KARSOTE
DE FILM DER VIER MÜLLERS.
VRIJDAG I MAART 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
13
Letteren en Kunst.
Nederlandsche en Duitsche versie verschillend.
Minny Erfmann en Johan Heesters in een gramofoonwinkel, een scène uit „De
Vier Müllers", de Nederlandsche film, die onder regie van Rudolf Meinert (rechts
op de foto) in Weenen wordt opgenomen.
A (Van onzen Weenschen correspondent)
WEENEN, Februari
Het is doorgaans interessant erbij aanwezig
te zijn wanneer in eon filmatelier opnemingen
gemaakt worden en men er getuige van kan
zijn hoe de diverse beelden stuk voor stuk
en beetje bij beetje vervaardigd worden, die
dan later aan- en door elkander gevlochten
zullen moeten worden om gezamenlijk de
groote rolprent te vormen, die men op het
witte doek in de bioscopen geprojecteerd zal
kunnen zien.
Dubbel interessant is het wanneer een film
in twee talen wordt opgenomen, zooals dit
op het oogenblik in het filmatelier van
Sehönbrunn te Weenen geschiedt, waar zoowel
in het Duitsch als in het Nederlandsch ge
speeld wordt. Er worden dus eigenlijk gezegd
twee verschillende films vervaardigd, waarvan
de handeling weliswaar dezelfde is en waar
van de gebeurtenissen zich ook in hetzelfde
milieu, d.w.z. binnen dezelfde décors afwikke
len. Maar de acteurs en actrices zijn andere
personen, die anders loopen en anders spre
ken, die andere gebaren hebben en die, afge
zien daarvan, al door hun uiterlijke verschij
ning alleen een heel ander cachet aan de ver
schillende filmwerken geven. Felix Bressart
ziet er zoowel in het gewone leven als in de
film heel anders uit dan Adolf Bouwmeester.
Het is in Holland al voldoende bekend, dat
men te Weenen het populaire tooneelstuk „De
Vier Mullers" als film opneemt. De Duitsche
versie van het stuk zal „Alles für die Firma'-'
heeten.
De rol van den ouden Muller, Philip Muller,
den grootvader, wordt in het Hollandsch door
Adolf Bouwmeester en in het Duitsch door
Felix Bressart gespeeld. Zijn zoon Max is in
het Nederlandsch Jacques van Bijlevelt en in
het Duitsch Alfred Neugebauer, ook geheel
verschillende verschijningen. Ella Muller is m
de Hollandsche versie Tilly Perin-Bouwmees-
ter en in de andere versie Hermine Sterier.
Otto Muller, de kleinzoon, is in het Neder
landsch Johan Heesters en in het Duitsch
Oscar Karlweiss. De tegenspeler van Johan
Kaart als Jacob Schat is Otto Wallburg met
zijn dikken buik en de tegenspeelster van Cis
sy van Bennekom. die de rol van Henriette
Bekker vertolkt, is Friedl Czepa. Daisy Rix zijn
Minny Erfmann en Gretl Berndt en Mina, de
huishoudster van den ouden heer Muller, zijn
mevrouw Gusta Chrispijn-Mulder en Anni
Rosar. Voor den boekhouder Hofmann, die in
het Duitsch door den bekenden artist Fritz
Imhoff gegeven wordt, heeft men te Weenen
een Nederlander gevonden, dr. J. van As, die
ook aan de regie van de film medewerkt.
De meeste Nederlandsche spelers en speel
sters, met uitzondering van Heesters, die al
gedurende het heele seizoen te Weenen woont
zijn aan het begin van deze maand te Weenen
gearriveerd. Alleen mevrouw Chrispijn is eerst
dezer dagen nagekomen, zij vertolkt met haar
mooie, expressieve gezicht en met haar schit
terend beheerschte spel de rol van de huis
houdster van den ouden Muller. Haar kleedij
is van een haast Friesche strengheid en een
voud, zij draagt een donkere blouse met groo
te witte spikkels en een zwarte rok met dito
zijden schort, waarop een paar sleutels hangen.
Haar kapsel is zonder eenigen tooi. Haar
Weensche tegenspeelster, Anni Rosar, ziet er
heel anders uit .Haar kleeding kan iets ko
ketter genoemd worden. Een groote wit-kan-
ten draperie bedekt rug en schouder en in
het sierlijk opgemaakte haar met een paar
gj-acieuse krulletjes prijkt een fraai gevorm
de kam van schildpad.
Felix Bressart heeft als opa Muller thuis
een langen sjamberloek aan en een fez met
een kwastje op zijn hoofd. Adolf „Boemees-
ter" draagt in dezelfde scene slechts een sort
huisjasje met tressen.
In alle opzichten heeft men getracht zooveel
mogelijk rekening te houden met de verschil
len. die er bestaan in zeden en gebruiken tus-
schen Oostenrijk en Nederland. Want de han
deling speelt zich in de Nederlandsche versie
grootendeels m een landhuis af, dat in Bus-
sum staat (of eventueel maar men heeft
nu al Bussum gekozen ergens anders in het
Gooi of aan de Vecht zou kunnen staan) sn
in de Duitsch gespeelde film bevindt zich die
villa in een van de buitenwijken van Weenen.
In den tekst van de beide films komen ook
tal van afwijkingen voor. Woorden en zinsne
den, die in het Hollandsch aardig of grappig
zijn, zouden in het Duitsch. en speciaal voor
Weensche ooren, heel anders klinken. En om
gekeerd kan men dingen, die in de Duitsche
versie aardig zij, maar niet botweg in het
Nederlandsch vertalen. Ook de spelers leggen
veel van hun eigen mentaliteit en die van
hun volk zoowel in woorden als in spel
zegswijze. De regisseur Rudolf Meinert toovert
uit allen te voorschijn wat hij er maar uitha
len kan. Hij heeft een fijn oog en fijn gehoor
voor alle bijzondere eigenschappen en persoon
lijke kwaliteiten van alle medespelenden. En
hij laat hen hun persoonlijkheid ten volle ont
plooien.
Het feit. dat de kunstenaars van de Duitsche
servie engagements aan Weensche theaters
hebben, was een van de voornaamste redenen,
waarom Rudolf Meinert zijn film in deze Do
naustad moest laten opnemen!
Er wordt geweldig hard gewerkt. Gelooft u
maar niet, dat het filmen in het Schönbrun-
ner atelier een pretje is. Men begint al heel
in de vroegte: om half acht vangt het draaien
aan. Dan moet alles reeds leant en klaar zijn,
geschminkt en in costuum, dan moeten alle
werklui op het appèl zijn en alle groote lam
pen functionne.eren, dan moeten de opera
teur en de kapper en de opnameleiders klaar
staan, en de naaister, die de kleedij van de
dames in orde houdt, en moet nakijken, en
de man, die met den kleerborstel ronddraaft,
enz. enz. Gewoonlijk is de dagtaak niet voor
des avonds een uur of elf volbracht. Veel
vrije tijd blijft er dus niet over. Onze Neder
landers hebben nog bijna in het geheel niets
van Weenen kunnen zien. Mevrouw Chrispijn.
die nu al weer naar het vaderland terugge
keerd is en die slechts een paar dagen te
Weenen is geweest, heeft niet eens de gele
genheid kunnen vinden het paleis Sehön
brunn te bezichtigen, niettegenstaande net
atelier tegen het park van dit slot aanligt en
zich een van de hoofdpoorten van het park
vlak tegenover het hotel, aan den overkant
van de straat bevindt. En zij had de kamers
en zalen zoo gaarne aanschouwd waarin de
keizerin geschreden heeft, wier rol zij dezer
dagen weer in Holland in het Arendsjong
moet spelen.
De Nederlandsche en de Duitsche spelers
kunnen heel goed met elkaar opschieten, al
blijven zij toch hun eigen kleine kringetjes
vormen. Met belangstelling slaan zij eikaars
wederzijdsche prestaties gade. Ze vinden het
vermakelijk, dat-een zelfde rol in de twee ta
len zoo heel anders gespeeld kan worden.
Er komen in de film een paar aardige me
lodietjes voor, die door Artur Guttmann en
H. J. Salter gecomponeerd zijn, die de geheele
muziek voor de film geschreven hebben, zoo
als het Vogellied, een liédje met een eenigs-
zins philosophischen tekst, het lied Jij en Ik
en het lied „Deze kleine Melodie,...". Het
zijn wijsjes, waarvan men nu al met zekerheid
zeggen kan, dat ze spoedig heel populair zul
len zijn. omdat ze in het gehoor liggen.
De Nederlandsche première zal nog in
Maart in ons land plaats vinden en de Duit
sche „Uraufführung" in het begin van April
te Weenen.
W. M. BEKAAR
len haar buitengewoon talent heeft getoond.
Nu heeft een tooneelspeelster ook minder
risico, doordat de tweede belangrijke factor,
het repertoire, het haar in den schouwburg
zooveel gemakkelijker maakt. Bij het genie
ten van een tooneelstuk blijft men heel den
avond gewend aan eenzelfde onderwerp en
eenzelfde sfeer. Een tooneèlavond, hij zij
goed of slecht biedt in elk geval een har
monische eenheid en bovendien een eenheid,
welke zich concentreert op een bepaalde ge
dachte.
Bedenken onze declamatoren in 't algemeen
wel voldoende, dat het publiek niet naar hen
komt luisteren, om met een staalkaart van
onsamenhangende brokken literatuur en een
assortiment van technische vaardigheidsproe-
ven in de verschillende genres kennis te ma
ken, als ware het de jury bij een eind-exa
men van de tooneelschool? Indien de decla
mator zich niet wijdt aan één heel den avond
vullend werk of aan het oeuvre van een en
denzelfden auteur, dan dient hij toch een
keuze te doen. welke bij zijn gehoor het wel
aangename gevoel wekt van het gelijksoor
tige, dat in geenen deele met het gelijkvormi
ge en dus eentonige gelijk is te stellen.
Aan het blijkbaar zeer moeilijke probleem
van het repertoire heeft ook deze debutante
weer te weinig gedacht. Er is een te groot on
derscheid in de onderdeelen van een program,
dat bestaat uit nummers als: Aan den dood,
van Henriette Roland Holst, De ballade van
den jongen zeeman, van Den Doolaard. Bid
den, van Alice Nahon. Wedergeboorte, van
Greshoff, Het I-a van mijn ezelke, van Pol de
Mont en Angiolino en de lente, van Arthur
van Schenael.
Maar behalve eenheid is in het repertoire
ook belangwekkendheid noodig. Wij willen
hoegenaamd niet beweren, dat het lange pro
zastuk, waarmee de declamatrice den avond
besloot, als letterkundig product niet belang
wekkend zou zijn! Maar wij achten het onge
schikt, om op een avond als deze ten gehoore
te worden gebracht. Daarvoor spreekt het niet
direct genoeg aan. Wat het gehoor op een de
clamatie-avond noodig heeft, is allereerst iets
dat rechtstreeks een beroep doet op de aan
dacht, hetzij op het denken, hetzij op het ge
voel. Maar wat zullen de toehoorders van de
Volksuniversiteit, op den map af gevraagd,
kunnen navex-tellen van dit schetsmatig ver
haal, waarvan de verschillende impressies te
zwak en te vaag overkwamen om weerklank
te vinden in het luisterend oor? Men wil ge
boeid worden, beziggehouden, meegesleept als
het kan, maar vindt geen voldoende bevredi
ging in de bewondering voor een inderdaad
zeer omvangrijk memorisatie-vermogen.
De bloemen, welke dr. Bartstra als voorzit
ter mevrouw Haak na afloop met een warm
woord van erkentelijkheid aanbood, mogen
deze debutante inmiddels een aansporing
zijn om met bedachtzamen moed de volgen
de schreden te zetten op dit moeilijke pad.
waar gelukkig naast steenen en doornen ook
rozen blijken te staan.
H. G. CANNEGIETER
MUZIEK.
VOLKSUNIVERSITEIT.
VOORDRACHTAVOND WILLY HAAK.
Er bestaat onder de verschillende kunst
uitingen wel geen riskanter branche dan het
zeggen van verzen en het voordragen van
proza. Met riskant bedoelen wij nu niet in
de eerste plaats de zakelijke zijde van het
probleem, want de verminderde belangstel
ling, welke de lezingen tengevolge van de
concurrentie der radio kenmerkt, deelt de
voordrachtkunst met het tooneel, dat het
loodje legt ten overstaan van de film. Mis
schien is het artistieke risico nog bedenke
lijker dan het mercantiele. Allerlei factoren
werken hier samen om het voor den kunste
naar noodzakelijke innerlijke contact met het
publiek te belemmeren en grootendeels zijn
deze factoren te zoeken bij den kunstenaar
zelf.
Het is waar, dat het publiek ook wel eens
mede de schuld heeft. Zoo is het bij het de
buut, dat de als tooneelspeelster hooggewaar
deerde Willy Haak gisteravond als voordracht
kunstenares voor de Volksuniversiteit maakte,
te betreuren dat een ietwat pijnlijk incident
haar bij het begin van haar optreden stoorde,
doordat enkele bezoekers blijkbaar in de
meening verkeerden, dat men bij een Volks
universiteit ook gelijk bij een echte univer
siteit het professorale kwartiertje in aanmer
king neemt.
Toch, en hier wijzen wij reeds een der
speciale riskante factoren voor den declama
tor aan treft een deel van de schuld ook
de localiteit, welke niet op antichambreeren
is ingericht en derhalve de argelooze laatko
mers noopt tot een verblijf in koude-en duis
ternis. dat, indien toevallig het eerste num
mer op het programma bïzonder lang duurt,
in het gure seizoen niet bepaald de ontvanke
lijke stemming bevordert.
Erger is het gemis aan een op een stem
van een bepaald timbre in verband met een
spaarzaam bezette localiteit niet berekende
acoustiek. Mevrouw Haak was in 't midden
gedeelte van de zaal slecht te verstaan, in de
fragmenten met snel tempo zelfs heelemaal
niet. En wanneer gepassioneerde episoden
haar noopten tot een sterk uitzetten van het
geluid, verdwenen de details van den tekst
in resoneerende galmen.
Doordat de zaal van den Protestantenbond
ten opzichte van een dergelijke kunstdemon
stratie van minder gehalte blijkt dan de
schouwburg, is het moeilijk uit te maken in
welke verhouding het gehalte van Willy Haak
als actrice staat tot haar declamatorisch ge
halte Mogen wij op deze eerste, onzuivere
proef afgaan, dan houden wij het met de
OPERA-CONCERT.
De liefde voor de operamuziek, tenminste
voor die opera-muziek, waar melodie in zit
is nog net zoo groot als een halve eeuw ge
leden, toen er nog geen anti- en a-romantische
leuzen aangeheven werden, en toen er nog
zij het ook steeds zeldzamer, melodieën wer
den verzonnen of gevonden men weet niet
hoe dat eigenlijk gaat, en dit doet er ook
niet toe, als ze er maar komen. Tegenwoordig
komen er geen meer, geen nieuwe tenminste
en we teren dus op de oude. Daar zijn dan
ook ontelbare mooie bij en van die mooie heb.
ben we op het concert dat door het Centr
Com. voor Werkloozen verzorgd was een aan
tal gehoord en de vele aanwezigen hebben ge
klapt, dat het een lust was en hebben dus
getoond dat de liefde voor de melodie nog
niet aan 't tanen is.
Nu moeten we nog iets in aanmerking
nemen: er werd goed gezongen! Helène Lu
dolph voldeed me in het operagenre vee!
beter dan in liederen en gaf door haar ver
tolking der Traviata-aria staaltjes van bril-
lante coloratuur. In plaats van de door een
keelaandoening verhinderde alt Annie Herme;
trad mevr. Stroink op: zij zong een aria uil
Moussorgski's ..Kermis van Sorotchinsky'
een uit St. Saëns' „Samson et Dalila", en bij
de eerste bewonderden we haar temperament
en haar uitspraak van het Russisch en bij de
tweede haar schoone stem, die alleen voor
de lage as ontoereikend was. De tenor Willem
Schansman scheen in de Freischütz-aria nog
niet geheel los te komen; het „Hat der Him-
mei mich verlassen" bijv. klonk heel weinig
dramatisch, maar gaandeweg werd het betel
en later, in de ..Mignon"-aria zong hij zóó
week en met zóóveel uitdrukking als voor
deze zoete muziek slechts verlangd kan wor
den. En, zoo wij de tongvaardigheid der Ita
lianen onevenaarbaar noemen, de bariton
Otto Couperus bewees dat we ongelijk hebben
want hij zong de beroemde aria van Figaro
uit Rossini's „II Barbière d. S." met een rad
heid en een verve, die een Piccioli hem niet
verbeteren'zou; en in de aria uit „Un Ballo
in Maschera" triomfeerde zijn prachtig stem
geluid.
Het was nu geen wonder, dat waar de ge
noemde vier artisten zich toteen kwartet
vereenigden hun samenzang ook een groot
genot schonk. Dat is ons in fragmenten uit
„Fidelio" en „Rigoletto" gebleken; in het
kwartet uit „Rigoletto" muntte vooral de
tenor uit. Van dit nummer moest een deel
gebisseerd worden.
Maar we zouden aan het orkest en aan
zijn leider Marinus Adam te kort doen .indien
we niet toonden hun medewerking ook naar
waarde te schatten. Op een enkel moment van
verwarring haast onvermijdelijk bij zóó
veelsoortige opgaven na, heeft het orkest
voortreffelijk met de solisten samengewerkt
en aldus veel tot het- succes van dit concert
bijgedragen Aan de harpiste mag een afzon,
derlijk woord van lof gewijd worden voor haar
vertolking van de harpsolo in de „Mignon"
Ouverture. Evenals deze werden de Ouvertu
res van „Oberon" en Semiramis levendig en
correct gespeeld.
Door den voorzitter van het Centr. Comité
verden aan de vier solisten bloemenmanden
aangeboden als dank voor hun belanglooze
medewerking. De bloemenmand die de sopraan
kreeg was de mooiste; dat hoort ook zóó. want
de sopraan is de hoogste stem. en in de heele
wereld krijgen de hoogsten altijd de hoogste
lof of mooiste onderscheidingen. En de diri
gent kreeg bloementakken.
K. DE JONG.
MARNIXVEREENIGING.
Dinsdagavond 5 Maart hoopt de heer H
Heeresma. godsdienstonderwijzer te Amster
dam, voor bovengenoemde vereeniging
Haarlem-Noord te spreken over het onder
werp: „Het Lam met de zeven hoornen en
'pven oogen" (Onenb. 5).
Deze vergadering heeft plaats in de Mar
tooneelspeelster, die in zoo vele en velerlei rol- nixschool aan de Van Egmondstraat.
HET TOONEEL.
TONEVO.
DE RESERVE-VROUW.
Dat een stuk met den titel „De Reserve-
Vrouw" geen treurspel is, zal zeker een ieder
wel begrijpen. Maar een blijspel zooals
het programma vermeldde is dit door
Joh. van Doorn naar het Amerikaansch be
werkte product toch ook niet.
Wij hebben indertijd van het Rotterdamsch
Hofstad Tooneel eens een stuk gezien den
titel ben ik vergeten waarin een overspan
nen vrouwtje een vriendin tot haar opvolg
ster benoemt, opdat haar man na haar dood
een lieve vrouw zal krijgen, die alles doet.
zooals zij het in haar leven heeft gedaan.
Natuurlijk komt het nooit zoo ver en ge
neest zij door de jalouzie op de opvolgster.
In De Reserve-Vrouw is hetzelfde gegeven
verwerkt, maar de schrijver heeft het zoo
onhandig en dilettanterig gedaan, dat deze
klucht niet voor een serieuze bespreking in
aanmerking komt. Eigenlijk is er in dit pro
duct met ziin onmogelijke en trage hande
ling maar één geslaagde scène en die kre
gen wij geheel aan het slot, zoodat de avond
tenminste met een lach-salvo eindigde.
Pollé is wél eens gelukkiger in de keuze
van zijn repertoire geweest. Het moge waar
zijn. dat de financieele toestand van Tonevo
hem noopt geen dure blijspelen te kiezen, er
is dan toch bij de -zoogenaamd ..vrije" stuk
ken nog wel iets beters te vinden dan een
zoo zouteloos, geforceerde en onmogelijke
klucht.
Maar het dient erkend gelachen is er
wel! Ik vraag mij op zulke avonden wel eens
af. hoe een klucht wei moet ziin. als het pu
bliek er geen plezier in heeft. Toc.h hoop ik.
dat Pollé met zoo'n lachsuccesje niet tevre
den zal zijn en ons den volgenden keer weer
eens iets pittigers en amusanters zal voor
zetten. Dat Tonevo daarvoor ook na de
vernieuwing de krachten bezit, heeft de
opvoering van gisteren weer bewezen.
Toch hebben wij de club van Pollé wel eens
beter gezien. In de eersite helft van den
avond zat er de ware gang nog niet in en
het leek mij zoo toe, dat de spelers er zelf
niet al te veel vertrouwen in hadden.
Ook de scène van de „ontmaskering" van
den dokter en zijn handlangsters was niet
bepaald, wat het wezen moest. De spanning
ontbrak en het ging alles veel te traag.
Leven kwam er pas weer in. toen Pollé van
zijn escapade terug keerde en daarna bleef
het ook goed gaan tot het aardig gespeelde
slot toe.
Pollé kreeg in het begin als Hero van Blij-
denstein niet veel kansen en het lag meer
aan de rol dan aan hem, dat hij toen beneden
zijn niveau bleef. Maar zoodra de rol hem ge
legenheid bood tot spel, was hij ook veel beter
op dreef en in de scène van zijn dronkenschap,
die hij sober en toch geestig speelde, be
heerschte hij het tooneel volkomen. Hei slot-
tooneel werd. dank zij hem, tot een daverend
lachsucces. Het was alleen reeds een kunst
stukje, zooals hij van de trappen gleed. Dat
zullen niet vele dilettanten hem zoo nadoen.
Mevrouw de Vos.Jacobs zie ik altijd met
genoegen spelen. Zij beweegt zich gemakkelijk
op de planken, kleedt zich vol smaak, ziet er
allerbekoorlijkst uit, onderscheidt zich door
haar correcte uitspraak en heeft tempera
ment. Jammer, dat de rol van Julia haar bijna
niet de kans bood om dat laatste te toonen.
Wij zien haar liever in een fleurige rol dan als
zoo'n geknakt rouwviooltje. Maar dat zij spe
len kan, bewees zij ook gisteren. Zij is van de
dames van Tonevo verreweg de beste kracht.
Mej. Bep Wind verdient een afzonderlijk
compliment voor de wijze, waarop zij zich in
I onherkenbaar had gemaakt. Zij was zoo'n
remedie tegen de liefde, dat je je niet kon
begrijpen, hoe Ferd. Verstraete nog vues kon
hebben op deze dame. Maar in II was zij ge
heel gemetamorphoseerd en daarmee was
Ferd, die door den heer Meyer met de noodige
losheid gespeeld werd, tegelijk gerechtvaar
digd.
De heer Van Elten heeft altijd een rustige
manier van spelen, al maakt hij het zich dan
ook niet al te moeilijk. Door hem werd het
tempo dikwijls te veel vertraagd, wat te wijten
was aan zijn gebrek aan rolkennis. Maar
overigens bood deze rol van deus ex machina
hem niet veel moeilijkheden en sloeg hij er
zich met zijn bekende routine gemakkelijk
doorheen.
Mevrouw van Outersterp was een goed
dienstmeisje wat de heer en mevrouw Blij-
denstein anders wel met mij eens zullen zijn
mevrouw Van Kouteren een gezellige, dikke
pseudo-verpleegster en de heer Verstraete
een nog wat onhandig spelende dokter.
Een lachsucces heeft Tonevo dus met De
Reserve Vrouw gisteren wel mogen behalen,
maar wij hopen, dat het bij deze eene voor
stelling van dit stuk moge blijven en wij het
niet meer op het dilettanten-tooneel behoe
ven te zien.
J. B. SCHUIL.
VERGADERING „NUT EN SPORT".
De Haarlemsche Pluimvee- en Konijnenfok-
kersvereenigïng .Nut en Sport" hield haar
jaarvergadering. Het verslag van den secre
taris werd goedgekeurd. Hieruit bleek dat de
crisis voor de Pluimvee-vereeniging ook niet
ongemerkt voorbij gaat. De rekening en ver
antwoording van den penningmeester werden
godgekeurd. Het bleek, dat er een klein batig
saldo was. Naar aanleiding hiervan gingen
er stemmen op, om dit najaar een tentoon
stelling te organiseeren. Het bestuur beloofde
de mogelijkheid hiervan te zullen onderzoe
ken. Met een woord van opwekking aan de
leden om nieuwe leden te winnen, sloot de
voorzitter, de heer P. de Droog, de vergadering
INGEZONDEN
de
Voor den inhoud dezer rubriek stelt
Redactie zich niet verantiooordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, xoordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
Winstsysteem of Volks~
welvaart.
Mijnheer de Redacteur,
Naar aanleiding van een Ingezonden stuk
van den heer J. C. Draayer over bovenstaand
onderwerp zou ik gaarne onderstaand ingezon
den stuk opgenomen zien. Bij voorbaat dank ik
u voor de verleende plaatsruimte.
Er zijn helaas nog steeds menschen die blijk
baar als een soort sport, ten aanzien van oor
logsgevaar, crisis en andere noodzakelijke ge-
olgen van een kapitalistisch» dus winstsys
teem „ins Blaue hinein" op- en aanmerkingen
maken, maar, en daar komt het juist op aan,
het evenwel niet noodig oordeelen den weg
tot verbetering aan te toonen. Tot die men
schen behoort tot mijn spijt de heer Dr, ook.
De oorzaken die de heer Dr. noemt voor
den huldigen economischen toestand (de heer
Dr. is waarschijnlijk aanhanger van de Bella-
my-gedachte?) zijn zeer juist, maar om met
minister Colijn te hopen dat de 8 millioen Ne
derlanders schouder aan schouder zullen staan
om te komen tot een samenleving waar econo
mische gelijkheid heerscht is niet alleen een
.utopie" maar ook verbijsterend voor iemand
die de oorzaken toch werkelijk goed ziet.
De meest elementaire uiting van economi
sche gelijkheid is toch medezeggenschap der
arbeiders in de bedrijven. De heer Dr. zal
het toch met me eens zijn. dat géén werkgever,
enkele idealisten uitgezonderd, er aan zal den
ken, arbeiders medezeggenschap in zijn bedrijf
te geven. Hieruit volgt dus dat de werkgevers
gedwongen moeten worden die medezeggen
schap te geven wat hierop neerkomt dat alle
macht in handen wordt gesteld van de arbei
ders (in de steden) en boeren (op het land).
Zulk een omwenteling zal nooit door een evo
lutie plaats vinden (hier spreken weer andere
factoren mede, zooals het egoïsme van het in
dividu) maar door een gewelddadige om
wenteling, een revolutie dus.
Elk nieuw leven wordt met smart geboren en
zoo is het ook het geval met een oude maat
schappij die zwanger gaat van een nieuwe.
Te meer zal deze omwenteling gewelddadig
zijn omdat de bezittende klasse, een minder
heid. de machtsapparaten (politie, leger, justi
tie) in handen heeft. In wezen leven we hier
dus, ondanks de politieke „democratie" waar
mee we hier gezegend zijn, onder de dictatuur
van het grootkapitaal.Prïncipieel Is er geen ver
schil tusschen de openlijke fascistische landen
zooals Italië, Duitschland, e.a. en de z.g. „de
mocratische" landen. Wanneer het kapitalisme
geen kans meer ziet met „democratische" fra
ses de arbeiders in bedwang te houden gaat
het, als bewijs van zwakte, over tot het meest
brute geweld, Fascisme.
Een volk kan nooit één geheel zijn zoolang
in dat vouk stroomingen voorkomen wier be
langen verschillend zijn. Waar de arbeiders
klasse de meerderheid vormt van een volk is
het niet meer dan billijk dat de meerderheid de
macht in handen heeft, de Arbeidersklasse
dus.
De heer Dr. heeft dus te kiezen tusschen
een fascistisch kapitalistischen staat met al
zijn gevolgen zooals oorlog, crisis, productlever-
nietiging en een proletarischen staat waar een
werkelijke economische gelijkheid zijn zal.
De heer Dr. gelieve, te bedenken dat de be
langen van de werkgevers nog nooit dezelfde
waren als die der werknemers.
L. V.
Chronische Verkoudheid
Binnen enkele uren verlicht.
Karsote Inhalatie Middel is een nieuw
preparaat, dat chronische of hardnekkige
verkoudheden binnen 24 uur verdrijft. Spren
kel enkele druppels Karsote op een zakdoek
en snuif dan goed op. De aangename, des-
infecteerende damp verspreidt zich nu in Uw
ademhalingsorganen waar bacteriën van ver
koudheid of griep onmiddellijk vernietigd
worden. Uw neus wordt weer geopend, vast
zittend slijm komt los. ge kunt weer onbelem
merd ademen.
is verkrijgbaar bij a..„....u.is en ui,^.„.en
a 0.90 per flacon (zakformaat) en 1.35 per
flacon (2 x de kleine maat), omzetbelasting
inbegrepen.
(Adv. Ingez. Med.)
CRISIS-TUCHTRECHTSPRAAK.
Bij beschikking van den minister van Eco
nomische Zaken is benoemd tot lid van de
Centrale Commissie voor de crisis-tuchtrecht-
spraak te Den Haag voor het tijdvak 28 Fe
bruari 1935 tot en met 31 December 1935 E. H.
Krelage te Haarlem en Th. F. van Rijn te
Lisse en voor Alkmaar voor hetzelfde tijdvak
J. Volkering te Limmen.
BAL MASQUE JACOB VAN LENNLP
De Haarlemsche Tooneel vereeniging „Ja'
cob van Lennep" zal a.s. Maandag 4 Maart
ter gelegenheid van Vastenavond haar 26ste
jaarlij ksch balmasqué geven in het gebouw
van den Haarl. Kegelbond.
Twee orkesten, o.a. het groote orkest uit het
gebouw „Monopole" uit Zandvoort. zullen het
feest opluisteren. Als juryleden zullen funeee
ren de heeren II. J. Wesselïng. kunsi-s'-hilder
K. Visser, directeur Polygraph en Jos. Jos-
seaud, kunstschilder.
De noodtoestand in het
schoenmakersbedr ij f
In uw blad van 26 Maart lees ik, dat te Am
sterdam door de daar gevestigde schoenmakers
een centrale is opgericht ter bestrijding van
den noodtoestand in het vak. Deze noodtoe-
tand is een gevolg van de crisis, maar hij
wordt nog verergerd door de moordende con
currentie die ook te Haarlem gevoerd wordt
door exploitanten vair schoenmakerijen. De
Landelijke Centrale voor schoenen en leder
blijkt niet in staat haar taak in deze uit te voe
ren. Daardoor gaat de bona fide schoenmaker
ten gronde.
Ik heb den minister van Economische Zaken
meermalen verzócht daaraan paal en perk te
stellen en prijsregelend te willen optreden.
D.d. '22 Januari j.i. ontving ik van den minister
bericht, dat een wetsontwerp betreffende ves
tiging in overweging werd genomen, omdat
de moordende concurrentie de schoen
makers op een hoop drijft en aan talrijken
steun moet worden uitgekeerd.
Maar het is ook voor de Haarlemsche schoen
makers zaak niet langer stil te zitten en zich
niet alleen slechts te ergeren aan de vakge-
nooten die gedwongen zijn mede te concurree-
ren, zonder voldoende doordrongen te zijn
van den waren stand van zaken. Wat hebben
wij aan een Centrale voor Schoenen en Leder
als die niets kan uitvoeren om de steeds ver
der gaande, afbraak van de broodwinning
van zeer velé vaklieden tegen te gaan?
Ik weet dat als men voor enkele kwartjes da
mes- en heerenschoenen repareert men in
dezen lagen prijs de minderwaardigheid van
zijn werk erkent. Het ergste is, dat zij, die wel
in staat zijn een billijken prijs voor hun schoen
werk te betalen toch naar de goedkoope con
currenten loopen..
Het Is aan de .Haarlemsche schoenmakers
om gezamenlijk, zonder eenig onderscheid, den
strijd aan te binden tegen de misstanden die
hun bestaan bedreigen. Ik ben overtuigd, dat
de minister van Economische Zaken dan zijn
steun zal willen verleenen.
Dankend voor de verleende plaatsruimte,
L. MANN.
Haarlem, Voldersgracht 14.