroo-
pers spreken van het haas. Wij zullen 't ook
doen.
Het habijt van 't haas is van een bruingrau-
we of grauwgelige bodemkleur. wat den drager
ervan m 't leger een doelmatige beschutting
geeft tegen 't oog zijner overtalrijke belagers:
jager, strooper, hond, marter, hermelijn, bui
zerd, kraai en vos.
Er zijn echter heihazen en kleihazen; ook
wordt gesproken van duinhazen en grasbui
ken. De laatste van beide groepen zoeken hun
rustplaats in gras en loof. Ze zijn iets lichter
gekleurd dan de twee andere met hun bruin-
grauwe wol. Bij beide groepen is de kleine
pluim van boven altijd zwart, van anderen wit.
Het haas hoort scherp met zijn lange lepels,
't Ziet minder goed, ofschoon de „spiegels"
groot zijn en op zij van den bol staan, waar
door links en rechts uitkijken gemakkelijk
wordt gemaakt. De beste organen echter om
een vijand te ontkomen zijn de lange achter-
loopers met de stevige klauwen. Die stellen het
haas in staat bij de grootste sprongen de
scherpste hoeken te slaan zonder uit te glijden.
Huppelspoor. Hierbij" zet het haas de voor-
loopers achter elkaar, de achterlöopers tegelijk
naast elkaar.
Het moerhaas werpt 3 of 4 malen per jaar
3 a 5 jongen, die zij maar korten tijd verzorgt
en behoedt. De rammelaar kijkt niet naar zijn
kroost om. Op den jeugdigen leeftijd van half
was en drieling moet het haasje al heelemaal
voor zich zelf zorgen. Daarom blijft het over
dag liefst in de schaduw van het veilige bosch.
Tegen den avond breekt het uit om te gaan
laveien in den hof van den boer. Daarbij
drukt het zich om niet gezien te worden.
Zoodra 't verzadigd is wordt het leger weer op
gezocht. Maar vaak wordt het door een hond
Van de achterloopers raken alleen de klauwen
den grond.
gedwongen weer uit te varen en 't bosch te
ruimen. Zoo opgestooten zal de jager het na-
oogen en doodelijk treffen met een bladschot
gevaarlijk raken met een weidewond, zoodat
het klagend in zijn zweet blijft liggen en vaak
eerst genekt moet worden, voor liet sneuvelt.
Het leger van "t haas is een kuiltje van nog
geen decimeter diepte door het dier zelf uit
gekrabd. 't Is lang én breed genoeg om het li
chaam plaats te geven en den rug maar even
te laten zien, als het haas de voorloopers
strekt, den bol daar op legt en de lepels neer
vlijt. De legers die ik zag, waren alle aan den
voorkant (noordzijde) open, op zij en van
achteren begroeid met lang gras of heidekruid.
Lampe in 't leger, drukt zich.
De zon staat in 't westen, De stammen der
boomen blinken nog in een goudgeel zonnetje.
Zwarte meezen fluisteren in de lage dennetjes.
Een eekhoorntje springt uit den ouden eik over
naar een forschen beuk, die den eik een lan
gen arm toesteekt.
Daar schiet een haas de open plek binnen,
houdt echter plotseling halt, maakt een man
netje en kijkt om zich heen. Geen onraad, en
toch rent het weer verder het bosch in. Zeker
een moer, die weet dat haar een rammelaar
op de hielen zit. Ja, daar is hij al met den neus
aan den grond. Vol liefdedrift snelt hij haar
na. Maar een tweede ridder voegt zich bij het
paar. Als de eerste eindelijk-de moer inhaalt,
slaat deze een haak. maar wordt daarbij door
den andere omvergeloopen, dat de wol er af
stuift. Dat beweegt den eersten minnaar een
duel met zijn rivaal aan te gaan. Na eenige
oorvegen gegeven en ontvangen te hebben, ko
men beiden tot bezinning en bedenken, dat ze
eigenlijk voor iets anders zijn uitgegaan dan
voor vechten. Plotseling staken ze 't gevecht
en hervatten de achtervolging.
Haas, in doodsangst.
In een greppeltje achter een hooge meidoorn
ligt het moerhaas. Zij zoogt drie kleine wol
lige dingetjes. Als dat gewichtige werk is afge-
loopen, maakt ze zich gereed om aan den
boschrand een groen spruitje te beknabbelen.
Boven in een naburigen spar heeft een kraai
al haar bewegingen gevolgd. Ze daalt neer tot
op den ondersten tak van den spar. houdt den
kop scheef en ziet daar beneden het jonge
leven. Ze grijpt toe, maar schril is de kreet
van de kleine en fel is de aanval van de moer,
die de kraai omver rent en de dievegge met
een paar goedgemikte klappen doet afdeinzen.
Een paar weken later durven de jonge haas
jes de greppel al verlaten om op den aangren-
zenden akker te gaan knabbelen. Wat een
overvloed daar van jong koren, malsch gras
en klaver! Jammer, dat er zooveel kraaien
over vliegen. Maar dan duiken de haasjes neer
en leggen de lepels op den rug.
Kijk. nu zijn 't net oude molshoopen of
grauwe steenen, en de kraaien geven er geen
acht op. En 't koren wordt eiken dag hooger;
't schiet al in de aar. nu de IJsheiligen in 't
land zijn geweest. Dat verhoogt de veiligheid,
ofschoon Polio hen pas geleden hevigen schrik
aanjoeg met zijn geblaf. Gelukkig, dat de dui
ker vlak in de buurt was.
Nu moeder niet meer naar haar kinderen
omziet, gaan deze uit elkaar. Een van de drie
zit in den bosehzoom, luistert en spiedt. Geen
onraad. Nu vlug dat smalle paadje langs, de
greppel door naar de weide. Daar grazen vier
koeien. Dat beteekent veiligheid. Maar wat is
dat? Een knarsend geluid, 't Komt van gind-
schen kunstweg. O. een boerenkar met een j
paard er voor en een jongen er op. Onge
vaarlijk.
Maar daar knalt de jongen met de zweep.
Nu is er geen houden aan. Met den doodschrik
op 't lijf jaagt het haas de greppel door. Maar
wat nu weer dat geruisch boven in de lucht?
Een hevige stoot en 't haas slaat neer. Het
schreeuwt als een kind. Scherpe klauwen drin
gen in zijn vleesch, gele moordzuchtige bui-
zerdoogen fonkelen het tegen, een kromme
snavel richt op zijn oogen. 't Haas werpt zich
om, de roover moet loslaten, 't Haas er van
door. De buizerd hernieuwt den aanval. Vlok
ken wol vliegen in 't rond. De vechtenden hoo-
ren ncch zien, wat er om hen heen gebeurt.
Een zware snavelhauw brengt bezinning. De
buizerd kijkt op. Wie waagt het tusschenbeide
te komen? Een zwarte kraai. Dat is erg. Want
die is nooit alleen. Zie, daar komt de tweede
al aanwieken. Twee tegen een, dat is geen par
tij. De buizerd stijgt mi-ee-schreeuwend om
hoog. De kraaien volgen hem een eind de
lucht in. Het haas kiest de wijste partij: het
kruipt onder een doornige struik om van
schrik en vermoeienis te bekomen.
Tegen den avond verschijnt een man in een
donker pak met een buks onder den arm aan
den boschrand van de wei. Hij zoekt een zit-
plaatsje in de schaduw van een elzenboschje.
Met de buks over de knieën, steekt hij een pijp
aan en wacht
Het haas onder de struik is hersteld en heeft
honger, 't Kruipt het doorngewas uit en hup
pelt weer de wei in. Nu aan 't smullen. Klik!
Wat nu weer? 't Wil er vandoor gaan. Te
laat! Een schot, 't Haas slaat over den kop en
blijft voor dood liggen. De strooper nekt het en
stopt het in den zak dien hij bij zich heeft.
Levenslang blijft het haas door vijanden be
dreigd. Al in zijn prille jeugd snuffelen bun
zing, hermelijn, vos en alle stroopende honden
en katten in struiken en greppels om het te
verschalken. Sperwer, buizerd, boschuil. kraai
en ekster bespieden het van boven uit de lucht.
Gelukkig, dat het haas in staat is leering uit
ondervinding te putten. Als de gaai krassend
'waarschuwt, zoekt het dekking; sluipt de vos
nader, dan houdt het zich dood of tracht door
haken te slaan hem het spoor bijster te ma
ken. Ook is 't een geluk voor 't hazengeslacht,
dat de moer 3 a 4 maal per jaar werpt. Daar
door zijn al de vijanden samen nog niet bij
machte het haas uit te roeien.
KERST ZWART.
Hoe het geworden is. HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
DE DOODWEG.
Wat was de Doodweg (het wegje dat even
wijdig met den Schoterweg loopt) vroeger
mooi. Elk hoekje was een schilderij waardig.
Van den tegenwoordigen toestand kan dit
helaas niet gezegd worden.
iiii;iiii!iiiiiiiii!iiiii!ii;iiii:iiiiiii'i!iiiiiiiiiiiiiiiiii]i!ii;ii
Het toeval als hulp der wetenschap.
Iedereen weet, dat niet alle ontdekkingen
en uitvindingen gebaseerd zijn op stelsel
matig denken en onderzoek. Heel vaak was
het toeval de „deus ex machina", die op het
juiste oogenblik te hulp snelde Zooals Volta de
oorzaak van de electrische verschijnselen toe
vallig ontdekte en Röntgen de x-stralen toe
vallig vond, heeft ook de geneeskunde tal van
ontdekkingen te danken aan het toeval.
Zoo heeft de ontdekking der functie van
onze vleeschssapklier bijvoorbeeld een zon
derlinge geschiedenis. Langen tijd deed men
te vergeef sch zijn best om vast te stellen,
welke functie deze klier in ons lichaam ver
vulde, tot het toeval onverwachts dit geheim
ontraadselde.
De békende geleerde Von Mehring gaf eens
zijn assistent, toen hij zich met vetonderzoe-
kingen bezig hield, opdracht, de vleesch
sapklier van een hond te extirpeeren. Reeds
eenigen tijd daarna liep het dier weer vroolijk
door het huis; doch zijn urineblaas bleek on
uitputtelijk te zijn. Toen men de urine onder-
zicht, stelde men vast, dat ze suiker bevatte..
De hond was dus suikerziek geworden door de
verwijdering van de vleeschsapklier. Daarme
de had men de oorzaak van de suikerziekte
ontdekt; ze schluilt namelijk in de ver
minderde functie van de vleeschsapklier.
Even toevallig ontdekte de beroemde Pas
teur bij zijn experimenten met het wijnsteen
zuur de geheimen van het gisten Eenige ja
ren later kon hij vaststellen, dat de zooge
naamde peperziekte bij de zijdewormen door
gelijksoortige bacteriën wordt voortgebracht.
Dientengevolge werd zijn toevalhge ontdek
king van groote practische beteekenis.
Op een dergelijke manier ontdekte Robert
Koch ook den verwekker van het miltvuur
Koch had deze bacteriën reeds eerder waar
genomen in het bloed van zieke dieren. Hij
meende echter dat het tuberculose-bacillen
waren. Toen hij nu gezonde dieren met deze
bacillen inentte kregen ze miltvuur.
Ook de vaccinatie tegen pokken hebben we
aan het toeval te danken. De plattelandsdok
ter Edward Jenner te Berkely had waarge
nomen, dat herders en melksters nooit de
pokken kregen, hoewel ze dagelijks in aanra
king kwamen met zieke dieren. Zelfs, als ze
met- menschen, die de pokken hadden, in aan
raking kwamen, werden ze niet ziek. Boven
dien stelde de Engélsche arts vast, dat de
koepokken een onschuldiger vorm van de
mehschenpokken 'zijn.. Men wist toén reeds,
dat de menschen deze gevaarlijke ziekte,
slechts één keer kan krijgen. Daarom pro
beerde hij den menseh de koepokken in te
enten .om hem op dezè wijze immuun te ma
ken vóór de gevaarlijke pokken en hij slaagde
er ook in.
Lang had de wetenschap ook tevergeefsch
gezocht naar den verwekker van de honds
dolheid. Men had de oorzaak van deze ziekte
destijds steeds gezocht in verband met de
groote hitte tijdens den zomer. Pasteur
slaagde er echter reeds in, vast te stellen, dat
de verwekker van deze ziekte gezocht moest
worden in het centrale zenuwstelsel van hon
den, die aan dolheid leden.. Hij wilde zich nu
zélf door een dollen hond laten bijten en zich
daarna het vergif inspuiten om de ziekte daar
door te voorkomen. Op den dag, waarop hij
deze proef juist wilde nemen, werd een jon
gen in zijn ziekenhuis opgenomen, die door
een dollen hond was gebeten. Pasteur paste
nu het serum op dezen jongen toe. Op deze
wijze werd de negenjarige jongen Josef Meister
als eerste door Pasteur's serum voor dolheid
gespaard.
Dergelijke toevallige ontdekkingen geven
natuurlijk steeds aan de wetenschap een nieu
we richting. Op die eerste experiment van
Pasteur is namelijk de heele serum-thera
pie gebaseerd.
Tot een van de laatste toevallige ontdek
kingen behoort onze wetenschap van de bij
nier. Ook de kennis omtrent de beteekenis
van de schildklier hebben wij te danken aan
het toeval. Op een dag had een chirurg een
men-sch de schildklier door een operatie weg
genomen en tot zijn groote ontsteltenis moest
hij vaststellen, dat de-ze mensch zich tot een
idioot ontwikkelde; want zijn lichamelijke en 1
geestelijke groei hield ineens op.
Hiermede hebben we natuurlijk geenszins
alle toevallige medische ontdekkingen opge
noemd. De chemicus Wells in de Amerikaan-
sche stad Hartford stelde vast. dat een man.
die toevallig stikoxyduul (meer bekend onder
den naam lachgas) had ingeademd, duizelig
werd en zich betrekkelijk sterk bezeerde, zon-
Tegenwoordige toestand.
der dat hij er pijn van ondervond. De tand
arts Morton uit Boston begreep onmiddel
lijk de groote beteekenis van deze ontdek
king en zocht nog naar andere verdoovings-
middelen en vond toen ook den aether. In
1847 ontdekte men, dat ook de chloroform
denzelfden invloed uitoefent.
Tenslotte heeft men ook de methode van de
exacte wetenschap heel vaak toevallig gevon
den. Het experiment heet zelfs proef. Uit deze
keuze van het woord blijkt reeds duidelijk dat
men met den factor: toeval in de weten-
schap rekening houdt en nog pleegt te hou
den; want de resultaten van nagenoeg alle
ervaringswetenschappen zijn gebaseerd op
het experiment.
M. H. J.
Droom.
Het jonge moedertje dekte haar kindje
zorgvuldig toe. Telkens weer kroop het mollige
handje onder het dek uit, om onder luid
lach naar Mammie's haar te grijpen.
„Kleine stoutert! Nu rustig zijn hoor! Zul
je nu zoet gaan slapen?"
„Ja moesje. Nog één klein kusje?'
„Omdat jij het bent dan. En wat gaat
Greetje nu doen?"
„Nu gaat Greetje denken: „Pappa, lieve
Pappa, lieve Pappa", tot ze slaapt".
„Zoo is het goed hoor! Niet vergeten? Dag
lief klein poesje van me! Slaap maar lekker
hoor
In de voorkamer bij schaarsch lamplicht
zat Mies bij de tafel, het hoofd in de handen,
en staarde met groote oogen voor zich uit.
Ze scheen vreeselijke dingen te zien, want
haar gezicht was als versteend en haar oogen
keken ontzet. In wanhoop klemde ze haar
handen ineen, tot de knokkels er wit uitsta
ken en ze kreunde met bijna onmenschelijk
geluid.
Ze hoorde het klepje van de brievenbus en
sprong haastig op. Misschien was er nu be
richt, je kon nooit weten! 't Was nog wel erg
vroeg voor de post, maar vaste tijden waren
er al sinds lang niet meer. Dicht bij de voor
deur aarzelde ze: het was nu al haast veertien
dagen geleden dat ze den laatsten brief
kreeg; ze werd nu haast bang voor een be
richt.
Toen ze het deurtje van de bus open deed,
hamerde haar hart plotseling als een moker.
„Oh God! Een officieel schrijven!" Maar neen,
het was een of ander gewoon bericht en be
rustend pakte ze de kaart op. Zoo, morgen uit
reiking van gasmaskers voor deze buurt, af
halen aan de school in de Jansenstraat. Ze
lachte even wrang in. herinnering aan een
radiorede, die eens in een gelukzaligen tijd,
toen er nog geen oorlog was, gehouden werd.
De spreker vertelde dat het dwaasheid was
om te denken dat er bij een volgenden oorlog
sprake kon zijn van luchtaanvallen boven
steden. De man zou wel te goeder trouw ge
weest zijn, anders was het misdadig, maar
een kind kon toch begrijpen dat de vijand
regelrecht op het hart aan zou vallen, en bij
een natie is het hart de hoofdstad, de han
delscentra. Trouwens, de praktijk bewees het
nu wel.
Ze ging weer zitten e- i?m haar breiwerk
op, dikke wollen sokkc. Het was een heer
lijke zachte wol, daar hau ze in vredestijd een
zware ijstrui van gebreid. Zorgvuldig had ze
alles weer uitgehaald en de losse wol gewas-
schen en op primitieve spoelen gedroogd, zoo
dat het breiwerk niet onregelmatig kon wor
den door de bobbels die uitgehaalde wol an
ders heeft, 't Was een heel werk, maar ze
was nu al bezig aan de laatste van het tweede
paar stevige warme sokken. Wol houdt zoo
lang warm, zelfs als ze vochtig is. En waar
kreeg je tegenwoordig nog een draadje wol?
Er was immers niets te kijgen, niets! Niets!
Weer zuchtte ze diep en het was alsof ze het
zuigend geluid hoorde van vele zware voeten
die zich stap na stap los moeten trekken uit
weeke, taaie modder. Ze zag uitgemergelde
bleeke gezichten, besmeurd met vuil en één
gezicht kwam uit de massa naar voren en
keek haar aan met smartelijke, verlangende
oogen, waaruit toch alle hoop verloren was.
Geluiden op straat deden haar opschrikken.
Haastige voeten jachtten voort en schelle
stemmen riepen over en weer. Ze liep naar
het raam en zag hoe de duistere nacht door
lichtbundels doorboord werd. Zoeklichten wa
ren omhoog gericht en ergens ronkte een
zwaar vliegtuig, of waren het meerdere vlieg
tuigen? Soms was er een gesuis in de lucht
en dan weerklonk vlak daarna een hevige
slag.
„Luchtaanval", dacht ze en keek wezenloos.
Wat moest ze, wat kón ze doen? Voor deze
oorlog er was, werd gesproken over schuil
kelders, maar in de praktijk bleven deze zoo
duur te zijn, dat ze niet voldoende aangelegd
konden worden, en het was bij enkele proef-
bouwen gebleven. Het geld was noodig geoor
deeld voor bewapening en toen bleef er voor
beschutting niets over. Ze kon wel met Greetje
in haar kelder gaan, maar de bommen en
granaten hadden zooveel geweld, dat, als ze
het huis raakten, er geen steen gespaard bleef.
Heele straten werden in enkele seconden
neergelegd. Neen. hiertegen was niets te doen,
je kon alleen maar afwachten of je toevallig
tot de gespaarden zou behooren.
Ze rukte de deur van Greetjes kamer open.
Kalm lag het kind te slapen, het hoofdje in
de buiging van een arm. Ze had het gevoel of
ze krankzinnig zou worden, toen ze haar
kindje daar zoo zag liggen en ze dacht terug
aan dien nacht, nog maar zoo kort geleden,
toen ze in hevige krampen had gelegen, ter
wijl Karei met bleek gezicht" en liefdevolle
zorgelijke oogen naast haar bed had gezeten.
Tegen den morgen was Greetje geboren en
ze hadden elkaar heel innig en ernstig aange
keken in stilzwijgende belofte, dit kind, levend
symbool van hun liefde, te behoeden en te be
schermen zoolang ze daartoe in staat zouden
zijn. En nu, nu was dit ontzettende gebeurd.
Daaraan hadden ze niets kunnen veranderen.
Of hadden ze toch wel iets kunnen doen?
Ze hadden steeds met afschuw aan „oorlog"
gedacht, maar ze hadden zich niet bij een of
andere vereeniging aangesloten, hadden niet
hun overtuiging in daden omgezet. Zwijgend
en werkeloos hadden ze toegezien hoe het
monster steeds nader was gekomen, tot het
had toegegrepen in de geen weerstand bieden
de menschenmassae die nu dag voor dag
haar warme bloed aan het gulzige ondier
moest offeren. Ze hadden hun plicht ver
zuimd, dat zag ze nu duidelijk in, en er was
geen verontschuldiging voor te vinden.
Snikkend knielde ze neer bij het bedje.
„Vergeef het ons Greetje, Vergeef het ons!"
Hijgend herhaalde ze het telkens weer, bijna
stikkend in haar snikken. Maar opeens luister
de ze angstig. Greetje ademde ook hijgend,
alsof ze het benauwd had en zij kwam die
verstikking alleen van het huilen? Ze greep
•-..-.ar haar keel. „Gas Gas Gas steeds
weer mompelde ze het woord. Toen boog ze
zich over Greetje heen en legde haar moeder
hand zacht op het nog zoo kleine gezichtje,
drukte toen resoluut steviger toe. „Slaap meis-
ke, slaap lieveling!" fluisterde ze en drukte
een kus op de oogen, die al in schaduwen la
gen. Even trapte het kindje om zich heen. in
verzet, maar moeder's hand dwong het
lichaampje tot overgave en al spoedig had alle
weerstand opgehouden. Het kleine gezichtje
lag in vredige rust
Mies boog zich over haar kindje. „Ik kom,
Greetje, ik kom bij je". Toen zakte ze in el
kaar, terwijl haar ledematen zich kromden
in opstand tegen de pijnen die de borst ver
scheurden. Met rochelend geluid en heesch
brullend als een dier, hoestte ze, hoestte,
hoestte maar steeds weer vond haar oog
het bedje, waarin Greetje kalm en vredig lag.
De wreedste aller dooden kwam haar halen,
maar haar kleine meid had ze veilig over de
grens weten te brengen en als Karei het kon
weten zou hij er gelukkig om zijn en er was
niets dat het Mies influisterde, dat Karei al
tien dagen lang buiten op het veld lag als een
onherkenbaar ding. Nu begonnen de klokken
te luiden om de boodschap te brengen dat de
luchtaanval voorbij was.
De Doodweg (omstreeks 1900) nabij het Huis ter Zaanen.
„Hè? Wat? Ja, ik ben al wakker!" Ver
dwaasd keek ik rond, duwde de dekens van
me af. Ik had dus gedroomd. Het was geen
oorlog, het was vrede en e klokken luidden
een nieuwen Zondag in.
HELEN.
Uit de film: ..So endet eine Liebe", waarin Paula Wesselv en Willy Forst de
hoofdrollen spelen.De afbeelding toont Gustav Gründgen (zittend) als
Metternich en Edwin Jürgensen als Talleyrand.
KIPLING'S „SOLDIERS THREE" ALS FILM.
Een groep medewerkers van de Engelsche
filmmaatschappij Gaumont-Brittish is te
Bambay aangekomen om een film te maken
naar „Soldiers Three" van Rudyard Kipling,
die zijln goedkeuring aan het scenario heeft
gehecht. Als camera-man werkt mede de
heer S. Bonnett, die ook aan de Mount Everets
expeditie heeft deelgenomen. Er zijn duizen
den inlanders geëngageerd, die in een ge
vecht tusschen twee stammen zullen op
treden en de filmexpeditie heeft een groote
hoeveelheid oude uniformen en geweren mee
gebracht; het verhaal speelt namelijk in de
vorige eeuw.
(Handelsblad)
Naar verluidt zal Lucienne Boyer een rol
spelen in de groote inusicale film van Radio
Pictures Fojx stars ior Love.