DE TWEELINGZUSTERS Het door de Delftiche studenten in het Rijktnijverheidslaboratorium gebouwde vlieg» tuig is Vrijdag naar het vliegveld Waalhaven getransporteerd De heer J. Schelling, directeur van Openbare Werken te Heemstede herdacht Vrijdag den dag waarop hij voor 25 jaar in dienst trad v"n gemeente Heemstede. Bij aankomst der familie voor het gebouw van Openbare Werken werden aan mevr. Schelling bloemen aangeboden. Naast mevr. Schelling de jubilaris De Nederlandsche Vereeniging lot bestrijding van het Tandbederf .Het Ivoren Kruis" heeft ter ge legenheid van haar 25-jarig bestaan te Rotterdam een tentoonstelling georganiseerd, welke Vrijdag door minister prof. Slotemaker de Bruine geopend werd Op de velden van de Amsterdamsche Hockey- en Bandyclub werden Vrijdag de jaarlijksche studenten-hockeywedstrijden ge houden, Een moment uit den wedstrijd Amsterdam I Leiden II Ter gelegenheid van de overdracht van het Saargebied aan Duitschland werd Vrijdag van het gebouw der Duitsche Legatie te den Haag de vlag uitgestoken Kruithof verbeterde te Rotterdam het Neder- landsch record 400 meter schoolslag en bracht het op 6 minuten 3/5 sec. Mej, Olsen feliciteert den nieuwen recordhouder De laatste voorbe reidingen voor de feestelijkheden te Saarbrücken bij de overdracht van het Saargebied aan Duitschland. Het ge reed maken der groote tribunes FEUILLETON. Uit het Engelsch van "ATRICIA WENTWORTH. Nadruk verboden 37) xxvn. Het mooie weer hield aan. Zondags was het even heerlijk als het Donderdags was geweest, alleen nog een paar graden warmer. Er was .een zacht, trillende waas in de lucht en het goud van de zon danste over het diepe groen van boomen en hagen. „Waarom heb je mij briefpapier gestuurd?" vroeg Anne. „Ik heb je geschreven. Heb je die lijst mee gebracht?" „Ik heb Nanna geschreven. Ik weet niet waar mijn dingen zijn". „Zij zal het wel weten", antwoordde John opgewekt. „Vertel eens Anne, hoeveel geld be zit je?" Anne lachte. „Hè, wat vraag je dat verschrikkelijk op de 'man af!" „Ja. dat weet ik. Ik heb nu eenmaal geen tact. Ik heb er het land aan om de dingen heen te draaien. Het is heusch veel beter met de deur in het huis te vallen het spaart je een heeleboel narigheid. Dus: hoeveel geld bezit je?" „Sixpence", deelde Anne mee. Ze liepen door een klein bosch. In het midden was een vijver. De weerspiegeling van het overhangend loof in den vijver was van de diepste nuance groen, die Anne ooit had gezien. Het leek of er groene vlammen in John keek met booze oogen naar al de schoonheid om hem heen. ..Bespottelijk!" sputterde hij. „Waarom bespottelijk?" „Het is eenvoudig krankzinnig, Sixpence!" „Het bezit van niet meer dan sixpence is een buitengewoon zedelijke les", meende Anne en welgemoed, „het oefent je in de kunst om de strikste zuinigheid te betrachten". „Wanneer krijg je meer?" „O. nog in een heele tijd niet". Waarom niet?" barstte John uit. Anne vond dat hij er net uitzag als een schooljongen in. een dwarse bui. „Omdat ik geen behoorlijk dienstboden tenue had en mevrouw Fossick Yates dat voor mij koopen moest. Ik heb uitgerekend, dat ik er nog drie maanden voor moest werken". John kreeg zijn opgewektheid terug bij de overweging dat deze verplichting Anne weer houden zou om weg te loopen. De rest van den middag kwam er geen boos of onaange naam woord meer over zijn lippen: hij putte zich uit in vriendelijkheid tegen haar. Ze waren haast terug, toen Anne op be slisten toon zei: „Je mag mij niet schrijven". „Was ik dan van plan om te schrijven?" „Ik weet het niet. Maar ik had toch liever dat je het niet deed". „Waarom niet?" „Ze kijkt naar den poststempel". „Stil laten kijken". „En ze zegt dat ik zooveel brieven krijg". „Krijg je zooveel brieven?" „Alleen van jou ik geloof niet dat het haar aanstaat". „Vertel haar dat ze van een neef zijn, van een heel netten jongen". „Ze gelooft niet dat er één jongen bestaat, die net is. Zul je dus niet meer schrijven?" „Wacht maar kalmpjes af". 's Maandags kwam er niets. Het was heele- maal niet prettig om zoo aan je woord te gehouden te worden. rtfnvte.ps was er een dikke brief, over juffrouw Jones, Anne's kleeren en plan nen voor Donderdags. „Speel je golf? Dat vergat ik te vragen. Antwoord omgaand. Als je het schoone spel beoefent, breng ik stokken mee en dan gaan we hier of daar spelen. Ik ben er dol op en speel gruwelijk slecht". Woensdags kwam Anne's koffer. Alles waar ze om gevraagd had, was er bij en ook aller lei, waar ze zich niet herinnerde om ge vraagd te hebben. Op enkele van haar bezit tingen stonden haar naam of haar initialen. Ze vernietigde al deze kenteekenen van haar identiteit en voelde een vreemde pijn terwijl zij het deed. Het was alsof van nu af Anne Waveney tot de naamlooze en vergeten din gen ging behooren. Hier waren de zakdoekjes die Jenny haar met Kerstmis gegeven had kleine niemendalletjes van het ragfijne linnen met een sierlijke geborduurde A in den hoek. Die ,,A" kon blijven, maar mevrouw Fossick Yates zou zeker wat te bewaren heb ben, als haar binnenmeisje zakdoeken ge bruikte, die van aanmerkelijk fijner kwaliteit waren dan de hare. Dan was er de avondjapon van blauw met zilver, die ze gedragen had op het jachtbal. Ronny Carstavis had haar half gevraagd dien avond nadat hij haar verteld had dat ze ei' uitzag als een blauwen bloem op een zil veren steel. Een paar maanden tevoren was Ronny's eerste dunne bundeltje verzen ver schenen, dus wat hij zei behoefde niet au serieux genomen te worden. Toch was het prettig om er nu aan te denken. Alleen, wat had Nanna bezield om er deze japon en haar zilveren schoentjes bij te pak ken? Daar had Anne toch zeker niet om ge vraagd. Ze pakte ze heelemaal onder in den koffer. Toen schreef ze John. De „brief" be stond uit een enkelen regel zonder aanhef of onderteekenlng. „De koffer is gekomen. Ik speel geen golf". John had dien morgen bezoek. De mede- deeling: „Een dame voor u, meneer", deed hem vliegensvlug naar de hall gaan. Natuur lijk, het kon Anne wel niet zijn, maar als het zoo was Het was Jenny Marr, in het elegante man telpak, dat ze altijd droeg als ze naar de stad ging en dat haar blinkenden huid en glan zende haren zoo geraffineerd onderstreepte. Het zonlicht speelde in den ketting, dien ze- van Nicholas gekregen had en het leek alsof het geslepen kristallen diamanten waren. „Hoe gaat het?" begroette John haar, maar toen haar hand ternauwernood de zijne raakte vroeg ze al op angstig-gespannen toon: „Waar kunnen we praten?" En hij besefte onmiddellijk dat ze niet maar zoo even ge komen was om een luchtig praatje te maken. Hij ging haar voor naar een kleine spreek kamer. die aan den salon grensde en ze zetten zich op een ongemakkelijke, stijf-burgerlijke pensioncanapé. Jenny had haar handschoe nen uit en gooide ze tusschen hen, „Nanna is er gisteren geweest", begon ze. „Ik kon niet eerder komen. Waar is Anne?" John was zich bewust van een gevoel van voldoening. Hij had ze allemaal tegen zich gehad, verward in leugens; nu waren de bordjes verhangen en het was Jenny, die nu kleintjes moest komen vragen: „Waar is Anne?" Hij glimlachte. „Waarom vraag je mij dat?" „Nanna zei dat je haar gestuurd had om Anne's kleeren te halen. Ze vertelde dat je haar een brief van Anne had gegeven. Waar is ze. John?" ..Waarom wil je dat weten?" Een mislukt lachje gleed om Jenny's mond. „Ik ben vreeselijke ongerust geweest. Ik wou zeggen dat je wel kon weten. Waar is ze? Het zou zoo'n opluchting zijn als ik wist dat ze veilig is. Je kunt je niet voorstellen Haar woorden stierven weg onder zijn har den blik. „Kan ik dat niet? Ik dacht van wel", ant- i woordde hij. j „Wat bedoel je? Wat doe je toch eigenaar-"; dig! Ik wil zoo graag weten waar ze is. Het spreekt toch vanzelf dat ik dat wil". John liet zich een beetje gaan. „Heb je haar al niet genoeg pijn gedaan?" Jenny werd vuurrood. „Waarom zou ik haar pijn willen doen? Waarom denk jy Wat heeft ze gezegd?" Er was nu minachting in de uitdrukking van zijn gezicht en toon. „Als ,je haar vier honderd pond per jaar biedt óp voorwaarde dat ze je uit den weg blijft, doet je haar dan geen pijn?" „O!" riep Jenny ontsteld. „Dat heeft ze toclï niet gezegd?" „Ze heeft niets gezegd. Het was Nicholas, die mij dat vertelde. Hij zei dat hij Anne het geld had aangeboden, dat haar vader haar nagelaten heeft op voorwaarde dat ze jou en Nicholas met rust zou laten". „O!" zei Jenny nog eens en het was alsof ze even ineenkromp. „Daarom zei ik: „Heb je haar al niet ge noeg pijn gedaan?" „John, jeje begrijpt het niet. Je bent boos om Anne. Ik houd van je omdat je boos bent en haar partij opneemt. Maar je be grijpt het niet".. „Niet?" Ze legde haar hand een oogenblik tegen haar vochtige oogen. „Neen je kunt het niet begrijpen. Het is jouw schuld niet. Het is zoo'n hopelooze war boel. Dacht je dat ik niet van Anne houd? Dacht je dat ik haar niet graag bij me wilde hebben? Maar het is zoo afschuwelijke-ver- Het is in de eerste plaats ter wille van Anne warde geschiedenis, dat ik niets kan doen. zelf. Als zij het geld wilde aannemen, zou ze kunnen reizen nieuwe vrienden maken. Ik zou haar meer dan de helft geven zes hon derd pond. Ik zou van Nicholas wel gedaan kunnen krijgen dat hïi dat goedvindt". (Wordt vervolgd) j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 16