GERBRAND ADRIAENSZ. BREDERO.
BIOSCOPEN.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 10 ct.
Radiomuziek der week
ZATERDAG 16 MAART 1935
HAARLEM'S D A G B E A D
o
LETTEREN EN KUNST
Ter herdenking van zijn
geboortedag op 16 Maart 1585
Stirj j op)',ux-
piQyy.fa to.u&iu j
Wanneer in Nederland de klassieken een
vaste plaats op het repertoire onzer tooneel.
gezelschappen hadden, zooals in Duitschland
en Frankrijk, dan zouden zeker vandaag, nu
het 350 jaar geleden Is dat onze grootste
blijspeldichter Gerbrand Adriaensz Bredero in
de Nes te Amsterdam geooren werd. Het
Moortje of De Spaansche Brabander worden
opgevoerd. Nu gaat deze voor onze Nederland-
sche letterkunde toch zoo belangrijke herden
kingsdag ongemerkt voorbij en moeten wij
wachten op een dag in het laatst van Maart,
waarop De Jonge Spelers De Klucht van de
Koe en Symen sonder soeticheyt, welke stuk
ken zij toevallig op hun repertoire hebben,
zullen spelen en Bredero dus dan zal worden
herdacht.
Vijftig jaar geleden was het al niet veel
anders. Toen had er op 31 Maart een feest-
voorstelling plaats van 't Moortje door de
Kon. Ver. ..Het Nederlandsch Tooneel" in den
Stadsschouwburg op het Leidsche Plein, en
werd de herdenking van den dichter op den
dag te voren luisterrijk in de hoofdstad gevierd
Wanneer één blijspeldichter deze huldiging-
verdiende, dan was het zeker wel Gerbrand
Adriaensz Bredero, die Amsterdammer was in
hart en nieren en hc-t Amsterdam van zijn
tijd in zijn blijspelen voor ons heeft doen
leven, als geen ander voor of na hem.
Bredero was misschien wel de meest
geniale blijspeldichter dien Nederland heeft
gehad. In ontwikkeling stond hij ver achter
bij mannen als Hooft, Huygens en Coster. Hij
had niet zooals deze andere tijdgenooten
een klassieke opleiding genoten, Hij was
enkel op een gewone school geweest het
Groot School der Oude Zijde en hij noemde
zich zelf dan ook later „een slechten Amstel.
dammer; die maar een weynich Kints-school-
frans in 't hoofd rammelde".
De verdere ontwikkeling heeft hij zich zelf
moeten bijbrengen, maar tot Latijn en Grieksch
bijvoorbeeld heeft hij het nooit gebracht, zoo
dat hij zich altijd de mindere voelde bij de
geleerden en dichters, met wie hij verkeerde.
Toen hij zijn Moortje bewerkte naar Terentius'
Eunuchus, moest hij zich behelpen met een
vertaling in het Fransch, in welke taal hij
het zoo ver had gebracht, dat hij er zelfs son
netten in heeft gedicht. En zijn opleiding bij
den Schilder Badens, bij wien hij in de leer
was om schilder te worden, heeft zijn gevoel
voor coloriet en compositie waarschijnlijk wel
versterkt, maar hem zeker weinig geholpen
voor zijn algemeene geestelijke ontwikkeling.
En toch heeft dit niet belet, dat hij als blij
speldichter zelfs Hooft heeft overtroffen en
hij in Nederland een gansch eenige plaats
heeft ingenomen. Dat was te danken aan zijn
natuurlijk talent en aan zijn oorspronkelijk
heid vooral.
Want of ick schoon al las
Hetgeen zoo kunstich was
Als Goddelyck geschreven
Ten gingh ter ziel noch sin
Soo nyver my niet in
Als 't eygen zelfs beleven.
Zoo heeft hij eens gedicht. Zijn kunst bloeide
op uit het eigen leven dat hij hartstochtelijk
onderging en in het kleurrijke, bonte Amster
dam dat hij zoo lief had en waarin hij de
menschen en het verdere materiaal vond voor
zijn realistische schilderingen. Wat Brouwer
Ostade en Jan Steen gaven als schilders,
heeft hij ons gegeven als blijspeldichter. Hij
Hij zag de menschen van zijn tijd op dezelfde
boertige wijze en bracht hen tot leven in
zijn fel-realïstische tooneelen, die evenzeer
blijvende kleurrijke schilderijen zijn als die
van de groote meesters uit dien tijd.
Het is opmerkelijk, dat zijn blijspelen voor
het nageslacht de meeste waarde hebben in
de fragmenten, die feitelijk dramatisch zwak
ke plekken zijn. Als dramaturg was Bredero
de mindere van Hooft. Br is en terecht
dikwijls scherpe kritiek geleverd op zijn blij
spelen, de fouten liggen vooral in een stuk
als 't Moortje voor het grijpen. Bredero be
werkte zijn spelen meestal zooals in dien
tijd gebruikelijk was naai' oude voorbeelden.
Trouwens ook een Shakespeare deed zulks her
haaldelijk. Voor zijn Moortje vond hij zijn
stof in Eunuchus van Terentius, voor zijn
Klucht van de Koe gebruikte hij tot voorbeeld
hetzelfde middeleeuwsche verhaal, dat ook
Hans Sachs had gediend in zijn Fastnacht-
spiel, zijn Molenaar was een dramatiseering
van een Italiaansche novelle, voor zijn Spaan-
schen Brabander putte hij uit een Spaanschen
heldenroman Lazarillo de Formes, maar Bre
dero was het grootst, als hij zich van zijn
voorbeelden geheel los maakte en zich zelf
werd. wanneer hij bijvoorbeeld Kackerlack in
't Moortje zijn wandelingen laat maken langs
de markten in Amsterdam en daarvan een
schildering geeft zoo bont en rijk, dat dit oude
Amsterdam voor ons gaat leven, als hij in het
kostelijk levendig verhaal van Reynier in het
zelfde blijspel het vroolijk bestaan beschrijft
van de jongelingschap uit het begin der 17de
eeuw en ons in Frederyck een Amsterdammer
teekent van zijn voetzolen tot zijn haarwortels.
Hoe verrukkelijk zijn die drastische straattafe-
reeltjes in Den Spaanschen Brabander, zooals
van de knikkerende straatjongens, het relaas
van den „Hondeslagher' over de „labbe-
kacken" aan 't kerkhof, die kwaadspreken over
de gestorvenen, en die van leven-tintelende
realistische verhalen van de „divine dochter-
kens" Bleeke An en Trijn, waarin zij vertellen,
hoe zij op het breede pad zijn geraakt.
Al deze tooneelen staan feitelijk buiten het
eigenlijke spel. zijn intermezzo's, die zelfs de
handeling ophouden, maar wij zouden ze voor
geen geld hebben willen missen, want hierin
geeft Bredero het meest zijn eigen ik, toont hij
zich een uitzonderlijk groot talent, is hij de
realistische schilder bij uitnemendheid, door
niemand overtroffen.
Ik noemde Bredero geniaal. Men behoeft
slechts de werken, die hij in zijn korte leven
voortbracht te noemen, om begrip te krijgen
van zijn zeldzame gaven en werkkracht. Het
is bekend, dat hij 'n vrij ongebonden en loszin
nig leven leidde en veel lief heeft gehad, maar
dit belette hem niet om behalve zijn weinig
beteekenende schilderstukken in zijn jonge
jaren, vijf treurspelen Rodd'rick ende Al-
phonsen. Griane, Lucelle, Stomme Ridder en
Het daghet in het Oosten te schrijven,
stukken, waarvan de komische tusschen-
spelen het meest eigene van Bredero gave
voorts drie kluchten De Klucht van de
Koe. Symen sonder Soeticheyt en De Meu-
lenaer en in het laatst van zijn leven twee
beroemd geworden blijspelen. Het Moortje en
De Spaansche Brabander. En dan zijn er nog
zijn tallooze gedichten drink en liefdeslie
deren uit zijn Boertigh Amoureus en
zijn Aandachtig Groot Liedtboeck. waarvan
ik in een Haarlemsch blad zeker niet den
aanhef van dat gezond, oubollig drinklied:
Haarlemsche drooghe harten nu,
Komt, toont hier wie ghij zijt,
Wij Amsterdammers tarten u
Te drinken eens om strijd.
mag vergeten te noemen.
En dan te bedenken, dat hij slechts 33 jaar
oud is geworden en ons dat alles in 'n zoo kort
leven heeft geschonken! Wat had ons land nog
van Bredero mogen verwachten, als hij lan
ger had geleefd. Want in zijn werken en voor
al in zijn tooneelstukken is een steeds
stijgende lijn te onderkennen, die haar cli
max vindt in De Spaansche Brabander, waar
in hij in Jerolimo en den goedronden Robbe
knol twee prachtige blijspelfiguren heeft ge
geven, welke doen denken aan Don Quic-hotte
en Sancha Pancha en dat ook in zijn com
positie ver uitgaat boven zijn andere werk.
Dat Bredero in zijn tijd zeer populair was,
bewijzen wel de vele opvoeringen van zijn
stuk, eerst in de rederijkerskamer. „In Liefde
Bloeyende" en later in de „Duytsche Acame-
mie". Schreef Coster niet. dat „in de dryê
jaren tijds oft daaromtrent die Bredero bij
de Kamer geweest is, het voorszegde Gods-
huys" waaraan de baten der voorstellingen
te goede kwamen „meer inkomst gehad
heeft als in alle de voorgaande jaren, dat
voor *t selve bij de Kamer gespeeld is ge
weest"?
Ook na zijn dood in 1618 werden de
spelen van Bredero nog lang en dikwijls op
gevoerd, maar later vooral in de 18de en
de eerste helft der 19e eeuw raakten zijn stuk
ken in de vergetelheid, omdat men ze te
ruw en realistisch vond. Zelfs in 1884 schreef
Jan ten Brink, die een opvoering van de
Klucht van de Koe aanbeval voor de her
denking van zijn 300sten geboortedag, dat
enkele fragmenten moesten worden geschrapt,
„omdat onze kieschheidsbegrippen omtrent
hetgeen er in het openbaar mag gezegd en
gedaan worden, hemelsbreed van de ruwe
toestanden der zeventiende eeuw verschil
len".
Wij zijn vooral na de realistische periode
in onze letterkunde allang daar over
heen. In 1885 op het herdenkingsfeest ging
sonder Soeticheyt en het trof ons bij deze
opvoering, hoe voortreffelijk „tooneel" Brede
ro wist te schrijven.
Zeer lang heeft men in Bredero evenals
in Jan Steen voornamelijk den vroolijken.
losbandigen kant gezien en men vergat, dat
hij niet voor niets bevriend was geweest met
mannen als Hooft, Coster en Roemer Vis-
scher.
Uit zijn liederen vooral leeren wij den
mensch Bredero kennen. En dat waren niet
uitsluitend drink- en liefdesliederen. Ik heb
in dit artikel voornamelijk over den tooneel -
dichter Bredero geschreven, den boertighen.
vroolijken spottenden Bredero. Wie den an
deren Bredero, den ernstigen, dikwijls melan-
cholieken mensch, zooals hij was in het laatst
van zijn jonge leven, wil kennen, leze de ge
dichten uit zijn Aandaghtich Liedt-Boeck. Wie
zou den boertigen dichter van 't Moortje, de
Meulenaar en De klucht van de Koe herken
nen in het onderstaande teere gedicht:
Mijn sieltje schreyt. dat sucht en weent.
Mits ick met aardsche dinghen
Meer als met Gode ben vereent,
En nimmer recht kan dwingen
Mijn ongebonden sotte wil.
Heer, maeckt mij selve-locis en stil
Als u verkorelinge.
Leert mij, o Godt. mijn boose lust
Bestrijen en verwinnen.
Gheeft mij inden gemoede rust
E-n Christe'ijcke sinnen.
Die noch de werelt, noch haer vreughd
Maer die d'oprechte ware deughd
Oneyndelick beminnen.
Het was vooral de invloed van zijn god
vruchtige, goede moeder Maryghen en het na
derend einde, hetwelk hij zag komen, dat hem
deed berusten, zoodat hij in zijn laatste le
vensdagen dichtte:
Al 't gene dat de Lien
Ter Wereld mogen .sien,
Of nimmermeer verwerven,
En wensch ick niet soo seer
Als saligh in den Heer
Te leven en te sterven.
Op een leeftijd, woarop anderen nog in het
volle jonge leven staan, ging hij heen. Op den
dag van heden herdenken wij in dankbaar
heid, wat hij in zijn kort maar vruchtbaar
leven heeft geschapen en ons heeft nage
laten.
J. B. SCHUIL.
FRANS HALS THEATER.
De Familie van mijn Vrouw.
Om met de samenvatting van alles te be-
innen: een genoegelijke film, die bij het
publiek ongetwijfeld succes za] hebben. Het is
een Nederlandsche rolprent, verstaanbaar dus
voor iedereen, met ariisten als Johan Kaart,
Sylvain Poons, Cissy van Bennekom, Gusta
ChrispijnMulder, met dwaze verwikkelingen
en spelend in het ons zoo vertrouwde en zoo
schoone Nederlandsche landschap in het Gooi,
opgenomen onder regie van Jaap Speyer, met
muziek van Rudolf Nelson.
Het scenario is echter tooneelmatig gebleven
en Jaap Speyer heeft daarmee moeten worste
len en heeft 't er, gezien de omstandigheden nog
goed afgebracht. We kunnen in deze film
weer eens merken welk een uitmuntend film
materiaal we hebben ih Johan Kaart, Cissy
vair 'Bennekom en ook in Gusta Chrispijn—
Mulder. Van Sylvain Poons verwacht het pu
bliek na zijn optreden in de Jantjes en
Bleeke Bet wat anders. Geef hem een ijsco
karretje en hij is geweldig, zijn rol als Josef
Goedhartligt hem veel minder. Cruys Voor-
bergh is een mislukte Hermann Thimig.Over
de dialoog zou veel te zeggen zijn. Die is
zijn Moortje en "het is daar bij niet °ge- pappig misschien, maar zeker niet geestig.
bleven. Zijn blijspelen vonden weer een plaats
op 't speelplan onzer gezelschappen. De oude
tooneelvereeniging heeft in de negentiger
jaren opvoeringen gegeven van De Spaansche
Brabander met een kostelijke Robbeknol
van Ternooy Apel en velen zullen zich nog
wel de voorstellingen van dit blijspel door
het Schouwtooneel met Jan Musch in den
titelrol herinneren. Het Rotterdamsch-Hof-
stad Tooneel speelde eenige jaren geleden 't
Moortje met Fietje de la Mar als Moy Ael
en van de Jonge Spelers zagen wij, nog
pas eenige weken geleden op een school
voorstelling De Klucht van de Koe en Symen
En zoowel de dialoog in sommige gevallen, al;
de dwaze situaties, gevolg van een verwisselen
van een piano en een baby, zijn wel eens wat
gewaagd.
De film heeft dit voordeel, dat ze een be
hoorlijken draad bezit. Konden uit Malle Ge
vallen zonder eenig bezwaar sommige scènes
vervallen en vervangen worden door andere
zonder de film te schaden de Familie van mijn
Vrouw is een verhaal dat verfilmd is, geen
aaneenschakeling van aparte grapjes zonder
verband.
Dat dit verhaal vlot verloopt en duidelijk
is weergegeven pleit voor den vervaardiger. De
fotografie van Akos Farkas mag uitnemend
genoemd worden. En Johan Kaart speelt weer
voortreffelijk zijn rol van dr. Nix. Het is
wonderlijk zooveel deze acteur van niets eigen
lijk wat weet te maken.
Het verhaal betreft een bazige moeder
(Gusta Chrispijn>. die haar man Josef en
haar kinderen onder de pantoffel heeft. De
piano in het huis. waar man en dochter ver
zot op zijn. wordt verkocht volgens haar
wensch, doch Josef laat de piano in het huis
van zijn schoonzoon brengen. Daar woont de
zoon Max bij in. Hij is in het geheim gehuwd
met de huishoudster en hun kind is onder
gebracht bij de zuster van de huishoudster
Daar deze op zekeren dag uit de stad moet,
brengt ze de baby bij haar ouders. Juist op
dien dag komt de piano ook aan en door toe
vallige omstandigheden worden beide in het
tuinhuisje verborgen. Hieruit spruiten de
raarste verwikkelingen voort, waarbij de moe
der en dr. Nix de hoofdrollen spelen. To:
Josef zich moed heeft ingedronken en zijn
vrouw flink de waarheid zegt. Vooral dit stuk
weet het publiek hoogelijk te waardeeren.
De gebruikelijke journaals gaan aan het
hoofdnummer vooraf benevens een komisch
filmpje niet Leon Errol, dat Nooit meer Bridge
heet en wat bij de toeschouwers goed inslaat.
Een programma, dat het wel doen zal.
Wonderen uit P.vgmyland.
De Zondagmorgenfilm in Frans Hals
Theater brengt ons naar Midden Nieuw
Guinea. De Steriing-expeditie had tot taak
met medewerking van het Nederlandsch Gou
vernement Midden Nieuw-Guinea te ontdek,
ken en te zien of de verhalen der kustbewo
ners waarheid bevatten. nJ. dat er een volks
stam van dwergen in het binnenland zou
wonen. De expeditie, die onder leiding stond
van dr. Sterling en een staf van deskundigen
had, begon haar tocht per motorboot met het
opvargn van de gevaarlijke rivier de Mam-
boramo, met stroomversnellingen en draai
kolken. Men ziet het opslaan van het eerste
kamp op een plaats, vanwaar dr. Sterling per
vliegtuig verkenningen ging doen en de plaats
van een volgend kamp opzocht. Toen men
een ontgonnen land had ontdekt trok men
daar per kano heen, omdat er geen geschikt
landingsterrein voor vliegtuigen gevonden
werd. Tenslotte kon de kano ook niet meer
gebruikt worden, waarna men over rotsen den
tocht voort moest zetten, tótdat de ontgon
nen streek met den daar levenden volksstam
werd gevonden.
Van al deze moeilijkheden geeft de film een
beeld en men krijgt een goeden indruk van
den strijd waarmee ontdekkingsreizigers te
kampen hebben.
CINEMA PALACE.
Circus Clown met Joe E. Brown.
Cinema Palace geeft deze- week een vrij uit
gebreid voorprogramma ter inleiding van de
hoofdfilm. Na de beeldenreeksen van Para
mount, van ide Ufa en van Profil-tli krijgen
we een ouden bekende, dien we al weer in
langen tij'd niet in Haarlem gezien hebben,
nl Fritz Grünbaum in Ro-smarien im Glücir
Fritz Grünbaum's geintjes en manieren,
zijn heele wezen amuseeren ons weer net als
dat altijd het geval was, hij denkt er niet
aan zijn afkomst te verloochenen, al zou hij
het kunnen, integendeel hij legt het er nog
'eens extra dik op. Vooaial door Grünbaum is
het ee.n aardig filmpje. Vervolgens laat Ri
chard Himber met zijn orkest zich hoor en. Op
liet tooneel het danspaar Maingit en Fred, dat
hoogst gracieus en elegant in flatfee erende
costumes een paar dansen uitvoert. En zoo
komen we dan tot de circusfilm „Circus
.Clown'" Joe Brown
met zijn aanste
kelijke opgewekt
heid, zijn argelooze
eenvoudigheid
zijn ongelooflijk
.grooten mond heeft
.hier veel vrien
den. Hij heeft een
Soort, niet lijf
spreuk, maar 'lijf-
.kreet, die hij door
zijn verschillende
films laat klinken.
Die kreet schijnt
het publiek te in-
spireeren, Vrijdag
avond hoorden we
in Cinema ver
schillende min of meer geslaagde pogingen
Joe E. Brown.
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONC
Jacques Thibaud speelt Zondag, Jascha
Heifetz Woensdag voor de microfoon te Hil
versum. Twee grooten in de kunst van het
vioolspel, grooten, wier naam en roem in de
oude en nieuwe wereld verbreid zijn en die
toch onderling zeer verschillen. Het spel van
Thibaud oefent, een onweerstaanbare en on
navolgbare bekoring uit. zelfs dan. wanneer,
zooals af en boe voorkomt, de zuiverheid zij
ner intonaties niet onberispelijk is. Het viool
concert- in A van Mozart heb ik verleden jaar
in Scheveningen hooren spelen; het was
verrukkelijk! Nu wordt dit vioolconcert, een
der vijf, die Mozart op ongeveer 19-jarigen
leeftijd schreef, door niet weinige vooraan
staande violisten als een der meest vol
maakte oplossingen van het probleem, „in
strumentaal concert" beschouwd: het heeft
thema's van groote melodische schoon
heid en van prikkelende rytbimische kracht:
het geeft den solist genoegzaam gelegenheid
zijn virtuositeit te demonstreeren en van zijn
to on kwal ite Jfeén te doen genieten; zijn vorm
heeft allerlei verrassende wendingen: de in
strumentatie doet elk instrument tot zijn
recht komen: het is niet oppervlakkig en ook
niet all te diepzinnig. Geen wonder dus, dat
het naast het gelijkwaardige concert in D.
gr. t. een lievelingsstuk der violisten gewor
den is. Toch moet- het, gezien de niet geringe
uitgebreidheid der vioolconcertlitteratuur,
een merkwaardige toevalligheid genoemd
worden, dat Heifetz voor Woensdag hetzelfde
werk gekozen heeft. Dat hij voor de micro
foon speelt is op zich zelf al een merkwaar
digheid, die op veranderde omstandigheden
wijst, want in vroegere jaren weigerde deze
violist steeds om zijn spel anders te doen
uitzenden dan via de grammofoonplaat.
Heifetz is een heel andere natuur dan Thi
baud. Hij is een dier volbloedvirtuozen., wier
technische capaciteiten aan het ongelooflijke
grenzen en schijnt wel in staat elk vioolcon
cert, ook het aller moeilijkste, tweemaal zoo
snel te spelen als het bedoeld is.
In het concert van Beethoven heeft hij dal
jaren geleden eens getoond, ana ar hij is
sindsdien ouder en wijzer geworden, zoodat
dergelijke vandaiismen niet meer van hem
te vreezen zijn. Intussohen lijkt het me inte
ressant den opvattingen en vertolkingen van
Thibaud en Heifetz zoo spoedig na elkaar
eens te kunnen vergelijken.
Mozart's zangspel „Bastien und Bastienne"
dat Zondag onder den niet zeer welluidenden
titel ..Bastiaan en Bastiaantje" door de Hil-
versumsche microfoon wordt, uitgezonden,
werd in 1768 voor het eerst uitgevoerd. De
componist was toen 12 jaar oud! Hoogst
merkwaardig zijn de zekerheid en de zaak
kennis, waarmee de knaap de compositie ge
schreven heeft. De overeenkomst van het
hoofdthema der Ouverture met dat van het
eerste Allegro van Beethoven's „Eroïca" heeft
vaak de aandacht getrokken; men zou ech
ter verkeerd doen. Beethoven deswege van
plagiaat be beschuldigen, want vermoedelijk
heeft hij het zangspel nimmer gekend. Inder
daad zijn vele van Mozart's jeugdwerken pas
in den laatsten tijd weer uit de vergetelheid
;ehaald.
Het zangspel is ook door de Wiener Sanger-
knaben bij hun tournee door ons land uït-
:evoerd; het is echter volstrekt niet voor
kinderen bestemd.
De Huizer microfoon geeft ons Zondag ge-
egenheid onzen vroegeren landgenoot Gerard
Hekiking te hooren spelen. Het celloconcert
van Boccherini is muzikaal niet zeer belang
rijk maar vereischt een uitzonderlijke dosis
technische vaardigheid. De solostukjes voor
cello van Hekking's eigen compositie mogen
ondanks het feit, dat zij volstrekt niet mo
dern zijn, als een dankbaar te aanvaarden
verrijking van de cellolitteratuur beschouwd
worden.
De belangstelling voor het clavecin is in de
laatste tientallen jaren ook herleefd. Nieuwe
werken worden er, voor zoover ik weet. niet
voor geschreven; wel worden door enkele fa
brieken weer nieuwe clavecins gebouwd, 't Is
alleen jammer, dat die instrumenten nog zoo
duur zijn. dat ze buiten het financieele be
reik van de meest-en vallen, anders konden
meerderen zich in het bezit van zoo'n ping
pong verheugen en trachten daarop de oude
muziek weer te geven. De meeste dier clave-
cin-muziek heeft uitgesproken programma
tische bedoelingen. In „La Poule" van Ra-
meau vindt men zelfs directe nabooting van
den kraaien en ons allien bekenden kippe-
zang. Men zou kunnen zeggen dat alleen het
ei ontbreekt. En Rameau's kip kakelt in heel
behoorlijken tweedeeligen vorm.
Bij die oude muziek is de regelmatigheid
der vormen, van welke het rondo het meest
voorkomt, een evpn kenmerkend verschijnsel
als de rijkdom aan, ja, voor onze ooren over
lading met versieringen. Couperin's „Fastes"'
tellen eigenlijk vijf ..actes'", waarvan Wand-a
Landowska slechts de tweede en de derde zal
spelen. Beide zijn op een orgelpunt C. ge
bouwd.
Van het Clavecin naar de jazz is een-
sprong van een paar eeuwen. Rutger Schoute
zal dien sprong Woensdagnamiddag moeten
•doen. want hij komt eerst af.s clavecinist en-
een uur later als jazzpianist voor de Hilver-
sumsche microfoon. Nu kan ons de Sonate
voor alt-saxofoon en piano van Otto Schui-
hoff interesseeren, omdat Schulhoff een ta
melijk vooraanstaande plaats onder de mo
derne componisten inneemt. Dat de muziek,
die ik van hem heb leeren kennen innemend is
:zou ik niet durven beweren; wel was ze hier
en daar amusant, althans voor Hen die een
portie dissonanten kunnen verdragen.
Van de Cantate „Nun 1st das Heil" (Hil
versum, Donderdag) is alleen het eerste dub-
belkoor bewaard gebleven Het is een kolos
sale dubbelfuga, waarvan het thema samen
gesteld is uit motieven, die bij Bach kracht
en vreugde uitdrukken.
De cantate „Ein feste Burg-", ibegint met een
reusachtige koraalfuga; elk der afzonderlijke
fuga's wordt door een canon van het the-ma
in de vergrooting besloten. In het tweede
vers wordt het strijdtiuimult geschilderd, in
het derde de bestorming van den burcht
Gods door infernale machten.
Van de transen klinkt het jubelgezang der
geloovigen.
Deze Cantate was voor de feestelijks Rs-
l'orma'tie-lierdenking van het jaar 1730 be
stemd.
om die kreet te imiteeren. Het zal ons niet
verwonderen, als de jeugd die pogingen niet
alleen voor Cinema bewaart, maar deze
week ook de straat als oefenterrein gebruikt.
Maar ter zake. De film brengt ons in die cir
cuswereld vóór en achter de coulissen. We
zien het privélevon van de medewerkenden
met hun vreugden en hun nooden en we zien
wat het publiek van het circus ziet.
Ongelooflijke staaltjes van acrobatiek. Een
jeugdig bezoeker in onze buurt kwam zoo
onder den indruk van dat prachtige werken,
dat hij een oogenblik vergat dat het film
was en plots begon te klappen. Het lachen
van de anderen bracht hem tot de werkelijk
heid terug. Wanneer Joe Brown werkelijk
zélf die oefeningen uitvoert en er geen stunt
voor wordt gebruikt dan is hij een eerste klas
aerobaat, maar het is bijna niet aan te ne
men, dat hij het zelf doel. Behalve acrobatiek
beoefent Joe oo-k het dieren temmen. Met- den
leeuw Leo gaat hij om. of het een goedige
New-Foundlander is. hij aait- hem, klopt hem
op zijn kop. houdt zelfs 'n we ei strijd met hem
in het brullen. Joe's vader, die vroeger bij
het circus is geweest, wil Joe verre houden
van alles, wat met het circus iets uitstaande
heeft. Maar het bloed kruipt waar het niet
gaan kan. Joe heeft zich, buiten weten van
den ouden heer om in verschillende dingen
geoefend.
Op een dag verdwijnt hij stilletjes met een,
circus, dat door de stad van zijn inwoning
kwam. In het begin krijgt hij niet anders
dan oppassers werk hoewel hij den directeur
herhaaldelijk verzekerd heeft, dat hij heel
wat beters kan, de directeur wil hem zijn
kans niet geven. In het circus werkt een al
leraardigst meisje Alice als acrobate. Joe en
zij zijn heel goede vrienden. Ook haar broer
Jaok werkt, aan de trapeze. Op een keer, als
zij op moeten treden en Joe bij Jack in de
tent komt, ziet hij dat Jack alcohol wil gaan
drinken. Joe probeert Jack d-e flesch te ont
rukken als juist Alice binnenkomt. Om Alice
te sparen zegt Joe, dat hij wilde drinken en
dat Jaek hem de flesch niet wilde geven. Hij
zet de flesch aan zijn mond en drinkt hem
heeïemaai leeg om te voorkomen dat Jack iets
er van zal gebruiken. Gevolg is dat hij stom
dronken wordt en op staanden voet ontsla
gen wordt. Later komt hij weer bij het circus
en komt weer bij Jack in de tent als hij juist
op moet treden, en zich bedronken heeft. Met
een knockout stelt hij Jack buiten gevecht,
waardoor hij voorkomt dat Jack in dien toe
stand zijn levensgevaarlijke toeren doet. Hij
zelf gaat in de plaats van Jack. Daar in den
nok van het .circus, waar Alice haar broer
Jack wacht, komt het tot een verklaring tus-
jchen Alice en Joe. Als hun nummer schit
terend volbracht is, staat daar heelemaal in
de -hoogte een heel gelukkig paartje. A-ls
Alice haar gezichtje naar het publiek wende,
staat daar heel duidelijk op te lezen, dat ze
zich zoceven met Joe de clown -heeft verloofd.
Joe heeft zijn stempel op haar gezicht ge
drukt.
Bij bet overlezen van het verslag merk ik
dat ik Joe Brown, Joe Brown 'héb gelaten,
'terwijl hij in de film Happy Howard heet. De
'lezer gelieve daar rekening mee te houden.
LUXOR SOUND THEATER.
Maureen O'Sullivan en Robert
Montgomery in „Don Juan van
Broadway".
„Lucky" Wilson heeft zijn bijnaam niet
voor niets gekregen. In zijn lïefdesaffaires
heeft hij al' even veel „luck" als in de „zaken",
die hij met zijn handlangers op Broadway
uitoefent. De jonge Wilson is het echte type
van den gentleman-bandiet en met zijn in
nemend en overtuigend optreden slaagt hij
er in de eerzame handelslieden op te lichten
door hen hooge bedragen te laten betalen z.g.
voor beveiliging yan hun bedrijf tegen gang
sters. Zijn practijken zijn echter aan de
politie bekend en het behoeft dan ook niet
te verwonderen, dat er voortdurend een paar
detectives in zijn onmiddellijke nabijheid op
den loer liggen. Al het den speurder Mac Car-
thy eindelijk gelukt is een val voor den ban
dietenleider op te zetten, weet deze, hoewel
zwaar gewond, nog juist per auto te ont
komen. Die krachtproef vergt te veel van
zijn krachten en ergens midden in het plat
teland zakt hij machteloos achter het stuur
ineen. Zoo wordt hij gevonden door den goed-
hartïgen boer Miller, die hem meeneemt naar
de boerderij, waar een liefderijke verpleging
zijn deel wordt. De
gezondheidstoestand
van den jeugdigen
avonturier gaat in
deze omgeving snel
vooruit, maar behalve
dat voltrekt er zich
in zijn innerlijk een
volledige verandering.
Twee dingen zijn de
oorzaak van deze me-
tamorfoze: de heil-
zame invloed van het
j eerlijke, frissche boe-
ren le ven en zijn
hartstochtelijke ver
eering van de lieve,
onbedorven Pauline
Miller. Een hechte liefdesband sluit zich om
den gentleman-bandiet en het boerenmeisje....
Totdat de komst van den detective MacCarthy
en zijn assistent den schoonen liefdesroman
wreed dreigt te verstoren. Wilson heeft tegen
over de boerenfamilie zijn identiteit steeds
verborgen kunnen houden, doch nu schijnt
alles verloren. De detective toont echter zijn
groot-menschelijk karakter door Wilson toe
te staan zijn rol uit te spelen; de beide
politie-beambten gaan voor ..vrienden" door
en de familie Miller blijft van den waren
aard van het voorval onkundig. Wilson moet
terug naar New-York, waar hem achttien
maanden gevangenisstraf te wachten staat en
hij belooft de Millers na de „afwikkeling dei-
zaken" opnieuw op de boerderij terug te
komen. Dan volgt het moeilijke afscheid.
Tegenover Pauiine wenscht ..Lucky" Wilton
niet langer te zwijgen. Hij onthult haar zijn
geheim. Het meisje vergeeft hem zwijgend
zijn vroeger leven en de twee jonge menschen
zweren elkaar opnieuw hun trouw, hechter en
inniger; inniger wellicht dan ooit te voren.
Dat is in het kort de geschiedenis van „Don
Juan van Broadway", waar een spannende
film uit oogebouw is met uitstekende rollen
an Maureen O'Sullivan en Robert Montgo
mery. Een film, die boeit van het begin tot
het einde en waarin het tragische en het
komische element oo verrassende wijze ineen
vlochten zijn. Behalve de hoofpersonen dient
ook Mickey Rooney senoem-s te worden, die
als de kleine Willy Miller allerleukst spel te
zien geeft.
Het voorprogramma bevat actueele gebeur
tenissen uit het buitenland, een film over het
Panamakanaal, een kluchtige historie ge
naamd ..Blauwe Oogen" en de HoUand-beeld-
en-klank-revue. waaruit we de kijkjes op de
Hiswa en een toespraak van den Oceaan
vlieger Hondong memoreeren.
Mureen O'Sullivan.