JONGENSBOEKEN
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
Nieuwe Uitgaven.
VRIJDAG 22 FEBRUARI 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
13
Nieuwe film van dr. Arnold Fanck
in Cinema Palace.
Een fraaie foto uit „De Eeuwige Droom", de
film, die deze week in Cinema Palace draait.
Heden heeft in Cinema Palace een nieuw
filmwerk van den bekenden Alpen-filmer dr.
Arnold Fanck zijn intrede gedaan en men
zal in het genoemde theater dus deze week
weer kunnen smullen van het pittoreske en
sportieve genot, dat de strijd van den mensch
met de natuurkrachten biedt.
Dr. Fanck heeft zijn eigen genre en het
genre is goed. Vooral wanneer de geliefde
Mont Blanc wederom hoofdpersoon wordt,
komt deze specialiteit in lawinen en glet-
schers op dreef. Zijn trouwe helpers, de voor
treffelijke fotograaf Richard Angst en de
skilooper Sepp Rist, staan hem ook nu weder
bij. Alleen missen wij het bevallig figuur en
het welaangename gelaat van Leni Riefen-
stahl, die voor eigen rekening onder de auspi
ciën van het Derde Rijk is begonnen te fil
men.
Ditmaal heeft Fanck, de mode van het
oogenblik volgend, een „historisch" gegeven
gekozen om zijn Alpendrift uit te vieren. Hij
nam hiertoe de geschiedenis van den berg
beklimmer Jacques Balmat, wien het gelukt is,,
in 1786 dén.top. van den Mont'Blanc te berei
ken, te baat.
Dit. „historische" kader heeft den regisseur
scenarioschrijver zelfs in staat gesteld, naar
den eisch van den tijd een costuumstuk te le
veren. In de inleiding ziet men het Fransche
leger onder Napoleon het dorp doortrekken,
om dwars'door de Alpen, .Italië te bereiken.
Napoléon op zijn legendari'sche'n schiriimel
tegen een donker bergdécor biedt gelegenheid
tot een mooie foto. Voorts dient het costuum-
stuk-bestanddeel slechts voor de komische
noot. Men ziet de verwende heeren en dames
uit den pruikentijd- uit op heldhaftig avon
tuur, in draagstoelen en te voet, maar dan
volkomen beveiligd door de touwen en lad
ders der gidsen, beklimmen zij op hun wijze
den berg. De dichter van het gezelschap
schrijft een vers; de schilder vereeuwigt den
Mont Blanc op het doek. Maar bij de eerste
de beste sneeuwval gaat het gezelschap in
panischen schrik op den loop. Eén der deftig
gerokte heeren draaft zijn hoed na en de
schilder stort in een ravijn, dat door zijn
schilderij als door een grafzerk wordt toege
dekt.
Doch dit is slechts een episode, die met de
inleiding min of meer uit den toon valt. Ook
de romantische bewerking van het toch op
zichzelf in zijn simpelheid zoo grootsche en
geen verdere romantiek behoevende gegeven
valt uit den toon.. De Alpenboer, voor wien
het bereiken van den top van den Mont Blanc
„de eeuwige droom" is, reageert voldoende op
den prikkel van het geheimzinnige en held
haftige, dat het onbereikbare hem biedt.
Waarom moet deze natuurlijke drang van den
Alpinist" gedenatureerd worden door het ver
haaltje, dat Jacques Balmat als jongen Napo
leon heeft hooren zeggen, dat er op den Mont
Blanc goud is te vinden en dat goud macht is?
Waarom het in de uitwerking op het doek
niet bijster sterk gemotiveerde gemóedscon-
flic.t tusschen goud en liefde? Waarom het
sprookje van de berggeesten, die den verme
tele, die' het waagt, den top te naderen, straf
fen met een helsch spektakel van lawines,
bliksems en verblindende uitbarstingen van
zonlicht?
Deze vragen vergeet men; ze zijn zoo be
langrijk niet. want dr. Fanck vergeet al dit
bijkomstige ook, zoodra hij op zijn eigenlijk
gebied komt. Dat gebied is de sneeuw in alle
omstandigheden; flikkerend als een diaman-
tenveld in de zon, stuivend als stofgoud langs
de berghellingen, met donderend gekraak
neerstortend en zich oplossend in spookachti
ge dampen; de sneeuw, waarover de donkere
gevaarten der wolkenschaduwen als onheil
spellende vogels heenvliegen; de sneeuw, zich
samenpakkend tot fantastische kasteelen en
toonverachtige grotten; dé sneeuw als het
summum van smettelooze schoonheid en de
sneeuw als het laatste oordeel de wereld en
haar bewoners verpletterend en bedelvend in
het kleurlooze niet. Maar altijd: de sneeuw!
Zooals een verliefde jongeling zijn meisje
van alle kanten en in alle denkbare houdingen
en onder alle mogelijke belichtingen kiekt, zoo
filmt dr. Fanck zijn groote. liefde: den Mont
Clanc. De Mont Blanc is de hoofdpersoon van
deze nogmaals zeldzaam indrukwekkende
film.
In de meeste films dient het decor de spe
lers, hier zijn de spelers ondergeschikt aan het
décor. Die zwoegende, sjorrende, glijdende,
tuimelende, en zich weder moeizaam oprich
tende menschen doen de" majesteit en de
macht van den Berg slechts des te sterker uit
komen. Maar opzichzelf leveren die menschen
toch ook een heroïsch effect. Het is vooral
Sepp Rist. die als bergsneeuw-acrobaat het on
gelooflijke presteert. Onbegrijpelijk voor den
toeschouwenden leek Is, hoe deze föhnen en
lawinen tartende klimmer en springer temid
den van de meedoogenlooze natuur toeren uit
haalt, welke men reeds in een door zeildoek
en vangnet beveiligd circus na ademlooze
spanning zou toejuichen. Maar onbegrijpelijk
is ook. hoe de fotograaf deze met bliksemsnel
heid over bergen en dalen voortschietenden
acrobaat kan bijhouden en in zijn onherberg
zaamste schuilhoeken kan volgen. Zelfs de te-
lescopisclie lens geeft hier de oplossing niet!
H. G. CANNEGIETER
Jac. J. B'eeker: Rp.vfmhorst
(uitg. W. J. Thieme Cie, Zutphen)
Ik was er eens toevallig gecuige van, aat een
békend boekhandelaar aan een dame, die een
jongensboek vroeg, met een knipoogje naar
mijn kant mijn Jan van Beek in handen gaf.
De bewuste dame bladerde het boek even door,
maar keurde het af van wege de plaatjes, die
nog wel van niemand minder dan den nu zoo
beroemden Jan Siuyters' waren.
Ik vre.es,dat het eerste plaatje van De Ra
venhorst van Jac. J. Bleeker vele moeders zal
afschrikken/althans wanneer hun jongens
wat overgevoelige naturen hebben. Een kelder,
waarin een oude heer aan handen en voeten
gebonden tegen een muur zit, een jongen, die
met een boef aan het worstelen is en een
andere jongen, die voorover op den grond
ligt, dat is alles nu niet bepaald geschikt om
een hoog idee van dit boek te krijgen. Maar de
schijn is hier erger dan de werkelijkheid, want
bij lezing valt de Ravenhorst heusch nog al
mee, ja, blijkt het zelfs een lang niet onaar
dig jongensboek te zijn. Ik heb zoo'n idee. dat
jeugdige lezers, die eenmaal met dit boek be
gonnen zijn, met geen stokken naar bed zijn
te krijgen en met de lectuur niet ophouden,
voordat zij het laatste hoofdstuk gelezen
hebben.
In dit boek vinden wij zoo wat alles, dat
een jeugdig naar romantiek hakend lezer
maar kan verlangen. Een onvindbare schat
in een onderaardsch gewelf, een vloek, die al
sinds eeuwen op de bewoners van de Raven
horst rust, een valsche indringer, die het ge
heim van de schat dreigt te ontdekken, een
oude kasteelheer, die over zijn pupil dag en
nacht waakt, opdat hij niet door den vloek
getroffen zal worden en dan twee jongens,
die de rol van detective spelen en door hun
schranderheid en onverschrokkenheid den
sleutel van het geheim, waarnaar al sinds
eeuwen door de bewoners van de Ravenhorst
tevergeefs is gezocht, eindelijk vinden. Als dat
niet trekt, trekt niemandal, zou ik zoo mee-
nen. En ik moet zeggen, dat de heer Bleeker
dit detectiveverhaal sjeuig en boeiend weet
op te disschen. Het is alles heel mysterieus
en spannend, het wordt aardig verteld en het
is vrij wat minder griezelig dan men zoo op
het eerste gezicht zou denken. De schrijver
heeft in Els, het vlotte, leuke zusje van
Sjoerd Dantuma, dat de jeugdige detectives
nu eens bij hun opspsoringen in den weg
loopt en op het andere oogenblik weer helpt,
een fleurig, prettig figuurtje geschapen.
Jongens zijn nu eenmaal verzot op roman
tiek en waarom zal men het hun niet geven,
zal de heer Bleeker hebben gedacht. Hij geeft
hun daarom de. volle dosis en doet het op een
zoo boeiende, levendige wijze, dat het den
jongens zeker pakken zal.
Jac. A. Hazelaar, De zeven
Muzikanten. (Uitg. J. Philip
Kruseman, 's-Gravenhage).
Dit is een boek van wel heel ander ge
halte. Dit verhaal doet mij denken ook
door de geestige illustraties van den schrijver
aan de aardige, oude sprookjesboeken uit
mijn jeugd. Het is in 'denzelfden geest ge-
■'schreven.
In het leven van de 7 eenvoudige straat
muzikanten, waarvan Jac. A. Hazelaar ver
telt, gebeuren in het geheel geen vreeselijke
dingen. Hoogstens wordt Pier in een geslo
ten kist weggevoerd, maar dat komt alleen,
doordat deze trommelslager zoo uitermate
bang is én in zijn angst in de kist is gekro
pen. De zeven muzikanten uit dit verhaal
zijn de leutigste, meest tevreden menschen,.
die je je maar denken kunt en zij hebben
eigenlijk maar één vijand in de wereld, na
melijk Jochem Ellemaat, den kleermaker uit
de Garenklos, die behalve dat hij met de
naald werkt ook klarinet speelt en uit pure
jaloezie de vroolijke muzikanten niet kan
uitstaan. Jochem Ellemaat zet overal val
strikken en klemmen voor zijn vijanden uit,
maar altlid weer komt hij er zelf in te.zit
ten en blazen de muzikanten victorie. Zelfs
burgemeester Driedubbeldik en de wethou
der Kaneel, die eerst erg op de zeven suk
kelaars gebeten zijn en hen zelfs de stads
poorten willen uitdrijven, worden de beste
maatjes met de muzikanten, die maar met
hun trom, fluit,'trompet, hobo, klarinet en
schuiftrompet behoeven te verschijnen om
de menschen in vroolijke stemming te bren
gen.
Een vriendelijk, aardig, voor jongere kin
deren bestemdboek, waarvan een zekere
charme uitgaat, doordat het zoo opgewekt,
leutig en ouderwetsch-gezellig geschreven is.
Charles Krienen. Een
avontuurlijke zomer. (Uitg.
Höllandia Drukkerij Baarn)
De heer C-harles Kriemen schudt de jongens
boeken uit zijn mouw. Veel moeite heeft hij ei-
blijkbaar niet mee, maar de boeken zijn er
dan ook naar. Ze zijn alle zoo ongeveer van
dezelfde makelij en behelzen meestal niet veel
meer dan enkel wat mogelijke of onmogelijke
avonturen van één of meer jongens. En als
ze dan nog maar goed geschreven waren! De
heer Wrienen wil 't soms erg mooi doen en dan
valt hij juist geheel en al uit den toon. Wan
neer hij bijvoorbeeld 4 jongens elk in een af
zonderlijken boom laat klimmen,, lezen wij:
„Een oogenblik later schalde uit vier
boomenkruinen het lied, dat de avond op zijn
breede wieken meedroeg tot in de verre verten
Over de zee
Voert de wind ons zingen mee.
Kookt al de vloed,
Wij houden moed.
Bij 't zingen: Leef' de zee!
Ik verwed ér wat onder, dat de heer Krie
nen onderwijzer is. Maar gelooft hij nu heusch
dat zijn jongens, als zij boven in een boom
zitten, de schoolliedjes, die meester hun ge
leerd heeft, zullen gaan zingen?
Een ander oogenblik denkt een jongen, als
hij een boer en een gevaarlijke hond op
hem af ziet komen, aan ik geef het u in
tienen te raden aanScylla en Charyb
dis". En een tweede broekeman van tien of
elf jaar, roept, als hij iets gevonden heeft,
triomfantelijk uit: „Heureka!"
Wat een wonderlijke voorstelling maken
sommige schrijvers zich toch van eenvoudige
Hollandsche jongens! Maar nog gekker
het, dat zij dien onzin in hun boeken de jeugd
te slikken geven.
J. B. SCHUIL.
73 MEISJES BIJ INSTORTING GEWOND.
In een meisjesschool te Okayama, ten Wes
ten van Osaka, stortte de vloer van de aula
in. 73 schoolmeisjes vielen naar beneden en
werden min of meer ernstig gewond.
De provinciale autoriteiten stellen een on
derzoek in naar de oorzaak van de ramp,
STOPT DIE OPKOMENDE VERKOUDHEID.
Ooh terwijl
Ge slaapt.
\$8
Laat de bacteriën van griep of influenza
niet voorttelen in Uw ademhalings-organen.
Sprenkelt bij de allereerste symptomen van
verkoudheid enkele druppels Karsote op Uw
zakdoek, 's nachts op Uw kussen en snuift den
damp op. Uw ademhalings-organen worden
nu gevuld met een atmosfeer, waarin bacte
riën van verkoudheid, griep of influenza niet
bestaan kunnen; Uw opkomende verkoudheid
is verdwenen. Karsote is verkrijgbaar bij
apothekers en drogisten a ƒ0.90 per flacon
(zakformaat)en 1.35 per flacon (2 x de
kleine maat), incl. omzetbelasting.
(Adv. Ingez. Med.)
HET TOONEEL.
DE HACESPELERS.
DE DENKBEELDIGE GRAAF.
Het speelsch vernuft van Franz Molnar
staat voor niets. In zijn door De Hagespelers
thans op het repertoire genomen blijspel „De
denkbeeldige Graaf" is de hoofdpersoon een.
graaf, dien wij niet zien, die zelfs 'niet be
staat,, maar die toch drie bedrijven lang het
tooneel beheei-scht. Men moet een schrijver
als Molnar zijn om dit aan te durven en het
met succes ten uitvoer te brengen.
Het is de oude heer Cortin, die het kunst
stuk verricht een graaf uit het luchtledige te
voorschijn te roepen om hem aan zijn doch
ter ten huwelijk te schenken ter vervanging
van een haar ontrouw geworden en wegge-
loopen echtgenoot. Cortin heeft wegens min
der fraaie practijken het geluk van zijn,
dochter, verwoest, hij zal het nu al is het
dan op zijn manier weer opbouwen ook. Hij
toovert met alle mogelijke hulpmiddelen een
graaf te voorschijn, die wel is waar niet be
staat, maar aan wien ieder gelooft. De graaf
zit veilig heel ver weg in de:oer-wouden van
Zuid-Amerika op een film- en jachtexpeditie
en hij doet daarom alles wat Cortin verlangt.
Hij slaat een bokskampioen bewusteloos, hij
schrijft artikelen in sportbladen, hij houdt
renpaarden in Londen en schenkt geld aan de
armen. Zoo reëel wordt déze denkbeeldige
graaf, dat hij zelfs enkele maanden na zijn
geboorte reeds vader van twee kinderen
een verrassing die zelfs Cortin van zijn
schepping niet had verwacht. Maar Cortin,
die kampioen van de oplichters, zou kunnen
zijn, weet op alles raad. Wanneer de graaf
al te compromittant voor de familie dreigt te
worden, laat hij hem op de film-expeditie ma
laria krijgen en sterven. Voor alles heeft
Cortin gezorgd, zelfs voor codoleantie-tele-
grammen van president Roosevelt, Greta Gar-
bo, Hitler en Goring.
Zóó groot is de droefenis-om den dood van
den edelen verren graaf, dat d.e ..bedienden
tranen plengen .bij het hooren van het ver
pletterend bericht en de weduwe den rouw
aanneemt. Maar achter de deur wacht reeds
Robert, die de gravin tot vrouw zal nemen.
Want zelfs daarvoor was gezorgd, dat de graaf
tijdens zijn reis bedrogen wérd, zoodat men
met recht kon zeggen, dat aan dezen graaf
niets menschelijks vreemds was gebleven, ook
al had hij dan nooit bestaan.
Men moet een Molnar zijn om zulk een ge
geven zoo speels, luchtig en amusant te be
handelen. Aan dien oplichter Cortin heeft de
Hongaarsche schrijver blijkbaar pleizier ge
had en geen wonder! Heeft hij niet dezelfde
grenzenlooze fantasie, goochelt hij niet met
menschen als Molnar zelf? Een graaf uit het
niet tooveren en dan weer laten verdwijnen en
dan 'n sprookje weven om dezen denkbeeldi-
gen graaf, het is hun beiden toevertrouwd.
Het is eigenlijk louter Spielerei, zoo'n
blijspel van Molnar,maar hoe voortreffelijk
zit 'het in elkaar, wat 'n. heerlijke, onver
wachte vondsten heeft hij telkens weer bij
de hand. Hoe weet hij in het derde bedrijf
verrassing op verrassing te stapelen en zijn
stuk met al die telegram-men aan het
slot met een knal-effect te eindigen,., zoo-
het publiek zit te schateren van plezier.
f Het was dit derde bedrijf vooral, dat 'het
justeren in de volle zaal "uitstékend deed.
Het publiek viel van den eenen -schaterlach
in den anderen en applaudisseerde soms bij
open .doek om de onverwachte trouvailles
van Cortin. En dat groote succes van III
was te opmerkelijker omdat de artisten hier.
in nog het minst ingespeeld bleken te zijn.
Maar Molnar is in deze slot-acte zoo on
weerstaanbaar geestig, dat hij alleen het
pleit reeds wint.
Verkade heeft eenige jaren geleden dit blij
spel toen onder den titel „Graaf X"
reeds als gast bij Het Rotterdamsch-Hofstad
Tooneel met Wilhelmina Duymaer van Twist
als de gravin gespeeld en nieuw was het
dus voor hem niet. Het lijkt mij- wel zeker, dat
bij meer inspelen de opvoering nog aan licht
heid zal winnen. Dit blijspel kan eigenlijk niet
speelsch genoeg worden gegeven. Het was nu
alles voor een zoo amusante fantasie nog wat
te zwaar en te langzaam. Maar ook zoo ac
cepteerde het publiek Moliiar's stuk gretig en
ging er met zichtbare vreugde op in. Wanneer
Verkade nog meer zeker is van zijn tekst, zal
hij dezen koning der oplichters ongetwijfeld
met nog meer entrain en verve spelen, want
het is een hem prachtig liggende rol.
Cortin beheerscht heel dit amusante spel.
Alle anderen, zelfs Edith, zijn dochter, bewegen
zich op het tweede plan. De rol van deze tot
gravin gebombardeerde avonturierster kan ook
nog wat meer luchtige fantasie verdragen dan
Tine Medema er in gaf, vooral in III, waarin
zij' niet actief genoeg nog aan de handeling
deelnam. Maar ik twijfel niet, of ook zij zal in
deze rol groeien bij de volgende opvoeringen
De heer van Hulzen was Robert, de naar de
liefde van Edith solliciteerende-man, dien hij
met jongensachtige allure niet onaardig
speelde.
Er zijn nog eenige bijrollen, die de een met
meer, de andere met minder succes door de
jongere spelers van het gezelschap werden
vervuld, maar dit blijspel wordt feitelijk ge
heel gedragen door Cortin en vooral door den
den speelschen geest van Molnar, die het
regelrecht naar de overwinning voert.
De Onbekende Graaf had gisteren in het
Rika Hopper Theater een daverend lachsuc
ces. Na afloop der voorstelling, deelden de
bestuursleden van den Nieuwen Haarlemschen
Kunstkring, die de opvoering hadden bijge
woond, mij mede, dat zij Molnar's stuk voor
hun laatste opvoeringen op 1 en 2 April had
den uitgekozen. Een zeer gelukkige keuze,
waarvoor de leden van dezen kring zich zeker
niet zullen beklagen.
J. B. SCHUIL,
MUZIEK.
CHR. GEM. KOOR „LOOFT DEN HEER".
Dit concert, waarvan de baten aan de Dia-
konie der Ned. Herv. gemeente te IJmuiden
komen, zou aanvankelijk worden gegeven op
31 Januari j.l. Op dien dag evenwel had de
droeve tocht naar Elburg plaats, waarbij het
stoffelijk overschot van burgemeester Ram-
bonnet naar zijn laatste, rustplaats gebracht
werd. Op dien dag juist zou mevrouw Ram-
bonnetSpeet als sopraansoliste dit concert
opluisteren. In een gevoelig woord bracht ds.
Erdmann dit in de herinnering terug. En zoo
had dan heden dit liefdadigheidsconcert
plaats, waarbij mevrouw BakkerWiepkes d'e
plaats harer kunstzuster innam.
De dirigent Stephen Jansen heeft de tradi
tie van het kloek en magistraat zingen, zooals
die door zijn voorganger Jan de Nobel werd
jeschapen, in hoofdzaak voortgezet. Het veel-
eischend werk van M. A. Brands Buys Jr., en
Gounod's „Vendredi saint" bewezen dit. Maar
meer nog gaat de smaak" van den nieuwen di
rigent uit naar werken van meer polyfonisch
gehalte. En het goed j gefundeerde koor toon
de, dat het den le'der daarin gaarne volgde.
De beide koren v\h Bach (die eigenlijk geen
koren zijn doch liederen uit „Schemelli's Ge-
sangbuch") klonken in de koorbewerking
goed. Voor deze bewerking is in hoofdzaak
gebruikt de door Robert Franz uitgewerkte be
cijferde bas. En alleen daar, waar de midden
stemmen gewijzigd moesten worden om zon
der hiaat een goed geplaatste vertraging aan
te brengen, is van Robert Franz afgeweken.
Het koor van Brands Buys vraagt van de
uitvoerenden heel wat attentie (de tekst be
handelt Lukas II, Christus' geboorte). Dit
werk stijgt in beteekenis. naarmate het meer
tegen het slot loopt: mooie doch lastig te zin-
jen overgangen naar andere toonsoorten zijn
cunstig, doch met smaak aangebracht, en het
koor heeft ook deze moeilijkheden met succes
overwonnen. De hooge bes der sopranen aan 't
slot verdiende allen lof. Als kooruitvoering
verdient ook het werk van Alphons Vranken
(„koren") met eere genoemd te worden. Kloek
was ook het hier afzonderlijk optredend man
nenkoor. Slechts zou men aan den mooien
tekst van Dr. Felix Rutten nog wat meer eer
kunnen bewijzen, n.l. daar, waar tusschenzin-
nen, door 't gemis eener kleine „Luftpause",
haar beteekenis verloren.
Gounod's werk werd en dit was jammer,
gezongen in Nederlandsche vertaling. Vooral
de passage ,,Le sol se meut, la mer gronde en
son lit", die bovendien zwak van uitvoering
was, boette veel aan schoonheid in. En bij de
passage „Comme une mer" overheerschte het
metrum. Maar overigens werd de sfeer van dit
mooie werk in de groote lijnen mooi behou
den, en werd het ook technisch knap weerge
geven. Toch meen ik het aandikken van de
slot-n en -m te moeien afkeuren, als dit zoo
nadrukkelijk geschiedt, 't Is bij de koorleiders
een tijdlang in de mode geweest, maar ik ver
keerde in de meening dat de goede smaak ten
leste een eind had gemaakt aan deze gril; door
Roeske ingevoerd, door zijn paladijn P. v. d.
Rovaart op de spit gedreven, heeft dit exces
bij veel kleine goden navolging" gevonden en
een tijdlang onze kooruitvoeringen ontsierd,
't Moest nu uit zijn.
Goudennn gezangennn wonderschoonnn
t is te veel. Het leidt de aandacht af van de
vele zeer goede en mooie" dingen, die we bij het
koor en zijn leider mochten waarnemen.
Mevrouw BakkerWiepkes legde in haar
zingen veel goeden smaak aan den dag. Een
compositie van Hugo Wolf was, als eerste lied,
een groote opgaaf, omdat de plaats van de
zangeres ten opzichte van het orgel niet heel
gunstig-was. Bij Hildach, meer ingesteld op
grooten klank, had zij reeds 'poolshoogte geno
men, aangaand? de accoustiek, en Frank trok
Gordigiani met zijn flauw Italiaansch, Dit
loffelijk zingen werd door den organist J. P.
Falk met kennis van zaken gesteund. Hij be
geleidde ook met smaak den cellist J. A. A.
Falk, die een van Corelli's vioolsonaten (no. 8
in c klein) voordroeg in een goede bewerking
voor violoncel. Met mooien toon droeg hij de
eerste drie deelen voor, maar de Giga zuchtte
nqg onder „ein Erdenrest, zu tragen pein
lich". Waarop hij in Bach's solosonate (Suite)
revanche nam; al kon het trio der Bourrée
markanter. Haydn's celloconcert klonk mooi.
Maar tempo is ook een voornaam ding.
Al met al een avond, waarop veel moois
werd gehoord en waarop het koor „Looft den
Heer" heeft getoond, dat het zijn reputatie
van stevig gefundeerde vereeniging zal blijven
Daar zijn legioenen van mannen, die noch
Postma's overredingskracht noch zijn duiten
ter beschikking hebben en dus thuis moeten
blijven. Althans niet op zulk een interessante
wijze op reis kunnen gaan.
Dus gaat hij. En ontmoet, na een paar klei
ne omzwervingen door Spaansche steden, op
zijn eersten autobusrit door Afrika. Claire
met haar zoontje. Claire heeft zich met haar
kind uit haar geboorteland, den Elzas ver
wijderd na een jeugdperiode die haar niets
heeft nagelaten dan een teleurstelling in het
artikel liefde en den kleinen Mare. haar zoon
tje. Ze staat nu aan het hoofd van haar eigen
fabriek, ergens in de buurt van Mogador. Ze
heeft een bedrijfsleider die haar het hof
maakt en er stellig op rekent haar, plus de
fabriek het zijne te mogen noemen, als hij
maar tijd weet af te wachten. Maar nu ge
beurt het dat Claire in de autobus zit, die ook
Minne Postma vervoert, dat- die autobus op
een gegeven moment niet verder kan en de
chauffeur er geen raad mee weet. Postma is
ingenieur, hij kruipt onder den wagen en re
pareert. Een Afrika an sche regenbui door
weekt hem en hij wordt doodziek. Alle passa
giers waren erkentelijk voor zijn hulp doch
lieten hem ziek achter in het eei'st bereikte
hotelletje. Alleen Claire bekommert zich om
hem, zorgt voor verpleging, dokter enz. en
neemt hem als hij beter is, mede naar Moga
dor en naar haar huls.
Het heeft nu eigenlijk niet veel zin het
verder beloop van zaken na te vertellen, daar
een ieder dat uit het hier voorafgaande reeds
ziet komen aanwandelen. Het is de manier
waarop Helman die twee menschen tot- elkaar
brengt, die van belang is. Het valt niet te
ontkennen dat hij beiden mooie, zuivere din
gen laat zeggen, evenmin echter dat hij zich
aan geestelijk lijntrekken schuldig maakt en
het proces te welbehagelijk rekt. Om eindelijk
daar te arriveeren waar we wezen moeten,
heeft hij zelfs den orkaan bij nacht noodig.
Minne en Claire nemen uiteindelijk bezit van
elkaar ais een Afrikaansch noodweer is los
gebroken, als het bliksemlicht niet van de
lucht is en de aarde dreunt en schijnt te zul
len scheuren. En als het eenmaal zoover is
gekomen, deert hun dat niets meer. alles gaat
buiten ze om. nu ze beiden meenen dat ge
vonden te hebben waarnaar ze hun leven
lang gehunkerd hebben. Als wij de melodra
matische enscèneering van den orkaan eli-
mineeren, houden wij de gebruikelijke vergis
sing over waaraan noch hooggestemde praat
kunst van menschen als Claire en Minne, noch
de woordkariger extase van gewone burger
paren ontkomen kan. Zoodra de droom ver
vuld isi iaat zich de onmogelijkheid gevoelen
dien in al zijn gouden glans te consolideeren.
Van Minne en Ciaire zou men kunnen ver
wachten dat er naast den droom nog duurza
mer banden bestonden, om hun geluk te be
stendigen. Maar Helman laat Minne heel kort
daarop weer naar vrouw en kinderen terug-
keeren. zoo als Claire's eerste gedachte, toen
het onweer bedaard was, voor den kleinen
Marc was geweest. Een ieder zit nu eenmaal
vast aan zijn verleden, en een ieder probeert
het telkens opnieuw, te ontvluchten, Toch zit
in Minne's retourvaart iets klein-burgerlijks
en in zijne, en Claire's redenatie, dat zij
voortaan, hoever ook gescheiden, steeds bij
elkaar zullen leven, weer de frase, waaraan -
de gecultiveerde mensch zich dagelijks schul
dig maakt. Met dat al geeft dit boek van Hel
man zeer opmerkelijke visie op wat den men
schen vaak het belangrijkste van het leven
schijnt en dat met de woordkracht en het
beeldend vermogen van den echten littefaireri
artist.
J, H. DE BOIS.
handhaven.
G. J. KALT.
Albert Helman. Orkaan bij Nacht.
Rotterdam. Nijg"h en Van Ditmar.
Anders dan Helman's vorig werk „Waarom
niet" is dit boek. Minder agressief, minder
eigengereid van compositie zeker, maar mis
schien ook minder origineel. Een fantastisch
en dichterlijk gegeven als het spel dier kin
deren op het onbewoonde eiland laat zich
geen tweemaal gebruiken, maar als wij in
dezen orkaan de doening van den heer Minne
Postma ietwat alledaagscher beschouwen dan
de heer Helman, blijft er juist de stof over.
waar uit een geroutineerd fransch romancier
uit de vorige generatie zoo'n prettig, vlot lief
desverhaaltje sneed, dat ten slotte altijd om
hetzelfde draaide, en toch altijd weer geniet
baar was. Onze generatie gaat naar zij
meent veel dieper op de dingen in. reali
seert zich naar zij meent voortdurend
de geestelijke beteekenis van haar innerlijkste
neigingen en vooral wij Noorderlingen heb
ben daarbij de neiging lichtelijk zeurderig te
worden en daarna toch te doen wat ons het
aangenaamst is. Zoo heeft ook deze heei
Minne Postma een paar hoofdstukken alleen
spraak noodig vóór het eigenlijke verhaal be
gint, en wel om te verklaren waaróm hij op
reis gaat. Hij is 45 jaar, heeft een heel ge
schikte vrouw en een paar al groote kinderen
maarja, wat wilt u, de natuur speelt den
armen menschen rare parten en hij wil wel
eens wat anders. Watdat' is hem nog on
bekend. Maar als je dan toch graag vrij wilt
wezen om een nieuw geluk te zoeken, wel, dan
begin je, met negatie van al het voorbije, te
filosofeeren, natuurlijk in mineur en dan be
gint een boek zoo pessimistisch als deze or
kaan: „Heb ik ooit liefgehad? Ben ik zelf ooit
bemind? Ik weet het niet. Ik weet het niet
meer. Sinds jaren leef ik in raadsels, enz.
enz."
Op dat thema borduurt- hij met ijver verder,
tot hij vier pagina's later tot.de conclusie
komt: „Het ergste is te moeten constateeren:
dat ik nooit heb liefgehad en dat ik nooit
ben liefgehad" Charivarius moet maar uit
maken of dat behoorlijk Nederlandsch is, of
dat aan het slot van den zin „liefgehebt"
moet zijn. Soedahde hoofdzaak is dat de
heer Minne Postma over duiten en overre
dingskracht beschikt. Door het eerst-e kan hij
zijn koffers pakken en op reis gaan naar
Afrika, door het tweede zijn vrouw overtui
gen dat het voor hen allebei het beste is, dat
ze eens een tijdje van elkaar verwijderd zijn. geven het boekje uit,
Ons gebit, door C. H. Witthaus.
Door II. E. Stenfert Kroese's Uitgevers Mij.,
N.V. Leiden—Amsterdam, is voor de Neder
landsche Vereeniging tot Bestrijding van het
tandbederf ..Het Ivoren Kruis" uitgegeven van
de hand van C. H. Witthaus ..Ons Gebit en de
bestrijding der Tandziekten". In het voor
woord geeft J. J. Backer Dirks, voorzitter der
vereeniging, een korte beschouwing over de
oprichting, doel en werkwijze van die Ver
eeniging. Het boekje wil in beknopten vorm
oorzaken, verloop en gevolgen der voornaam
ste tandziekten duidelijk maken en aantoo-
nen. hoe deze vermeden en langs welken weg
ze genezen kunnen worden. Aangezien hier
voor de medewerking van geneeskundigen,
ziekenfondsen, schoolbesturen en overheid
noodig is, is in het bijzonder ook voor dezen
liet betoog van dit boekje bestemd. Teeke-
ningen verduidelijken den tekst.
„Dat willen wij, jonge liberalen."
De heer G. van den Burg, voorzitter van
de afd. Amsterdam van den Bond van Jonge
Liberalen, heeft een brochure het licht doen
zien, getiteld: „Dat willen wij, jonge libe
ralen!"
In dit boekje, dat is opgedragen „aan Dr.
I H. J. Vos. voor de geschonken geestdrift",
trekt de schrijver te velde tegen het nationaal
socialisme in ons land, tegen de wijze, waarop
in het orgaan der N, S. B. geschreven wordt
en tegen het, naar de schrijver betoogt geheel
op Duitsche leest geschoeide program der
N. S. B.
Hiertegenover staat, dat de liberalen willen:
liberale democratie. Deze gaat er van uit, dat
de kiezer weliswaar niet op de hoogte is van
alle finesses, maar wel degelijk op de hoogte
is van de groote lijnen der. politiek van zijn
partij.
Heerlen als Mijn- en
Industriestad.
Als officieele uitgave der Vereeniging" voor
Vreemdelingenverkeer voor Heerlen is ver
schenen Heerlen, mijn-, industrie-, winkel
en woonstad, uitgave van de N.V. Mij- tot Ex
ploitatie van het Limb. Dagblad. Het kloeke
nummer bevat artikelen over het Sociale
Werk dér Staatsmijnen, over kasteel Hoens-
broek, over het Uitbreidingsplan voor Heer
len, over verbetering Rijksweg nr. 75 Roer
mondGeleenMaastricht, over Kasteelen
en Leengoederen-, over wilde Flora, het gereed
maken van kolen voor de markt, de nevenfoe-
drijven der vet-kolenmijnen over de steen
koolbriketten. over kool en electiicïteit, over
verzamelingen van het geologisch Bureau te
Heerlen, over het krijtland bij Heerlen, over
een gehouden fototentoonstelling en over be
schouwingen in verband met de welvaarts-
politiek in Limburg.
Zeer vele fraaie foto's zijn opgenomen in
dit werk, dat handelt over Heerlen, het cen
trum van de Limburgsche industrie.
L. L. B. Angas: De komende hausse
in Amerika.
Dit werkje biedt de Britsche publicist aan
als een poging om het „experiment van Roo
sevelt" te verklaren en te rechtvaardigen en
om aan te toonen hoe, als het onwrikbaar
wordt voortgezet, het z.i. stellig tot een
goed einde moet leiden.
Nijgh en Van Ditmar N.V. te Rotterdam