1
Wüt
Belangrijke verklaring van Minister Steenberghe
Haarlem's Kunstschatten.
Uit Haarlem's Dagblad van 1885
13 Maart;
WOENSDAG 13 MAART 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
TWEEDE KAMER
Inzake de niet noodzakelijke executies
bij den landbouw.
zicht veel verlichting voor deze menschen te
verwachten is.
Dat de aanpassing van den landbouw aan
de nieuwe aftrekmogelijkheden zoowel in
binnen- als in buitenland met eenige voor
zichtigheid gebeurt achtte de Minister waar
lijk niet onjuist, aangezien wij toch nog
geenszins weten, waaraan we toe zijn. Dit
nu eischt vanzelfsprekend als in zekeren zin
opportunistische politiek, wat intusschen
wel degelijk met doortastendheid kan ge
schieden.
Met alles af te kammen wat momenteel
gedaan wordt en dit zonder dat men in staat
is het moois, dat men thans voorspiegelt.
straks heusch te verwezenlijken, is zeker
niet in 't belang van ons volk. Aldus het slot
van het ministerieel betoog, dat culmineerde
in de aansporing de verschillende bevolkings
groepen toch vooral niet tegen elkaar in het
harnas te jagen, door beurtelings van elk
dier groepen te beweren, dat deze over stief
moederlijke behandeling te klagen heeft, ver
geleken met wat juist de andere groep aan
steun en medewerking geniet.
Morgen gaat de Kamer door met behande
ling der afzonderlijke onderdeelen van de
landbouwfonds-begrooting. na eerst beslist
te hebben over het verzoek van den heer
Wijnkoop om aan den toestand in de mijn
industrie een interpellatie te mogen wijden.
E. v. R.
Moeilijke redding van een
zieke.
Bij brand in een goudsmidswinkel.
Dinsdag ontdekte de echtgenoote van den
horlogemaker Luyer te Weesp. dat de werk
plaats in lichter laaie stond. Zij waarschuwde
haar man, die op dat oogenblik in het maga
zijn was en onmiddellijk naar de bovenver
dieping snelde om zijn reeds maanden te bed
liggende schoonmoeder te redden. Het vuur
greep echter zoo snel om zich heen, dat hem
de gewone terugweg werd afgesneden. Geluk
kig hadden buren het gevaar bemerkt en eer-
hunner reed met zijn grooten personenauto
voor het achterhuis, waar de horlogemaker
reeds met zijn schoonmoeder voor een venster
was verschenen. De autokap werd met bedden
belegd, waarop de schoonmoeder door het
venster kon worden gered. De horlogemaker
zelf moest uit het raam springen en kwam
vrij goed terecht. Zijn echtgenoote ontkwam
langs een inmiddels opgezette ladder.
Hoewel de brandweer spoedig ter platase
was, kon zij niet voorkomen, dat werkplaats,
winkel en magazijn geheel uitbrandden. De
schade is groot, maar huis en inventaris waren
verzekerd.
Omtrent de oorzaak tast men nog in het
duister.
Ongewensehte vreemdgingen
naar fort Hondswijk?
Daar zou een arbeidskamp worden
ingericht.
Het arbeidskamp, dat ingevolge artikel 22
van het Vreemdelingerireglement zal worden
ingericht voor ongewenschte vreemdelingen,
die niet kunnen worden uitgewezen, zal vol
gens de N.R.Crt. gevestigd worden in het
Fort Honswi.ik onder de gemeente Tuil en 't
Waal (orovincie Utrecht).
Met de leiding van het kamp zal worden
belast de heer B. G. A. Smeets, directeur van
de tuchtschool te Nijmegen. De heer Smeets
zal deze laatste functie blijven vervullen.
Ned. Bank voor Z.-Afrika.
Dividend 4
Uit het verslag van de Ned. Bank voor Z
Afrika over het boekjaar loopende van 1 Ja
nuari 1934 tot 30 September 1934 blijkt, dat de
gunstige conjunctuurontwikkeling in de Zuid-
Af rikaansche Unie aanhield. In de verslags-
periode kwam de vermindering van den om
zet, uitgedrukt in goudvaluta tot stilstand.
Het saldo der bedrijfsresultaten vertoont ten
aanzien van de overeenkomstige periode var
het vorige jaar weinig verschil.
Tot de voor onze Bank belangrijke gebeur
tenissen behoort in de eerste plaats de ver
dere afwikkeling van het bedrijf der N.V Pre
toria Hypotheek Mij. Het in onze boeken nog
voorkomende gedeelte van de reserve tegen
volstorting van het obligo op ons aanaeelen-
bezit in deze vennootschap werd besteed ter
versterking van onze stille reserves.
In de tweede plaats dient te worden geme
moreerd het besluit van de Zuid-Afrikaan-
sche Reserve Bank tot een stapsgewijze ver
mindering van de marge tusscnen den koers
van aan- en verkoop van Eng. in Zuid-
Afrika.
Wij maken nog melding van de opening op
22 November 1934 van een tweede agentschap
te Johannesburg.
De netto bedrijfswinst, met inbegrip van
het winstsaldo 1933 ad f 2836 bedraagt xxa de
gewone afschrijvingen op debiteuren enz
f 444,893. Wij stellen u voor van deze winst
een bedrag van f 22.076 te besteden voor af
schrijving op Meubilair, voorts een bedrag
van f 100.000 toe te voegen aan de statutaire
Reserve en f 50.000 op een Bouwrekening te
reserveeren Van het alsdan resteerende saldo
kan, na reserveering van f 20.000 voor be
lastingen. een dividend worden uitgekeerd van
4 pet. Het saldo van f 27.917 wordt dan op
nieuwe rekening overgebracht.
Ned. Fordfabriek.
Netto winst 463.568.
Het boekjaar 1934, aldus het verslag der
Ned. Fordfabriek, leverde voor de automobiel
industrie vele moeilijkheden op. De depreciatie
van vele buitenlandsche valuta's blijft haar
invloed doen gelden op ons bedrijf, recht
streeks doordat vele automobielen, welke an
ders in Nederland vervaardigd hadden kun
nen worden, thans worden ingevoerd en in
direct, omdat het economisch leven te onzent
door de devaluatie in verschillende landen ern
stig wordt belemmerd en er daardoor min
der behoefte bestaat aan nieuwe transport
middelen.
Het doet ons echter genoegen u te kunnen
mededeelen. dat niettemin het totaal van den
omzet onzer producten in dit jaar wederom
grooter was dan in het voorafgaande jaar, zij
het tegen lage prijzen.
De netto winst bedroeg f 463.568 f629 587)
in verband waarmede aan aandeelhouders
wordt voorgesteld boven het in Sept. 1934 be
taalde int. dividend a 5 pet. een slotdividend
van 7 pet uit te keeren (v.j. tot 6 pet.)
Volgens de balans per 31 Dec. bedroeg de
winst tot en met dien datum f 1.366.484.
Hiervan werd naar dividend-rekening overge
boekt f 300.000. incl. div. bel. f 327.150.
Voorts werd ten laste van deze rekening
gebracht de op de kapitaalsterugbetaling val
lende belasting ad f 90.500, zoodat het saldo
vorige boekjaren f 948.834 bedroeg.
Voor extra afschr. op straat- en wegenaan
leg enz. gebouwen, machines, invent, enz. werd
f 120.248 (450.077) gebruikt, zoodat resteert
f 828.586 of incl. de winst 1934 f 1.292.155.
In mindering komt het totale div. 1934 incl
div. bel of f 392.580, zoodat naar nieuwe re
kening wordt overgebracht f 899.575.
Een halve eeuw geleden.
Zaterdag is te New-York een wed-
s-GRAVENHAGE Dinsdag.
De sprekersstroom hield aan. Nummer een
was vandaag de heer Droesen (R.K.), die zich
zeer gouvernementeel gedroeg en den Minis
ter van Economische Zaken hulde bracht voor
zijn groote werkkracht ten bate van den land
bouw. Vele critici handelen volgens hem
onverantwoordelijk
door onvermijdelijke
fouten en foutjes breed
uit te meten. Daarom
is het dan ook zoo
goed dat de landbouw
organisaties zooveel
doen om den betrok
kenen doel en betee-
kenis der landbouw
crisismaatregelen dui
delijk te maken. Het
zwaartepunt der uit
voering dier maatrege
len moet, natuurlijk in
overleg met de Regee-
ringsorganen, verlegd naar den georganiseer -
den landbouw. Boven centralisatie gaat meer
gewestelijk optreden.
Met alle lof voor de Regeering ging intus
schen ook wel eenige kritiek gepaard, zoo bv.
dat er nog steeds niets is gedaan voor pacht
en hypotheekboeren. dat de kleine boeren on
voldoenden steun genieten.
Mr. Duys (s.d.) verweet der regeering, dat
er nog altijd niets wordt gedaan op 't stuk
der vaste lasten voor den landbouw; de be
trokken Ministers spelen er 'n diplomatiek
spelletje mee. Ze zeggen niets en verwijzen al
tijd naar elkaar als men informaties tracht
te verkrijgen! De steun komt soms ook wel
terecht daar waar hij niet hoort. Laten der
halve commissies van deskundigen voor de
verschillende bedrijven het noodzakelijk be
staansminimum vaststellen, waar tegenover
steun wordt verleend en tot waar door steun
aanvulling zal worden gegeven.
De heer Amelink (a.r.) hield zich eveneens
met de kwestie der vaste lasten bezig en nam
den heer Kersten (H. Ger.) te pakken, waarna
de heer Sneevliet (rev. soc.) wat hij staats-
vijand nummer één noemde het privaat
bezit te lijf ging.
De plattelandcs-vertegenwoordiger Ver
voorn vesweet der Regeering, dat haar maat
regelen de boeren van den wal in de sloot
helpen en nam het, evenals Mr. Westerman
(Nat. Herst.) op voor het plan van „Landbouw
en Maatschappij", dat in hoofdzaak neerkomt
op heffing van compenseerende graanrechten,
De heer.maar neen, het is werkelijk van
de lezers te veel gevergd hen te vermoeien met
te vermelden wat al de verdere sprekers, die
ook nog hun agrarische deskundigheid lucht
ten, in het midden brachten. Liefst 27 afge
vaardigden achtten zich geroepen in rede
voeringen te getuigen van hun belangstelling
voor den landbouw. Zoo ging er ook vandaag
nog heel wat tijd heen, eer eindelijk de Mi
nister aan het woord kwam.
Deze zag zich voor de zware taak gesteld
na een zoo omvangrijke gedachtenwisseling
een redevoering af te steken, waarin hij zoo
veel mogelijk elk het zijne moest geven.
Hij begon .met eerst een aantal kleinere
punten te behandelen. Daartoe behoorde o.m.
de vernietiging' op grooten schaal van bussen
vleesch. waar-over de heer Kersten (St. Ger.)
geklaagd had. Thans bleek, voor de zooveel-
ste keer, hoe sterk die afgevaardigde kan
overdrijven. Het was goed, dat de Minister
nog eens met nauwkeurige cijfers aantoonde
wat er in werkelijkheid is geschied. In alle
mogelijke opzichten bleek de heer Kersten zijn
fantasie al te zeer den vrijen teugel gelaten te
hebben. Uitvoering zette de Minister ook nog
uiteen hoe zorgvol er van overheidswege wordt
opgetreden wat betreft het rekening houden
met oprechte gewetensbezwaren tegen het lid
zijn van de crisisorganisaties. Van heel het
klachtenboek van den heer Kersten bleef niets
en niets over. Had de Minister dit optreden
van dat Kamerlid moeten qualificeeren, dan
zou hij kwalijk termen hebben kunnen gebrui
ken. die hem niet op z'n minst een voorzitter-
lijk'fronsen met de wenkbrauwen zou hebben
En nu de hoofdpun
ten. De Regeering is
er van overtuigd, dat
aog steeds steun aan
den landbouw geboden
is, want mij moeten
dit is een nationaal be
lang een goeden, be
hoorlijken boerenstand
in het leven houden.
Met steun wordt dan
bedoeld; fDrijsregeling,
die werkelijk noodzake
lijk is. Dit behoeft, al
dus de Minister, geens
zins in strijd te zijn
(en is 't ook niet) met de politiek van aan.
passing, welke goed beschouwd slechts be-
teekent: herstel van de verstoorde prijsver
houding-
Eer we aan verdere verlaging van den steun
kunnen toekomen, is daling der kosten noodig.
Dit is de Minister volkomen eens met den heer
Ebels (v.d.)
De vaste lasten De pacht is in het alge
meen niet te hoog; van de rente dorst Mr.
Steenberghe niet hetzelfde te zeggen.
Aangaande het vraagstuk der vaste lasten
en dat der niet noodzakelijke executies, legde
de Minister de volgende belangrijke verklaring
af:
„Het buitengewoon groote verband, dat be
staat tusschen den landbouwsteun en de
waarde van het landelijk eigendom, is voor
de Regeering aanleiding geweest maatregelen
te treffen tegen niet noodzakelijke executies
van landelijk eigendom, terwijl in het reeds
aangekondigde algemeene bezuinigings-ont-
werp van wet, aan de Staten-Generaal voor
stellen zullen worden gedaan ter verminde
ring van de vaste lasten van dat eigendom.
Tegen de niet noodzakelijke executies van
landelijk eigendom zijn heden, zoo hield de
verklaring verder in, twee Koninklijke Be
sluiten afgekondigd, beide steunend op het
Crisis-Organisatiebesluit 1933. Daarbij wordt
o.a. bepaald, dat een hypothecaire schulde
naar wiens landelijk eigendom met executie
wordt bedreigd, of wiens faillissement is aan
gevraagd, zich tot den Minister van Econo
mische Zaken kan wenden met verzoek te
beslissen, dat de toekomstige gebruikers van
dat eigendom niet zullen worden toegelaten
als georganiseerden tot Crisisorganisaties, of
wanneer zij reeds georganiseerden zijn, als
Boodanig geschrapt zullen worden. Het ge
volg hiervan zal zijn, dat. wanneer de minister
een dusdanige beslissing genomen heeft, het
land nagenoeg onverkoopbaar zal zijn, aan
gezien daarop geen landbouwproducten meer
geteeld mogen worden, noch vee mag worden
gehouden, terwijl natuurlijk evenmin land
bouwsteun voor die bedrijven zal worden ge
geven. Het spreekt vanzelf dat de noodige
waarborgen tegen een minder juiste toepas
sing van dit ingrijpend middel zijn genomen.
Voor ieder geval zal Mr. Steenberghe zich
doen adviseeren door een Hypotheekcommis
sie, bestaande uit juristen en landbouwdeskun
digen, welke een onderzoek zal instellen en
belanghebbenden zal hooren.
Tevens is de mogelijkheid geopend,, dat deze
Commissie een onderlinge vrijwillige uitstel-
of betalingsregeling tot stand brengt tusschen
den hypothecairen schuldenaar en zijn cre
diteuren. Nadrukkelijk is hierbij echter be
paald, dat hoofdsommen van hypothecaire
geldieeningen in geen geval mogen worden
aangetast. Het lid van den Hoogen Raad der
Nederlanden, de oud-Minister van Justitie Mr.
Dr. J. Donner heeft zich bereid verklaard de
leiding van deze Commissie op zich te ne
men"..
Zeer in den breede hield de Minister zich
hierna bezig met het denkbeeld van „Land
bouw en Maatschappij" om f 5 invoerrechten
te heffen per 100 K G. ingevoerd graan, peul
vruchten en veekoeken buiten de opbrengst
ten bate van den landbouwsteun. Hij reken
de voor. dat dit stelsel een tekort van 30 mïl-
lioen gulden zou opleveren; het geeft aan
den boer minder, veroorzaakt niet minder
administratieven rompslomp dan er thans is
en zou de kosten van levensonderhoud voor
het Nederlandsche volk in zijn geheel op
voeren. Momenteel voelt de Minister er dus
met dit alles voor oogen niets voor, dit
systeem te gaan invoeren.
T.a.v. het overleg met de organisaties van
het vrije bedrijfsleven, en andere met de cri
sisorganisatie samenhangende problemen,
bracht de Minister in herinnering, hoe er
aanvankelijk 52 verschillende organen had
den bestaan zonder deugdelijk verband. Daar
in moest centralisatie worden gebracht, wat
dan ook gebeurd is. De coördinatie is vol
ledig geslaagd, terwijl voor meer inschakelen
van belanghebbenden zorg wordt gedragen.
Alle mogelijke waarborgen voor goed en°ge-
regeld contact, juist ook met. de organisaties,
zijn aanwezig. Ziet daar 's Minister conclusie
op dit punt. Dat de Middenstand tot. zijn
schade te weinig zou worden ..ingeschakeld"
ontkende Mr. Steenberghe, die vervolgens
aan het vraagstuk der distributiekosten toe
kwam. Deze zijn zeer groot, maar volgens
hem is de hoofdschuldige de veeleischende.
zeer verwende consument!
Wat de kleine boeren betreft, diende men
te bedenken dat ook vroeger velen dezer
categorie niet van het eigen kleine bedrijfje
alleen bestonden, doch daarnaast nog op
andere wijze in hun levensonderhoud voor
zagen, In elk geval is hun toestand zoo uit
eenloopend, dat er niet één algemeen middel
kan bestaan om in hun nood te voorzien. De
kwestie van de vaste lasten, vooral de rente,
speelt bij de kleine boeren een zeer groote
rol, zoodat van matig optreden in dat op-
Een landschap van
Jan Kobell in Teyler's Museum.
Ook het begin van de negentiende eeuw,
periode in de schilderkunst, die wij ons
als eenigszins hartstochtloos plegen voor te
stellen, heeft zijn kunstenaarsdrama's gehad.
Zoo ge ons „schilderij van de week", dit rustig
genoegelijke beeld van het buitenleven er nog
eens op aankijkt zal het u vreemd lijken dat
de maker er van op nog geen vijf en dertig
jarigen leeftijd krankzinnig werdnaar
men in zijn tijd zeide, doordat zijn vroeg
tijdige successen in binnen en buitenland, het
evenwicht in zijn denken verstoord hadden.
Hoe treurig dat geval op zich zelf geweest
zij, na honderd en twintig jaar staan wij daar
toch eenigszins anders tegenover. Niet zoozeer
dat deze kalme, elegische kunst, die in den
grond toch weer een repetitie van de zeven-
tiende-eeuwsche Cuyp, Potter etc. beduidt
zooveel succes kon hebben, verbaast ons. De
tijd waardeerde en vroeg dat werk, dat met
zijn eigen karakter overeen kwam. Maar dat
de maker ervan, toch blijkbaar iemand met
een rustige evenwichtige natuur, door zijn
succes ermede, uit het lood geslagen kon wor
den kan ons bevreemden, omdat het streven,
de strijd en de eerzucht van de kunstenaars
uit die periode ons vrij ver afliggen. Doch ook
blijft de mogelijkheid open dat Kobell's ziels
ziekte met zijn overspannen zelfschatting
slechts in verwijderd verband stond en dat de
„men" van zijn tijd slechts op gemakkelijke
wijze haar oorzaak in Kobell's vluggen, maat-
schappelijken opgang wilde zoeken.
Hoe dit alles geweest moge zijn Jan Bap-
tiste Kobell is voor zijn tijd een representa
tieve figuur in de kunst van 't landschap. Hij
stamde uit een Rotterdamsche kunstenaars
familie en werd in Delftshaven in 1779 gebo
ren, doch na den dood zijner ouders te Utrecht
opgevoed in een weeshuis. Daardoor vinden wij
als zijn leermeester den Utrechtschen schilder
Van der Wall genoemd, van wien wij teeke-
ningen kennen die hem als een accuraat en
smakelijk dier-teekenaar doen waardeeren.
Eerbied voor de groote zeventiende-eeuwers
was dezen laatkomers onzer dix-huitième in
geboren en het verbaast dan ook niets te hoo
ren. dat Jan Kobell op zijn beurt een serieuse
studie maakt van zijn grooten voorganger
Paulus Potter. Die eerbied voor Potter is in
onze eigen dagen merkwaardigerwijze aan het
tanen gegaan. Zijn Stier in het Mauritshuis
wordt meen ik thans met veel minder
ontzag bekeken, dan een halve eeuw geleden,
toen dat groote schilderij voor het groote pu
bliek zoo ongeveer de clou van genoemd mu
seum beteekende
Jacob zoowel als Willem Maris behoorden
tot de standvastige bewonderaars van de
techniek waarmee dit meesterwerk was tot
stand gebracht en alleen een jongere genera
tie die andere picturale emoties zQcht, begon
bij dit doek van verveling te spreken. Doch de i
jonge Gerard Bilders, die als een voorlooper
der Haagsche School beschouwd kan worden
(en over wien, in Elsevier's van de vorige
maand, Mr. Jeltes een hoogst interessante
studie schreef, waarop ik dezer dagen terug
kom) was van den Stier niet weg te slaan en
ontdekte er telkens nieuwe schilderkunstige
schoonheid in. Doch keeren wij tot Jan Kobell
terug over wien zelfs, als ik mij niet bedrieg,
zelfs Goethe woorden van waardeering uitte,
en memoreeren wij zijn successen te Parijs
waar hij van 1810 tot 1812 verbleef. Toen hij
vandaar terugkeerde schenen de symptomen
zijner ziekte op te vallen. Tenminste de brave
Haarlemmers Van Eynden en Van der Willigen
noteerden bij zijn dood dat zij hem kort daar
voor ontmoet hadden en zijn „verward ge
sprek en eenigszins wild uiterlijk" hun op
gevallen was.
De stakker! Wie ons Teyler-schilderij, dat
1804, gedateerd is, in haar aquarel-achtige,
fijne kleurgeving bekijkt, haar uitvoerigheid
van boom en bodem bewondert, haar arcadi-
schen zang ter eer der natuur beluistert....
zou achter den maker er van een geestelijk
drama vermoed hebben! Dat het werk tradi
tioneel is in dien zin dat het op Potter, Cuyp
c.s. gebaseerd is, zeiden we reeds, In de groe
peering van de liggende koe, de schapen en
den ram, links, vinden wij een arrangement
dat ook door Kobell's leeraar, den genoemden
Van der Wall, gaarne gezocht werd. Aardig
gaat door het middaglicht op het tweede
plan, die beladen hooiwagen langs het poeltje
dat heel fijn een zuivere zomerlucht weer
spiegelt. Aan zulk een fragment zou een Hol-
landsch paysagiste van honderd jaar later,
een Geo Poggenbeek bijvoorbeeld, zijn plezier
gehad hebben. Wil men van deze kunst ge
nieten dan moet men even aan de totaal-kleur
gewend zijn. die het briljante der impressio
nisten niet zocht en ook het meer substan-
tieele der kleur van de meesters uit de gou
den eeuw mist.
De schilderkunst uit Kobell's tijd heeft de
charme der reflexen, ijl is ze vaak en door
zichtig, maar eerlijk en zonder valschen
zwier. Technisch is ze veel en veel betrouw
baarder dan veel wat later kwam. Wat ze aan
emotionaliteit te kort soms komt, vergeet ze
door de degelijkheid van het handwerk, een
qualiteit die in veel modern werk is zoek ge
raakt en die dit daardoor altijd onvolledig zal
doen zijn. Het is onjuist die onvolledigheid
aan het tempo van onzen tijd te wijten, al
schijnt dat overhaast geleef van thans soms
een excuus. Maar aan een Kobell zien we dat
zelfs in een kort leven in die jaren een gaaf
en vrij omvangrijk oeuvre ontstaan kon.
J. H. DE BOIS.
op rolschaatsen gceircuaa, cue zes
dagen geduurd had. De prij winner.
Donovan gehecten. reed 1090 nvjlen in
142 uren: hij die de tweede aan '-et doe!
kwam 1025 mi'len: de derde 1022 en de
ierde 1000 mijlen
Donovan is een k an*.-"inne-m •.->•. 18
jaren, schraal en slecht gevoed. In de
.sporf-kringen is men ve'har d over
bet groote aantal mijlen dat is afg'°< g-i
Door onze lens gesnapt.
Wr
De heer M. Mauritz, arts.
De heer M. Mauritz. arts werd 9 December
1886 te Krommenie geboren.
Hij studeerde te Utrecht, waar hij arts
examen deed op 11 Maart 1910. Dit feit was
dus Maandag 25 jaar geleden; het is echter
niet gevierd, daar dokter Mauritz dien dag
de stad had verlaten.
Na zijn artsexamen was hij ruim een jaar
assistent aan de Maria-Stichting, waarna hij
zich te Haarlem als geneesheer vestigde,
Dokter Mauritz is voorzitter geweest van de
Ned. Mij. tot bevordering der Geneeskunst en
van de afd. Haarlem dier Maatschappij.
Hij is thans voorzitter van het Haarlemsch
Bureau voor Medische Sportkeuring, van den
Raad van Beheer van het Sportfondsenbad
en van den Afdeelingsraad der Ned. Mij tot
bevordering der Geneeskunst.
Het handehaccoord met
België.
Concessies op landbouwgebied.
Omtrent den inhoud van het dezer dagen
geteekende handelsaccoord tusschen Neder
land en België verneemt de Tel. o.m. dat
België 5 millioen K.G. witlof in Nederland
mag invoeren, waarvoor het invoer- en mo
nopolie-recht bij elkaar niet meer clan f 1,75
per 100 K.G. zal bedragen. Bedoelde hoeveel
heid van 5 millioen K.G. is de gemiddelde
Belgische invoer van 1931—1933
Gedurende de maand Mei zal Nederland
echter naar België 4200 K.G. meer aardbeien
dan het gewone contingent mogen uitvoeren.
Anderzijds echter mag de Nederlandsche in
voer van gedroogde erwten in België de
3.500.000 K.G. niet overschrijden.
Wat den invoer van versche haring in Ne
derland betreft die sedert 1 Januari is gecon-
tingenteerd. werd aan België 60 pet. van den
invoer van 1933 toegestaan.
Alles bij elkaar genomen omvat het totaal
der artikelen, waarvoor aan België invoer
contingenten zijn verstrekt c.a. 70.
Wat den invoer van sierplanten, horten
sia's en azalea's betreft, zal eerstdaags een
Nederlandsch-Belgische commissie worden
ingesteld, die de leveringen aan de Neder
landsche markt zoodanig zal regelen, dat de
belangen van den Nederlandsehen en Bel
gischen tuinbouw met elkaar in overeen
stemming worden gebracht.
De lijst der aan Nederland toegestane con
tingenten omvat ca. 50 artikelen, hoofdzake
lijk. ofschoon niet uitsluitend, landbouw-pro-
ducten. Nederland mag in België c.a. 1500
stuks levend mager vee invoeren benevens
ruim 1400 ton levend slachtvee of versch
vleesch Voor garnalen en visch bedraagt, het
contingent het gemiddelde invoercijfcr van
1930/1931, terwijl het voor boter op 27 12
pet. van den totalen maandelïjken invoer is
vastgesteld. Er mogen c.a. 540.000 K G. augur
ken en komkommers worden ingevoerd.
Vooral voor aardappels is het belangrijk te
vernemen, welken invoer België aan Neder
land heeft toegestaan. Ons werd verzekerd,
dat het invoercijfcr ruim 208.000 ton over het
geheele jaar bedraagt, voor wortelen ruim
3636 ton. sla ruim 2323 ton. tomaten 977 ton,
aardbeien ruim 203.000 K.G., snijbloemen
ruim 66.000 K.G.
Wanneer de Belgische producenten van
pluimveevoeder invoervergunning vragen
voor karnemelk ten behoeve van hun in
dustrie. zal dat toegestaan worden.
Wat het invoerrecht voor aardappelen en
schapenvleesch betreft, dit zal resp. de 5 frs.
per 1000 K.G. en de 1.75 fres, per K.G, niet
mogen overschrijden.
Op groenten en aardbeien wordt geen in-
voertaxe geheven.
Ir. dr. W. J. Droesen
(ELK. Staatsp.)