KARSOTE DE FILM DER VIER MÜLLERS. VRIJDAG I MAART 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 13 Letteren en Kunst. Nederlandsche en Duitsche versie verschillend. Minny Erfmann en Johan Heesters in een gramofoonwinkel, een scène uit „De Vier Müllers", de Nederlandsche film, die onder regie van Rudolf Meinert (rechts op de foto) in Weenen wordt opgenomen. A (Van onzen Weenschen correspondent) WEENEN, Februari Het is doorgaans interessant erbij aanwezig te zijn wanneer in eon filmatelier opnemingen gemaakt worden en men er getuige van kan zijn hoe de diverse beelden stuk voor stuk en beetje bij beetje vervaardigd worden, die dan later aan- en door elkander gevlochten zullen moeten worden om gezamenlijk de groote rolprent te vormen, die men op het witte doek in de bioscopen geprojecteerd zal kunnen zien. Dubbel interessant is het wanneer een film in twee talen wordt opgenomen, zooals dit op het oogenblik in het filmatelier van Sehönbrunn te Weenen geschiedt, waar zoowel in het Duitsch als in het Nederlandsch ge speeld wordt. Er worden dus eigenlijk gezegd twee verschillende films vervaardigd, waarvan de handeling weliswaar dezelfde is en waar van de gebeurtenissen zich ook in hetzelfde milieu, d.w.z. binnen dezelfde décors afwikke len. Maar de acteurs en actrices zijn andere personen, die anders loopen en anders spre ken, die andere gebaren hebben en die, afge zien daarvan, al door hun uiterlijke verschij ning alleen een heel ander cachet aan de ver schillende filmwerken geven. Felix Bressart ziet er zoowel in het gewone leven als in de film heel anders uit dan Adolf Bouwmeester. Het is in Holland al voldoende bekend, dat men te Weenen het populaire tooneelstuk „De Vier Mullers" als film opneemt. De Duitsche versie van het stuk zal „Alles für die Firma'-' heeten. De rol van den ouden Muller, Philip Muller, den grootvader, wordt in het Hollandsch door Adolf Bouwmeester en in het Duitsch door Felix Bressart gespeeld. Zijn zoon Max is in het Nederlandsch Jacques van Bijlevelt en in het Duitsch Alfred Neugebauer, ook geheel verschillende verschijningen. Ella Muller is m de Hollandsche versie Tilly Perin-Bouwmees- ter en in de andere versie Hermine Sterier. Otto Muller, de kleinzoon, is in het Neder landsch Johan Heesters en in het Duitsch Oscar Karlweiss. De tegenspeler van Johan Kaart als Jacob Schat is Otto Wallburg met zijn dikken buik en de tegenspeelster van Cis sy van Bennekom. die de rol van Henriette Bekker vertolkt, is Friedl Czepa. Daisy Rix zijn Minny Erfmann en Gretl Berndt en Mina, de huishoudster van den ouden heer Muller, zijn mevrouw Gusta Chrispijn-Mulder en Anni Rosar. Voor den boekhouder Hofmann, die in het Duitsch door den bekenden artist Fritz Imhoff gegeven wordt, heeft men te Weenen een Nederlander gevonden, dr. J. van As, die ook aan de regie van de film medewerkt. De meeste Nederlandsche spelers en speel sters, met uitzondering van Heesters, die al gedurende het heele seizoen te Weenen woont zijn aan het begin van deze maand te Weenen gearriveerd. Alleen mevrouw Chrispijn is eerst dezer dagen nagekomen, zij vertolkt met haar mooie, expressieve gezicht en met haar schit terend beheerschte spel de rol van de huis houdster van den ouden Muller. Haar kleedij is van een haast Friesche strengheid en een voud, zij draagt een donkere blouse met groo te witte spikkels en een zwarte rok met dito zijden schort, waarop een paar sleutels hangen. Haar kapsel is zonder eenigen tooi. Haar Weensche tegenspeelster, Anni Rosar, ziet er heel anders uit .Haar kleeding kan iets ko ketter genoemd worden. Een groote wit-kan- ten draperie bedekt rug en schouder en in het sierlijk opgemaakte haar met een paar gj-acieuse krulletjes prijkt een fraai gevorm de kam van schildpad. Felix Bressart heeft als opa Muller thuis een langen sjamberloek aan en een fez met een kwastje op zijn hoofd. Adolf „Boemees- ter" draagt in dezelfde scene slechts een sort huisjasje met tressen. In alle opzichten heeft men getracht zooveel mogelijk rekening te houden met de verschil len. die er bestaan in zeden en gebruiken tus- schen Oostenrijk en Nederland. Want de han deling speelt zich in de Nederlandsche versie grootendeels m een landhuis af, dat in Bus- sum staat (of eventueel maar men heeft nu al Bussum gekozen ergens anders in het Gooi of aan de Vecht zou kunnen staan) sn in de Duitsch gespeelde film bevindt zich die villa in een van de buitenwijken van Weenen. In den tekst van de beide films komen ook tal van afwijkingen voor. Woorden en zinsne den, die in het Hollandsch aardig of grappig zijn, zouden in het Duitsch. en speciaal voor Weensche ooren, heel anders klinken. En om gekeerd kan men dingen, die in de Duitsche versie aardig zij, maar niet botweg in het Nederlandsch vertalen. Ook de spelers leggen veel van hun eigen mentaliteit en die van hun volk zoowel in woorden als in spel zegswijze. De regisseur Rudolf Meinert toovert uit allen te voorschijn wat hij er maar uitha len kan. Hij heeft een fijn oog en fijn gehoor voor alle bijzondere eigenschappen en persoon lijke kwaliteiten van alle medespelenden. En hij laat hen hun persoonlijkheid ten volle ont plooien. Het feit. dat de kunstenaars van de Duitsche servie engagements aan Weensche theaters hebben, was een van de voornaamste redenen, waarom Rudolf Meinert zijn film in deze Do naustad moest laten opnemen! Er wordt geweldig hard gewerkt. Gelooft u maar niet, dat het filmen in het Schönbrun- ner atelier een pretje is. Men begint al heel in de vroegte: om half acht vangt het draaien aan. Dan moet alles reeds leant en klaar zijn, geschminkt en in costuum, dan moeten alle werklui op het appèl zijn en alle groote lam pen functionne.eren, dan moeten de opera teur en de kapper en de opnameleiders klaar staan, en de naaister, die de kleedij van de dames in orde houdt, en moet nakijken, en de man, die met den kleerborstel ronddraaft, enz. enz. Gewoonlijk is de dagtaak niet voor des avonds een uur of elf volbracht. Veel vrije tijd blijft er dus niet over. Onze Neder landers hebben nog bijna in het geheel niets van Weenen kunnen zien. Mevrouw Chrispijn. die nu al weer naar het vaderland terugge keerd is en die slechts een paar dagen te Weenen is geweest, heeft niet eens de gele genheid kunnen vinden het paleis Sehön brunn te bezichtigen, niettegenstaande net atelier tegen het park van dit slot aanligt en zich een van de hoofdpoorten van het park vlak tegenover het hotel, aan den overkant van de straat bevindt. En zij had de kamers en zalen zoo gaarne aanschouwd waarin de keizerin geschreden heeft, wier rol zij dezer dagen weer in Holland in het Arendsjong moet spelen. De Nederlandsche en de Duitsche spelers kunnen heel goed met elkaar opschieten, al blijven zij toch hun eigen kleine kringetjes vormen. Met belangstelling slaan zij eikaars wederzijdsche prestaties gade. Ze vinden het vermakelijk, dat-een zelfde rol in de twee ta len zoo heel anders gespeeld kan worden. Er komen in de film een paar aardige me lodietjes voor, die door Artur Guttmann en H. J. Salter gecomponeerd zijn, die de geheele muziek voor de film geschreven hebben, zoo als het Vogellied, een liédje met een eenigs- zins philosophischen tekst, het lied Jij en Ik en het lied „Deze kleine Melodie,...". Het zijn wijsjes, waarvan men nu al met zekerheid zeggen kan, dat ze spoedig heel populair zul len zijn. omdat ze in het gehoor liggen. De Nederlandsche première zal nog in Maart in ons land plaats vinden en de Duit sche „Uraufführung" in het begin van April te Weenen. W. M. BEKAAR len haar buitengewoon talent heeft getoond. Nu heeft een tooneelspeelster ook minder risico, doordat de tweede belangrijke factor, het repertoire, het haar in den schouwburg zooveel gemakkelijker maakt. Bij het genie ten van een tooneelstuk blijft men heel den avond gewend aan eenzelfde onderwerp en eenzelfde sfeer. Een tooneèlavond, hij zij goed of slecht biedt in elk geval een har monische eenheid en bovendien een eenheid, welke zich concentreert op een bepaalde ge dachte. Bedenken onze declamatoren in 't algemeen wel voldoende, dat het publiek niet naar hen komt luisteren, om met een staalkaart van onsamenhangende brokken literatuur en een assortiment van technische vaardigheidsproe- ven in de verschillende genres kennis te ma ken, als ware het de jury bij een eind-exa men van de tooneelschool? Indien de decla mator zich niet wijdt aan één heel den avond vullend werk of aan het oeuvre van een en denzelfden auteur, dan dient hij toch een keuze te doen. welke bij zijn gehoor het wel aangename gevoel wekt van het gelijksoor tige, dat in geenen deele met het gelijkvormi ge en dus eentonige gelijk is te stellen. Aan het blijkbaar zeer moeilijke probleem van het repertoire heeft ook deze debutante weer te weinig gedacht. Er is een te groot on derscheid in de onderdeelen van een program, dat bestaat uit nummers als: Aan den dood, van Henriette Roland Holst, De ballade van den jongen zeeman, van Den Doolaard. Bid den, van Alice Nahon. Wedergeboorte, van Greshoff, Het I-a van mijn ezelke, van Pol de Mont en Angiolino en de lente, van Arthur van Schenael. Maar behalve eenheid is in het repertoire ook belangwekkendheid noodig. Wij willen hoegenaamd niet beweren, dat het lange pro zastuk, waarmee de declamatrice den avond besloot, als letterkundig product niet belang wekkend zou zijn! Maar wij achten het onge schikt, om op een avond als deze ten gehoore te worden gebracht. Daarvoor spreekt het niet direct genoeg aan. Wat het gehoor op een de clamatie-avond noodig heeft, is allereerst iets dat rechtstreeks een beroep doet op de aan dacht, hetzij op het denken, hetzij op het ge voel. Maar wat zullen de toehoorders van de Volksuniversiteit, op den map af gevraagd, kunnen navex-tellen van dit schetsmatig ver haal, waarvan de verschillende impressies te zwak en te vaag overkwamen om weerklank te vinden in het luisterend oor? Men wil ge boeid worden, beziggehouden, meegesleept als het kan, maar vindt geen voldoende bevredi ging in de bewondering voor een inderdaad zeer omvangrijk memorisatie-vermogen. De bloemen, welke dr. Bartstra als voorzit ter mevrouw Haak na afloop met een warm woord van erkentelijkheid aanbood, mogen deze debutante inmiddels een aansporing zijn om met bedachtzamen moed de volgen de schreden te zetten op dit moeilijke pad. waar gelukkig naast steenen en doornen ook rozen blijken te staan. H. G. CANNEGIETER MUZIEK. VOLKSUNIVERSITEIT. VOORDRACHTAVOND WILLY HAAK. Er bestaat onder de verschillende kunst uitingen wel geen riskanter branche dan het zeggen van verzen en het voordragen van proza. Met riskant bedoelen wij nu niet in de eerste plaats de zakelijke zijde van het probleem, want de verminderde belangstel ling, welke de lezingen tengevolge van de concurrentie der radio kenmerkt, deelt de voordrachtkunst met het tooneel, dat het loodje legt ten overstaan van de film. Mis schien is het artistieke risico nog bedenke lijker dan het mercantiele. Allerlei factoren werken hier samen om het voor den kunste naar noodzakelijke innerlijke contact met het publiek te belemmeren en grootendeels zijn deze factoren te zoeken bij den kunstenaar zelf. Het is waar, dat het publiek ook wel eens mede de schuld heeft. Zoo is het bij het de buut, dat de als tooneelspeelster hooggewaar deerde Willy Haak gisteravond als voordracht kunstenares voor de Volksuniversiteit maakte, te betreuren dat een ietwat pijnlijk incident haar bij het begin van haar optreden stoorde, doordat enkele bezoekers blijkbaar in de meening verkeerden, dat men bij een Volks universiteit ook gelijk bij een echte univer siteit het professorale kwartiertje in aanmer king neemt. Toch, en hier wijzen wij reeds een der speciale riskante factoren voor den declama tor aan treft een deel van de schuld ook de localiteit, welke niet op antichambreeren is ingericht en derhalve de argelooze laatko mers noopt tot een verblijf in koude-en duis ternis. dat, indien toevallig het eerste num mer op het programma bïzonder lang duurt, in het gure seizoen niet bepaald de ontvanke lijke stemming bevordert. Erger is het gemis aan een op een stem van een bepaald timbre in verband met een spaarzaam bezette localiteit niet berekende acoustiek. Mevrouw Haak was in 't midden gedeelte van de zaal slecht te verstaan, in de fragmenten met snel tempo zelfs heelemaal niet. En wanneer gepassioneerde episoden haar noopten tot een sterk uitzetten van het geluid, verdwenen de details van den tekst in resoneerende galmen. Doordat de zaal van den Protestantenbond ten opzichte van een dergelijke kunstdemon stratie van minder gehalte blijkt dan de schouwburg, is het moeilijk uit te maken in welke verhouding het gehalte van Willy Haak als actrice staat tot haar declamatorisch ge halte Mogen wij op deze eerste, onzuivere proef afgaan, dan houden wij het met de OPERA-CONCERT. De liefde voor de operamuziek, tenminste voor die opera-muziek, waar melodie in zit is nog net zoo groot als een halve eeuw ge leden, toen er nog geen anti- en a-romantische leuzen aangeheven werden, en toen er nog zij het ook steeds zeldzamer, melodieën wer den verzonnen of gevonden men weet niet hoe dat eigenlijk gaat, en dit doet er ook niet toe, als ze er maar komen. Tegenwoordig komen er geen meer, geen nieuwe tenminste en we teren dus op de oude. Daar zijn dan ook ontelbare mooie bij en van die mooie heb. ben we op het concert dat door het Centr Com. voor Werkloozen verzorgd was een aan tal gehoord en de vele aanwezigen hebben ge klapt, dat het een lust was en hebben dus getoond dat de liefde voor de melodie nog niet aan 't tanen is. Nu moeten we nog iets in aanmerking nemen: er werd goed gezongen! Helène Lu dolph voldeed me in het operagenre vee! beter dan in liederen en gaf door haar ver tolking der Traviata-aria staaltjes van bril- lante coloratuur. In plaats van de door een keelaandoening verhinderde alt Annie Herme; trad mevr. Stroink op: zij zong een aria uil Moussorgski's ..Kermis van Sorotchinsky' een uit St. Saëns' „Samson et Dalila", en bij de eerste bewonderden we haar temperament en haar uitspraak van het Russisch en bij de tweede haar schoone stem, die alleen voor de lage as ontoereikend was. De tenor Willem Schansman scheen in de Freischütz-aria nog niet geheel los te komen; het „Hat der Him- mei mich verlassen" bijv. klonk heel weinig dramatisch, maar gaandeweg werd het betel en later, in de ..Mignon"-aria zong hij zóó week en met zóóveel uitdrukking als voor deze zoete muziek slechts verlangd kan wor den. En, zoo wij de tongvaardigheid der Ita lianen onevenaarbaar noemen, de bariton Otto Couperus bewees dat we ongelijk hebben want hij zong de beroemde aria van Figaro uit Rossini's „II Barbière d. S." met een rad heid en een verve, die een Piccioli hem niet verbeteren'zou; en in de aria uit „Un Ballo in Maschera" triomfeerde zijn prachtig stem geluid. Het was nu geen wonder, dat waar de ge noemde vier artisten zich toteen kwartet vereenigden hun samenzang ook een groot genot schonk. Dat is ons in fragmenten uit „Fidelio" en „Rigoletto" gebleken; in het kwartet uit „Rigoletto" muntte vooral de tenor uit. Van dit nummer moest een deel gebisseerd worden. Maar we zouden aan het orkest en aan zijn leider Marinus Adam te kort doen .indien we niet toonden hun medewerking ook naar waarde te schatten. Op een enkel moment van verwarring haast onvermijdelijk bij zóó veelsoortige opgaven na, heeft het orkest voortreffelijk met de solisten samengewerkt en aldus veel tot het- succes van dit concert bijgedragen Aan de harpiste mag een afzon, derlijk woord van lof gewijd worden voor haar vertolking van de harpsolo in de „Mignon" Ouverture. Evenals deze werden de Ouvertu res van „Oberon" en Semiramis levendig en correct gespeeld. Door den voorzitter van het Centr. Comité verden aan de vier solisten bloemenmanden aangeboden als dank voor hun belanglooze medewerking. De bloemenmand die de sopraan kreeg was de mooiste; dat hoort ook zóó. want de sopraan is de hoogste stem. en in de heele wereld krijgen de hoogsten altijd de hoogste lof of mooiste onderscheidingen. En de diri gent kreeg bloementakken. K. DE JONG. MARNIXVEREENIGING. Dinsdagavond 5 Maart hoopt de heer H Heeresma. godsdienstonderwijzer te Amster dam, voor bovengenoemde vereeniging Haarlem-Noord te spreken over het onder werp: „Het Lam met de zeven hoornen en 'pven oogen" (Onenb. 5). Deze vergadering heeft plaats in de Mar tooneelspeelster, die in zoo vele en velerlei rol- nixschool aan de Van Egmondstraat. HET TOONEEL. TONEVO. DE RESERVE-VROUW. Dat een stuk met den titel „De Reserve- Vrouw" geen treurspel is, zal zeker een ieder wel begrijpen. Maar een blijspel zooals het programma vermeldde is dit door Joh. van Doorn naar het Amerikaansch be werkte product toch ook niet. Wij hebben indertijd van het Rotterdamsch Hofstad Tooneel eens een stuk gezien den titel ben ik vergeten waarin een overspan nen vrouwtje een vriendin tot haar opvolg ster benoemt, opdat haar man na haar dood een lieve vrouw zal krijgen, die alles doet. zooals zij het in haar leven heeft gedaan. Natuurlijk komt het nooit zoo ver en ge neest zij door de jalouzie op de opvolgster. In De Reserve-Vrouw is hetzelfde gegeven verwerkt, maar de schrijver heeft het zoo onhandig en dilettanterig gedaan, dat deze klucht niet voor een serieuze bespreking in aanmerking komt. Eigenlijk is er in dit pro duct met ziin onmogelijke en trage hande ling maar één geslaagde scène en die kre gen wij geheel aan het slot, zoodat de avond tenminste met een lach-salvo eindigde. Pollé is wél eens gelukkiger in de keuze van zijn repertoire geweest. Het moge waar zijn. dat de financieele toestand van Tonevo hem noopt geen dure blijspelen te kiezen, er is dan toch bij de -zoogenaamd ..vrije" stuk ken nog wel iets beters te vinden dan een zoo zouteloos, geforceerde en onmogelijke klucht. Maar het dient erkend gelachen is er wel! Ik vraag mij op zulke avonden wel eens af. hoe een klucht wei moet ziin. als het pu bliek er geen plezier in heeft. Toc.h hoop ik. dat Pollé met zoo'n lachsuccesje niet tevre den zal zijn en ons den volgenden keer weer eens iets pittigers en amusanters zal voor zetten. Dat Tonevo daarvoor ook na de vernieuwing de krachten bezit, heeft de opvoering van gisteren weer bewezen. Toch hebben wij de club van Pollé wel eens beter gezien. In de eersite helft van den avond zat er de ware gang nog niet in en het leek mij zoo toe, dat de spelers er zelf niet al te veel vertrouwen in hadden. Ook de scène van de „ontmaskering" van den dokter en zijn handlangsters was niet bepaald, wat het wezen moest. De spanning ontbrak en het ging alles veel te traag. Leven kwam er pas weer in. toen Pollé van zijn escapade terug keerde en daarna bleef het ook goed gaan tot het aardig gespeelde slot toe. Pollé kreeg in het begin als Hero van Blij- denstein niet veel kansen en het lag meer aan de rol dan aan hem, dat hij toen beneden zijn niveau bleef. Maar zoodra de rol hem ge legenheid bood tot spel, was hij ook veel beter op dreef en in de scène van zijn dronkenschap, die hij sober en toch geestig speelde, be heerschte hij het tooneel volkomen. Hei slot- tooneel werd. dank zij hem, tot een daverend lachsucces. Het was alleen reeds een kunst stukje, zooals hij van de trappen gleed. Dat zullen niet vele dilettanten hem zoo nadoen. Mevrouw de Vos.Jacobs zie ik altijd met genoegen spelen. Zij beweegt zich gemakkelijk op de planken, kleedt zich vol smaak, ziet er allerbekoorlijkst uit, onderscheidt zich door haar correcte uitspraak en heeft tempera ment. Jammer, dat de rol van Julia haar bijna niet de kans bood om dat laatste te toonen. Wij zien haar liever in een fleurige rol dan als zoo'n geknakt rouwviooltje. Maar dat zij spe len kan, bewees zij ook gisteren. Zij is van de dames van Tonevo verreweg de beste kracht. Mej. Bep Wind verdient een afzonderlijk compliment voor de wijze, waarop zij zich in I onherkenbaar had gemaakt. Zij was zoo'n remedie tegen de liefde, dat je je niet kon begrijpen, hoe Ferd. Verstraete nog vues kon hebben op deze dame. Maar in II was zij ge heel gemetamorphoseerd en daarmee was Ferd, die door den heer Meyer met de noodige losheid gespeeld werd, tegelijk gerechtvaar digd. De heer Van Elten heeft altijd een rustige manier van spelen, al maakt hij het zich dan ook niet al te moeilijk. Door hem werd het tempo dikwijls te veel vertraagd, wat te wijten was aan zijn gebrek aan rolkennis. Maar overigens bood deze rol van deus ex machina hem niet veel moeilijkheden en sloeg hij er zich met zijn bekende routine gemakkelijk doorheen. Mevrouw van Outersterp was een goed dienstmeisje wat de heer en mevrouw Blij- denstein anders wel met mij eens zullen zijn mevrouw Van Kouteren een gezellige, dikke pseudo-verpleegster en de heer Verstraete een nog wat onhandig spelende dokter. Een lachsucces heeft Tonevo dus met De Reserve Vrouw gisteren wel mogen behalen, maar wij hopen, dat het bij deze eene voor stelling van dit stuk moge blijven en wij het niet meer op het dilettanten-tooneel behoe ven te zien. J. B. SCHUIL. VERGADERING „NUT EN SPORT". De Haarlemsche Pluimvee- en Konijnenfok- kersvereenigïng .Nut en Sport" hield haar jaarvergadering. Het verslag van den secre taris werd goedgekeurd. Hieruit bleek dat de crisis voor de Pluimvee-vereeniging ook niet ongemerkt voorbij gaat. De rekening en ver antwoording van den penningmeester werden godgekeurd. Het bleek, dat er een klein batig saldo was. Naar aanleiding hiervan gingen er stemmen op, om dit najaar een tentoon stelling te organiseeren. Het bestuur beloofde de mogelijkheid hiervan te zullen onderzoe ken. Met een woord van opwekking aan de leden om nieuwe leden te winnen, sloot de voorzitter, de heer P. de Droog, de vergadering INGEZONDEN de Voor den inhoud dezer rubriek stelt Redactie zich niet verantiooordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, xoordt de kopij den inzender niet teruggegeven. Winstsysteem of Volks~ welvaart. Mijnheer de Redacteur, Naar aanleiding van een Ingezonden stuk van den heer J. C. Draayer over bovenstaand onderwerp zou ik gaarne onderstaand ingezon den stuk opgenomen zien. Bij voorbaat dank ik u voor de verleende plaatsruimte. Er zijn helaas nog steeds menschen die blijk baar als een soort sport, ten aanzien van oor logsgevaar, crisis en andere noodzakelijke ge- olgen van een kapitalistisch» dus winstsys teem „ins Blaue hinein" op- en aanmerkingen maken, maar, en daar komt het juist op aan, het evenwel niet noodig oordeelen den weg tot verbetering aan te toonen. Tot die men schen behoort tot mijn spijt de heer Dr, ook. De oorzaken die de heer Dr. noemt voor den huldigen economischen toestand (de heer Dr. is waarschijnlijk aanhanger van de Bella- my-gedachte?) zijn zeer juist, maar om met minister Colijn te hopen dat de 8 millioen Ne derlanders schouder aan schouder zullen staan om te komen tot een samenleving waar econo mische gelijkheid heerscht is niet alleen een .utopie" maar ook verbijsterend voor iemand die de oorzaken toch werkelijk goed ziet. De meest elementaire uiting van economi sche gelijkheid is toch medezeggenschap der arbeiders in de bedrijven. De heer Dr. zal het toch met me eens zijn. dat géén werkgever, enkele idealisten uitgezonderd, er aan zal den ken, arbeiders medezeggenschap in zijn bedrijf te geven. Hieruit volgt dus dat de werkgevers gedwongen moeten worden die medezeggen schap te geven wat hierop neerkomt dat alle macht in handen wordt gesteld van de arbei ders (in de steden) en boeren (op het land). Zulk een omwenteling zal nooit door een evo lutie plaats vinden (hier spreken weer andere factoren mede, zooals het egoïsme van het in dividu) maar door een gewelddadige om wenteling, een revolutie dus. Elk nieuw leven wordt met smart geboren en zoo is het ook het geval met een oude maat schappij die zwanger gaat van een nieuwe. Te meer zal deze omwenteling gewelddadig zijn omdat de bezittende klasse, een minder heid. de machtsapparaten (politie, leger, justi tie) in handen heeft. In wezen leven we hier dus, ondanks de politieke „democratie" waar mee we hier gezegend zijn, onder de dictatuur van het grootkapitaal.Prïncipieel Is er geen ver schil tusschen de openlijke fascistische landen zooals Italië, Duitschland, e.a. en de z.g. „de mocratische" landen. Wanneer het kapitalisme geen kans meer ziet met „democratische" fra ses de arbeiders in bedwang te houden gaat het, als bewijs van zwakte, over tot het meest brute geweld, Fascisme. Een volk kan nooit één geheel zijn zoolang in dat vouk stroomingen voorkomen wier be langen verschillend zijn. Waar de arbeiders klasse de meerderheid vormt van een volk is het niet meer dan billijk dat de meerderheid de macht in handen heeft, de Arbeidersklasse dus. De heer Dr. heeft dus te kiezen tusschen een fascistisch kapitalistischen staat met al zijn gevolgen zooals oorlog, crisis, productlever- nietiging en een proletarischen staat waar een werkelijke economische gelijkheid zijn zal. De heer Dr. gelieve, te bedenken dat de be langen van de werkgevers nog nooit dezelfde waren als die der werknemers. L. V. Chronische Verkoudheid Binnen enkele uren verlicht. Karsote Inhalatie Middel is een nieuw preparaat, dat chronische of hardnekkige verkoudheden binnen 24 uur verdrijft. Spren kel enkele druppels Karsote op een zakdoek en snuif dan goed op. De aangename, des- infecteerende damp verspreidt zich nu in Uw ademhalingsorganen waar bacteriën van ver koudheid of griep onmiddellijk vernietigd worden. Uw neus wordt weer geopend, vast zittend slijm komt los. ge kunt weer onbelem merd ademen. is verkrijgbaar bij a..„....u.is en ui,^.„.en a 0.90 per flacon (zakformaat) en 1.35 per flacon (2 x de kleine maat), omzetbelasting inbegrepen. (Adv. Ingez. Med.) CRISIS-TUCHTRECHTSPRAAK. Bij beschikking van den minister van Eco nomische Zaken is benoemd tot lid van de Centrale Commissie voor de crisis-tuchtrecht- spraak te Den Haag voor het tijdvak 28 Fe bruari 1935 tot en met 31 December 1935 E. H. Krelage te Haarlem en Th. F. van Rijn te Lisse en voor Alkmaar voor hetzelfde tijdvak J. Volkering te Limmen. BAL MASQUE JACOB VAN LENNLP De Haarlemsche Tooneel vereeniging „Ja' cob van Lennep" zal a.s. Maandag 4 Maart ter gelegenheid van Vastenavond haar 26ste jaarlij ksch balmasqué geven in het gebouw van den Haarl. Kegelbond. Twee orkesten, o.a. het groote orkest uit het gebouw „Monopole" uit Zandvoort. zullen het feest opluisteren. Als juryleden zullen funeee ren de heeren II. J. Wesselïng. kunsi-s'-hilder K. Visser, directeur Polygraph en Jos. Jos- seaud, kunstschilder. De noodtoestand in het schoenmakersbedr ij f In uw blad van 26 Maart lees ik, dat te Am sterdam door de daar gevestigde schoenmakers een centrale is opgericht ter bestrijding van den noodtoestand in het vak. Deze noodtoe- tand is een gevolg van de crisis, maar hij wordt nog verergerd door de moordende con currentie die ook te Haarlem gevoerd wordt door exploitanten vair schoenmakerijen. De Landelijke Centrale voor schoenen en leder blijkt niet in staat haar taak in deze uit te voe ren. Daardoor gaat de bona fide schoenmaker ten gronde. Ik heb den minister van Economische Zaken meermalen verzócht daaraan paal en perk te stellen en prijsregelend te willen optreden. D.d. '22 Januari j.i. ontving ik van den minister bericht, dat een wetsontwerp betreffende ves tiging in overweging werd genomen, omdat de moordende concurrentie de schoen makers op een hoop drijft en aan talrijken steun moet worden uitgekeerd. Maar het is ook voor de Haarlemsche schoen makers zaak niet langer stil te zitten en zich niet alleen slechts te ergeren aan de vakge- nooten die gedwongen zijn mede te concurree- ren, zonder voldoende doordrongen te zijn van den waren stand van zaken. Wat hebben wij aan een Centrale voor Schoenen en Leder als die niets kan uitvoeren om de steeds ver der gaande, afbraak van de broodwinning van zeer velé vaklieden tegen te gaan? Ik weet dat als men voor enkele kwartjes da mes- en heerenschoenen repareert men in dezen lagen prijs de minderwaardigheid van zijn werk erkent. Het ergste is, dat zij, die wel in staat zijn een billijken prijs voor hun schoen werk te betalen toch naar de goedkoope con currenten loopen.. Het Is aan de .Haarlemsche schoenmakers om gezamenlijk, zonder eenig onderscheid, den strijd aan te binden tegen de misstanden die hun bestaan bedreigen. Ik ben overtuigd, dat de minister van Economische Zaken dan zijn steun zal willen verleenen. Dankend voor de verleende plaatsruimte, L. MANN. Haarlem, Voldersgracht 14.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 7