Minister Kalff herdacht. Haarlem's Kunstschatten. WOENSDAG 6 FEBRUARI 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 3 EEN PAAR INDRUKKEN VAN PARIJS. Als rechtgeaard Hollander komt ge toch al tijd weer op een avond bij de revue terecht. Thuis spreekt ge uw afgrijzen over deze aan eenschakeling van somptueuze tafereelen uit. Ge heet het een banaliteit om naar die bijna vervelende voorstellingen te gaan kijken en méér dan dat: het is provinciaalsch om zich te gaan vergapen aan wat in het vaderland niet mag: érger: het getuigt van slechten smaak, gemis aan zelftucht, gebrek aan ethische en aesthetische maatstaven. „Neef Pieter, ben je nu tóch weer naar de Folies Bergère geweest? Neef Pieter, denk je nu heusch, dat dat Parijs is? Guitry speelt in het Théatre Edouard VII, Elvire Popesco in de Variétés, Henriette Duflos in de Michodière en zelfs bruine Baker, die in de Marigny een oud operettetje van Of fenbach speelt, is Parijscher in haar bruinheid, dan deze Femmes en Folie in haar matte rose en lichtgele tinten. Neef Pieter, je hebt niet het recht over Parijsche cultuur te spreken als je zóó klein-burgerlijk bent...." Maar neef Pieter zat achter een kopje thee ergens in een Hollandsch huis. Hij kon mij niet zien. En dus zat ik in de Folies Bergère. Dus heb ik weer véél te veel voor mijn biljet betaald, dus heb ik weer ruzie gehad met een schreeuwerige vestiaire-juffrouw, omdat ik haar een te kleine fooi gegeven heb, dus heb ik mij weer afgevraagd, hoe het mogelijk is, dat zulk een afschuwelijk aangekleede couloir toch zooveel typische stemming in mij kan wekken. Ik weet» het en ik zag het: de revue heeft haar tijd overleefd. Nu was de zaal maar voor drie kwart bezet, zelfs na de pauze, wanneer de rijke, lang en la'at etende Amerikanen moeten komen, die nu in Sint Moritz zijn of in New-York. En het is ook altijd hetzelfde. Veel trappen met op een af gaande girls en boys, haremscènes, flauwe sketches, tapdances, Oostersche tafereelen en Koning Pausole, die zijn velen vrouwen zoo weinig kleedgeld gaf. „De" groote scène, die ons épateeren moet, het slotstuk van dit van-ouds-bekende vuurwerk van regie-vondsten en tooneel-technische mogelijke onmogelijkheden, die is zelfs oud: een heele bruiloftstoet marcheert de trappen van het stadhuis af en verdwijnt onder water. En stijgt weer uit het water op. Ge ziet de golfjes, het druipende water, ge hoort het klotsenHoe het kan weet ik niet. En tóch, is het aardig. En tóch is zoo'n revue ge zellig. Werkelijk: iedere vorm van geest ont breekt er aan; heusch wat bij óns bar-onnet is, is in Parijs bijna vervelend en tóch is het een beetje Parijs, een beetje charmant en dol- plezierig. Om zoo maar héél lui en héél dóm in een fauteuil te zitten kijken en luisteren en u te verwonderen, hoe het toch komt, dat in die Parijsche revues de meisjes zoo mooi zijn, zoo elegant, zulke liooge beenen en zulk een obsedeerend rhythme en bij onsnu jaMaar wij hebben Buziau en daar lachen ze nóg om Bach en Dranem. En ge vraagt nu: „is het duur in Parijs?" Het ïs duur in Parijs. „Is het goedkoop in Parijs?" Het is goedkoop in Parijs. Ik heb slecht ge geten in een groot hotel voor 35 francs, waar Royal, Excelsior, Dicker en Thijs en Carlton zich de oogen voor uit het hoofd zouden scha men. Ik heb in een restaurantje aan de Boul' Mich' voor vijf en zeventig cent een soep, een visch, een stukje vleesch, een roquefort en een karaf je rooden landwijn gehad. Niet geweldig, maar zeker niet slecht. Zondag dronk ik een whisky in een vervelende dan cing, en ik betaalde daarvoor f 2,50 en Zater dagavond had ik de beste plaats in een bios coop voor veertig cent. Het is in Parijs zooals het er altijd geweest is. Waar veel vreemdelin gen komen is het duur, waar de Parijzenaar komt is het goedkoop. Maar het Café de la Paix, dat altijd duur geweest is, heeft een buffet ingericht, waar ge „sur le pouce" uit het vuistje, de gezelligste en smakelijkste klei ne dingetjes kunt krijgen voor enkele dubbel tjes en bij Prunier kost een goede Homard a rAméricaine nog vijftig francs. En in de win kels is 't net als bij ons. De rommel is er goed koop, de mooie dingen zijn prijzig. Maar er is véél meer rommel gekomen. Zooals overal in de wereld. De verarming is er aan te toetsen. Een hapje voor een dubbeltje maar wat voor een hapje! Een jurkje voor 'n tientje maar laat het maar eens uit de étalage nemen en bekijk het van nabij. De Avenue de 1' Opéra, de Rue de la Paix zijn óók verarmd. De groote juweliers verkoopen gekweekte pa rels en veel oude zaken staan dood en leeg achter hun kostbare gevels met oude en kost bare namen. Parijs is schrikbarend verarmd. Ge ziet dit zelfs, wanneer ge u, voor uw va- cantie immers, eenige weelde veroorlooft en niet eens de oneindige, doodsche woonwijken van arbeiders en kleine burgers doorkruist. In de halls van Commodore, Prince de Galles, Scribe, is het stil. En wanneer de stilte al eens verbroken wordt, is het met Duitsche zin sneden Montmartre blijft altijd de wonderlijke, rommilge kermis die het altijd geweest is. Montmartre is onsterfelijk. Hoe dikwijls is zijn dood al voorspeld? Toen het vermaak en het vreemdelingenbezoek teekenen vertoon den van den linker-Seine-oever af te dalen en zich eerst in het Quartier Latin en latei- in Montparnasse zouden gaan concenfcree- ren zeide men dat het nu met Montmartre gedaan was; dat het alleen nog maar eenige aantrekkingskracht had voor onwetende vreemdelingen, die zich goedaardig en glim lachend lieten villen in de kwalijke lokalen, die nog op hun ouden roem en naam teer den: Chat Noir. Néant, Enfer en Ciel. Doch Montmartre is gezonder dan ooit. De kwa lijke lokalen bestaan nog en zijn even plat. vervelend en would-be, maar er zijn nieuwe bijgekomen, die groot succes hebben Op de Place Pigalle is het Cabóret La Noce geko men waar tout' Paris zich amuseert om de zéér ondeugende en zeer geestige conféren ces. Véél ouds is verdwenen. Vooral veel wat duur en quasi-luxueus was. Véél ouds heeft - ook braaf stand gehouden. De kleine thea tertjes des Deux Anes en de Dix Heures, waar men als buitenlander nauwelijks iets begri,ipt van de geestigheden, door glimla chende heeren in proza en manke poëzie ge debiteerd zijn avond aan avond gevuld met een écht-Parijsch publiek, dat er maar niet genoeg van kan krijgen om over mopjes en woordspelingen op Blum. Herriot, Mistin- guette en andere bekende persoonlijkheden te schaterlachen. En het bal van de Moulin Rouge met de french cancan bestaat nog al is het theater zelf al sinds geruimen tijd een vervelende bioscoop geworden. En het Bal Tabarin bestaat nog. En alle gezellige eet huisjes met hun rood en wit geblokte gor dijntjes. Dan die prachtige landelijke straatjes hóóg op de Outte. waar het u te moede is of ge "in een heel klein en knus provincie stadje loopt, zóó rustig loopt die dikke juf frouw op haar blauwe pantoffels van den slager naar den bakker; zoo gezellig zit de poes te knipoogen in het bleeke winterzon netje; zoo teeder steekt een mager appel boompje zijn langvingerige takken over het scheef gezakte muurtje. Nee, Montmartre is niet dood. De Place Blanche is luid en kleu rig als voorheen, de Place du Tertre stil en dorpsch als altijd en bovenal alles uit, boven héél Parijs staat blank en wonderlijk de Sacré Coeur. aan welks voeten ik altijd eenige stille, serene minuten over het avond lijk Parijs ga schouwen: een geweldige duis tere massa met duizenden trillende lichtjes, een wonder van leven en bekoorlijkheid, van verdriet en rijkdom, vreugde en armoede, vergaarbak van menschelijke existenties, obsedeerend raadsel van steeds weer over weldigende bekoring. Mr. E. ELIAS. ZES MAANDEN WEGENS ROEKELOOS RIJDEN. De Utrechtsche rechtbank heeft een 23- jarigen chauffeur uit Zandvoort, die op 9 September j.l. op den Soesterbergschen straat weg, bij het sanatorium Zonnegloren, op zoo roekelooze wijze had gereden, dat hij in bot sing was gekomen met een boom, tengevolge waarvan de naast hem zittende persoon werd gedood, veroordeeld tot 6 maanden gevange nisstraf. Het ontslag van M. Beversluis bij de V. A. R. A. Zaak voor den kantonrechter. Voor den kantonrechter te Hilversum is Dinsdagmiddag behandeld het geding tus- schen de V.A.R.A. en Martien Beversluis. De V.A.R.A., van meening zijnde, dat de heer Beversluis in zijn functie van literair - medewerker aanleiding had gegeven tot on middellijk ontslag en verbreking van het ar beidscontract. verzocht den kantonrechter haar van dit contract te ontslaan. Als pleiter voor de V.A.R.A. trad op mr, M. v. d. Goes van Naters te Heerlen; voor den heer Beversluis mr. S. de Jong te Am sterdam. Mr. v. d. Goes van Naters begon zijn uit eenzetting met de mededeeling. dat hij de brochure van den heer Beversluis, .Kaarten op Tafel", mede in het geding zou brengen. De V.A.R.A. heeft ontbinding van het con tract wegens gewichtige redenen verzocht. Een niet kunnen opschieten in den werk kring acht spr. reeds voldoende, om tot be ëindiging van het contract te besluiten. De brochure en uitingen en gedragingen van den heer Beversluis dringen echter in veel sterkere mate tot opzegging. De V.A.R.A. heeft deze zaak voor den kantonrechter ge bracht. omdat men bij het geval-Zwertbroek de vereeniging van „op-straat-gooien" be schuldigde. Thans geeft men er de voorkeur aam de beslissing aan den kantonrechter te laten. Mr. S. de Jong betoogde, dat ontbinding van een arbeidscontract uitsluitend tot stand kan komen, indien zich wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden bij een van de partijen voordoen. Reeds geruimen tijd wist men bij de VA..R.A.. dat de heer Beversluis meer links georiënteerd was. dan sommige andere medewerkers en bestuurders. Men had hem in Juni 1934 per 1 September daar aanvolgend kunnen ontslaan, doch men ver zuimde het jaarcontract te beëindigen. De eenige reden, welke de V.A.R.A. heeft, om den kantonrechter ontbinding van het con tract te verzoeken, is dat men af wil komen van de verplichting verder loon te betalen. In de geheele beschuldiging van de V.A.R.A. komt geen enkele aanval voor op het werk van gedaagde, zooals hij dat in dienst van den omroep deed. De veranderingen moeten overigens niet bij den geschorsten employé worden gezocht, doch bij de omroepvereeni- ging zelf. De kantonrechter zal Dinsdag 5 Maart uit spraak doen. STA TEN-GENERAAL Eerste Kamer Contingenteering van veekoeken. 's-Gravenhage, 5 Febr. Het weerzien na het Kerstreces was droef. Het Kabinet telde een lid minder sinds Mi nister Kalff aan Regeering en land ontviel. In waardige woorden hebben de voorzitter der Eerste Kamer en de Minister-President, die vanavond evenals alle overige Ministers behalve de in het buitenland vertoevende Minister van Sociale Zaken, achter de groene tafel gezeten waren den helaas te vroeg heen geganen leider van het Departement van Waterstaat herdacht. I Daarna hield de Kamer zich nog eenigen tiid met een tweetal agendapunten bezig. Mr. Knottenbelt (lib.) en de heer Otten <v.d.) opperden bezwaren tegen de regeling i.z. contingenteering van veekoeken, in ver band met de daaraan vastzittende heffing ten bate van het Landbouwcrisisfonds. Bei de sprekers trokken in twijfel of deze rege ling niet te schadelijk zou zijn voor de im porteurs en te voordeelig voor genoemd fonds. Aanvankelijk ging met deze contingentee ring, die haar hoofddoel steun aan de olie- Industrie bereikt heeft, gepaard, dat de im porteurs te groote winsten in de zakken zou den krijgen. Volgens Minister Steenberghe, die den bezwaarden sprekers alleen kon be- lovn den gang van zaken in het oog te zul len houden, moest nu juist de heffing, welke de importeurs voorloopig nog wel uit de groote winsten kunnen betalen, als te- gengewicht dienst doen, zonder hoof delijke stemming ging dit wetsontwerp er door evenals het voorstel betreffende het dwangaccoord, waaraan Mr. Sasse v. IJsselt speciale aandacht besteedde in een betoog, dat nog eens duidelijk liet merken, hoe deze jurist, schoon oud van dagen, frisch en jong van geest blijft. Hij had wel eenige redactio- neele en technische bedenkingen, maar deze weerhielden hem toch niet in het algemeen zijn instemming met de nieuwe regeling kenbaar te maken. Om 10 uur ongeveer konden de heeren se natoren ter ruste gaan ten einde frissche krachten te vergaren voor het Woensdag aanvangende algemeen begrootingsdebat. E. v. R. Nog steeds de uitwijzings kwestie. Ingenieur beleedigde Laren's burgemeester. Voor het Amsterdamsche Hof diende Dins dag de strafzaak tegen den Amsterdamschen ingenieur J. H. B. die door den politierechter op 28 Mei j.l. was veroordeeld wegens belee- diging tot f 100 boete subs. 10 dagen hechtenis. Naar aanleiding van de uitzetting van vier Duitschers over de Duitsche grens, bevolen door den burgemeester van Laren, was Ir. B. zoo verontwaardigd geweest, dat hij den bur gemeester schreef: „Kaïn wat hebt ge met Uw medemenschen gedaan? Ga naar het graf van Vader Willem en spuw erop;dat past U verra der van 'slands eer!" De Officier van Justitie had een gevangenis straf van vijf dagen gerequireerd. De proc. generaal requireerde bevestiging van het vonnis. Vader doodde zijn kinderen. Vijftien jaar geëischt. De rechtbank te Utrecht heeft de zaak be handeld tegen een 30-jarigen chauffeur uit Zeist die op 20 Augustus van het vorige jaar zijn beide jonge kinderen heeft vermoord en daarna poging deed tot zelfmoord. De Officier van Justitie requireerde een ge vangenisstraf van vijftien jaar. EEN VLIEGVELD BIJ LEEUWARDEN Voorstel door Provinciale Staten aangenomen. In de vergadering van de Provinciale Sta ten van Friesland is met op 4 na algemeene stemmen aangenomen het voorstel om mede werking te verleenen om te komen tot aan leg van een vliegveld in de onmiddellijke na bijheid van de stad Leeuwarden. De provincie zou voor 30 procent deelne men in de koopsom van het terrein. De rest zal door de stad Leeuwarden en de Kamer van Koophandel voor Friesland gedragen moeten worden. Een der voorwaarden welke den exploiteurs der N.V. zal worden gesteld, is dat des Zondags geen kermis of andere ver makelijkheden op dit terrein zullen mogen worden gehouden en dat het terrein op die dagen uitsluitend voor verkeersvliegtuigen en die vliegtuigen die daarmee op een lijn ge steld kunnen worden, geopend zal zijn. Eiken winter leed hij aan Winterhanden en Wintervoeten. „Door mijn beroep moest ik den geheelen dag op straat loopen en daardoor gingen de plekken altijd open en begonnen te zweren. Van alles probeerde ik. maar baat vond ik niet, totdat ik met Kloosterbalsem begon. Eiken ochtend en avond deed ik die op de plekken. Ze genazen binnen een week prachtig en voor goed. Nu smeer ik als 't koud wordt van te voren mijn handen en voeten eiken ochtend met Kloosterbalsem in en heb sedert dien geen last meer van winterhanden en -voeten gehad." Zoo schrijft ons de heer W S. te 's-Gr„ wiens origineele brief voor ieder ter inzage ligt. Akker's Kloosterbalsem kost per schroefdoos 35 ct en per pot 62N et. en 1.04 en is overal verkrijgbaar. Onover troffen bij brand- en snijwonden. Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel bij rheumatiek, spit en spierpijn. Gebruikt Akker's Kloosterbalsem. (Adv. Ingez. Med.) HERDENKING VAN DEN HEER G. BOTJE. In den Dinsdagmiddag gehouden zitting van den Raad voor de Scheepvaart heeft de voor zitter Prof. Mr. B. M. Taverne, het overleden lid G. Botje herdacht. Spr. zeide; Wederom heeft de Raad het verlies van een zijner leden te betreuren. Na een kortston dige ongesteldheid is ons plv. gewoon lid. de oud-gezagvoerder van de. Stoomvaart Mij. ..Nederland' Gerhard Botje op 62-jarigen leef tiid overleden. Tot mijn groot leedwezen was ik gisteren door dringende ambtsbezig heden verhinderd aanwezig te zijn in Heem. stede om hem de laatste eer te bewijzen. Het lid van den Raad. de heer Lap. heeft daar de gevoelens van den Raad vertolkt. Ik gevoel echter, zei spr. behoefte hier in deze zitting zaal, waar hij zoo menigmaal zijn stem heeft doen hooren, eerbiedige hulde te brengen aan zijn nagedachtenis. De Inspecteur-generaal voor de Scheepvaart de heer C. Fock heeft zich bij deze woorden aangesloten Een halve eeuw geleden. Uit Haarlem's Dagblad van 1885. 6 Februari: Uit de Raadsvergadering Omtrent de heffing van het bruggeld ontwikkelde zich een lange discussie. De heer Dyserinck betoogt hoezeer de lasten, die op de scheepvaart drukken, deze ten zeerste bemoeilijken, en niet het minst door de vele bruggelden en andere onkosten, die door de schippers moeten worden voldaan. Er is op het oogenblik een zeer lijdende onder neming tusschen hier en Utrecht. Hoe veel bruggeld moeten de schippers tus schen deze plaatsen wel niet betalen, waardoor zij een slechte rekening maken De stad heeft in haar eigen belang groote kosten gemaakt aan bruggen enz. Moeten nu de arme schippers be talen? Waarom het bruggeld noodeloos te vermeerderen? Het ware beter het te houden zooals het thans is. Voorzitter meent dat het niet meer dan billijk is. dat de schipper iets bij drage. De heer Huët betoogt dat het water, bij den grooten overvloed van rivieren, kanalen enz. ten allen tijde hier te lande de aangewezen weg is geweest voor het vervoer. En nu worden hierop allerlei lasten gelegd. Het zal toch steeds in 't belang van ieder zijn deze zoo veel mogelijk te verminderen. De heer Heshuijzen wenscht de brug gelden geheel af te schaffen. De heer Dyserinck dient een amen dement in om 6 cents bruggeld voor ieder schip te heffen. Indien de tweede klep geopend moet worden, wenscht spreker ook daarvoor 6 cent te heffen. De heer Krelage wenscht 15 cent voor de Lange Brug te heffen. Wanneer gij uw waren aan den man (of aan de vrouw) wilt brengen, en dat is toch'uw stre ven, dan moet gij dien man (of die vrouw) van U laten hooren. De eenvoudigste, meest effec tieve en goedkoopste weg naar dit doel is: ADVERTEERT IN HAARLEM'S DAGBLAD Mr. Th. Maassen. Mr. Th. Maassen werd 14 September 1886 in Friesland geboren. Hij studeerde te Groningen en te Leiden, waar hij in 1908 promoveerde Zijn eerste functie bij de rechterlijke macht was die van subst. griffier bij het Kantonge recht te Rotterdam <1 Januari 19111. In 1913 werd hij subst. griffier bij de Arr. Rechtbank te Alkmaar en in 1919 kreeg hij zitting als rechter in dezelfde Rechtbank. In December 1925 volgde de benoeming van Mr. Maassen tot rechter te Haarlem en in November 1930 zag hij zich benoemd tot rice- president der Arr. Rechtbank alhier. Mr. Maassen is voorzitter van het Scheids gerecht voor gemeente-ambtenaren te Haar lem en is ook lid geweest van den thans op geheven Raad van Beroep voor de directe be lastingen. JAN MUSCH LEERT STUDENTEN SPREKEN. De heer Jan Musch is benoemd tot buiten gewoon assistent aan het Physiologiseh Labo ratorium der Universiteit van Amsterdam, om een reeks lessen in het voordragen te geven voor studenten der Universiteit van Amster dam. Deze lessen vormen een vervolg op een reeds bestaanden cursus, waarin de studenten geoefend worden in een juist gebruik der stem- en spraakorganen. Pieter Saenredam, De nieuwe of Sint Annakerk te Haarlem De leden van de vereeniging Haerlem wer den zooals men in ons blad heeft kunnen lezen dezer dagen door een voordracht van den heer Swillens uit Utrecht in de gelegen heid gesteld, met het leven en het werk van dezen schilder vertrouwd te raken Wij grij pen de gelegenheid aan om deze week een zijner mooiste werken, uit het Frans Hals museum. met onze lezers te bespreken. Het is het interieur der Nieuwe kerk, zooals velen dat onmiddellijk herkennen zullen. Im mers. een typisch vierkant als de plattegrond van deze kerk vertoont, is betrekkelijk zeld zaam en ook daarzonder zou men de eigen aardige houten, gebogen zoldering van thans nog, gemakkelijk herkennen. Dat op ons plaatje de kerk zelve zooveel ruimer lijkt dan ze zich thans aan ons voordoet, komt doordat bij Saenredam alle stoelen en banken ontbra ken en in stede daarvan een zestien tal per sonen slechts als stoffage dienen die door hun wel overwogen plaatsing in de schilderij de ruimte-idee nog verhoogen. Deze soort stoffage onzer Hollandsche kerkinterieurs is de meest gebruikelijke, ook Saenredam heeft, zooals de heer Swillens opmerkte, slechts een enkele maal een kerk geschilderd, waarin een dienst aan den gang was, gemeenlijk ziet men er de burgers en burgeressen aan den wan del of in gesprek na gracieuse begroeting. Dat kan ons even vreemd lijken, evenals het feit dat men voortdurend in de zeventiende-eeuw- sche kerkinterieurs honden tegenkomt, doch onze voorouders schenen daar minder bezwa ren tegen te hebben. Ik ken zelfs een kerk interieur van Emanuel de Witte, waarop wel een dienst aan den gang is en een hond heel aandachig naar den predikant zit te kijken Wat aan een schilderij als deze Saenredam het eerst opvalt is de prachtig-nuchtere klaarheid van het licht en de sobere zakelijk heid van zijn manier van teekenen. Het is het wonderlijke aan dezen schilder dat er, ondanks het afwezig zijn van alle romantiek en mysterie, van zijn werk zulk een groote charme uitgaat. Een schilderij als dit heeft de strengheid eener architectonische teeke- lcening die met kleur is ingevuld, doch die tee kening is zóó feilloos en elegant, die kleur zóó zuiver eh direct, dat zelfs de moderne im pressionist, aan hartstochtelijker toets ge wend, aan de bekoring ervan niet kan ont komen. De familie Saenredam. de naam duidt hef reeds aan, was afkomstig uit de Zaanstreek (Saenredam: Zaandam) en onze Pieter werd in Assendelft geboren, in 1597, doch bracht het grootste deel van zijn leven in Haarlem door. Waarom hij. kunsthistorisch dan. tot ae Utrechtsche School gerekend werd, is niet erg duidelijk, daar zijn werk coloristisch veel dichter bij de Haarlemsche kunst van zijn tijd staat. In het boek dat Swillens binnen kort over Saenredam zal publieeeren, wordt hij dan ook door den schrijver naar den Haar- lemschen kring teruggebracht. Saenredam's vriendschap met den grooten bouwmeester Jacob van Campen is waarschijnlijk niet zon der invloed op zijn stijl van schilderen ge weest. ze bezorgde hem ook allerlei relaties in de wereld der machthebbers en misschien danken wij er ook dat juweel van schilder kunst aan, de schilderij die het oude Amster damsche stadhuis vóór den brand voorstelt, en nog altijd in de burgemeesterskamer der hoofdstad hangt. Doch ook in ons Haarlemsch museum kan men een fraai werk bewonderen waarop het Haarlemsche stadhuis is afgebeeld met een opmerkelijke menschenmenigte, die zich voor het gebouw verzameld heeft. Het Haarlemsch Gemeente-Archief is bovendien bijzonder rijk aan teekeningen van onzen meester. Op den grootsten onzer moderne kerkschil- ders, op Johannes Bosboom, heeft de kunst van Saenredam niet nagelaten indruk te ma ken. Ook bij dezen zien wij bij het ouder wor den, zijn werk in sobere klaarheid toenemen en niet onaardig is de door den heer Swillens ontdekte falsificatie van iemand die een vijf tig jaar geleden op een fragment van een teekening van Saenredam, de signatuur van Bosboom had aangebracht. Niet onaardig, omdat die falsificatie waardeloos zou worden toen de mode weer omsloeg en een teekening van Saenredam thans weer meer geldswaar de vertegenwoordigt dan een van Bosboom wat vijftig jaar geleden precies andersom was. Wat nog eens bewijst dat het werk van beide meesters op gelijk artistiek niveau staat: dat een geldswaarde alleen door bij komstigheden bepaald wordt en dat een sig natuur alleen, niets zegt. Het is een aantrekkelijke bezigheid van den Kunsthistoricus, het leven en werken van een artist uit vroeger tijden te reconstrueeren uit allerlei gegevens die overgebleven of nog te achterhalen zijn. Daarvoor is veel geduld, veel speurzin en vooral veel geluk van noode. Van het één komt men gewoonlijk op 'net an der en zoo ontstaat dan langzamerhand een levensbeeld waarbij men als het ware, van dag tot dag den man aan het werk ziet. hem op zijn uitstapjes naar buiten volgt, zijn vriendschappen en relaties ontdekt, zijn suc- cesjes en zijn pech registreert. Is de artist een figuur van beteekenis geweest dan wordt zulk een reconstructie bijna een roman gelijk, of liever ze gaat voor een roman het mate riaal leveren. Men denke aan Rembrandt. Dan hebt ge weer kans dat de romancier met de reconstructie-gegevens op een manier om springt. die later weer crïtiek op de histori sche juistheid van zijn verhaal noodig maakt en zoo gaan we maar door en blijft het werk aan den winkel. Voor een Vie romancée geloof ik niet dat Saenredam's leven direct de stof zal offreeren en Swillens' boek dat wij met belangstelling tegemoet zien zal vermoede lijk een onopgesmukt en interessante recon structie bevatten van wat er over onzen groo ten stadgenoot aan den dag gekomen is. Eén gevaar heeft de kunsthistorische reconstruc tie met de vie romancée van een kunstenaar gemeen: ze leidt af van de hoofdzaak, die is: het werk zelf en de bereikte schoonheid i n dat werk. Daarna komt pas de speculatieve wetenschap en het gefantaseer. Derhalve en daarmee zij dit wekelijksch praatje beslo ten kunst leeren kennen is: goede kunst gaan k ij k e n. Saenredam leeren kennen is hem in ons museum gaan zien. En daar na wordt al het andere nog veel amusanter. J. H. DE BOIS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 5