DE TWEELINGZUSTERS
Aan de lunch op den Zesdaagsche te Brussel. Tweede van links Charlier. De betrouwbaarheidsrit voor auto's te Rottach-Egern moest wegens den sneeuwstorm worden afgebroken. - Vele wagens bleven in de sneeuw steken en
Naast dezen Schön konden eerst in den nacht hun weg vervolgen. Twee automobilisten pogen zich bij het licht der lantaarns op de kaart te orienteeren
Ter gelegenheid van de
opening van het labora
torium voor „electro-
warmte in de industrie",
bij de Gem. Electriciteits-
werken te Amsterdam,
werden Dinsdag ver
schillende demonstraties
gegeven
Bij aankomst op het vliegveld
Le Bourget, terugkeerend uit
Londen, inspecteert Flandin de
eerewacht
Een buurpraatje tusschen Jan
Pijnenburg en Jan van Kem
pen tijdens den Zesdaagsche
te Brussel
Prof. dr. A, H W Aten, tijdens
zijn lezing in het Koloniaal In
stituut te Amsterdam, In vsr-
band met de opening van het
laboratorium voor toepassing
ven electrowarmte In de Indu
strie
Het s.s. .Randfontein" van de Ver. Nederlandsche Scheep
vaart Mij is met een gebroken achtersteven in een der
dokken van de Amsterdamsche Droogdok Mij opgenomen
ter reparatie
Jong leven in Artis te Amsterdam. Javaansch hert met haar jong, dat onlangs geboren
werd en zich in een uitstekende gezondheid verheugt
De studentenvereeniging „Uni-
tas Studiosorum Lugduno Ba-
tava" viert haar eerste lustrum
te Leiden. Het hijschen van de
vlag aan het sociëteitsgebouw
od het Rapenburg
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
PATRICIA WENTWORTH.
Nadruk verboden
16)
Jenny begon zachtjes te schreien.
„Ik kon er niets aan doen, Anne".
„Wie heeft het hem verteld?"
„Hij vermoedde dat er iets was en kreeg
de waarheid uit Nanna. Je denkt toch niet.
dat ik het hem verlangde vertellen?"
„Neen, natuurlijk denk ik dat niet. Nog
iemand anders, Jenny?"
„Alleen Nicholas", antwoordde ze, terwijl
ze haar oogen begon te drogen.
Anne's adem ging sneller
„Wat weet Nicholas?"
„Toe, houd op, Anne. Ik kon er niets aan
doen het was niet mijn bedoeling het hem
te vertellen".
„Wat vertelde je hem?"
„Het was het was een ongelukkig toe
val. Ik was het heelemaal niet van plan.
Vader maakte een verschrikkelijke scène
en Nick ving iets op van wat hij zei en toen
was er geen ontkomen aan. Ik moest het hem
vertellen".
Anne deed een stap naar voren. „Wat ver
telde je hem, Jenny".
„Anne kijk me niet op die manier
aan
„Vertelde je hem alles?"
Jenny barstte in heftig snikken uit.
(.je je kent Nicholas niet niemand
kent hem zooals hij werkelijk is. Hij is zoo
ontzettend trots".
„Heb je hem verteld wat je aan Mr. Car-
xuthers vertelde en aan vader?"
„Ik moest wel"
„Juist".
Dat eene simpele woord verbruikte voor
een oogenblik al Anne's adem. De tranen
stroomden over Jenny's wangen, maar Anne's
oogen waren droog, brandend droog. Ze zag
waar zij stond en waar Jenny stond, en dat
er een groote golf tusschen hen was. Aan den
anderen kant van die onoverkomelijke golf
bevond zich niet alleen Jenny, maar iedereen
die Anne had gekend en van wie ze gehouden
had, de wereld waarin geen plaats meer vóór
haar was! Ze was van die wereld afgesneden,
absoluut en onherroepelijk. Een den-adem
benemende verschrikking de verschrikking
der eenzaamheid een duistere, verstikkende
mist, strekte de lugubere vangarmen naar
haar uit. Ze wist het: er was hier geen plaats
voor haar, geen toevlucht.
„O Anne", ging Jenny na een poos voort,
„het is toch zoo vreeseljjk jammer dan je ge
komen bent! Ik zou je hebben opgezocht en
dan had ik je alles rustig kunnen uitleggen.
Waarom kijk je zoo wat geeft het je
maakt het zoo verschikkelijk moeilijk voor
me". Haar stem brak in een snik. „Het is
toch mijn schuld niet, dat Nick je hier niet
wil hebben. Hij wil er niet van hooren. Hij
zegt dat ik je de helft van het geld kan
geven hij is altijd zoo reusachtig edel
moedig maar dan moet je beloven hier
nooit meer te komen, zelfs niet te schrijven.
Ik kom in Londen bij je en dan zal ik je er
alles van vertellen. Maar nu moet je gaan
je moet heusch gaan, Anne".
„Ja, ik ga al".
Anne zei het met een schorre, kleurlooze
stem. Haar oogen keken de richting van
Jenny uit, maar werkelijk zien deed ze
haar zuster niet. Ze had het gevoel of ze in
een nevel staarde en ergens in dien nevel
was Jenny, alleen maar vaag te onderschei
den, als een vluchtig silhouet en onbereik
baar. Ze moest gaan. dat was het dat in haar
hersens hamerde. Iemand had tegen haar
gezegd dat ze gaan moest o ja, Jenny had
dat gezegd. En dan was er nog iets van een
trein ze moest een trein halen en heen
gaan, een ondoordringbare duisternis in.
Toen keerde Anne zich om en begon lang
zaam, moeilijk, haar weg te tasten langs den
muur van hulst, tot ze het pad bereikte
waarlangs Jenny en zij gekomen waren.
XII.
Joh. Waveney had een heel plezierigen
morgen gehad. Hij was tot de conclusie ge
komen dat hij zijn nicht Jenny graag mocht
lijden. Zij bezat de prijzenswaardige gave om
bij ieder van haar gasten de overtuiging te
vestigen dat hij of zij in bijzondere mate bij
droeg tot de algemeene gezelligheid.
Het speet John dat de prettige dagen ten
einde liepen en de avond hem weer in Londen
zou zien. Maar beiden, Jenny en Nicholas
hadden hem gevraagd spoedig terug te komen
en dikwijls terug te komen.
„Je mag niet vergeten dat je een neef bent,
John en ik verheug me niet in 't bezit van
zoo'n bende neven als de meeste menschen.
..Dit waren Jenny's woorden geweest. En
Nicholas Marr had instemmend geknikt en
erbij gevoegd: „Neen, wat familieleden be
treft, zijn we niet ruim bedeeld: integendeel,
we zijn er vrijwel van verstoken" En toen had
hij plotseling gezwegen met een licht wenk-
brauwenfronsen.
John vergezelde de Marrs niet naar Grey-
stones. Na de lunch ging hij een wandeling
maken naar Tenstone Hill. In een opgewekte
stemming keerde hij terug en liep fluitend
het hek bij de portierswoning binnen. Een
taxi stond buiten de poort te wachten; de
chauffeur was in een krant verdiept. Juist
was John de kromming in de oprijlaan voor
bij, toen hij rechts van zich haastig voet
stappen hoorde. In een strompelende vaart
naderde iemand het struikgewas. Hij draaide
zich om. liep enkele meters en ging het pad,
af, dat van de oprijlaan naar een donker
boschje van dennen en hulst voerde. Langs
dit pad bewoog zich iemand snel voort; de
gestalte van een vrouw. Er was iets schichtigs
in haar manier van loopen; ze had de handen
voor zich uitgestrekt, alsof ze iets van zich
afduwde.
John wachtte tot ze hem bereikt zou heb
ben. Er terwijl ze naderkwam. herkende hij
haar het was Anne Belinda! De gelijkenis
met het kind van negen jaar geleden was
verdwenen; alleen een glimp ervan leefde in
Anne Belinda's groote. nietsziende oogen.
Maar van een gelijkenis met Jenny was niets
meer te bespeuren. En toch herkende John
haar zonder een seconde van twijfel. Het
was Anne.
Ze botste tegen hem aan en bleef stok
stijf staan, haar tastende handen om zijn
arm, haar gezicht vlak bij het zijne, haar
oogen star en onwezenlijk in peilloos verdriet,
maar zonder tranen. John wat tot in het
diepst van zijn hart geroerd. Het was alsof ze
slaapwandelde en een vreeselijke droom als
een muur tusschen hen stond. Want hoewel
ze hem aanraakt, zich met wanhopige vingers
aan hem vastklemde, was het duidelijk dat ze
hem niet alleen niet herkende maar even
min besef had van wat ze deed. Ze was blind
en doof voor de dingen om haar heen. Wat
haar oogen zagen, wat voor geluid haar in
de ooren klonk, ze zou het niet hebben kun
nen zeggen. Zijn gezicht of gestalte, de klank
van zijn stem waren het in elk geval niet.
In de verbijstering van haar smart hield ze
zijn arm in een stevigen greep. Hij legde een
warme, vaste hand op haar schouder en liet
die daar, in een van deernis vervuld wach
ten. Zoo stonden zij een oogenblik vlak bij de
oprijlaan; toen klonk uit de richting van de
portierswoning geluid van stemmen; Pa
mela Austin's hooge, doordringende lach. Een
schok voer door Anne; hij gevoelde dat haar
heele lichaam beefde. De schouder, waarop
het gewicht van zijn hand rustte, was onbe
weeglijk geweest; nu trilde die. Ze hijgde en
nu maakteh _zich wccrclcr. 'os uit haar snik
ken: „Laat ze nietZe duwde hem van
zich af en liep achteruit.
De stemmen waren heel dichtbij, juist
achter de kromming van de oprijlaan. John
ging in de richting waaruit ze kwamen en
vond Derek en Pamela opgetogen jolig als
altijd. Pamela groette hem met een kreet van
vreugde:
„Zalig dat je er bent; nu kun je meteen
een step met me doen in de laanDerek danst
afschuwelijk op grint. Geef jij hem maar eens
een lesje
En meteen zette ze met haar wat-schrille
sopraan een populaire melodie in.
Derek imiteerde het geluid van vechtenden
katten en met z'n drieën dansten ze voorbij
het gevaarlijke punt, de oprijlaan in, tot
John voorgaf buiten adem te zijn.
„Je bent ook niet bepaald getraind! Ik heb
heel wat meer uithoudingsvermogen!" Er
klonk diepe minachting in Pamela's stem.
„Ha Jenny, waar ga jij heen, Dans je ook
mee?"
Jenny's witte figuurtje dook verrassend on
verwacht op. Tusschen twee taxuspyramiden
was ze te voorschijn gekomen en ze bleef daar
over haar schouder staan kijken.
Pamela en Derek begonnen naar haar toe te
rennen maar John keerde zich om en liep
teru naar de plaats waar hij met Anne Be
linda had gestaan. Hij hoorde de stemmen
zich verwijderen. Zoo gauw de bocht in de
oprijlaan hcju aan het gezicht van de ande
ren onttrokken had, verhaastte hij zijn stap.
maar toen hij den ingang van het pad be
reikte, was er niemand meer te bekennen. Hij
liep verder, volgde het kronkelend weggetje
tot hij aan de donkere, open ruimte kwam,
door hulsthagen omzoomd en met een ope
ning, die op de rivier uitkeek.
(Wordt vervolgd).