DE TWEELINGZUSTERS FEUILLETON. Uit het Engelsch van PATRICIA WENTWORTH. Nadruk verboden 40) „In de tuinen van de „Horticutural Socie ty". Mrs. Courtney had het erover; ze be- weerde dat de azalea's daar een droom wa- I ren en dat niemand die ze niet had gezien het mooiste miste wat een mensch ooit in j zijn leven van bloemen kon zien, Daar kwam het tenminste op neer. En ze zei dat ik haar ikaart kon krijgen wanneer ik maar wilde; daarom ben ik die vanmorgen maar eens gaan halen. Hou je van azalea's". „Ik houd in 't algemeen veel van bloemen. Ik heb ze ik-weet-niet hoe lang niet gezien. Ik bedoel zoo'n echte bloemenweelde buiten". „In Spanje ook niet?" Hij flapte de vraag eruit, maar het vol gend oogenblik had hij er al diep berouw van. want Anne hield even pijnlijk de adem in en zei met een geforceerd-vaste stem: „Je weet immers heel goed dat ik heele- maal niet naar Spanje geweest ben". Anne zweeg. Fenny had hem gezegd dat ze in Spanje was geweest. En het wa.s dui delijk dat John geen woord geloofde van wat Jenny hem voorgepraat had. Wat wist hij? Wat dacht hij? Maar tenslotte wat kwam het erop aan wat hij precies dacht? „Vandaag" zou voorbijgaan en „morgen" komen. En „morgen" zou voorgoed de deur achter John Waveney sluiten. Dus waarom niet .vandaag" aan pleizier plukken, wat er van te plukken viel. Stralend-opgewekt opeens, wendde ze zich naai John. „Laten we net doen alsof," stelde ze met een lach in haar stem voor. „Hoe bedoelje „Wel, doen alsof er geen wereldsche zorg bestaat; alsof ik niet Annie Jones ben, maar al datgene wat ik ooit weer worden kan. Kun jij goed doen alsóf, John?" Onder hooge, ruischende dennen verlieten zij de auto en liepen de tuinen in. De rots- planten in het lager gelegen gedeelte voor het huis gaven vroolijke kleur; waterlelies be gonnen te bloeien in een kleinen vierkanten vijver. Ze gingen een paar treden af, passeer den een rij broeikassen, daalden nog verder omlaag langs een vochtig, kronkelend pad dat voerde naar den wilden tuin op het diepste punt van de vallei, waarin de tuinen gelegen waren. Bosschen blauwe irissen bewogen in den wind, ze leken op diep blauw water met witte schuimkopjes. Iets verder verhieven zich witte en paarse Japansche irissen uit het kabbelende riviertje, waarin bleek-gele water lelies tuschen de gladde, platte bladeren dreven. Een uitbundige massa van lila rodon- dendrons keek op het water, de lelies en de irissen neer. Die stond verder op den oever; daarachter rees de rots, die begroeid was met oranje, scharlaken, vuurroode, rose en diep blauwe bloemen omhoog. Overal tusschen de felle kleuren was groen in een eindelooze ver scheidenheid van tinten. „Kolossaal, vind je niet?" vroeg John. Roerloos staarde Anne naar de bloemen. Ze sprak niet en ze was bleek. Toen John zijn hand door haar arm stak. liet ze het zonder verzet toe. Ze had een gevoel alsof ze een teer sprook jesland was binnengetreden en de lichtste ademtocht de betoovering zou kunnen ver breken. Ze stond nog onbeweeglijk te kijken, toen iemand haar naam riep. „Anne! Lieve deugd! Annel" Anne ontwaakte met een schok uit haar zoet gedroom. Terwijl John's hand uit haar arm gleed, keerde ze zich yan het lieflijke schouwspel af en bevond zich van aangezicht tot aangezicht metAurora Fairlie; Aurora, vierkant en robuust, met een vuur rood gezicht en haar jagershoedje naar ach teren op haar hoofd geschoven blazend van de warmte in haar ruig tweed costuum. Ze was niet alleen. Een heer van middel baren leeftijd, met een van rimpels door ploegd, intelligent gezicht; een magere dame, even oud ongeveer als de man, met iets ver moeids en lusteloos in haar uiterlijk en ma nieren, in een japon van grijs georgette met struisveeren versierd; en een blonde bak- visch van een jaar of zeventien, blootshoofd, in een luchtige blauwe zomerjurk, stonden om Aurora heen en hoorden blijkbaar bij haar. Alle drie keken naar Anne en herkenden haar. John zag hoe Anne -haar handen samen kneep. Toen glimlachte ze naar Miss Fairlie. „Hallo, Aurora!" riep ze. Miss Fairlie lachte terug een breeden lach. „Ik moest je eigenlijk voorbijloopen", be gon ze het ontging John niet hoe Anne's knokkels wit werden „omdat je sedert onze terugkomst niet meer bij ons geweest bent! Is dat mijn dank, dat ik je slap en akelig mee naar Spanje heb genomen en blozend en wel mee heb teruggebracht? Je bent een monster van ondankbaarheid! Maar wat ik zeggen wil, je kent Clement Moore en Janet, nietwaar? Jullie hebt elkaar toch wel eens eerder ontmoet, zou ik zeggen. Maar Casilda komt kersversch van kostschool". Anne begroette de Moores met een hand druk. Mevrouw Moore vroeg haar op onge ïnteresseerde toon of ze weer heelemaal in orde was, terwijl Aurora joviaal voorstelde: „mijn neef neen eigenlijk mijn neef niet Anne's neef, sir John Waveney". Vervol gens deed ze een zware hand op Anne's schouder neerkomen en klopte er zachtjes op. „Wij gaan naar den rötstuin. Ja, Jane jij moet ook mee hoor! Clem en ik komen achter je aan en geven je wel een zetje als 't noodig is. Anne, hebben jij en John de azalea's al gezien? Neen? Ga dan dat pad daar naar beneden en je komt pardoes in een daverende kleurenpracht terecht, waar je een week dronken bent. En zalig ruiken dat het er doetKom Jane, boven is een lekker zitje, daar kun je uitrusten". Ze schoof de Moore's voor haar uit over een rustiek bruggetjes, dat over dien kleinen stroom voerde. Casilda Moore volgde hen op eenigen af stand; draaide zich toen om en rende terug, Ze had ronde, blauwe oogen, hard en glin sterend als kralen. Haar inpertinent-gebogen wenkbrauwen waren sterk aangezet; Ze sta ken zwart tegen haar blanken huid. Haar goudkleurig haar glansde in de zon. Ze kwam vlak bij Anne staan en vroeg: „Vond je het leuk in Spanje? Ben je er heusch geweest? We hebben de vorige week Lady Marr aan een lunch ontmoet. Ze zei dat je er was geweest". Casilda's stem was even onbeschaamd als haar wenkbrauwen. Ze hief haar kin omhoog naar John en ging gieche lend voort: „Woonde je in een kasteel? Een kasteel in Spanje klinkt zoo romantisch! Chateaux en Espagne. We hebben het in de Fransche les gehad maar ik heb nooit kunnen onthouden wat het precies betee- kent. Iets fantastisch niet, iets wat niet wer kelijk bestaat daar komt het toch op neer, hè? Ik hoop maar dat jou kasteel werkelijk heid was". Anne lachte. "Ik heb nooit kasteel-aspiraties gehad". Het jongere meisje giechelde nogmaals. „Ik zal Lady Marr vertellen dat ik u ge sproken heb", zei ze en liep hard de brug weer over. de anderen achterna. John nam Anne bruusk bij den arm en sloeg het pad naar beneden met haar in, dat Aurora Fairlie had aangewezen. „Ellendig spook", gromde hij. Anne zei niets. Het pad maakte bijna een rechthoekige bocht, die hen volkomen a&nj het gezicht onttrok. Een wal van azalea's rees voor hen op, een vuur van oranje en warm abrikozen geel, en wit;.oranje met een tint: van vermiljoen, geel met 'n vleug van rose en wit in een half dozijn nuances van ivoor- crême tot haast paarsen weerschijn. Een een zame rodondendron stond tusschen de aza lea's als een hooge rots in een zee van zonne- flonkering en rijken gloed. Heel dit schoone wonder ging aan Anne's oogen voorbij; er waren alleen schemerende plekken kleur door een mist van tranen. John zag hoe bleek ze was en voelde dat ze beefde. Een tent van groen en bloemen was om hen uitgespannen. Met Anne alleen te zijn in deze betooverende, zomersche wereld, haar lichaam te voelen trillen tegen het zijne, de tranen te zien op haar bleek ge zicht dit alles roerde hem onuitsprekelijk en zijn emotie baande zich een weg in een impulsieve daad. „Anne!" kwam het gesmoord over zijn lip pen en toen sloeg hij de armen om haar heen en kuste haar vochtige oogen. En toen hij haar oogen gekust had, kuste hij haar zach- ten, huiverenden mond. En één vluchtig mo ment liet Anne hem begaan. Maar het oogenblik glipte voorbij. „O!" zei ze. Het was een verschrikte zuchfi waarin een zucht brak. Toen duwde ze hem van zich af, ofschoon zijn eenen arm nog om haar schouders bleef. „O!" klonk het weer, maar nu was er boos heid in haar stem. „Anne, liefste; huil niet". Anne trok haar zakdoek uit haar mouw enj drukte hem tegen haar oogen. „Ik huil niet". „Toe Anne, wees toch bedaaard", smeekte hij; er kan direct iemand langs komen". ,Maar ik huil immers niet!" (Wordt vervolgd)} Tot bijzonder hoogleeraar In den leerstoel voor den industrieelen eigendom aan de Technische Hoogeschooi te Delft Is benoemd prof. dr. J. van Loon, hoogleeraar aan da Universiteit te Utrecht Te Bergen op Zoom is Dinsdag de iraditioneele grooie oammak- Het groote dok var, de werf Wilton te Rotterdam is Dinsdag naar de werf te optocht gehouden. Een detail uit den stoet Schiedam gesleept. De aankomst bij de haven van Wilton te Schiedam D« Koning en de Koningin van België vertoefden «enige dagen in Engeland. Het koningspaar tijdens een wandeling te Folkestone, vanwaar zij naar België terugkeerden Don Jaime, de tweede zoon van den ex- koning van Spanje, is Maandag te Rome in het huwelijk getreden met Emanella De Dampierre. Het bruidspaar na de huwelijks voltrekking, welke ook door den ex-koning werd biiaewoond Siams afgetreden koning met zijn echtgenoote op het buiten goed te Cranleigh in Engeland, waar het vorstelijk echtpaar sinds enkele maanden vertoeft, thans onder den naam Prins en Prinses Sukhodaya Een kruiser onderweg naar de „H l S.W.A,", de nationale watersporttentoonstelling, die deze week in de Apollo-tentoonstellingshal te Amsterdam ge opend wordt Tengevolge van een defect aan de rails op de spoorbrug bij Moerdijk moesten Dins^ dag de reizigers voor het Zuiden uitstappen, en hun reis over het water per pont voort» zetten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10