DE TWEELINGZUSTERS
Het 25 jarig bestaan der Barneveldsche Vrijwillige Brandweer werd Dinsdag gevierd mei
aroote demonstraties op het Marktplein
65-jarig huwelijksfeest. Het
echtpaar Blommers te Zeven*
bergen heeft Dinsdag onder
zeer groote belangstelling xijn
zeldzaam jubileum gevierd
Als opvolger van wijlen ét.
Adatcl is tot rechter In hel
Permanent Hof van Internatte*
nale Justitie te den Naag b«=
noemd, de Japansche oué>
ambassadeur dr. Nagaehe
Louis Lumière, de pionier op het gebied
der fotografie, heeft in de Academie des
Sciences te Parijs een demonstratie gegeven
met de zgn. relief film, welke niet vlak maar
met diepte schijnt te projecteeren
Overzicht van de Werkzaamheden voor een
der drie nieuwe spoorbruggen bij het Ooster
Viaduct te Amsterdam
Op d. l.,.p.midd.l«.l.nloon,filing w.lk. M.nnd.g f Lnnd.n g.op.nd Ifc Mr. ,p
zijn verschillende merkwaardige suikerbouwwerken geëxposeerd Van Son en Breugel
Storm op den Atlantischen Oceaan.
De .He de France" tijdens den
jongsten storm op den Oceaan, ge
fotografeerd van het dek van de
„Berengaria". De neus van het
machtige zeekasteel is bijna geheel
in de golven verdwenen
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
PATRICIA WENTWORTH.
Nadruk verboden
34)
Hij had echter een uur en een kwartier op
schildwacht gestaan voor Anne verscheen. Hij
nam haar hand in de zijne en zei met iets
verwij tends in zijn toon.
„Je hebt je niet erg gehaast!"
„Waarom zou ik?" antwoordde Anne. Toen
glimlachte ze tegen hem. „Ik heb je immers
'duidelijk genoeg uitgelegd, dat het bij drieën
zou zijn, Voor ik weg kon .Was je er werke
lijk om half twee al?"
„Natuurlijk. Zeg, 't is een zalige middag
en ik heb den wagen bij me. Ik had ge
dacht een heerlijk tochtje naar buiten te
maken".
Anne had zich voorgenomen hem terug
houdend te behandelen, maar ze kon niet
helpen dat ze een kleur kreeg en haar oogen
schitterden bij het vooruitzicht, om be-
hagelijk gezeten in een auto mijlen en mijlen
voort te glijden door de geurende, zomersche
lucht; om de zon te zien stralen over glooi
ende vlakten vol groen na de benauwend
kleine flat. de koude bemoeizuchtige Mrs.
Fossick Yates en die eeuwig kletsende stoet
haspel van 'n jufrouw Brownlfng, was dat
een weldaad.
John legde even zijn hand op haar arm.
toen ze in den open two-seater stapten, die
om den hoek van Malmesbury Terrace
wachtte.
„Je hebt geen mantel bij je".
„Op zoo'n dag als vandaag heb ik geen
mantel noodig".
„Weet je 't wel heel zeker?"
„Ja, heel zeker!"
Ze reden weg, de grauwe straten, waardoor
ze somber en gedrukt had geloopen, weken
achter haar als grauwe, beklemmende
droomen. John zat naast haar en fronste de
wenkbrauwen.
Ze had een mantel moeten aanhebben. Ze
moest haar eigen kleeren hebben. Die moes
ten toch ergen zijn ze had toch kleeren
gehad. Hij zou juffrouw Jones nog eens gaan
opzoeken en naar Anne's kleeren informee-
ren. Ze moest een mantel hebben. Vandaag
ging het nog, maar hij was niet van plan
het bij dezen eenen tocht te lat§n, en het zou
niet altijd zulk mooi weer zijn als nu.
„Anne's stem stremde den stroom van
zijn gedachten.
„Vertel me eens wat van Jenny's kindje".
„Jenny's kindje?"
„Je zei immers dat je op Waterdene bent
geweest? Toen heb je de baby toch zeker
wel gezien?"
„Natuurlijk heb ik die gezien. Jenny is er
geweldig trotsch op. Ze vertoont hem aan
iedereen".
„Hoe ziet hij er uit? Op wie lijkt hij?"
drong Anne gretig aan.
„Op wie hij lijkt? Och, dat kan ik zoo niet
zeggen".
„Lijkt hij op Jenny?"
„Neen. dat geloof ik niet".
„Op Nicholas dan? Weet je het heusch
niet? Ik ik heb hem niet gezien".
De lichte trilling ïn haar stem deed John's
woede tegen Jenny en Nicholas Marr weer op
laaien. Daarvan klonk iets in zijn antwoord
toen hij zei: ,Och, hij is nog zoo klein."
Arme dacht: „Ik heb hem geërgerd." Ze
wilde zoo graag alles gewaar worden over de
baby en Jenny en nu had ze hem boos ge
maakt. Opeens voelde ze zich moe en zwak
en ze had er spijt van dat ze was meegegaan.
Ze sloot de oogleden over een paar bran
dende tranen.
John keek haar van terziide aan en ver-
wenschfce de Harms weer. Waar kwam die
plotselinge verandering in haar gezicht van
daan? Ze zag doodsbleek en om haar mond
lag een pathetische trek van droefenis. Hij
wist niet, dat hij van Anne hield, maar hij
voelde een haast onweerstaanbaar verlan
gen om dien bedroefden trek weg te kussen.
Onverwacht viel hij geprikkeld uit:
„Geeft ze je genoeg te eten?'"
Anne's oogen ging wijd open. Hij zag dat
haar wimpers nat waren.
„Wie?"' vroeg ze verbijsterd.
„Dat verschrikkelijke mensch, Mrs. Fossick
Yates."
„Hoe kom je daar zoo bij?"
„Je ziet eruit alsof je niets te eten krijgt."'
„Heusch, toch wel."
„Wat heb je aan de koffie gehad?" En
toen ze aarzelde: ,Ik geloof er niets van, dat
je wat gegeten hebt".
„Werkelijk wel".
„Wat dan?"
„Boterhammen".
„lik wil wedden, dat er margarine opzat",
grauwde John. „Is het soms niet zoo?"
„Ja".
„Zie je wel!" en voortgaande: „We zullen
het onderwerp nu verder laten rusten, omdat
ik mijn aandacht voor den wagen noodig
heb, want als ik er over doorpraat, bots ik
zoo nog tegen een tram. Als we straks bui
ten de stad zijn. heb ik je een heeleboel din
gen te zeggen!"
Al gauw hadden ze de drukte achter zich.
De grijze huizenmassa's maakten plaats
voor lommerrrijk geboomte en de blauwe
hemel welfde zich over een bloeiende wereld,
ze sloegen een smallen zijweg in, die door
een dennenbosch naar een open heide klom.
John stopte en zij stapten uit.
„Eerst moet je wat eten en dan kunnen
we praten. Ik heb een picnicmand meege
bracht, dat leek me reusachtig gezellig".
Ze gingen op de donkergroene heide zitten;
de zondoorschenen lucht, vervuld van
denneseur. omringde hen. Over de wiide
heide koepelde een diep-blauwe hemel, die in
verren, wazigen horizont, door met bosch be
dekte heuvels omzoomd, vervloeide.
Anne had niet gemerkt, dat ze honger
had. tot de mand openging en de kostelijke
inhoud voor haar open lag een soort com-
binatiee van lunch en thee. Ze at niet ge
noeg om John tevreden te stellen, maar
toch aanmerkelijk mee, dan ze zelf mogelijk
geacht had. Het genieten van een goeden,
verfijnden maaltijd, na een jaar gevangenis
kost en tien dagen van juffrouw Brownling's
gekokkerel gaf even de verkwikkende illusie
van weer in het oude leven te zijn terug
gekeerd.
Ze was nu niet Annie Jones maar Anne
Waveney, en de klok van haar leven was een
jaar terug gezet. De zware geur der dennen,
de warmte van de zon en het ruischen van
den zachten wind langs haar heen al deze
dingen gingen buiten het bestaan van Annie
Jones om, Anne Waveney dronk het genot
ervan met diepe teugen een lang half uur
Toen hun maal afgeloopen was, pakte John
alles weer in, keurig en handig, zooals 'een
man die veel in de open lucht geleefd heeft,
dat pleegt te doen. Hij sloot de mand en
kwam naast Anne op den grond zitten.
„Nu moeten wij eens rustig en ernstig pra
ten".
Als dien tijd hadden ze prettig en luchtig
met elkaar gebabbeld, over onbelangrijke
dingen, maar op dat moment waarop John
zei: „Nu moeten wij eens rustig en ernstig
praten", kwam er iets gedwongens tusschen
hen.
„De moeilijkheid is echter, dat ik absoluut
niet weet, hoe ik beginnen moet", ging hij
voort.
„Begin dan niet".
Anne's oogen schenen gehecht aan het
nevelig blauw van den horizon en Anne
Waveney's leven was weer even ver van
haar verwijderd als die heuvels in de verte.
Ze kon niet teruggaan in dat leven en dat op
nieuw leven gaan. Een half uur lang had/z®
daarvan gedroomd, en nu moest ze terugkeer
ren tot de werkelijkheid. Ze zou graag nog]
wat langer in haar droom verloren zijn ge-l
bleven. En terugblikkend in het schoone rijk'
har er fantasieën zei ze:
„Begin niet".
„Ik moet".
Zuchtend wendde ze de oogen van den ho
rizon af en keek hem in de ernstige oogen.
„Ik heb zelfs geen idee, hoe ik zal beginnen,,
laat staan dat ik veel terecht zal brengen,
van wat ik zeggen wil! Je hebt me eigenlijk
maar een keer gezien, nietwaar? De keeren,
die jij vergeten hebt, kan ik niet meetellen,
want als jij ze vergeten hebt, bestaan- ze voor
zoover het jou betreft, eenvoudig niet. Goeie
hemel, wat zit ik eigenlijk te dazen! Maar
enfin, wat ik ermee bedoel komt hierop neer..
Het zou normaal zijn, wanneer ik me als eest
absoluut vreemde tegenover je gevoelde.
Maar dat is me onmogelijk; ik ben geen
vreemde; ik kan me niet vreemd tegenover jé
voelen en ik kan me niet als zoodanig ge
dragen. En ik kan je ook geen tijd geven om
daar een beetje aan te wennen, want er moefc
direct iets gedaan worden".
„Dat zie ik niet in".
„Dat zou je wel, als je in mijn schoenen);
stond. Hemel-nog-aan-toe, Anne, stel j€ zelf
een oogenblik in mijn plaats! Ik kom onver-'
wacht m Engeland terug; moet de plaats eaaiv
innemen, die voor je broers bestemd was; ik
krijg alles het oude kasteel waar jij benfc
groot gebracht, het landgoed dat jouw thuis'
was en ik kan zelfs niemand vinden, die mé
wil zeggen waar je bent, of wat je doet*
of je ook maar iets bezit om van te leven.'
En tenslotte vind ik je als dienstmeisje van
een kwaadsappig vrouwmensch als die Fossiele
Yates, die je niet voldoende te eten geeft en'
je vingers blauw laat werken. Ik bid je, Anne,*
oracht je eens even te verplaatsen in wat ik!
voel!"
(Wordt vervolgd,