rAGIO Een zanger van levenslied. het VRIJDAG Jongeren Vredes Actie. De stand der oorlogsvoorbereiding. In het gebouw van dén Ned. Protestanten bond werd Donderdagavond een bijeenkomst gehouden, uitgeschreven door het Landelijk Comité der Jongeren Vredes Actie. Doel van de bijeenkomst, die onder leiding stond van den heer John Pront, lid van het öagelijksch bestuur der Jongeren Vredes Actie, was: openbare voorlichting inzake den stand der oorlogsvoorbereiding. De heer A, J. Pleysier, uit Hilversum, be handelde de poiitlek-economische voorberei ding van den oorlog; Albert de Jong. uit Heemstede, de militair-technische en Ds. A, R. de Jong. uit Bussum. de psychische (gees telij k-moreele) voorbereiding. De eerste spreker de heer Pleysier, begon met te zeggen dat wij iederen dag oorlog voeren: de maatschappij is er op ingericht. De uiterste vorm er van is de militaire oorlog. En voor spr. is de strijd tegen het mi litairisme, de strijd tegen het kapitalisme. De belegging van kapitaal in buitenlandsche ondernemingen brengt mee. dat een land zich bemoeit met de toestanden in het land, waar het kapitaal is belegd. Dat kapitaal kan slechts met de wapenen in de vuist in het vreemde land voordeelen of privileges af dwingen. Men zie naar China. De invloed van het imperialisme komt uit in drie dingen: in den strijd om de grond stoffen fb.v. petroleum, katoen, rubber): in den strijd om het afzetgebied, welke strijd in dezen tijd scherper is dan ooit- China en Japan) en tenslotte in den strijd om het be zit van de transporbwegen. waarlangs de goederen naar het afzetgebied moeben ver voerd worden. Italië kan zijn bevolking niet voeden en heeft grooten land honger; het zoekt dus naar gebied in Algiers en Tunis, wat Frank rijk met leedè oogen aanziet. Gevolg: ver sterking van de vloten der beide landen, Op het vaste land van Europa is een be angstigende hoeveelheid wrijvingsvlakken; het sluiten van de grenzen versterkt de te genstellingen tusschen de landen.- Men zoekt niet zijn..heil in sa,menwerking, maar in steeds verder gaande - splitsing. Zoo wordt herstel van Europa ónmogelijk. Hitler wil niet berusten In de „Poolsche corridor", heeft hij gezegd. Dit beteekent eigenlijk oorlog, want een aanval van Duitschland op Polen zou eigenlijk beteeke- nen een aanval op Frankrijk. Voorts zal Duitschland Elzas Lotharingen weer terug willen hebben, omdat na den wereldoorlog ,.de macht van het staal" verplaatst is van Duitschland naar Le Creuzot, Duitschland zal zich nu niet onmiddellijk in een oorlog storten, maar in het Oosten liggen gevaarlijke vuurhaarden. Spr. eindigde met te zeggen dat de strijd voor den wede is een strijd voor de volksziel. De heer Albert de Jong wees on de snelle ontwikkeling van de oorlogstechniek en van de oorlogsindustrie in de laatste 20 jaren, De oorlog wordt nu ook gevoerd onder water en in de lucht en met vaste stoffen: gassen en vloeistoffen. Bij den oorlog zijn nu be trokken soldaten, arbeiders en arbeidsters. De geheele industrie wordt i n den oorlog dienstbaar gemaakt aan den oorlog. Het ge heele nationale en industrieele leven is thans in den oorlog betrokken. In Amerika is de geheele oorlogsorganisatie op elk gebied (ook op het gebied van voortbrenging en distribu tie) al gereed, En zoo is het in meerdere of mindere mate ook In de andere landen. In Duitschland zoekt men naar middelen, om zich in oorlogstijd onafhankelijk te ma ken van het buitenland. Er is organisatie en productie overal.... maar voor den oorlog! Aan millioenen voor de oorlogsvoorbereiding is geen gebrek. Overal wordt gewerkt aan versterking der luchtvloten. De volgende oorlog zal zijn een luchtoorlog en een gifgas- oorlog. gevoerd niet door ..kerels", maar door internationale lafbekken. Ook bacteriën zul len worden gebruikt. Dat is de beschaving van 1935! Gasmaskers worden aanbevolen (maar die helpen niet tegen brisantgranaten. niet te gen mosterdgas) en het vluchten in kelders. Maar waar zijn die kelders? Geen bescher ming is mogelijk tegen aanvallen uit de lucht. De vraag van de verdediging van het va derland is geen vraagstuk voor een bepaald land. maar een internationaal waagstuk. Na de pauze sprak Ds. A. R de Jong. Hoe komt het. zoo vroeg sor.. dat het mi litairisme zich no?: zoo brutaal kan vertoo- nen en alles en alles voor zich kan op- eischen? Dat komt doordat de menschen no? niet beter zijn en uiet beter verdienen. Wij hebben nog niet genoeg alle krachten bijge bracht, die er zijn. om den oorlog te bestrij den. De mensch heeft een wonderliike neiging op. te gaan. of liever: wee te duiken, in de massa. De kuddegeest is sterk. En hij heeft ook een sterke neiging om te gehoorzamen, om te luisteren naar de woorden van hem die leidersallures heeft. In den oorlog wordt od deze neigingen gesopculoerd. En dan heef' de mensch ook het kind reeds een ze kere agressiviteit in zich. Menschen zijn mi litaristen. voor een deel. in aanleg. Zij die ons voor den oorlog willen winnen komen met massa-suggestie door militair vertoon: ook zijn er films die in deze rich ting werken. En er ziin altiid wel „groote lei ders". die de massa electriceeren, die het word van het gezag spreken, waarvoor men buigt. Maar de wereld wordt niet beheerscht dooi die groote leiders, doch door het kapitaal en het imperialisme. Hitier electriceert de mas sa. maar ook hij is door banden gebonden. Men vraagt van ons het offer, den helden moed. de doodsverachting en men krijgt «daardoor nog altiid zeer velen mee. Zij heb ben den moed niet. „neen" te zeggen tegen degenen die hen opjagen. ..De oorlog is onuit roeibaar". wordt er gezegd en velen gelooven dat! Wie dan ook den oorlog iwil aanvallen. moet beginnen met een aanval te doen op zichzelf. Het gevoel voor het vaderland is niet meer zoo groot. Wie geen werk heeft en een goed baantje in het buitenland kan krijgen gaat er immers uit! En velen hebben vrienden in het buitenland. Maar als het internationaal kapitaal, dat nationaal werkt, op de vader landsliefde gaat werken, ja dan wordt dat gevoel voor het vaderland weer in eens ge wekt. Met een beroep op het waarachtig gevoel van broederschap in den mensch eindigde spr. Wanneer het oogenblik daar is, zal het groote „neen!" moeten worden gezegd. Méér dan het vaderland is de diepe, zuivere men- schelijkheid. die zich verantwoordelijk weet. „Het vaderland is niet alles; ik ben ook nog mènsch!" Dai moeten wij durven zeggen! IN HAARLEM-NOORD Die zelf bijna niet kan leven. W. K. Bertram. Dezer dagen is op een feestavond van de bewoners der gemeentewoningen in Haarlem- Noord als zanger van het levenslied belange loos opgetreden W. K. Bertram, ook een dei- bewoners. In ons verslag was te lezen „dat hij verschillende nummers gaf die het volk graag hoort". Wij ontvingen den volgenden dag een.brief van een zijner buren, die evenals Bertram werkloos is, maar toch een lans brak voor zijn kunstzinnigen mede-huurder. „Is het zoo schreef hij niet te betreuren, dat dergelijke menschen gedwongen zijn hun brood langs de huizen te verdienen? Zijn er te Haarlem niet een paar goedwillenden die genegen zijn hem vooruit te helpen, zoodat hij niet meer de straat op moet". Wij zijn eens met Bertram, wonend Spaarn- hovenstraat 58, gaan praten. Al gauw kwam zijn harmonica voor den dag en gaf hij ons zijn repertoireboek met meer dan 100 num mers om een keuze te doen. En toen klonk zijn krachtig en vol stemgeluid door de kamer. Ernst en humor wisselden af. We hadden het slechts voor het zeggen Maar zelfs bij den humor zagen wij het schrille levensleed. Hier was. zooals wij het in den kop boven dit artikeltje zetten, een zanger van het levenslied aan het woord die zelf bijna ïiiet kan leven. Wij bladerden in zijn levens boek. dat ons al gauw de overtuiging gaf, dat het lot dezen man niet gunstig geweest is. Pech en tegenspoed zijn steeds zijn deel geweest. Zijn kinderjaren verbleef hij in een wees huis in Rotterdam. „Maar ik was eigenwijs, wilde niet in het gareel loopen en ging als 14-jarige de wijde wereld in. Een poosje heb ik zelfs ter haringvangst gevaren. Toen ik zestien was liep ik weer door de Rotterdam- sche straten te zwerven. Geen geld, geen huis, geen vriendenEen die het zelf niet breed had nam mij in huis. Den volgenden morgen moest ik mee om uit sintelhoopen stukjes kool te zoeken. Daarmee moest ik het brood dat ik kreeg verdienen. Maar dat ik mijn levensmoed nog niet verloren had, bleek uit mijn zingen onder dat trieste werk. „Jong zoo zei mijn beschermer jij hebt een mooie stem. Daar is meer mee te verdienen dan met kooltjes zoeken. Wij gaan samen de straat op, jij zingt en ik haal geld op." Dat was mijn debuut als liedjeszanger! Lang ben ik niet bij dien „be schermer" geweest. Het zwerven zat mij in het bloed. Ik kwam met kunstbroeders in aan- aking en met ons vieren (drie mannen en een vrouw) vormden wij een kwartet. Langs de huizen haalden wij ons kostje wel op. Ook heb ik twee jaar als clown in een circus gewerkt. I Maar geluk heb ik niet veel gehad. Eens was ik aangenomen om met andere artisten op een concert in Vlissingen te zingen, 'k Moest daarvoor een gekleede jas huren, maar het kon lijden, want ik zou een tientje verdienen. Toen wij uitgezongen waren was de impressario er met ons geld vandoor. Zoo zat ik altijd in het hoekje waar de slagen vielen. Toch had ik ook wel eens een gelukje. 20 jaar geleden was ik ook in Vlissingen, waar de Belgen die er woonden feest vierden ter eere van den jon gen koning Albert, Ik schreef een lied en trok er mee naar het Belgische consulaat, waar men in feeststemming was. Ik mocht mijn lied daar zingen en het viel zoo in den smaak dat ik verder aan de jool mocht deelnemen én met 38 gulden in den zak naar huis. ging.- Als ik kon zocht ik gewoon handwerk. Alleen als dit niet te krijgen was, nam ik de toe vlucht tot de kunst. De laatste jaren werkte ik in een fabriek te Haarlem, totdat ik als werklooze naar Maatschappelijk Hulpbetoon werd gedreven. Veel. steun kreeg ik evenwel niet, omdat mijn twee zoons samen 12 1 2 gulden verdienden. Toen een hunner 11/2. gul den opslag kreeg werd mij op het Proveniers huis verteld, dat mijn gezinsinkomsten daar door precies aan de grens gekomen waren, zoodat ik verder van allen steun werd uitge sloten. Maar hoe moet ik met mijn vrouw en twee zoons van 14 gulden leven? De Commis saris van Politie heeft mij nu een vergunning gegeven om een paar dagen in de week in Haarlem's straten te zingen, maar. dat levert heel weinig op. In de arbeiderswijken is veel werkloosheid en ook vele middenstanders hebben het zoo hard, dat er voor mij geen paar centen af kunnen. Ais ik op een heelen dag 70 centen vergaar, heb ik goede zaken ge maakt! 'k Zou blij zijn als die zangvergunning werd ingetrokken en mij een rijksdaalder steun in de week gegeven werd. In de goede jaren zong ik ook veel op brui loften en partfjen. Ik heb wel eens een bruiloft gehad waar ik 25 gulden verdiende. Nu durft men mij wel eens te vragen om een heelen avond te komen zingen vooreen gulden, Bovendien worden, ook al door de malaise, speelmannen heel weinig meer bij huiselijke feesten gevraagd. Dat liedjes zingen op straat staat mij ook erg tegen. Ik voel dat ik beter kan. Als ik vroeger wel eens optrad op feestavonden, dan had ik steeds veel succes. In den mobilisatie tijd heb ik ook wel voor de soldaten gezon gen. Al zeg ik het zelf met een reuzen-succes. Verleden jaar heb ik voor de VARA-microfoon gedebuteerd. Veel brieven uit alle oorden des lands verzekerden mij. dat het ingeslagen was. Ook op den feestavond van onze Ge meentewoningen was men voor mij niet zuinig met applaus. Ik zou zoo besloot Bertram zoo graag een zanger van het levenslied op de planken worden. Maar daarvoor moet je een kruiwagen hebben. Met mijn half-kapotte harmonica kan ik mij niet bij Louis Davids of andere impressa- rio's melden. O, werd mij maar eens een kans gegeven. Mijn repertoire is rijk. Het typische is, dat ik specialist in oude liedjes ben die nog steeds bij het volk inslaan, omdat er meer me lodie in zit dan in de moderne nummers." En Bertram gespte de harmonica weer om. De oude bekende liedjes van de molens aan de Zaan. het meisje dat treurend aan den oever zat, rolden door de kamer. Het klonk inderdaact zeer verdienstelijk. Onder eenige leiding zoh' déze zaiigër van "het levenslied het veel vérder kunnen brengen dan straatzanger. Maar hoe komt hij verder? Welke vereeniging wil hem eens uitnoodigen voor een feestavond om hem daardoor iets te laten verdienen (Adv. Ingez. Med.) door TJEBBO FRANKEN. IANDBLAADJES DOEN HUN NAAM EER AAN lhwxqdm ma*i din Qnipofif. (Adv. Ingez. Med.) ARROND. RECHTBANK. In rood hemd en borstrok. Op een vergadering van de V.V.S.V. was een man verschenen met een rood hemd. Be keuring volgde, hij moest op 't politiebureau het roode hemd uittrekken en in zijn borst rok naar de vergadering terug gaan. Dat noemde verd. (die van den kantonrechter een boete van f 5 had gekregen) een schan daal. Voor de rechtbank betoogde verd. dat een vergadering waarvoor je betalen moest om binnen te komen, niet openbaar is. De officier eischte bevestiging van het vonnis van den kantonrechter. Verwoesting in de trambaan. Donderdagmiddag stond voor de recht bank een automobilist terecht, die 's avonds op de Amsterdamsche Vaart van den rechten weg is afgeweken, op de trambaan terecht was gekomen en daar een groote verwoesting had aangericht. Een meisje dat bij hem in de auto zat werd tamelijk ernstig gewond. Verd. zei dat hij de bocht in den weg niet had opgemerkt. De N.Z.H. heeft een schade vergoeding geëischt van 39.63, die verd. in termijnen wilde betalen, omdat hij nu werk loos is. De eisch luidde 30 of 30 dagen. Botsing in schemerdonker. Op den Heerenweg reed, een auto in 't schemerdonker een paard met wagen van achteren aan. De president der rechtbank was van oordeel dat de voerman van den wagen wel nog meer rechts had kunnen rij den, wat niet wegneemt dat de chauffeur van de auto (die wel voorzichtig had gereden) de aanrijding had moeten voorkomen. De voerman heeft geruimen tijd niet kunnen werken. De eisch luidde 25 of 25 dagen. De verdediger, Mr. H. J. Hoppe achtte de schuld aan den kant van den voerman. Uitspraak in beide zaken over 14 dagen. In en om een glazen paleis. Indien gij de schoone dwaalwegen der ver beelding bemint, verwacht gij een sprookje. Gij waant u in het paleis der Godin Flora en staat daar een wijle bedremmeld in de won derlijke glansing van het licht, dat, gezeefd door zoovele zachtgroene ruiten, u omgeeft als de nevelen der diepzee. Doch kijk, daar staat de kleine Due v. Tholl warempel, hoe nu? 't is of hij tusschen listig gestelde spiegels staat, want gij ziet hem dui zenderlei malen, rooögedruppeld op een veld van smaragd. Is dit een werkelijkheid, of zij t gij als een duiker afgedaald naar de sferen der als gron- delooze diepten, waar de wieren zich winden om het bloedend koraal? Och, ziet, daar schemeren amethysten fijn geslepen tot heldere bekers violetgevuld, zij staan er roereloos gevat op ranke stelen, zi spelen het spel van licht en lijn en kleur, hef keer en weer van flonkerend juweel. Gij hoort een stem, die vriendelijk zegt; dat is de William Copland, een prachtige vroege bloeier, die een langen bol maakt en veel gevraagd wordt. Maar is dit dan geen sprookje? Daar ginds ligt toch het witte bruidskleed gereed, dat straks in lentedagen door Flora zal gedragen worden, het is een smetteloos weefsel van witte hyacinthenpluimen, nagel aan nagel is tee> der vastgehecht tot een oneindig veelvoud van klokjesmotief. Gij waak en droomt en riekt de geuren van een zoet en zwaar parfum. Zoo aanstonds meent gij zal zij komen, de Godin' der bloemen en zich omhangen met dien hya cintensluier. Maar weer zegt iemand naast u, dat is de White Giant, een kruising van Grand Vedetta en 1 Innocence, die draagt een grooten tros, zoo omstreeks Kerstmis bloeit ze al, een kloeke bloem nietwaar? .Dit is, de stem van Flora niet, zij' moet veel zachliér' 'zijH,.. zóó ''dunkt/ u, het zijn- de 'nuch tere lyopTden: van den kweeker;-welke-u wek ken 'uit den s'prookjesdroom. Komt u eens mee, kijk, hier zijn we in een kas, ja ja, uw glazen paleis, hoewel eigenlijk alleen het dak van glas is, maar u kunt uw zin krijgen, er zijn ook zoogenaamde warenhuizen bijna heelemaal van den grond af van glas gebouwd. Er is echter verschil tusschen een kas en een warenhuis. Een warenhuis is gewoon- .ijk niet verwarmd, terwijl de bollen daar in den bodem zijn geplant, dus gelijk in de vrije natuur. Een warenhuis' in zijn afgeslotenheid is dus de nabootsing van een plekje Zuid- Frankrijk. Doch goed, u ziet nu daar op die tabiets en hier bezijden ons, allemaal bakken netjes naast elkaar, warmpjes aangesloten In die bakken hebben we al maanden geleden tulpenbollen geplant, van die Coplands, u heeft ze ginds in bloei gezien. Dit zijn nog de jonge, gele spruiten. Knijpt u er maar eens voorzichtig in, hier, dan voelt u de verdikking al van den komenden knon Die bakken hebben zóó buiten in den gro"'' jestaan. Een dag of wat geleden hebben wp ze hier in de kas gebracht, toen hadden die spruiten immers de vereischte lengte. Maar we hebben ze niet dadelijk op de tabiets gezet, neen., dat zou veel te veel licht ineens zijn. Daarom gaan ze eerst hier onder-de tabiets Eenige dagen later plaatsen we ze er boven op en dan hebben we weer ruimte voor de an dere bakken, die we van buiten halen. Aanvan kelijk dekken we ze nog wat af met kranten. Ondertusschen worden die hier boven meer en meer groen, de knop komt te voorschijn, rijst omhoog, werkt zich uit het loof, maakt ten slotte bloem. Kijk. h:/vr eri daar ziet u al zoo'n violette Copland voorschijn komen. Hoeveel ik er heb staanMisschien met elkaar wel een vijftig duizend. We zorgen verder in de kas voor warmte Laat eens zien op de thermometer, daar hangt hij juist', dat is twee en zeventig graden Fah renheit. Ja, die temperatuur is natuurlijk verschil lend, afhankelijk van allerlei factoren, zoo als u begrijpt. Wat zegt u, die warmte? O, die krijgen we door middel van een kachel, ook gebruiken we wel centrale verwarming. Zooals u in die andere kas zult zien, waar de buizen liggen. We moeten natuurlijk weer oppassen, dat de planten niet verdrogen. Daarom sproeien we. Bovendien kunnen we de warmte regelen, ge deeltelijk door meer of minder te stoken, of wel door het openen van zoo'n ruit hierbo ven, in elke kas zijneer altijd een paar voor dat doel geconstrueerd. Eigenaardig is het, dat de natuur ten slotte ook hier in de kas haar rol speelt. Al het goed dat men vóór Januari binnen brengt, wordt lang niet zoo forsch en weelderig als na De cember. 't Is of plotseling in Januari alles met meer kracht gaat opleven, ook voor de bloembollen schijnt wel een winterslaap te bestaan. Daar ziet u die Coplands. ze komen lang niet zoo hoog op als deze partij, welke we eerst pas trekken. Trouwens er is steeds wat te denken, als men zoo in de kas staat. Bijvoor beeld. daar hebt u al die sDruiten, tegelijk hier op de tabiets gekomen, sommige worden veel eerder groen, terwijl andere, onmidde/lijk er naast, nog geel zijn. Waar zit dat in? De aard van het licht? De glassoort van het dak? In den bol? In de voorbehandeling van den bol? Och. een kweeker is nooit uitgestudeerd. Weet u wat dat is. ja daar onder tegen dat blad? Natuurlijk, zegft u het maar gerust, dat is luis. Gewoonweg zonder jeuk is dat luis. bladluis. Het is kwaad goedje. Ik heb vroeger in deze kas eens lelies getrokken, die zijn vreeselijk gevoelig voor luis. En als dat beestje eenmaal in de kas is, dan krijg je 't er niet makkelijk meer uit. Wel tijdelijk. Dat deden1 (en wwift van Ideuetn tn qeuetn. we destijds met nicotine, benauwd goed. Als je je pijpje rookt, zou je '4 niet zeggen, maar die nicotine voor de luis, nee, die lucht blijft ontzettend lang hangen. Wij gebruiken tegen woordig liever cyaankali, ja, ja, blauwzuur. Kijkt u maar niet zoo benauwd, u denkt ze ker aan die komeet van Halley, die had ook blauwzuur in z'n staart, de menschenwaren als de dood, dat de aarde door dien staart zou draaien. Enfin, dat hebben we gezien, 't is ge lukkig goed afgeloopen. Bij ons tot nog toe ook. Trouwens ze sluiten de kas af, dat be grijpt u. Nee. de planten tast het niet aan, maar de luis, 't is een lieve lust om te zien, ze zitten als 't waren verstijfd aan de bladeren. Ik heb er wel eens even naar staan kijken, niet lang, want die blauwzuurd-amp slaat op je keel. Na eenige uren is de luis radikaal over leden, je ziet er geen een meer leven. N. S. B. in verkiezingsstrijd. Rede van den heer J. Ph. van Kampen, De heer J. Ph. van Kampen uit Amster dam sprak in de kleine zaal van het Con certgebouw voor de N.S.B. en zette uiteen, dat de argumenten tegen de N.S.B. uitgeput raken. Hij waarschuwde tegen de verkiezings vergaderingen van alle andere partijen, die niets anders doen dan fantaseeren over (dus tegen) de N.S.B. „Zoo doet de N.S.B. niet", aldus verdedigde de spreker zijn partij. Ver volgens critiseerde de heer Van Kampen de houding der regeering, die haar beloften, ver vat in 't politiek verkiezingsprogram der anti-revolutionnairen van eenige jaren ge leden, niet nakwam. Ook de politieke leiders werden door den spreker scherp gehekeld. Hij was ervan overtuigd dat zij op eigenbelang uit zijn, profiteerende van de tegenstellingen die in ons volk bestaan. Alle partijen scher men wel met „vrijheid", maar ook deze leuze van verschillende kanten geuit, was naar de meenipg van den heer Van Kampen slechts schijn. De Frans'che revolutie, het liberalisme, hét marxisme, communisme, democratie, parle mentarisme, individualisme, vrijheid-arbeid- brood, vrijheid-gelijkheid-broederschap, het verzwakte nationalisme, de groeiende nnge- loovigheid werden besproken, zooals meer malen door sprekers der N.S.B. is gedaan. De heer Van Kampen meende dat de „toe stand door „studiereizen" der partijen niet opgelost kon worden. Hij vond het belachelijk dat de S.D.A.P. Donderdagavond in het R.A.I.-gebouw ver gaderde. Hij bespotte namelijk het feit dat „meneer Koos Vorrink de partijgenooten ontving ter betooging van hun trouw aan de democratie en grondwet". Volgens hem lag hierin een tikje jalouzie naar aanleiding van den landdag der N.S.B., die ook in het R.A.I.-gebouw gehouden is. De bewering der sociaal-democraten dat in de landen waar 't socialisme regeert welvaart vpprscht, bestreed de heer Van Kampen. Naar aanleiding van de rede die dr. H. C-olijn eenigen tijd geleden voor de In- 'ast-rieele Club te Amsterdam heeft gehouden zei hij dat de minister-president slechts heeft gezegd wat niet moest en niets positiefs zou hebben beweerd. Groote hilariteit verwekten de regels: Moeder en kind in blik, Zwanenberg in zijn schik. Tegen den boer zegt men stik". Dit ter demonstratie hoe in ons land de staatsslavernii heerscht. die dr. Colijn in zijn rede verwerpelijk had genoemd. Nogmaals schetste de spreker de verdeeld heid en beval de N.S.B.. die hieraan vreemd is. bij zijn hoorders aan. „Wij zijn 't niet die gelooven aan een Sterken Man. en dat een man de verdeeldheid tot „een einde kan brengen", zei de heer Van Kampen. „Maar wel gelooven wij dat arbeid de inzet van ons hoogste levensgeluk is. Welvaart van het land ligt verankerd in de liefde voor natie en gerechtigheid en niet in die van de sluitende begrooting en de ;aafheid van het geld!" Schending van briefgeheim? Als belangrijkste der ingekomen vragen was die over de publicatie van den brief, die ~r. A. Heldring aan den heer A. Asscher had ericht. De vraeenst.eller wilde weten of de heer Van Kampen de schending van het briefgeheim in overeenstemmine achtte met de beginselen der N S/B. en of hij de publi cs f-'e in het partijblad der N. S. B. oirbaar vond. Spr. wilde wat de beweerde .schending" betreft, riet op 't onderzoek van den officier van justitie vooruit looDen. Hij geloofde niet aan schending, maar wel aan een tegen de N.R.R. opgezet relletje, een complot tegen de N.S.B. Volgens den heer Van Kampen was het onwaarschiinliik dat een brief aan de- heer Asscher toevallig in een andere brieven bus terecht zou komen. Eerder zou men in dit verband aan opzet denken. Over 't al o fniet oirbare der publicatie zei de heer Van Kampen, dat andere partijen nok wel brieven hebben gepubliceerd. „Wij ziin geen heilsoldaten Qf middernachtzen- 'lelireen en wij zullen onze tegenstanders treffen waar we kunnen. Toch heeft de pu blicatie van den brief bewezen dat alles wat de N. S. B. van de politieke partijen beweert, ook waar is", zei hij. Fijn noemde de heer Van Kampen de open baarmaking niet. Als er echter sprake van «chendm? van het briefgeheim zou zijn. dan heeft de N.S.B. 't niet gedaan, doch er slechts gebruik van gemaakt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10