JONGENSBOEKEN LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN. Nieuwe Uitgaven. VRIJDAG 22 FEBRUARI 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 13 Nieuwe film van dr. Arnold Fanck in Cinema Palace. Een fraaie foto uit „De Eeuwige Droom", de film, die deze week in Cinema Palace draait. Heden heeft in Cinema Palace een nieuw filmwerk van den bekenden Alpen-filmer dr. Arnold Fanck zijn intrede gedaan en men zal in het genoemde theater dus deze week weer kunnen smullen van het pittoreske en sportieve genot, dat de strijd van den mensch met de natuurkrachten biedt. Dr. Fanck heeft zijn eigen genre en het genre is goed. Vooral wanneer de geliefde Mont Blanc wederom hoofdpersoon wordt, komt deze specialiteit in lawinen en glet- schers op dreef. Zijn trouwe helpers, de voor treffelijke fotograaf Richard Angst en de skilooper Sepp Rist, staan hem ook nu weder bij. Alleen missen wij het bevallig figuur en het welaangename gelaat van Leni Riefen- stahl, die voor eigen rekening onder de auspi ciën van het Derde Rijk is begonnen te fil men. Ditmaal heeft Fanck, de mode van het oogenblik volgend, een „historisch" gegeven gekozen om zijn Alpendrift uit te vieren. Hij nam hiertoe de geschiedenis van den berg beklimmer Jacques Balmat, wien het gelukt is,, in 1786 dén.top. van den Mont'Blanc te berei ken, te baat. Dit. „historische" kader heeft den regisseur scenarioschrijver zelfs in staat gesteld, naar den eisch van den tijd een costuumstuk te le veren. In de inleiding ziet men het Fransche leger onder Napoleon het dorp doortrekken, om dwars'door de Alpen, .Italië te bereiken. Napoléon op zijn legendari'sche'n schiriimel tegen een donker bergdécor biedt gelegenheid tot een mooie foto. Voorts dient het costuum- stuk-bestanddeel slechts voor de komische noot. Men ziet de verwende heeren en dames uit den pruikentijd- uit op heldhaftig avon tuur, in draagstoelen en te voet, maar dan volkomen beveiligd door de touwen en lad ders der gidsen, beklimmen zij op hun wijze den berg. De dichter van het gezelschap schrijft een vers; de schilder vereeuwigt den Mont Blanc op het doek. Maar bij de eerste de beste sneeuwval gaat het gezelschap in panischen schrik op den loop. Eén der deftig gerokte heeren draaft zijn hoed na en de schilder stort in een ravijn, dat door zijn schilderij als door een grafzerk wordt toege dekt. Doch dit is slechts een episode, die met de inleiding min of meer uit den toon valt. Ook de romantische bewerking van het toch op zichzelf in zijn simpelheid zoo grootsche en geen verdere romantiek behoevende gegeven valt uit den toon.. De Alpenboer, voor wien het bereiken van den top van den Mont Blanc „de eeuwige droom" is, reageert voldoende op den prikkel van het geheimzinnige en held haftige, dat het onbereikbare hem biedt. Waarom moet deze natuurlijke drang van den Alpinist" gedenatureerd worden door het ver haaltje, dat Jacques Balmat als jongen Napo leon heeft hooren zeggen, dat er op den Mont Blanc goud is te vinden en dat goud macht is? Waarom het in de uitwerking op het doek niet bijster sterk gemotiveerde gemóedscon- flic.t tusschen goud en liefde? Waarom het sprookje van de berggeesten, die den verme tele, die' het waagt, den top te naderen, straf fen met een helsch spektakel van lawines, bliksems en verblindende uitbarstingen van zonlicht? Deze vragen vergeet men; ze zijn zoo be langrijk niet. want dr. Fanck vergeet al dit bijkomstige ook, zoodra hij op zijn eigenlijk gebied komt. Dat gebied is de sneeuw in alle omstandigheden; flikkerend als een diaman- tenveld in de zon, stuivend als stofgoud langs de berghellingen, met donderend gekraak neerstortend en zich oplossend in spookachti ge dampen; de sneeuw, waarover de donkere gevaarten der wolkenschaduwen als onheil spellende vogels heenvliegen; de sneeuw, zich samenpakkend tot fantastische kasteelen en toonverachtige grotten; dé sneeuw als het summum van smettelooze schoonheid en de sneeuw als het laatste oordeel de wereld en haar bewoners verpletterend en bedelvend in het kleurlooze niet. Maar altijd: de sneeuw! Zooals een verliefde jongeling zijn meisje van alle kanten en in alle denkbare houdingen en onder alle mogelijke belichtingen kiekt, zoo filmt dr. Fanck zijn groote. liefde: den Mont Clanc. De Mont Blanc is de hoofdpersoon van deze nogmaals zeldzaam indrukwekkende film. In de meeste films dient het decor de spe lers, hier zijn de spelers ondergeschikt aan het décor. Die zwoegende, sjorrende, glijdende, tuimelende, en zich weder moeizaam oprich tende menschen doen de" majesteit en de macht van den Berg slechts des te sterker uit komen. Maar opzichzelf leveren die menschen toch ook een heroïsch effect. Het is vooral Sepp Rist. die als bergsneeuw-acrobaat het on gelooflijke presteert. Onbegrijpelijk voor den toeschouwenden leek Is, hoe deze föhnen en lawinen tartende klimmer en springer temid den van de meedoogenlooze natuur toeren uit haalt, welke men reeds in een door zeildoek en vangnet beveiligd circus na ademlooze spanning zou toejuichen. Maar onbegrijpelijk is ook. hoe de fotograaf deze met bliksemsnel heid over bergen en dalen voortschietenden acrobaat kan bijhouden en in zijn onherberg zaamste schuilhoeken kan volgen. Zelfs de te- lescopisclie lens geeft hier de oplossing niet! H. G. CANNEGIETER Jac. J. B'eeker: Rp.vfmhorst (uitg. W. J. Thieme Cie, Zutphen) Ik was er eens toevallig gecuige van, aat een békend boekhandelaar aan een dame, die een jongensboek vroeg, met een knipoogje naar mijn kant mijn Jan van Beek in handen gaf. De bewuste dame bladerde het boek even door, maar keurde het af van wege de plaatjes, die nog wel van niemand minder dan den nu zoo beroemden Jan Siuyters' waren. Ik vre.es,dat het eerste plaatje van De Ra venhorst van Jac. J. Bleeker vele moeders zal afschrikken/althans wanneer hun jongens wat overgevoelige naturen hebben. Een kelder, waarin een oude heer aan handen en voeten gebonden tegen een muur zit, een jongen, die met een boef aan het worstelen is en een andere jongen, die voorover op den grond ligt, dat is alles nu niet bepaald geschikt om een hoog idee van dit boek te krijgen. Maar de schijn is hier erger dan de werkelijkheid, want bij lezing valt de Ravenhorst heusch nog al mee, ja, blijkt het zelfs een lang niet onaar dig jongensboek te zijn. Ik heb zoo'n idee. dat jeugdige lezers, die eenmaal met dit boek be gonnen zijn, met geen stokken naar bed zijn te krijgen en met de lectuur niet ophouden, voordat zij het laatste hoofdstuk gelezen hebben. In dit boek vinden wij zoo wat alles, dat een jeugdig naar romantiek hakend lezer maar kan verlangen. Een onvindbare schat in een onderaardsch gewelf, een vloek, die al sinds eeuwen op de bewoners van de Raven horst rust, een valsche indringer, die het ge heim van de schat dreigt te ontdekken, een oude kasteelheer, die over zijn pupil dag en nacht waakt, opdat hij niet door den vloek getroffen zal worden en dan twee jongens, die de rol van detective spelen en door hun schranderheid en onverschrokkenheid den sleutel van het geheim, waarnaar al sinds eeuwen door de bewoners van de Ravenhorst tevergeefs is gezocht, eindelijk vinden. Als dat niet trekt, trekt niemandal, zou ik zoo mee- nen. En ik moet zeggen, dat de heer Bleeker dit detectiveverhaal sjeuig en boeiend weet op te disschen. Het is alles heel mysterieus en spannend, het wordt aardig verteld en het is vrij wat minder griezelig dan men zoo op het eerste gezicht zou denken. De schrijver heeft in Els, het vlotte, leuke zusje van Sjoerd Dantuma, dat de jeugdige detectives nu eens bij hun opspsoringen in den weg loopt en op het andere oogenblik weer helpt, een fleurig, prettig figuurtje geschapen. Jongens zijn nu eenmaal verzot op roman tiek en waarom zal men het hun niet geven, zal de heer Bleeker hebben gedacht. Hij geeft hun daarom de. volle dosis en doet het op een zoo boeiende, levendige wijze, dat het den jongens zeker pakken zal. Jac. A. Hazelaar, De zeven Muzikanten. (Uitg. J. Philip Kruseman, 's-Gravenhage). Dit is een boek van wel heel ander ge halte. Dit verhaal doet mij denken ook door de geestige illustraties van den schrijver aan de aardige, oude sprookjesboeken uit mijn jeugd. Het is in 'denzelfden geest ge- ■'schreven. In het leven van de 7 eenvoudige straat muzikanten, waarvan Jac. A. Hazelaar ver telt, gebeuren in het geheel geen vreeselijke dingen. Hoogstens wordt Pier in een geslo ten kist weggevoerd, maar dat komt alleen, doordat deze trommelslager zoo uitermate bang is én in zijn angst in de kist is gekro pen. De zeven muzikanten uit dit verhaal zijn de leutigste, meest tevreden menschen,. die je je maar denken kunt en zij hebben eigenlijk maar één vijand in de wereld, na melijk Jochem Ellemaat, den kleermaker uit de Garenklos, die behalve dat hij met de naald werkt ook klarinet speelt en uit pure jaloezie de vroolijke muzikanten niet kan uitstaan. Jochem Ellemaat zet overal val strikken en klemmen voor zijn vijanden uit, maar altlid weer komt hij er zelf in te.zit ten en blazen de muzikanten victorie. Zelfs burgemeester Driedubbeldik en de wethou der Kaneel, die eerst erg op de zeven suk kelaars gebeten zijn en hen zelfs de stads poorten willen uitdrijven, worden de beste maatjes met de muzikanten, die maar met hun trom, fluit,'trompet, hobo, klarinet en schuiftrompet behoeven te verschijnen om de menschen in vroolijke stemming te bren gen. Een vriendelijk, aardig, voor jongere kin deren bestemdboek, waarvan een zekere charme uitgaat, doordat het zoo opgewekt, leutig en ouderwetsch-gezellig geschreven is. Charles Krienen. Een avontuurlijke zomer. (Uitg. Höllandia Drukkerij Baarn) De heer C-harles Kriemen schudt de jongens boeken uit zijn mouw. Veel moeite heeft hij ei- blijkbaar niet mee, maar de boeken zijn er dan ook naar. Ze zijn alle zoo ongeveer van dezelfde makelij en behelzen meestal niet veel meer dan enkel wat mogelijke of onmogelijke avonturen van één of meer jongens. En als ze dan nog maar goed geschreven waren! De heer Wrienen wil 't soms erg mooi doen en dan valt hij juist geheel en al uit den toon. Wan neer hij bijvoorbeeld 4 jongens elk in een af zonderlijken boom laat klimmen,, lezen wij: „Een oogenblik later schalde uit vier boomenkruinen het lied, dat de avond op zijn breede wieken meedroeg tot in de verre verten Over de zee Voert de wind ons zingen mee. Kookt al de vloed, Wij houden moed. Bij 't zingen: Leef' de zee! Ik verwed ér wat onder, dat de heer Krie nen onderwijzer is. Maar gelooft hij nu heusch dat zijn jongens, als zij boven in een boom zitten, de schoolliedjes, die meester hun ge leerd heeft, zullen gaan zingen? Een ander oogenblik denkt een jongen, als hij een boer en een gevaarlijke hond op hem af ziet komen, aan ik geef het u in tienen te raden aanScylla en Charyb dis". En een tweede broekeman van tien of elf jaar, roept, als hij iets gevonden heeft, triomfantelijk uit: „Heureka!" Wat een wonderlijke voorstelling maken sommige schrijvers zich toch van eenvoudige Hollandsche jongens! Maar nog gekker het, dat zij dien onzin in hun boeken de jeugd te slikken geven. J. B. SCHUIL. 73 MEISJES BIJ INSTORTING GEWOND. In een meisjesschool te Okayama, ten Wes ten van Osaka, stortte de vloer van de aula in. 73 schoolmeisjes vielen naar beneden en werden min of meer ernstig gewond. De provinciale autoriteiten stellen een on derzoek in naar de oorzaak van de ramp, STOPT DIE OPKOMENDE VERKOUDHEID. Ooh terwijl Ge slaapt. \$8 Laat de bacteriën van griep of influenza niet voorttelen in Uw ademhalings-organen. Sprenkelt bij de allereerste symptomen van verkoudheid enkele druppels Karsote op Uw zakdoek, 's nachts op Uw kussen en snuift den damp op. Uw ademhalings-organen worden nu gevuld met een atmosfeer, waarin bacte riën van verkoudheid, griep of influenza niet bestaan kunnen; Uw opkomende verkoudheid is verdwenen. Karsote is verkrijgbaar bij apothekers en drogisten a ƒ0.90 per flacon (zakformaat)en 1.35 per flacon (2 x de kleine maat), incl. omzetbelasting. (Adv. Ingez. Med.) HET TOONEEL. DE HACESPELERS. DE DENKBEELDIGE GRAAF. Het speelsch vernuft van Franz Molnar staat voor niets. In zijn door De Hagespelers thans op het repertoire genomen blijspel „De denkbeeldige Graaf" is de hoofdpersoon een. graaf, dien wij niet zien, die zelfs 'niet be staat,, maar die toch drie bedrijven lang het tooneel beheei-scht. Men moet een schrijver als Molnar zijn om dit aan te durven en het met succes ten uitvoer te brengen. Het is de oude heer Cortin, die het kunst stuk verricht een graaf uit het luchtledige te voorschijn te roepen om hem aan zijn doch ter ten huwelijk te schenken ter vervanging van een haar ontrouw geworden en wegge- loopen echtgenoot. Cortin heeft wegens min der fraaie practijken het geluk van zijn, dochter, verwoest, hij zal het nu al is het dan op zijn manier weer opbouwen ook. Hij toovert met alle mogelijke hulpmiddelen een graaf te voorschijn, die wel is waar niet be staat, maar aan wien ieder gelooft. De graaf zit veilig heel ver weg in de:oer-wouden van Zuid-Amerika op een film- en jachtexpeditie en hij doet daarom alles wat Cortin verlangt. Hij slaat een bokskampioen bewusteloos, hij schrijft artikelen in sportbladen, hij houdt renpaarden in Londen en schenkt geld aan de armen. Zoo reëel wordt déze denkbeeldige graaf, dat hij zelfs enkele maanden na zijn geboorte reeds vader van twee kinderen een verrassing die zelfs Cortin van zijn schepping niet had verwacht. Maar Cortin, die kampioen van de oplichters, zou kunnen zijn, weet op alles raad. Wanneer de graaf al te compromittant voor de familie dreigt te worden, laat hij hem op de film-expeditie ma laria krijgen en sterven. Voor alles heeft Cortin gezorgd, zelfs voor codoleantie-tele- grammen van president Roosevelt, Greta Gar- bo, Hitler en Goring. Zóó groot is de droefenis-om den dood van den edelen verren graaf, dat d.e ..bedienden tranen plengen .bij het hooren van het ver pletterend bericht en de weduwe den rouw aanneemt. Maar achter de deur wacht reeds Robert, die de gravin tot vrouw zal nemen. Want zelfs daarvoor was gezorgd, dat de graaf tijdens zijn reis bedrogen wérd, zoodat men met recht kon zeggen, dat aan dezen graaf niets menschelijks vreemds was gebleven, ook al had hij dan nooit bestaan. Men moet een Molnar zijn om zulk een ge geven zoo speels, luchtig en amusant te be handelen. Aan dien oplichter Cortin heeft de Hongaarsche schrijver blijkbaar pleizier ge had en geen wonder! Heeft hij niet dezelfde grenzenlooze fantasie, goochelt hij niet met menschen als Molnar zelf? Een graaf uit het niet tooveren en dan weer laten verdwijnen en dan 'n sprookje weven om dezen denkbeeldi- gen graaf, het is hun beiden toevertrouwd. Het is eigenlijk louter Spielerei, zoo'n blijspel van Molnar,maar hoe voortreffelijk zit 'het in elkaar, wat 'n. heerlijke, onver wachte vondsten heeft hij telkens weer bij de hand. Hoe weet hij in het derde bedrijf verrassing op verrassing te stapelen en zijn stuk met al die telegram-men aan het slot met een knal-effect te eindigen,., zoo- het publiek zit te schateren van plezier. f Het was dit derde bedrijf vooral, dat 'het justeren in de volle zaal "uitstékend deed. Het publiek viel van den eenen -schaterlach in den anderen en applaudisseerde soms bij open .doek om de onverwachte trouvailles van Cortin. En dat groote succes van III was te opmerkelijker omdat de artisten hier. in nog het minst ingespeeld bleken te zijn. Maar Molnar is in deze slot-acte zoo on weerstaanbaar geestig, dat hij alleen het pleit reeds wint. Verkade heeft eenige jaren geleden dit blij spel toen onder den titel „Graaf X" reeds als gast bij Het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel met Wilhelmina Duymaer van Twist als de gravin gespeeld en nieuw was het dus voor hem niet. Het lijkt mij- wel zeker, dat bij meer inspelen de opvoering nog aan licht heid zal winnen. Dit blijspel kan eigenlijk niet speelsch genoeg worden gegeven. Het was nu alles voor een zoo amusante fantasie nog wat te zwaar en te langzaam. Maar ook zoo ac cepteerde het publiek Moliiar's stuk gretig en ging er met zichtbare vreugde op in. Wanneer Verkade nog meer zeker is van zijn tekst, zal hij dezen koning der oplichters ongetwijfeld met nog meer entrain en verve spelen, want het is een hem prachtig liggende rol. Cortin beheerscht heel dit amusante spel. Alle anderen, zelfs Edith, zijn dochter, bewegen zich op het tweede plan. De rol van deze tot gravin gebombardeerde avonturierster kan ook nog wat meer luchtige fantasie verdragen dan Tine Medema er in gaf, vooral in III, waarin zij' niet actief genoeg nog aan de handeling deelnam. Maar ik twijfel niet, of ook zij zal in deze rol groeien bij de volgende opvoeringen De heer van Hulzen was Robert, de naar de liefde van Edith solliciteerende-man, dien hij met jongensachtige allure niet onaardig speelde. Er zijn nog eenige bijrollen, die de een met meer, de andere met minder succes door de jongere spelers van het gezelschap werden vervuld, maar dit blijspel wordt feitelijk ge heel gedragen door Cortin en vooral door den den speelschen geest van Molnar, die het regelrecht naar de overwinning voert. De Onbekende Graaf had gisteren in het Rika Hopper Theater een daverend lachsuc ces. Na afloop der voorstelling, deelden de bestuursleden van den Nieuwen Haarlemschen Kunstkring, die de opvoering hadden bijge woond, mij mede, dat zij Molnar's stuk voor hun laatste opvoeringen op 1 en 2 April had den uitgekozen. Een zeer gelukkige keuze, waarvoor de leden van dezen kring zich zeker niet zullen beklagen. J. B. SCHUIL, MUZIEK. CHR. GEM. KOOR „LOOFT DEN HEER". Dit concert, waarvan de baten aan de Dia- konie der Ned. Herv. gemeente te IJmuiden komen, zou aanvankelijk worden gegeven op 31 Januari j.l. Op dien dag evenwel had de droeve tocht naar Elburg plaats, waarbij het stoffelijk overschot van burgemeester Ram- bonnet naar zijn laatste, rustplaats gebracht werd. Op dien dag juist zou mevrouw Ram- bonnetSpeet als sopraansoliste dit concert opluisteren. In een gevoelig woord bracht ds. Erdmann dit in de herinnering terug. En zoo had dan heden dit liefdadigheidsconcert plaats, waarbij mevrouw BakkerWiepkes d'e plaats harer kunstzuster innam. De dirigent Stephen Jansen heeft de tradi tie van het kloek en magistraat zingen, zooals die door zijn voorganger Jan de Nobel werd jeschapen, in hoofdzaak voortgezet. Het veel- eischend werk van M. A. Brands Buys Jr., en Gounod's „Vendredi saint" bewezen dit. Maar meer nog gaat de smaak" van den nieuwen di rigent uit naar werken van meer polyfonisch gehalte. En het goed j gefundeerde koor toon de, dat het den le'der daarin gaarne volgde. De beide koren v\h Bach (die eigenlijk geen koren zijn doch liederen uit „Schemelli's Ge- sangbuch") klonken in de koorbewerking goed. Voor deze bewerking is in hoofdzaak gebruikt de door Robert Franz uitgewerkte be cijferde bas. En alleen daar, waar de midden stemmen gewijzigd moesten worden om zon der hiaat een goed geplaatste vertraging aan te brengen, is van Robert Franz afgeweken. Het koor van Brands Buys vraagt van de uitvoerenden heel wat attentie (de tekst be handelt Lukas II, Christus' geboorte). Dit werk stijgt in beteekenis. naarmate het meer tegen het slot loopt: mooie doch lastig te zin- jen overgangen naar andere toonsoorten zijn cunstig, doch met smaak aangebracht, en het koor heeft ook deze moeilijkheden met succes overwonnen. De hooge bes der sopranen aan 't slot verdiende allen lof. Als kooruitvoering verdient ook het werk van Alphons Vranken („koren") met eere genoemd te worden. Kloek was ook het hier afzonderlijk optredend man nenkoor. Slechts zou men aan den mooien tekst van Dr. Felix Rutten nog wat meer eer kunnen bewijzen, n.l. daar, waar tusschenzin- nen, door 't gemis eener kleine „Luftpause", haar beteekenis verloren. Gounod's werk werd en dit was jammer, gezongen in Nederlandsche vertaling. Vooral de passage ,,Le sol se meut, la mer gronde en son lit", die bovendien zwak van uitvoering was, boette veel aan schoonheid in. En bij de passage „Comme une mer" overheerschte het metrum. Maar overigens werd de sfeer van dit mooie werk in de groote lijnen mooi behou den, en werd het ook technisch knap weerge geven. Toch meen ik het aandikken van de slot-n en -m te moeien afkeuren, als dit zoo nadrukkelijk geschiedt, 't Is bij de koorleiders een tijdlang in de mode geweest, maar ik ver keerde in de meening dat de goede smaak ten leste een eind had gemaakt aan deze gril; door Roeske ingevoerd, door zijn paladijn P. v. d. Rovaart op de spit gedreven, heeft dit exces bij veel kleine goden navolging" gevonden en een tijdlang onze kooruitvoeringen ontsierd, 't Moest nu uit zijn. Goudennn gezangennn wonderschoonnn t is te veel. Het leidt de aandacht af van de vele zeer goede en mooie" dingen, die we bij het koor en zijn leider mochten waarnemen. Mevrouw BakkerWiepkes legde in haar zingen veel goeden smaak aan den dag. Een compositie van Hugo Wolf was, als eerste lied, een groote opgaaf, omdat de plaats van de zangeres ten opzichte van het orgel niet heel gunstig-was. Bij Hildach, meer ingesteld op grooten klank, had zij reeds 'poolshoogte geno men, aangaand? de accoustiek, en Frank trok Gordigiani met zijn flauw Italiaansch, Dit loffelijk zingen werd door den organist J. P. Falk met kennis van zaken gesteund. Hij be geleidde ook met smaak den cellist J. A. A. Falk, die een van Corelli's vioolsonaten (no. 8 in c klein) voordroeg in een goede bewerking voor violoncel. Met mooien toon droeg hij de eerste drie deelen voor, maar de Giga zuchtte nqg onder „ein Erdenrest, zu tragen pein lich". Waarop hij in Bach's solosonate (Suite) revanche nam; al kon het trio der Bourrée markanter. Haydn's celloconcert klonk mooi. Maar tempo is ook een voornaam ding. Al met al een avond, waarop veel moois werd gehoord en waarop het koor „Looft den Heer" heeft getoond, dat het zijn reputatie van stevig gefundeerde vereeniging zal blijven Daar zijn legioenen van mannen, die noch Postma's overredingskracht noch zijn duiten ter beschikking hebben en dus thuis moeten blijven. Althans niet op zulk een interessante wijze op reis kunnen gaan. Dus gaat hij. En ontmoet, na een paar klei ne omzwervingen door Spaansche steden, op zijn eersten autobusrit door Afrika. Claire met haar zoontje. Claire heeft zich met haar kind uit haar geboorteland, den Elzas ver wijderd na een jeugdperiode die haar niets heeft nagelaten dan een teleurstelling in het artikel liefde en den kleinen Mare. haar zoon tje. Ze staat nu aan het hoofd van haar eigen fabriek, ergens in de buurt van Mogador. Ze heeft een bedrijfsleider die haar het hof maakt en er stellig op rekent haar, plus de fabriek het zijne te mogen noemen, als hij maar tijd weet af te wachten. Maar nu ge beurt het dat Claire in de autobus zit, die ook Minne Postma vervoert, dat- die autobus op een gegeven moment niet verder kan en de chauffeur er geen raad mee weet. Postma is ingenieur, hij kruipt onder den wagen en re pareert. Een Afrika an sche regenbui door weekt hem en hij wordt doodziek. Alle passa giers waren erkentelijk voor zijn hulp doch lieten hem ziek achter in het eei'st bereikte hotelletje. Alleen Claire bekommert zich om hem, zorgt voor verpleging, dokter enz. en neemt hem als hij beter is, mede naar Moga dor en naar haar huls. Het heeft nu eigenlijk niet veel zin het verder beloop van zaken na te vertellen, daar een ieder dat uit het hier voorafgaande reeds ziet komen aanwandelen. Het is de manier waarop Helman die twee menschen tot- elkaar brengt, die van belang is. Het valt niet te ontkennen dat hij beiden mooie, zuivere din gen laat zeggen, evenmin echter dat hij zich aan geestelijk lijntrekken schuldig maakt en het proces te welbehagelijk rekt. Om eindelijk daar te arriveeren waar we wezen moeten, heeft hij zelfs den orkaan bij nacht noodig. Minne en Claire nemen uiteindelijk bezit van elkaar ais een Afrikaansch noodweer is los gebroken, als het bliksemlicht niet van de lucht is en de aarde dreunt en schijnt te zul len scheuren. En als het eenmaal zoover is gekomen, deert hun dat niets meer. alles gaat buiten ze om. nu ze beiden meenen dat ge vonden te hebben waarnaar ze hun leven lang gehunkerd hebben. Als wij de melodra matische enscèneering van den orkaan eli- mineeren, houden wij de gebruikelijke vergis sing over waaraan noch hooggestemde praat kunst van menschen als Claire en Minne, noch de woordkariger extase van gewone burger paren ontkomen kan. Zoodra de droom ver vuld isi iaat zich de onmogelijkheid gevoelen dien in al zijn gouden glans te consolideeren. Van Minne en Ciaire zou men kunnen ver wachten dat er naast den droom nog duurza mer banden bestonden, om hun geluk te be stendigen. Maar Helman laat Minne heel kort daarop weer naar vrouw en kinderen terug- keeren. zoo als Claire's eerste gedachte, toen het onweer bedaard was, voor den kleinen Marc was geweest. Een ieder zit nu eenmaal vast aan zijn verleden, en een ieder probeert het telkens opnieuw, te ontvluchten, Toch zit in Minne's retourvaart iets klein-burgerlijks en in zijne, en Claire's redenatie, dat zij voortaan, hoever ook gescheiden, steeds bij elkaar zullen leven, weer de frase, waaraan - de gecultiveerde mensch zich dagelijks schul dig maakt. Met dat al geeft dit boek van Hel man zeer opmerkelijke visie op wat den men schen vaak het belangrijkste van het leven schijnt en dat met de woordkracht en het beeldend vermogen van den echten littefaireri artist. J, H. DE BOIS. handhaven. G. J. KALT. Albert Helman. Orkaan bij Nacht. Rotterdam. Nijg"h en Van Ditmar. Anders dan Helman's vorig werk „Waarom niet" is dit boek. Minder agressief, minder eigengereid van compositie zeker, maar mis schien ook minder origineel. Een fantastisch en dichterlijk gegeven als het spel dier kin deren op het onbewoonde eiland laat zich geen tweemaal gebruiken, maar als wij in dezen orkaan de doening van den heer Minne Postma ietwat alledaagscher beschouwen dan de heer Helman, blijft er juist de stof over. waar uit een geroutineerd fransch romancier uit de vorige generatie zoo'n prettig, vlot lief desverhaaltje sneed, dat ten slotte altijd om hetzelfde draaide, en toch altijd weer geniet baar was. Onze generatie gaat naar zij meent veel dieper op de dingen in. reali seert zich naar zij meent voortdurend de geestelijke beteekenis van haar innerlijkste neigingen en vooral wij Noorderlingen heb ben daarbij de neiging lichtelijk zeurderig te worden en daarna toch te doen wat ons het aangenaamst is. Zoo heeft ook deze heei Minne Postma een paar hoofdstukken alleen spraak noodig vóór het eigenlijke verhaal be gint, en wel om te verklaren waaróm hij op reis gaat. Hij is 45 jaar, heeft een heel ge schikte vrouw en een paar al groote kinderen maarja, wat wilt u, de natuur speelt den armen menschen rare parten en hij wil wel eens wat anders. Watdat' is hem nog on bekend. Maar als je dan toch graag vrij wilt wezen om een nieuw geluk te zoeken, wel, dan begin je, met negatie van al het voorbije, te filosofeeren, natuurlijk in mineur en dan be gint een boek zoo pessimistisch als deze or kaan: „Heb ik ooit liefgehad? Ben ik zelf ooit bemind? Ik weet het niet. Ik weet het niet meer. Sinds jaren leef ik in raadsels, enz. enz." Op dat thema borduurt- hij met ijver verder, tot hij vier pagina's later tot.de conclusie komt: „Het ergste is te moeten constateeren: dat ik nooit heb liefgehad en dat ik nooit ben liefgehad" Charivarius moet maar uit maken of dat behoorlijk Nederlandsch is, of dat aan het slot van den zin „liefgehebt" moet zijn. Soedahde hoofdzaak is dat de heer Minne Postma over duiten en overre dingskracht beschikt. Door het eerst-e kan hij zijn koffers pakken en op reis gaan naar Afrika, door het tweede zijn vrouw overtui gen dat het voor hen allebei het beste is, dat ze eens een tijdje van elkaar verwijderd zijn. geven het boekje uit, Ons gebit, door C. H. Witthaus. Door II. E. Stenfert Kroese's Uitgevers Mij., N.V. Leiden—Amsterdam, is voor de Neder landsche Vereeniging tot Bestrijding van het tandbederf ..Het Ivoren Kruis" uitgegeven van de hand van C. H. Witthaus ..Ons Gebit en de bestrijding der Tandziekten". In het voor woord geeft J. J. Backer Dirks, voorzitter der vereeniging, een korte beschouwing over de oprichting, doel en werkwijze van die Ver eeniging. Het boekje wil in beknopten vorm oorzaken, verloop en gevolgen der voornaam ste tandziekten duidelijk maken en aantoo- nen. hoe deze vermeden en langs welken weg ze genezen kunnen worden. Aangezien hier voor de medewerking van geneeskundigen, ziekenfondsen, schoolbesturen en overheid noodig is, is in het bijzonder ook voor dezen liet betoog van dit boekje bestemd. Teeke- ningen verduidelijken den tekst. „Dat willen wij, jonge liberalen." De heer G. van den Burg, voorzitter van de afd. Amsterdam van den Bond van Jonge Liberalen, heeft een brochure het licht doen zien, getiteld: „Dat willen wij, jonge libe ralen!" In dit boekje, dat is opgedragen „aan Dr. I H. J. Vos. voor de geschonken geestdrift", trekt de schrijver te velde tegen het nationaal socialisme in ons land, tegen de wijze, waarop in het orgaan der N, S. B. geschreven wordt en tegen het, naar de schrijver betoogt geheel op Duitsche leest geschoeide program der N. S. B. Hiertegenover staat, dat de liberalen willen: liberale democratie. Deze gaat er van uit, dat de kiezer weliswaar niet op de hoogte is van alle finesses, maar wel degelijk op de hoogte is van de groote lijnen der. politiek van zijn partij. Heerlen als Mijn- en Industriestad. Als officieele uitgave der Vereeniging" voor Vreemdelingenverkeer voor Heerlen is ver schenen Heerlen, mijn-, industrie-, winkel en woonstad, uitgave van de N.V. Mij- tot Ex ploitatie van het Limb. Dagblad. Het kloeke nummer bevat artikelen over het Sociale Werk dér Staatsmijnen, over kasteel Hoens- broek, over het Uitbreidingsplan voor Heer len, over verbetering Rijksweg nr. 75 Roer mondGeleenMaastricht, over Kasteelen en Leengoederen-, over wilde Flora, het gereed maken van kolen voor de markt, de nevenfoe- drijven der vet-kolenmijnen over de steen koolbriketten. over kool en electiicïteit, over verzamelingen van het geologisch Bureau te Heerlen, over het krijtland bij Heerlen, over een gehouden fototentoonstelling en over be schouwingen in verband met de welvaarts- politiek in Limburg. Zeer vele fraaie foto's zijn opgenomen in dit werk, dat handelt over Heerlen, het cen trum van de Limburgsche industrie. L. L. B. Angas: De komende hausse in Amerika. Dit werkje biedt de Britsche publicist aan als een poging om het „experiment van Roo sevelt" te verklaren en te rechtvaardigen en om aan te toonen hoe, als het onwrikbaar wordt voortgezet, het z.i. stellig tot een goed einde moet leiden. Nijgh en Van Ditmar N.V. te Rotterdam

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 7