GERBRAND ADRIAENSZ. BREDERO. BIOSCOPEN. HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 10 ct. Radiomuziek der week ZATERDAG 16 MAART 1935 HAARLEM'S D A G B E A D o LETTEREN EN KUNST Ter herdenking van zijn geboortedag op 16 Maart 1585 Stirj j op)',ux- piQyy.fa to.u&iu j Wanneer in Nederland de klassieken een vaste plaats op het repertoire onzer tooneel. gezelschappen hadden, zooals in Duitschland en Frankrijk, dan zouden zeker vandaag, nu het 350 jaar geleden Is dat onze grootste blijspeldichter Gerbrand Adriaensz Bredero in de Nes te Amsterdam geooren werd. Het Moortje of De Spaansche Brabander worden opgevoerd. Nu gaat deze voor onze Nederland- sche letterkunde toch zoo belangrijke herden kingsdag ongemerkt voorbij en moeten wij wachten op een dag in het laatst van Maart, waarop De Jonge Spelers De Klucht van de Koe en Symen sonder soeticheyt, welke stuk ken zij toevallig op hun repertoire hebben, zullen spelen en Bredero dus dan zal worden herdacht. Vijftig jaar geleden was het al niet veel anders. Toen had er op 31 Maart een feest- voorstelling plaats van 't Moortje door de Kon. Ver. ..Het Nederlandsch Tooneel" in den Stadsschouwburg op het Leidsche Plein, en werd de herdenking van den dichter op den dag te voren luisterrijk in de hoofdstad gevierd Wanneer één blijspeldichter deze huldiging- verdiende, dan was het zeker wel Gerbrand Adriaensz Bredero, die Amsterdammer was in hart en nieren en hc-t Amsterdam van zijn tijd in zijn blijspelen voor ons heeft doen leven, als geen ander voor of na hem. Bredero was misschien wel de meest geniale blijspeldichter dien Nederland heeft gehad. In ontwikkeling stond hij ver achter bij mannen als Hooft, Huygens en Coster. Hij had niet zooals deze andere tijdgenooten een klassieke opleiding genoten, Hij was enkel op een gewone school geweest het Groot School der Oude Zijde en hij noemde zich zelf dan ook later „een slechten Amstel. dammer; die maar een weynich Kints-school- frans in 't hoofd rammelde". De verdere ontwikkeling heeft hij zich zelf moeten bijbrengen, maar tot Latijn en Grieksch bijvoorbeeld heeft hij het nooit gebracht, zoo dat hij zich altijd de mindere voelde bij de geleerden en dichters, met wie hij verkeerde. Toen hij zijn Moortje bewerkte naar Terentius' Eunuchus, moest hij zich behelpen met een vertaling in het Fransch, in welke taal hij het zoo ver had gebracht, dat hij er zelfs son netten in heeft gedicht. En zijn opleiding bij den Schilder Badens, bij wien hij in de leer was om schilder te worden, heeft zijn gevoel voor coloriet en compositie waarschijnlijk wel versterkt, maar hem zeker weinig geholpen voor zijn algemeene geestelijke ontwikkeling. En toch heeft dit niet belet, dat hij als blij speldichter zelfs Hooft heeft overtroffen en hij in Nederland een gansch eenige plaats heeft ingenomen. Dat was te danken aan zijn natuurlijk talent en aan zijn oorspronkelijk heid vooral. Want of ick schoon al las Hetgeen zoo kunstich was Als Goddelyck geschreven Ten gingh ter ziel noch sin Soo nyver my niet in Als 't eygen zelfs beleven. Zoo heeft hij eens gedicht. Zijn kunst bloeide op uit het eigen leven dat hij hartstochtelijk onderging en in het kleurrijke, bonte Amster dam dat hij zoo lief had en waarin hij de menschen en het verdere materiaal vond voor zijn realistische schilderingen. Wat Brouwer Ostade en Jan Steen gaven als schilders, heeft hij ons gegeven als blijspeldichter. Hij Hij zag de menschen van zijn tijd op dezelfde boertige wijze en bracht hen tot leven in zijn fel-realïstische tooneelen, die evenzeer blijvende kleurrijke schilderijen zijn als die van de groote meesters uit dien tijd. Het is opmerkelijk, dat zijn blijspelen voor het nageslacht de meeste waarde hebben in de fragmenten, die feitelijk dramatisch zwak ke plekken zijn. Als dramaturg was Bredero de mindere van Hooft. Br is en terecht dikwijls scherpe kritiek geleverd op zijn blij spelen, de fouten liggen vooral in een stuk als 't Moortje voor het grijpen. Bredero be werkte zijn spelen meestal zooals in dien tijd gebruikelijk was naai' oude voorbeelden. Trouwens ook een Shakespeare deed zulks her haaldelijk. Voor zijn Moortje vond hij zijn stof in Eunuchus van Terentius, voor zijn Klucht van de Koe gebruikte hij tot voorbeeld hetzelfde middeleeuwsche verhaal, dat ook Hans Sachs had gediend in zijn Fastnacht- spiel, zijn Molenaar was een dramatiseering van een Italiaansche novelle, voor zijn Spaan- schen Brabander putte hij uit een Spaanschen heldenroman Lazarillo de Formes, maar Bre dero was het grootst, als hij zich van zijn voorbeelden geheel los maakte en zich zelf werd. wanneer hij bijvoorbeeld Kackerlack in 't Moortje zijn wandelingen laat maken langs de markten in Amsterdam en daarvan een schildering geeft zoo bont en rijk, dat dit oude Amsterdam voor ons gaat leven, als hij in het kostelijk levendig verhaal van Reynier in het zelfde blijspel het vroolijk bestaan beschrijft van de jongelingschap uit het begin der 17de eeuw en ons in Frederyck een Amsterdammer teekent van zijn voetzolen tot zijn haarwortels. Hoe verrukkelijk zijn die drastische straattafe- reeltjes in Den Spaanschen Brabander, zooals van de knikkerende straatjongens, het relaas van den „Hondeslagher' over de „labbe- kacken" aan 't kerkhof, die kwaadspreken over de gestorvenen, en die van leven-tintelende realistische verhalen van de „divine dochter- kens" Bleeke An en Trijn, waarin zij vertellen, hoe zij op het breede pad zijn geraakt. Al deze tooneelen staan feitelijk buiten het eigenlijke spel. zijn intermezzo's, die zelfs de handeling ophouden, maar wij zouden ze voor geen geld hebben willen missen, want hierin geeft Bredero het meest zijn eigen ik, toont hij zich een uitzonderlijk groot talent, is hij de realistische schilder bij uitnemendheid, door niemand overtroffen. Ik noemde Bredero geniaal. Men behoeft slechts de werken, die hij in zijn korte leven voortbracht te noemen, om begrip te krijgen van zijn zeldzame gaven en werkkracht. Het is bekend, dat hij 'n vrij ongebonden en loszin nig leven leidde en veel lief heeft gehad, maar dit belette hem niet om behalve zijn weinig beteekenende schilderstukken in zijn jonge jaren, vijf treurspelen Rodd'rick ende Al- phonsen. Griane, Lucelle, Stomme Ridder en Het daghet in het Oosten te schrijven, stukken, waarvan de komische tusschen- spelen het meest eigene van Bredero gave voorts drie kluchten De Klucht van de Koe. Symen sonder Soeticheyt en De Meu- lenaer en in het laatst van zijn leven twee beroemd geworden blijspelen. Het Moortje en De Spaansche Brabander. En dan zijn er nog zijn tallooze gedichten drink en liefdeslie deren uit zijn Boertigh Amoureus en zijn Aandachtig Groot Liedtboeck. waarvan ik in een Haarlemsch blad zeker niet den aanhef van dat gezond, oubollig drinklied: Haarlemsche drooghe harten nu, Komt, toont hier wie ghij zijt, Wij Amsterdammers tarten u Te drinken eens om strijd. mag vergeten te noemen. En dan te bedenken, dat hij slechts 33 jaar oud is geworden en ons dat alles in 'n zoo kort leven heeft geschonken! Wat had ons land nog van Bredero mogen verwachten, als hij lan ger had geleefd. Want in zijn werken en voor al in zijn tooneelstukken is een steeds stijgende lijn te onderkennen, die haar cli max vindt in De Spaansche Brabander, waar in hij in Jerolimo en den goedronden Robbe knol twee prachtige blijspelfiguren heeft ge geven, welke doen denken aan Don Quic-hotte en Sancha Pancha en dat ook in zijn com positie ver uitgaat boven zijn andere werk. Dat Bredero in zijn tijd zeer populair was, bewijzen wel de vele opvoeringen van zijn stuk, eerst in de rederijkerskamer. „In Liefde Bloeyende" en later in de „Duytsche Acame- mie". Schreef Coster niet. dat „in de dryê jaren tijds oft daaromtrent die Bredero bij de Kamer geweest is, het voorszegde Gods- huys" waaraan de baten der voorstellingen te goede kwamen „meer inkomst gehad heeft als in alle de voorgaande jaren, dat voor *t selve bij de Kamer gespeeld is ge weest"? Ook na zijn dood in 1618 werden de spelen van Bredero nog lang en dikwijls op gevoerd, maar later vooral in de 18de en de eerste helft der 19e eeuw raakten zijn stuk ken in de vergetelheid, omdat men ze te ruw en realistisch vond. Zelfs in 1884 schreef Jan ten Brink, die een opvoering van de Klucht van de Koe aanbeval voor de her denking van zijn 300sten geboortedag, dat enkele fragmenten moesten worden geschrapt, „omdat onze kieschheidsbegrippen omtrent hetgeen er in het openbaar mag gezegd en gedaan worden, hemelsbreed van de ruwe toestanden der zeventiende eeuw verschil len". Wij zijn vooral na de realistische periode in onze letterkunde allang daar over heen. In 1885 op het herdenkingsfeest ging sonder Soeticheyt en het trof ons bij deze opvoering, hoe voortreffelijk „tooneel" Brede ro wist te schrijven. Zeer lang heeft men in Bredero evenals in Jan Steen voornamelijk den vroolijken. losbandigen kant gezien en men vergat, dat hij niet voor niets bevriend was geweest met mannen als Hooft, Coster en Roemer Vis- scher. Uit zijn liederen vooral leeren wij den mensch Bredero kennen. En dat waren niet uitsluitend drink- en liefdesliederen. Ik heb in dit artikel voornamelijk over den tooneel - dichter Bredero geschreven, den boertighen. vroolijken spottenden Bredero. Wie den an deren Bredero, den ernstigen, dikwijls melan- cholieken mensch, zooals hij was in het laatst van zijn jonge leven, wil kennen, leze de ge dichten uit zijn Aandaghtich Liedt-Boeck. Wie zou den boertigen dichter van 't Moortje, de Meulenaar en De klucht van de Koe herken nen in het onderstaande teere gedicht: Mijn sieltje schreyt. dat sucht en weent. Mits ick met aardsche dinghen Meer als met Gode ben vereent, En nimmer recht kan dwingen Mijn ongebonden sotte wil. Heer, maeckt mij selve-locis en stil Als u verkorelinge. Leert mij, o Godt. mijn boose lust Bestrijen en verwinnen. Gheeft mij inden gemoede rust E-n Christe'ijcke sinnen. Die noch de werelt, noch haer vreughd Maer die d'oprechte ware deughd Oneyndelick beminnen. Het was vooral de invloed van zijn god vruchtige, goede moeder Maryghen en het na derend einde, hetwelk hij zag komen, dat hem deed berusten, zoodat hij in zijn laatste le vensdagen dichtte: Al 't gene dat de Lien Ter Wereld mogen .sien, Of nimmermeer verwerven, En wensch ick niet soo seer Als saligh in den Heer Te leven en te sterven. Op een leeftijd, woarop anderen nog in het volle jonge leven staan, ging hij heen. Op den dag van heden herdenken wij in dankbaar heid, wat hij in zijn kort maar vruchtbaar leven heeft geschapen en ons heeft nage laten. J. B. SCHUIL. FRANS HALS THEATER. De Familie van mijn Vrouw. Om met de samenvatting van alles te be- innen: een genoegelijke film, die bij het publiek ongetwijfeld succes za] hebben. Het is een Nederlandsche rolprent, verstaanbaar dus voor iedereen, met ariisten als Johan Kaart, Sylvain Poons, Cissy van Bennekom, Gusta ChrispijnMulder, met dwaze verwikkelingen en spelend in het ons zoo vertrouwde en zoo schoone Nederlandsche landschap in het Gooi, opgenomen onder regie van Jaap Speyer, met muziek van Rudolf Nelson. Het scenario is echter tooneelmatig gebleven en Jaap Speyer heeft daarmee moeten worste len en heeft 't er, gezien de omstandigheden nog goed afgebracht. We kunnen in deze film weer eens merken welk een uitmuntend film materiaal we hebben ih Johan Kaart, Cissy vair 'Bennekom en ook in Gusta Chrispijn— Mulder. Van Sylvain Poons verwacht het pu bliek na zijn optreden in de Jantjes en Bleeke Bet wat anders. Geef hem een ijsco karretje en hij is geweldig, zijn rol als Josef Goedhartligt hem veel minder. Cruys Voor- bergh is een mislukte Hermann Thimig.Over de dialoog zou veel te zeggen zijn. Die is zijn Moortje en "het is daar bij niet °ge- pappig misschien, maar zeker niet geestig. bleven. Zijn blijspelen vonden weer een plaats op 't speelplan onzer gezelschappen. De oude tooneelvereeniging heeft in de negentiger jaren opvoeringen gegeven van De Spaansche Brabander met een kostelijke Robbeknol van Ternooy Apel en velen zullen zich nog wel de voorstellingen van dit blijspel door het Schouwtooneel met Jan Musch in den titelrol herinneren. Het Rotterdamsch-Hof- stad Tooneel speelde eenige jaren geleden 't Moortje met Fietje de la Mar als Moy Ael en van de Jonge Spelers zagen wij, nog pas eenige weken geleden op een school voorstelling De Klucht van de Koe en Symen En zoowel de dialoog in sommige gevallen, al; de dwaze situaties, gevolg van een verwisselen van een piano en een baby, zijn wel eens wat gewaagd. De film heeft dit voordeel, dat ze een be hoorlijken draad bezit. Konden uit Malle Ge vallen zonder eenig bezwaar sommige scènes vervallen en vervangen worden door andere zonder de film te schaden de Familie van mijn Vrouw is een verhaal dat verfilmd is, geen aaneenschakeling van aparte grapjes zonder verband. Dat dit verhaal vlot verloopt en duidelijk is weergegeven pleit voor den vervaardiger. De fotografie van Akos Farkas mag uitnemend genoemd worden. En Johan Kaart speelt weer voortreffelijk zijn rol van dr. Nix. Het is wonderlijk zooveel deze acteur van niets eigen lijk wat weet te maken. Het verhaal betreft een bazige moeder (Gusta Chrispijn>. die haar man Josef en haar kinderen onder de pantoffel heeft. De piano in het huis. waar man en dochter ver zot op zijn. wordt verkocht volgens haar wensch, doch Josef laat de piano in het huis van zijn schoonzoon brengen. Daar woont de zoon Max bij in. Hij is in het geheim gehuwd met de huishoudster en hun kind is onder gebracht bij de zuster van de huishoudster Daar deze op zekeren dag uit de stad moet, brengt ze de baby bij haar ouders. Juist op dien dag komt de piano ook aan en door toe vallige omstandigheden worden beide in het tuinhuisje verborgen. Hieruit spruiten de raarste verwikkelingen voort, waarbij de moe der en dr. Nix de hoofdrollen spelen. To: Josef zich moed heeft ingedronken en zijn vrouw flink de waarheid zegt. Vooral dit stuk weet het publiek hoogelijk te waardeeren. De gebruikelijke journaals gaan aan het hoofdnummer vooraf benevens een komisch filmpje niet Leon Errol, dat Nooit meer Bridge heet en wat bij de toeschouwers goed inslaat. Een programma, dat het wel doen zal. Wonderen uit P.vgmyland. De Zondagmorgenfilm in Frans Hals Theater brengt ons naar Midden Nieuw Guinea. De Steriing-expeditie had tot taak met medewerking van het Nederlandsch Gou vernement Midden Nieuw-Guinea te ontdek, ken en te zien of de verhalen der kustbewo ners waarheid bevatten. nJ. dat er een volks stam van dwergen in het binnenland zou wonen. De expeditie, die onder leiding stond van dr. Sterling en een staf van deskundigen had, begon haar tocht per motorboot met het opvargn van de gevaarlijke rivier de Mam- boramo, met stroomversnellingen en draai kolken. Men ziet het opslaan van het eerste kamp op een plaats, vanwaar dr. Sterling per vliegtuig verkenningen ging doen en de plaats van een volgend kamp opzocht. Toen men een ontgonnen land had ontdekt trok men daar per kano heen, omdat er geen geschikt landingsterrein voor vliegtuigen gevonden werd. Tenslotte kon de kano ook niet meer gebruikt worden, waarna men over rotsen den tocht voort moest zetten, tótdat de ontgon nen streek met den daar levenden volksstam werd gevonden. Van al deze moeilijkheden geeft de film een beeld en men krijgt een goeden indruk van den strijd waarmee ontdekkingsreizigers te kampen hebben. CINEMA PALACE. Circus Clown met Joe E. Brown. Cinema Palace geeft deze- week een vrij uit gebreid voorprogramma ter inleiding van de hoofdfilm. Na de beeldenreeksen van Para mount, van ide Ufa en van Profil-tli krijgen we een ouden bekende, dien we al weer in langen tij'd niet in Haarlem gezien hebben, nl Fritz Grünbaum in Ro-smarien im Glücir Fritz Grünbaum's geintjes en manieren, zijn heele wezen amuseeren ons weer net als dat altijd het geval was, hij denkt er niet aan zijn afkomst te verloochenen, al zou hij het kunnen, integendeel hij legt het er nog 'eens extra dik op. Vooaial door Grünbaum is het ee.n aardig filmpje. Vervolgens laat Ri chard Himber met zijn orkest zich hoor en. Op liet tooneel het danspaar Maingit en Fred, dat hoogst gracieus en elegant in flatfee erende costumes een paar dansen uitvoert. En zoo komen we dan tot de circusfilm „Circus .Clown'" Joe Brown met zijn aanste kelijke opgewekt heid, zijn argelooze eenvoudigheid zijn ongelooflijk .grooten mond heeft .hier veel vrien den. Hij heeft een Soort, niet lijf spreuk, maar 'lijf- .kreet, die hij door zijn verschillende films laat klinken. Die kreet schijnt het publiek te in- spireeren, Vrijdag avond hoorden we in Cinema ver schillende min of meer geslaagde pogingen Joe E. Brown. EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONC Jacques Thibaud speelt Zondag, Jascha Heifetz Woensdag voor de microfoon te Hil versum. Twee grooten in de kunst van het vioolspel, grooten, wier naam en roem in de oude en nieuwe wereld verbreid zijn en die toch onderling zeer verschillen. Het spel van Thibaud oefent, een onweerstaanbare en on navolgbare bekoring uit. zelfs dan. wanneer, zooals af en boe voorkomt, de zuiverheid zij ner intonaties niet onberispelijk is. Het viool concert- in A van Mozart heb ik verleden jaar in Scheveningen hooren spelen; het was verrukkelijk! Nu wordt dit vioolconcert, een der vijf, die Mozart op ongeveer 19-jarigen leeftijd schreef, door niet weinige vooraan staande violisten als een der meest vol maakte oplossingen van het probleem, „in strumentaal concert" beschouwd: het heeft thema's van groote melodische schoon heid en van prikkelende rytbimische kracht: het geeft den solist genoegzaam gelegenheid zijn virtuositeit te demonstreeren en van zijn to on kwal ite Jfeén te doen genieten; zijn vorm heeft allerlei verrassende wendingen: de in strumentatie doet elk instrument tot zijn recht komen: het is niet oppervlakkig en ook niet all te diepzinnig. Geen wonder dus, dat het naast het gelijkwaardige concert in D. gr. t. een lievelingsstuk der violisten gewor den is. Toch moet- het, gezien de niet geringe uitgebreidheid der vioolconcertlitteratuur, een merkwaardige toevalligheid genoemd worden, dat Heifetz voor Woensdag hetzelfde werk gekozen heeft. Dat hij voor de micro foon speelt is op zich zelf al een merkwaar digheid, die op veranderde omstandigheden wijst, want in vroegere jaren weigerde deze violist steeds om zijn spel anders te doen uitzenden dan via de grammofoonplaat. Heifetz is een heel andere natuur dan Thi baud. Hij is een dier volbloedvirtuozen., wier technische capaciteiten aan het ongelooflijke grenzen en schijnt wel in staat elk vioolcon cert, ook het aller moeilijkste, tweemaal zoo snel te spelen als het bedoeld is. In het concert van Beethoven heeft hij dal jaren geleden eens getoond, ana ar hij is sindsdien ouder en wijzer geworden, zoodat dergelijke vandaiismen niet meer van hem te vreezen zijn. Intussohen lijkt het me inte ressant den opvattingen en vertolkingen van Thibaud en Heifetz zoo spoedig na elkaar eens te kunnen vergelijken. Mozart's zangspel „Bastien und Bastienne" dat Zondag onder den niet zeer welluidenden titel ..Bastiaan en Bastiaantje" door de Hil- versumsche microfoon wordt, uitgezonden, werd in 1768 voor het eerst uitgevoerd. De componist was toen 12 jaar oud! Hoogst merkwaardig zijn de zekerheid en de zaak kennis, waarmee de knaap de compositie ge schreven heeft. De overeenkomst van het hoofdthema der Ouverture met dat van het eerste Allegro van Beethoven's „Eroïca" heeft vaak de aandacht getrokken; men zou ech ter verkeerd doen. Beethoven deswege van plagiaat be beschuldigen, want vermoedelijk heeft hij het zangspel nimmer gekend. Inder daad zijn vele van Mozart's jeugdwerken pas in den laatsten tijd weer uit de vergetelheid ;ehaald. Het zangspel is ook door de Wiener Sanger- knaben bij hun tournee door ons land uït- :evoerd; het is echter volstrekt niet voor kinderen bestemd. De Huizer microfoon geeft ons Zondag ge- egenheid onzen vroegeren landgenoot Gerard Hekiking te hooren spelen. Het celloconcert van Boccherini is muzikaal niet zeer belang rijk maar vereischt een uitzonderlijke dosis technische vaardigheid. De solostukjes voor cello van Hekking's eigen compositie mogen ondanks het feit, dat zij volstrekt niet mo dern zijn, als een dankbaar te aanvaarden verrijking van de cellolitteratuur beschouwd worden. De belangstelling voor het clavecin is in de laatste tientallen jaren ook herleefd. Nieuwe werken worden er, voor zoover ik weet. niet voor geschreven; wel worden door enkele fa brieken weer nieuwe clavecins gebouwd, 't Is alleen jammer, dat die instrumenten nog zoo duur zijn. dat ze buiten het financieele be reik van de meest-en vallen, anders konden meerderen zich in het bezit van zoo'n ping pong verheugen en trachten daarop de oude muziek weer te geven. De meeste dier clave- cin-muziek heeft uitgesproken programma tische bedoelingen. In „La Poule" van Ra- meau vindt men zelfs directe nabooting van den kraaien en ons allien bekenden kippe- zang. Men zou kunnen zeggen dat alleen het ei ontbreekt. En Rameau's kip kakelt in heel behoorlijken tweedeeligen vorm. Bij die oude muziek is de regelmatigheid der vormen, van welke het rondo het meest voorkomt, een evpn kenmerkend verschijnsel als de rijkdom aan, ja, voor onze ooren over lading met versieringen. Couperin's „Fastes"' tellen eigenlijk vijf ..actes'", waarvan Wand-a Landowska slechts de tweede en de derde zal spelen. Beide zijn op een orgelpunt C. ge bouwd. Van het Clavecin naar de jazz is een- sprong van een paar eeuwen. Rutger Schoute zal dien sprong Woensdagnamiddag moeten •doen. want hij komt eerst af.s clavecinist en- een uur later als jazzpianist voor de Hilver- sumsche microfoon. Nu kan ons de Sonate voor alt-saxofoon en piano van Otto Schui- hoff interesseeren, omdat Schulhoff een ta melijk vooraanstaande plaats onder de mo derne componisten inneemt. Dat de muziek, die ik van hem heb leeren kennen innemend is :zou ik niet durven beweren; wel was ze hier en daar amusant, althans voor Hen die een portie dissonanten kunnen verdragen. Van de Cantate „Nun 1st das Heil" (Hil versum, Donderdag) is alleen het eerste dub- belkoor bewaard gebleven Het is een kolos sale dubbelfuga, waarvan het thema samen gesteld is uit motieven, die bij Bach kracht en vreugde uitdrukken. De cantate „Ein feste Burg-", ibegint met een reusachtige koraalfuga; elk der afzonderlijke fuga's wordt door een canon van het the-ma in de vergrooting besloten. In het tweede vers wordt het strijdtiuimult geschilderd, in het derde de bestorming van den burcht Gods door infernale machten. Van de transen klinkt het jubelgezang der geloovigen. Deze Cantate was voor de feestelijks Rs- l'orma'tie-lierdenking van het jaar 1730 be stemd. om die kreet te imiteeren. Het zal ons niet verwonderen, als de jeugd die pogingen niet alleen voor Cinema bewaart, maar deze week ook de straat als oefenterrein gebruikt. Maar ter zake. De film brengt ons in die cir cuswereld vóór en achter de coulissen. We zien het privélevon van de medewerkenden met hun vreugden en hun nooden en we zien wat het publiek van het circus ziet. Ongelooflijke staaltjes van acrobatiek. Een jeugdig bezoeker in onze buurt kwam zoo onder den indruk van dat prachtige werken, dat hij een oogenblik vergat dat het film was en plots begon te klappen. Het lachen van de anderen bracht hem tot de werkelijk heid terug. Wanneer Joe Brown werkelijk zélf die oefeningen uitvoert en er geen stunt voor wordt gebruikt dan is hij een eerste klas aerobaat, maar het is bijna niet aan te ne men, dat hij het zelf doel. Behalve acrobatiek beoefent Joe oo-k het dieren temmen. Met- den leeuw Leo gaat hij om. of het een goedige New-Foundlander is. hij aait- hem, klopt hem op zijn kop. houdt zelfs 'n we ei strijd met hem in het brullen. Joe's vader, die vroeger bij het circus is geweest, wil Joe verre houden van alles, wat met het circus iets uitstaande heeft. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Joe heeft zich, buiten weten van den ouden heer om in verschillende dingen geoefend. Op een dag verdwijnt hij stilletjes met een, circus, dat door de stad van zijn inwoning kwam. In het begin krijgt hij niet anders dan oppassers werk hoewel hij den directeur herhaaldelijk verzekerd heeft, dat hij heel wat beters kan, de directeur wil hem zijn kans niet geven. In het circus werkt een al leraardigst meisje Alice als acrobate. Joe en zij zijn heel goede vrienden. Ook haar broer Jaok werkt, aan de trapeze. Op een keer, als zij op moeten treden en Joe bij Jack in de tent komt, ziet hij dat Jack alcohol wil gaan drinken. Joe probeert Jack d-e flesch te ont rukken als juist Alice binnenkomt. Om Alice te sparen zegt Joe, dat hij wilde drinken en dat Jaek hem de flesch niet wilde geven. Hij zet de flesch aan zijn mond en drinkt hem heeïemaai leeg om te voorkomen dat Jack iets er van zal gebruiken. Gevolg is dat hij stom dronken wordt en op staanden voet ontsla gen wordt. Later komt hij weer bij het circus en komt weer bij Jack in de tent als hij juist op moet treden, en zich bedronken heeft. Met een knockout stelt hij Jack buiten gevecht, waardoor hij voorkomt dat Jack in dien toe stand zijn levensgevaarlijke toeren doet. Hij zelf gaat in de plaats van Jack. Daar in den nok van het .circus, waar Alice haar broer Jack wacht, komt het tot een verklaring tus- jchen Alice en Joe. Als hun nummer schit terend volbracht is, staat daar heelemaal in de -hoogte een heel gelukkig paartje. A-ls Alice haar gezichtje naar het publiek wende, staat daar heel duidelijk op te lezen, dat ze zich zoceven met Joe de clown -heeft verloofd. Joe heeft zijn stempel op haar gezicht ge drukt. Bij bet overlezen van het verslag merk ik dat ik Joe Brown, Joe Brown 'héb gelaten, 'terwijl hij in de film Happy Howard heet. De 'lezer gelieve daar rekening mee te houden. LUXOR SOUND THEATER. Maureen O'Sullivan en Robert Montgomery in „Don Juan van Broadway". „Lucky" Wilson heeft zijn bijnaam niet voor niets gekregen. In zijn lïefdesaffaires heeft hij al' even veel „luck" als in de „zaken", die hij met zijn handlangers op Broadway uitoefent. De jonge Wilson is het echte type van den gentleman-bandiet en met zijn in nemend en overtuigend optreden slaagt hij er in de eerzame handelslieden op te lichten door hen hooge bedragen te laten betalen z.g. voor beveiliging yan hun bedrijf tegen gang sters. Zijn practijken zijn echter aan de politie bekend en het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat er voortdurend een paar detectives in zijn onmiddellijke nabijheid op den loer liggen. Al het den speurder Mac Car- thy eindelijk gelukt is een val voor den ban dietenleider op te zetten, weet deze, hoewel zwaar gewond, nog juist per auto te ont komen. Die krachtproef vergt te veel van zijn krachten en ergens midden in het plat teland zakt hij machteloos achter het stuur ineen. Zoo wordt hij gevonden door den goed- hartïgen boer Miller, die hem meeneemt naar de boerderij, waar een liefderijke verpleging zijn deel wordt. De gezondheidstoestand van den jeugdigen avonturier gaat in deze omgeving snel vooruit, maar behalve dat voltrekt er zich in zijn innerlijk een volledige verandering. Twee dingen zijn de oorzaak van deze me- tamorfoze: de heil- zame invloed van het j eerlijke, frissche boe- ren le ven en zijn hartstochtelijke ver eering van de lieve, onbedorven Pauline Miller. Een hechte liefdesband sluit zich om den gentleman-bandiet en het boerenmeisje.... Totdat de komst van den detective MacCarthy en zijn assistent den schoonen liefdesroman wreed dreigt te verstoren. Wilson heeft tegen over de boerenfamilie zijn identiteit steeds verborgen kunnen houden, doch nu schijnt alles verloren. De detective toont echter zijn groot-menschelijk karakter door Wilson toe te staan zijn rol uit te spelen; de beide politie-beambten gaan voor ..vrienden" door en de familie Miller blijft van den waren aard van het voorval onkundig. Wilson moet terug naar New-York, waar hem achttien maanden gevangenisstraf te wachten staat en hij belooft de Millers na de „afwikkeling dei- zaken" opnieuw op de boerderij terug te komen. Dan volgt het moeilijke afscheid. Tegenover Pauiine wenscht ..Lucky" Wilton niet langer te zwijgen. Hij onthult haar zijn geheim. Het meisje vergeeft hem zwijgend zijn vroeger leven en de twee jonge menschen zweren elkaar opnieuw hun trouw, hechter en inniger; inniger wellicht dan ooit te voren. Dat is in het kort de geschiedenis van „Don Juan van Broadway", waar een spannende film uit oogebouw is met uitstekende rollen an Maureen O'Sullivan en Robert Montgo mery. Een film, die boeit van het begin tot het einde en waarin het tragische en het komische element oo verrassende wijze ineen vlochten zijn. Behalve de hoofpersonen dient ook Mickey Rooney senoem-s te worden, die als de kleine Willy Miller allerleukst spel te zien geeft. Het voorprogramma bevat actueele gebeur tenissen uit het buitenland, een film over het Panamakanaal, een kluchtige historie ge naamd ..Blauwe Oogen" en de HoUand-beeld- en-klank-revue. waaruit we de kijkjes op de Hiswa en een toespraak van den Oceaan vlieger Hondong memoreeren. Mureen O'Sullivan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 14