VRIJDAG 8 FEBRUARI 1935
H A A R L' E M'S DAGBLAD
9
AAN ALLEN!
Willen we eens een ijspraatje gaan hou
den? Jullie hebben natuurlijk dezen winter
allemaal naar ijs verlangd. Nergens in de be
woonde wereld is zooveel ijs als op het eiland
Groenland. Het binnenland van Groenland is
één ijsveld, welks oppervlakte 1 12 millioen
vierkante kilometers bedraagt. In 't midden
van het eiland steekt het 3300 meter boven
den zeespiegel uit.
Er zijn een paar dozijn gletschers van vele
kilomters lengte. Sommige verplaatsen zich
met een snelheid van 15 meter per dag. Des
winters en 's zomers blijft die snelheid de
zelfde. Dit is de grootste snelheid, die bij glet
schers voorkomt. Groenland loost jaarlijks
millioenen ijsschotsen en ijsbergen in zee.
Zoo'n ijsschots heeft de grootte van een sleep
boot, een ijsberg is vaak grooter dan een
mailschip. Een zevende van zoo'n ijsberg is
boven water zichtbaar. Zes zevende blijft dus
onder water verborgen.
Van het oogenblik af, dat het pakijs langs
de kust van Groenland gaat drijven, valt het
uiteen en gaat het smelten. Is het water heel
koud, dan "gaat dit smelten heel langzaam. Is
de atmosfeer buitengewoon koud. dan vormen
zich aan de wateroppervlakte ijsvelden. Een
paar duizend ijsbergen van de Groenlandsche
Westkust worden door de zee weggevoerd. Ze
bereiken zelfs het schiereiland Labrador. Kijk
nu maar eens op de kaart, hoe ver dit van
Groenland af is.
400 ijsbergen bereiken het Zuidelijk deel
van New-Foundland.
Het aantal hangt natuurlijk af van weer en
wind.
In 1924, een warm jaar, noteerde men 11 ijs
bergen, tegen 1300 in 1929, dat een buitenge
woon koud jaar was. Meestal komen deze ijs
bergen in de Lente, of in 't begin van den
zomer in 't Zuidelijk deel van den Noord-At-
lantischen Oceaan opdagen. Aan 't eind van
den zomer en in 't begin van den herfst smel
ten ze weg.
Elk voorjaar is daar opnieuw voor de sche
pen het gevaar om met zoo'n ijsgevaarte in
botsing te komen.
In de jaren 1882 tot 1890 zijn als gevolg van
zoo'n botsing niet minder dan 14 schepen met
man en muis vergaan, terwijl er 40 averij op
liepen.
Sinds 1900 liet de zeevaartkundige dienst
der Vereenigde Staten zich door kuststations
op de hoogte houden van de beweging der
ijsbergen. Die mededeelingen werden dan ter
kennis van de scheepvaart gebracht.
Tot 1912 bestond er geen geregelde ijspa-
trouille-d-ienst. In dat jaar is de Titanic, op
haar eerste reis naar de Vereenigde Staten in
botsing gekomen met een ijsberg. De nacht
was helder, de zee was volkomen kalm, toch
zonk de prachtige mailboot met 1500 man aan
boord. Toen werd er geëischt, dat er door de
Amerikaansche marine een nieuwe methode
werd ingevoerd om een dergelijke ramp zoo
veel mogelijk te verhinderen.
Elk jaar worden thans drie der grootste
booten van de kustwacht belast met het hou
den van toezicht. De kosten van dezen pa-
trouilledienst worden gedragen door de 14
landen, die het meest bij het Noord-Atlanti
sche scheepvaartverkeer geïnteresseerd zijn.
Ook ons land behoort daarbij.
De schepen zijn voorzien van speciale in
strumenten, waarmee ze in heel korten tijd de
diepte van de zee kunnen peilen. Twee van de
schepen zorgen voor het ijsbergen werk, het
derde verricht meer wetenschappelijk werk.
Per radio wordt thans een en ander aan de
scheepvaart bekend gemaakt. Het schijnt ver
bazend moeilijk te zijn ijsbergen te vernieti
gen. Door den patrouilledienst worden ze ge
regeld bewaakt. Omstreeks half Maart wordt
er mee begonnen. Vier maanden lang wordt
•de dienst voortgezet. Midden Juli heeft de zon
zooveel kracht, dat ze de ijsmassa's ten Zui
den van Labrador doet smelten. Alle drij
vende ijsbergen zijn gesmolten voor ze den
43sten graad Noorderbreedte hebben bereikt.
De patrouilledienst wordt dan gestaakt.
Nog altijd komen er ondanks deze goede
voorzorgsmaatregelen botsingen voor tussc'nen
schepen en ijsbergen. Minstens één schip per
jaar. Maar meestal is het schip alleen geha
vend. Menschenle-vens vallen zelden of nooit
meer te betreuren. Als zoo'n schip te veel averij
heeft opgeloopen om de reis te vervolgen op
eigen kracht, wordt het door een sleepboot
wel naar de plaats van bestemming gebracht.
Een oud-Hol-landsch spreekwoord luidt.: IJs
vergt menschenvleisch. Jullie bemerkt nu wel,
dat dit niet alleen slaat op roekelooze schaat
senrijders.
Misschien komt van dit ijspraatje wel
schaatsen-ijs.
W. B.—Z.
WIE ZOEKT ER MEE?
CRITLI'S AVONTUUR MET
DE KAZEN.
Warm scheen de zon op de Alp, waar Gritli.
het Zwitsersche boerinnetje bezig was met
maken van de Zwitsersche kazen; jullie weten
wel, die heele groote kazen, waarin zoo veel
gaten zijn.
Terwijl Gritli zoo bezig was, moest ze op
eens bij zich zelf bedenken, dat de kazen net
gezichten hadden, die haar aankeken. Som
mige hadden een lachend gezicht en andere
weer een onvriendelijk; maar allemaal keken
ze naar Gritli.
„Wat raar, dat ik dat vroeger nooit gemerkt
heb," denkt Gritli. „Hè wat warm is die zon;
het is bijna onmogelijk te werken in die hitte.
Je krijgt er ook zoo'n slaap van!"
„Wij ook, Gritli; wij ook!"
Verbaasd kijkt het meisje op. Ze is alleen
bezig achter; de alpenhut; wie spreekt daar
dan tegen haar?
Zij kijkt om, nee, er is niemand.
„Ra, ra wie spreekt daar?" gaat'tzelfde fijne
stemmetje door en een heel koor herhaalt:
„Ra, ra, wie spreekt daar?"
„Dat is toch te gek", denkt Gritli. „Ik zie
nemand en ik: hoor toch spreken. Ik droom
toch niet?"
Dan valt haar blik op de kazen, verbeeldt
het zich, of lachen nu alle kazen?
„Zijn jullie het, die tegen me praten?"
„Ja, Gritli!"
„Dat is vreemd; ik meende toch stellig on
raad te hooren. Et moeten hier verscheurende
dieren in den omtrek zijn!"
Een oogenblik is het meisje verstomd van,
verbazing; maar dan lacht ze alweer.
„Jullie hebt mij doen schrikken. Sinds wan
neer kunnen jullie spreken?"
„Oh", zei de grootste kaas, die vooraan lag,
„dat kunnen alle kazen; maar we laten het
nooit merken aan de menschen."
„Maar," zei Gritli, „jullie hebben het mij nu
toch wel laten merken?'-
Het was of de kazen even verlegen werden.
Toen nam de grootste, die ook de brutaalste
was, het woord weer.
„Ja, zie je," zei hij en het was of hij geheim
zinnig glimlachte, „we vonden jou allemaal
zoo aardig en nu wilden we je eens een verras
sing bezorgen. Daarom zijn we eerst begonnen
met tegen je te praten; ben je nieuwsgierig om
te weten, waarmee we je nog meer wilden ver
rassen!"
„Een beetje wel," bekende Gritli eerlijk.
„Nu, dan zullen we je het maar laten zien.
Jongens in het gelid!' Wat was dat? Gritli
deed haar oogen wijd open. Gritli zag iets, wat
ze nog nooit gezien had, n.l. dat de kazen alle
maal dunne beentjes hadden met hooge
laarsjes aan en ook armen, die heel dun waren
De groote kaas, die blijkbaar de aanvoerder
was, had 'n tambourstok in z'n hand, stelde
zich voorop en achter elkaar marcheerden de
kazen het huisje rond. Gritli, die dacht, dat
ze droomde, wist niet of ze lachen moest. Het
was ook meer dan grappig die kazen daar- zoo
rustig te zien wandelen.
Maar het werd nog anders.
Want de kazen begonnen te zingen; hun
dunne stemmetjes trilden door de lucht. Dui
delijk verstond Gritli de woorden:
Wij leven zoo vroolijk, wij leven zoo blij.
Joech-hei! joech-hei!
Van dansen en zingen houden wij.
.Joech-hei! joech-hei!
Wees vroolijk en dans met ons mee!
Joech-hee; joech-heeü
De kazen pakten elkaar bij de hand-en en
dansten in het rond. Nu schaterde Gritli; want
het was zoo koddig al die dunne beentjes met
de zware laarsjes te zien rondhuppelen.
„Nu, was het een verrassing voor je?" vroeg
de groote kaas.
Gritli knikte: „Oh ja," zei ze toen beleefd.
„Deze dans heb ik speciaal voor jou be
dacht en hij," hier wees de groote kaas op een
ander, „heeft het liedje gemaakt."
„Dan dank ik u allebei wel", zei Gritli weer
en ze schudde voorzichtig de dunne kaze-
handjes, die haar werden toegestoken.
„Geef ons allemaal een hand." vroeg een
andere kaas met een hoog stemmetje. Dat
deed Gritli.
„Nu moeten we weer terug; we zijn al een
uur bezig geweest
„Al een uur?" schrok Gritli, „had ze dan al
een uur niet gewerkt? Een uur staan droo-
men?"
Ze keek op. Wat was dat? Ze stond weer
achter het alpenhuisje en voor haar lagen de
kazen net zooals straks voor ze waren begin
nen té spreken.
De zon, die straks zoo fel op haar hoofd
had geschenen, was nog maar half te zien,
achter de h-ooge bergen. Gritli wreef zich de
oogen uit.
,Zou ik het gedroomd hebben van die grap
pige kazen?"
Ze keek eens naar de rij. Maar toen was. of
de groote kaas, die straks ook aldoor het
woord gevoerd had, listig tegen haar knipoog
de, of hij zeggen wilde: „Verraad ons geheim'
niet!"
En toen wist Gritli zeker, dat ze niet ge
droomd had.
RITA VAN B.
DE KWIKSTAARTEN.
In 't kleine vogelhuisje
Daar zaten pa en moe
Het sneeuwde o het sneeuwde zoo
Het vlieggat was haast toe.
In 't kleine vogelhuisje
Daar was geen voedsel meer
Pa zei: waar moet je 't zoeken
Bij al dit slechte weer?
In 't kleine vogelhuisje
Daar keek moe peinzend rond
Of ze ook in een hoekje
Een enkle korrel vond.
In 't kleine vogelhuisje
Daar zag ze, 't is heusch waar
Een klein zwart parapluutje
Dat stond daar kant en klaar.
Hier pa, vlieg gauw naar buiten
Neem mee je paraplu
De sneeuw zal jouw niet deren.
Haal gauw wat eten nu.
Pa Kwik ging heel gehoorzaam
Met paraplu op stap
En zag hij nu een wormpje
Dan deed hij: has, hap, hap.
En toen zijn buikje vol was
Ving hij er zes voor moe
Hij vloog zijn liedje zingend
Toen heel vlug naar haar toe.
TOCH VERKEERD.
„Ach", zeide de eene loodgieter tegen de an
dere, „al die grappen over loodgieters, die hun
gereedschap vergeten, zijn maar onzin. Hier
loopen wij nu met zijn tweeën en geen van
beiden heeft zijn gereedschap vergeten."
Ze belden bij het huis aan, het dienstmeisje
deed open: „Ik denk, dat u verkeerd bent.
want wij hebben geen loodgieters noodig,
zei ze vriendelijk.
Gevaarlijk gedierte. In Britsch-Indië
sterven jaarlijks meer dan een half millioen
menschen tengevolge van een slangenbeet.
Visch op een groote hoogte. In het Hima
laya-gebergte heeft men op een hoogte van
4000 meter in een bergmeertje visch gevangen.
Zou 't waar wezen? Een Fransch weerkun
dige voorspelt tot 195-0 koude natte zomers. Hij
beweert dat we geregeld koude en natte zo
mers ongeveer 16 jaar achtereen hebben.
HET VISCHSPEL.
fti ï-
Als alle spelletjes, die we in huis hebben
vervelen, is het wel eens prettig een heel nieuw
vermaak te hebben. En dat spel is het visch -
spel, dat we eerst echter zelf zullen maken.
Daarvoor knippen we in de eerste plaats een
rechthoekig stuk carton, zooals fig. 1 aangeeft.
Waar de stippellijn staat, wordt het stuk car
ton omgevouwen.
De vischjes worden heel gemakkelijk ge
maakt. Figuur 2 plakken we op een visitekaar
tje en knippen dit uit. Twee van zulke visch-
jes plakken we met de rugzijden tegen elkaar
Bevestig er vervolgens de vinnen aan en zet
deze uit. Op deze manier worden vijf vischjes
vervaardigd.
Wist je dat? De hoogste boomen ter we
reld zijn de Australische Eucalypusboomen,
Neem nu een dun stokje, waaraan je een
touwtje maakt en haak aan het einde van dat
touwtje een omgebogen speld.
Lr het carton heb je ondertusschen vijf
spleten gemaakt; hierin hang je nu de visch
jes. Elk vischje heeft een nummer gekregen.
Dan kun je beginnen met visschen. Wie in
een bepaald aantal „hengelbeurten" het hoog
ste aantal punten gehaald heeft, is winnaar.
OOM KEES.
UITSLAG VAN DEN TEEKENWEDSTRIJD.
Totaal ontving i-k 34 teekeningen.
Uitslag Afdeeline I.
De mooiste was van RANGEERDERTJE. oud
14 jaar. Hij is 1ste prijswinnaar en moet een
keuze maken tusschen groote tubeverfdoos of
Op hem volgt ZONNESTRAALTJE, oud 10
jaar. Zij is de 2de prijswinster. Moet me spoe
dig meedeelen, of ze een vulpen of een boek
wil hebben.
Dan volgt IRIS. oud 11 jaar, als 3de prijs
winster. Zij mag kiezen tusschen een vulpot
lood of kleurpotlooden.
Een eervolle vermelding komt toe aan: Hen
ri Wernik. Theo Wernik, Zangvogeltje, A.
Baak, en Queentje.
Zeer goed was het werk van: De tuinman,
Dicky Durf, Bagheera, en Tonia Koper.
Goed was het werk van: Gilzwaveltje, Bal-
lenbreistertje, Lenie Verhagen, Seringenknop
je, Waghondjie, Gerard Kok en Zan-dkevertje.
Het werk der overigen was voldoende.
Uitslag Afdeeling II.
De mooiste kleurteekening kreeg ik van
MOEDERS BABY, oud 9 jaar. Zij krijgt den
lsten prijs.
Op haar volgt: DE KLEINE VIOLIST, oud
8 jaar. Hij krijgt den 2den prijs.
Dan komt ZONNEFEE, oud 9 jaar, Zij ver
dient den 3den prijs.
'Een eervolle vermelding komt toe aan: As-
tertje.
Zeer goed was het werk van: Boertje, Gouds
bloempje en Ui ver.
Het werk der overigen was voldoende.
Woensdag 13 Februari mogen de prijzen
gehaald worden.
Een langslaper. Dat was zeker de woestijn
slak in het Museum voor Natuurlijke Historie
te Londen, die 2-1/2 jaar nadat ze er in ge
bracht werd ontwaakte en aan den wandel
ging.
DE PAPEGAAI.
Tot een der mooiste vogels, die in de warme
werelddeelen wonen, behoort zeker wel de uit-
eenloopende familie der papegaaien. Hij is een
echte klimmert, wat mogelijk is, door de twee
naar voren en twee naar achteren geplaatste
teenen (klimvoet-en), die zich om de tak of
stok heenklemmen, wat ook op de teekening
te zien is.
Een kenmerk der papegaaien is wel het
buitengewoon goed ontwikkelde geheugen.
Hierdoor komt het ook. dat het beest dadelijk
ziet, wanneer bijvoorbeeld broer Jan binnen
komt en dan ook „Jan" roept met zijn krijsch-
stem, maar nooit tegen Piet Jan zal zeggen.
Buiten dat zij, natuurlijk het meest in ge-
tamden staat, de mensehelijke stem kunnen
nabootsen, doen zij ook allerlei dieren na, die
in hun herinnering aan het vrije leven in het
warme zuiden, voortleven. Zij nestelen zich in
boomgaten of rotskloven, al naar de gelegen
heid het toelaat, waarna het wijfje een aantal
eieren soms wel 10 legt. Behalve in
Europa leeft de papegaai in alle werelddeelen,
hier en daar wat minder als elders. Afrika
heeft de minste soorten. Hun veeren worden
door de inboorlingen gebruikt tot versierselen,
voor de landbouw leveren ze weinig nut op, in
tegendeel zijn het echte roovers van land en
tuinbouwgewassen. Het aantal families, dat tot
in de 400 loopt, kenmerken zich allen door
een min of meer verschil in lichaamsbouw.
Zoo is van de Stompstaartpapegaaien de
staart kort. breed en recht. De Jako is degene,
die het meeste aanleg heeft om te leeren spre
ken en wordt daarom veelal naar het westen
getransporteerd om daar als huisdier ver
kocht te worden. Het grappige gebabbel, waar
bij men versteld staat van de opmerkingsgave
.van het dier, heeft al tot heel wat kluchten
aanleiding gegeven. Men verhaalt zelfs van
een dienstmeisje een of ander sieraad uit een
kamer, waar een papegaai in zijn kooi ver
toefde, had weggenomen.
Toen de eigenaresse van het juweel even
later binnenkwam om haar kleinood aan te
doen, moet de papegaai voor verrader hebben
gespeeld. Zoo zijn er meer, soms alleiwonder-
lijkste en fabelachtigste geschiedenissen over
dit mooie dier. i
Tot de familie der papegaaien behoort ook
de parkiet en de kaketoe.
Als er een papegaai in de kamer is, is het
zaak, om geen verkeerde dingen te doen, want
denk er om: hij ziet er niet tegen op je „er
met je haren bij te halen", als "t erop aan
komt, al doet hij dat ook met zijn leelïjke.
knerpende krijschstem.
W. L.
DE STRAF BLIJFT NOOIT UIT.
„Wat is dat? De vrouw zal toch niet het plan
hebben me een bad te geven? Daar voel ik
niet-s voor.
i
t
SN
rf:
'3
yp
4
Ik zou liever buiten een beetje gaan hollen.
En het water is ook zoo nat. Nee hoor....
ik spring het raam uit. dan kan het vrouwtje
me lekker niet vinden, als ze me wil wasschen.
Eén, twee, hup
KORFBAL.
Korfbal is een echt Nederlandsche sport ge
worden. Nergens wordt dit spel zoo enthou
siast gespeeld als in ons land. Toch is het
niet van Nederlandschen oorsprong, maar
werd uit Zweden geïmporteerd. Zooals het nu
gespeeld wordt, vertoont het echter weinig
overeenkomst met het spel, waarvan, het werd
afgekeken.
In België speelt men ook korfbal; men kent
het daar echter niet zoo lang als bij ons en
speelt het ook minder goed. Tot nu toe is een
Belgische ploeg er nog nooit in geslaagd het
Oranje-twaalftal te verslaan. De Belgen heb
ben korfbal geleerd in de oorlogsjaren, toen
er zoovele Belgische vluchtelingen naar Hol
land kwamen en hier geïnterneerd werden.
Een korfbal-team bestaat uit twaalf spelers
en wel zes dames en zes heeren. Het speelveld
is in drie gx-oote vakken verdeeld, waar zich
vier spelers van iedere partij opstellen: twee
dames en twee heeren. De spelers mogen niet
buiten het vak komen, waarin zij zich bevin.
den. Wanneer er twee doelpunten gemaakt zijn
onverschillig wie de gelukkige partij is
wordt van vak verwisseld. Het doel van het
spel is een bal door een mand te werpen, die
boven aan een paal bevestigd is. De palen zijn
in de buitenste vakken opgesteld. Hieruit blijkt
dus, dat het middenvak een verbindingsrol
speelt de spelers kunnen immers niet bui
ten het vak komen en er voor zorg draagt
dat de bal van de verdediging naar den aan
val komt.
De bal mag niet met de voeten aangeraakt
worden. Evenmin mag met den bal geloopen
worden, ook al stuitert men deze op den grond.
Het gevolg hiervan is, dat de bal voortdurend
naar een anderen speler geplaatst moet wor
den, hetgeen dus een levendig karakter aan
het spel verleent.
Als je eens in de gelegenheid bent een bal
door een mandje te gooien moet je het eens
probeeren. Je zult zien dat het lang niet ge
makkelijk is.
In 1902 werd het spel bij ons ingevoerd. Een
jaar later waren er zes clubs, die deze sport
beoefenden. Thans bestaan er, naar schat
ting, een kleine honderd, die samen bijna vijf
duizend leden tellen.
SCH.