DE TWEELINGZUSTERS
In gezelschap van den commissaris der Koningin in Noord Holland, jhr. mr. dr A.
Roëll. en het tentoonstellingsbestuur, bezichtigt de minister van Economische Zaken,
minister Steenberghe, de bloemententoonstelling .Flora 1935' te Heemstede, welke
Vrijdag door den minister werd geopend
Een prachtige amaryllis op de bloemententoonstelling «Flora 1935" welke Vrijdag
door minister Steenberghe officieel is geopend
.Hoogstaand" werk In de Jonker Fransstraat te Rotterdam, waar Vrijdag onder b»>
langstelling van een groote menigte, een heistelling werd geplaatst
De meest gewillige hond van de Winnertentoonstelling, de grootste
hondententoonstelling van dit jaar, welke in het R A I -gebouw te
Amsterdam gehouden wordt
De heer A J. W Monnik vierde Vrijdag zijn zilveren jubileum
als burgemeester van Aallen. De jubilaris met zijn echtgenoote
tijdens de zanghulde der kinderen
Vroege bezoekers
van het Schevening-
sche strand waagden
Vrijdag een wande
lingetje In zee
Richtingaanwijzers en verkeerspolitie zorgen
in Heemstede voor de goede regeling van
het verkeer naar de groote bloementen
toonstelling .Flora 1935
FEUILLETON.
üit het Engelsch van
PATRICIA WEXTWORTH.
Nadruk verboden
49)
Anne sloeg haar oogen op. zag een glimp
van John's km, zuchtte en zei:
„Wat een haast heb jij!"
„Natuurlijk heb ik haast".
Hij pakte den brief aan, stak hem in de
enveloppe, plakte hem dicht en stond op.
„Ik ga nu even naar de bus".
„John. doe het alsjeblieft niet!"
„Ik ben er over een minuut weer. Ik wil, dat
Jenny den brief met de eerste post krijgt, om
dat ik mijn plannen voor morgen gemaakt
heb. Direct na het ontbijt ga ik naar juffrouw
Jones, daarna naar Carruthers. Ik zal hem
zeggen een rekening te openen voor je bij
Lloyd's. Ze moeten je handteekening hebben,
maar dan kan Dinsdag wel. Carruthers zal om
te beginnen vijfhonderd pond storten. Dan ga
ik koffiedrinken en daarna vertrek ik naar
Waterdene".
Anne staarde hem met een eigenaardige
hulpeloos gevoel aan. Met den brief in zijn
hand liep hij naar de deur. Daar keerde hij
zich om.
„Je kunt Mrs. Fossick-Yates het beste mor
gen na het ontbijt vertellen, dat dringende
redenenen je noodzaken om weg te gaan.
Aurora verwacht je hier tegen theetijd. Als
je er dan nog niet bent, zal ze je komen
halen. Maar ik meen, dat het beter is als
Aurora en Mrs. Fossick-Yates elkaar niet
ontmoeten. Ik geloof, niet, dat ze samen goed
zullen opschieten. Daarom moest je maar zor
gen voor de thee hier te zijn. Ik kom tegen
zeven uur. Aurora heeft me ten eten ge
vraagd".
Hij ging weg en sloeg met een besliste
beweging de deur achter zich dicht.
Anne liet haar kin op haar hand rusten
en ze vroeg zich af waarom ze niet boos
was. Ze voelde, dat ze boos had behooren te
zijn. Ze had moeten zeggen, dat ze geen
bankrekening verlangde, niet bij Aurora
wilde komen, of verloofd wenschte te zijn.
Maar aan den anderen kant, al zei ze deze
dingen, dan schenen ze toch geen indruk te
maken. Ze voelde zich slap en zwak en nogal
gelukkig. Horrocks opende de deur en begon,
langzaam en met afkeurenden blik, voor de
thee te zorgen.
XXXVII.
Zorgvuldig voorbereide plannen vallen niet
altijd uit zooals men wel denkt. John praatte
met een schreiende, ongeloovige, protestee-
rende juffrouw Jones en een zwijgenden en
geërgerden Mr. Carruthers. Daarna lunchte
hij en vertrok met de auto.
Jenny zou zes uren hebben om Nicholas de
waarheid te vertellen. Hij reed door een dich
ten druilregen, voelde zich opgewekt en vast
besloten, zonder eenig idee te hebben van 't
feit. dat de brief Jenny niet bereikt had. Deze
lag in de Hall op Waterdene bij een half do
zijn andere brieven op den terugkeer van
„Sir Nicholas is in de studeerkamer", zei de
end waren uit geweest te wachten.
John reed voor, een minuut of vijf voor dat
Jenny de brieven weggenomen had en er mee
naar boven, naar de kinderkamer was gegaan.
„Sir Nicholas is in de stuurkamer", zei de
butler, waarna hij hem naar de studeerkamer
volgde.
Nicholas speelde met de ooren van een
spaniel. Hij zei: „Liggen, Jess! Koest oude
jongen!" en keerde zich toen met een aller-
beminlijksten glimlach tot John, alsof hun
laatste onderhoud nooit had plaats gehad.
„Hij eet me haast op als ik weggeweest ben".
John's opgewektheid en vertrouwen kregen
een lichten schok. Was het mogelijk, dat een
man, die juist, d.w.z. in de laatste zes uren,
iets gewaar was geworden, dat hem een slag
in het aangezicht moest zijn geweest, er zoo
onbezorgd en rustig kon uitzien als Nicho
las?
„Wat wil je gebruiken?" vroeg Nicholas, met
de hand op de belknop.
„O niets, dank je. Ik ben eigenlijk hier ge
komen om over zaken te praten".
„De laatste man, die dat zei, wenschte mij
waardelooze vodjes papier van een niet be
staande mijn te verkoopen," antwoordde Ni
cholas.
„Het is niet over geld. Tusschen twee haak
jes, ik heb Jenny geschreven. Heeft ze mijn
brief ontvangen?"
Nicholas scheen dit een eigenaardige vraag
te vinden. Zijn wenkbrauwen gingen omhoog.
„Ik heb er werkelijk geen idee van".
„Ik schreef haar. dat Anne en ik ver
loofd waren", zei John, zonder te weten, dat
zijn stem een uitdaging inhield.
„Anne!" sprak Nicholas.
„Anne Waveney".
Nicholas stak een sigaret aan en mikte de
lucifer keurig in de papiermand, die aan het
andere einde van zijn schrijftafel stond.
„Wat bedoel je daarmee?"
„Ik bedoel, dat het je eigen aangelegen
heden zijn".
„Allicht. Maar de jouwe en die van Jenny
ook".
Tusschen twee rookwolken in zei Nicholas:
„Niet direct".
Hij ging op de armleuning van een stoel
zitten, de sigaret in de hand en hij keek naar
de punt van zijn schoen. Zijn glimlach was
nog aangenaam.
John had een oogenblik van onzekerheid.
Nicholas scheen niets te weten. Jenny had
geen open kaart gespeeld. Nu, ze had haar kans
gehad. Nicholas 'zou het weten, alleen
Het oogenblik van onzekerheid verdween.
„Het zijn zeker Jenny's aangelegenheden.
Of het de jouwe zijn, is een zaak, die jij en
Jenny moeten uitmaken. Neen, wacht een
moment, ik wil mij uitspreken en ik had
graag, dat je naar mij luisterde. Ik dacht dat
Jenny met je gepraat had, maar het schijnt
Van niet".
.Jennny kent mijn standpunt. Dat is niet
veranderd. Misschien spaart het moeite als ik
dadelijk zeg, dat ik het ook nooit en nimmer
veranderen zal".
„Ik zou graag willen, dat je naar mij luis
terde. Anne en ik gaan over een week of drie
trouwen. En ik geloof, dat als je met Jenny
gepraat hebt, je
Nicholas viel hem in de rede.
„Mijn beste John, mijn oordeel over Anne
Waveney zal zich nooit wijzigen. Ik wil je ge
voelens niet kwetsen, maar het zal ons moei
lijkheden besparen, als je mijn besluit in zake
Anne als definitief wilt accepteeren".
„Ik geloof", hernam John op vriendelijken
toon, „ik geloof, dat als je met de feiten op
de hoogte gesteld bent, je voelen zult, dat jij
en Jenny verplicht zijn
Nicholas viel hem opnieuw in de rede:
„Ik erken geen enkele verplichting".
Johu vervolgde:
„Er is heel wat gepraat geweest en er zal
nog meer gepraat worden als jij en Jenny
Anne zoo blijven negeeren".
Nicholas stak een nieuwe sigaret aan.
„Anne Waveney is haar eigen weg gevolgd.
Ik heb je verteld hoe die was. Ik heb niet de
minste intentie om Jenny toe te staan om
maar eenig contact met haar te zoeken".
„Ik geloof werkelijk, dat je beter deed er
met Jenny over te praten. Ik heb haar ge
schreven en haar voorgesteld, dat Anne hier
zou komen tot we zullen trouwen. Als Jenny
niet met je gesproken heeft, zul je natuurlijk
.Neen" zeggen. Daarom kan je beter met
Jenny praten alvorens iets te zeggen".
Nicholas wierp hem een eigenaardigen zij-
delingschen blik toe. Hij bleef een minuut
lang zwijgend rooken voor hij zei:
„Niets van, wat je Jenny verteld hebt, zal
iets aan mijn opinie veranderen". Een tweede
blik scheen hem duidelijk te zeggen: „Nu
kun je gaan".
John nam er geen notitie van. Hij vroeg
zich af waar Jenny was, vervolgde op aarze
lenden toon:
„Ik geloof dat je de ware toedracht niet
kent. Er waren dingen, die ik Jenny gevraagd
had jou te vertellen. Ik denk dat als je dl«
weet je heel anders over Anne zult denken.
Daarom wordt ik ook niet kwaad. Ik zou
Jenny graag spreken, als je er niets op tegen
hebt".
Nicholas haalde de schouders op, en liep
naar de bel.
„Als je dan van Jenny wilt hooren, dat
mijn besluit onherroepelijk vast staat, dan
heb ik daar niets op tegenJa, ik heb ge
beld. Wil je Lady Marr vragen beneden te
komen..Zeg haar, dat Sir John Waveney hier
is".
Toen de deur gesloten was, nam hij zijn
gemakkelijke houding weer aan, er was een
trek van ergernis en verveling op zijn gezicht.
Boven zal Jenny op den grond met de
baby op haar schoot.
„Hij kent mij, nurse! Ik ben er van over
tuigd, dat hij mij kent! Is 't waar, schatje?
Hoe vond je die stoute mammie, die zoo maar-
voor twee heele dagen wegging? Nurse, ik
geloof vast dat hij zwaarder is geworden ik
weet het zeker!"
„Hij heeft uw brieven te pakken, mevrouw.
Hij steekt ze zoo in zijn mondje".
Jenny lachte en kuste de rose grijphandjes.
„Stil liggen, kleintje! O. hij heeft aan den
hoek van dezen brief gesabbeld. Stout kindje".
Ze nam de enveloppe" op en bleef toen naar
het adres kijken. Ze dacht: „John Waveney!
Waarom moet hij mij schrijven?"
Ze nam er den brief uit, dien ze in haar
haast scheurde en las wat John geschreven'
had:
„Anne en ik gaan trouwen".
L(Wordt vervolg^