rAGIO
Een
zanger van
levenslied.
het
VRIJDAG
Jongeren Vredes Actie.
De stand der oorlogsvoorbereiding.
In het gebouw van dén Ned. Protestanten
bond werd Donderdagavond een bijeenkomst
gehouden, uitgeschreven door het Landelijk
Comité der Jongeren Vredes Actie.
Doel van de bijeenkomst, die onder leiding
stond van den heer John Pront, lid van het
öagelijksch bestuur der Jongeren Vredes
Actie, was: openbare voorlichting inzake den
stand der oorlogsvoorbereiding.
De heer A, J. Pleysier, uit Hilversum, be
handelde de poiitlek-economische voorberei
ding van den oorlog; Albert de Jong. uit
Heemstede, de militair-technische en Ds. A,
R. de Jong. uit Bussum. de psychische (gees
telij k-moreele) voorbereiding.
De eerste spreker de heer Pleysier, begon
met te zeggen dat wij iederen dag oorlog
voeren: de maatschappij is er op ingericht.
De uiterste vorm er van is de militaire
oorlog. En voor spr. is de strijd tegen het mi
litairisme, de strijd tegen het kapitalisme.
De belegging van kapitaal in buitenlandsche
ondernemingen brengt mee. dat een land
zich bemoeit met de toestanden in het land,
waar het kapitaal is belegd. Dat kapitaal kan
slechts met de wapenen in de vuist in het
vreemde land voordeelen of privileges af
dwingen. Men zie naar China.
De invloed van het imperialisme komt uit
in drie dingen: in den strijd om de grond
stoffen fb.v. petroleum, katoen, rubber): in
den strijd om het afzetgebied, welke strijd
in dezen tijd scherper is dan ooit- China en
Japan) en tenslotte in den strijd om het be
zit van de transporbwegen. waarlangs de
goederen naar het afzetgebied moeben ver
voerd worden.
Italië kan zijn bevolking niet voeden en
heeft grooten land honger; het zoekt dus
naar gebied in Algiers en Tunis, wat Frank
rijk met leedè oogen aanziet. Gevolg: ver
sterking van de vloten der beide landen,
Op het vaste land van Europa is een be
angstigende hoeveelheid wrijvingsvlakken;
het sluiten van de grenzen versterkt de te
genstellingen tusschen de landen.- Men zoekt
niet zijn..heil in sa,menwerking, maar in
steeds verder gaande - splitsing. Zoo wordt
herstel van Europa ónmogelijk.
Hitler wil niet berusten In de „Poolsche
corridor", heeft hij gezegd. Dit beteekent
eigenlijk oorlog, want een aanval van
Duitschland op Polen zou eigenlijk beteeke-
nen een aanval op Frankrijk. Voorts zal
Duitschland Elzas Lotharingen weer terug
willen hebben, omdat na den wereldoorlog
,.de macht van het staal" verplaatst is van
Duitschland naar Le Creuzot,
Duitschland zal zich nu niet onmiddellijk
in een oorlog storten, maar in het Oosten
liggen gevaarlijke vuurhaarden.
Spr. eindigde met te zeggen dat de strijd
voor den wede is een strijd voor de volksziel.
De heer Albert de Jong wees on de snelle
ontwikkeling van de oorlogstechniek en van
de oorlogsindustrie in de laatste 20 jaren,
De oorlog wordt nu ook gevoerd onder water
en in de lucht en met vaste stoffen: gassen
en vloeistoffen. Bij den oorlog zijn nu be
trokken soldaten, arbeiders en arbeidsters.
De geheele industrie wordt i n den oorlog
dienstbaar gemaakt aan den oorlog. Het ge
heele nationale en industrieele leven is thans
in den oorlog betrokken. In Amerika is de
geheele oorlogsorganisatie op elk gebied (ook
op het gebied van voortbrenging en distribu
tie) al gereed, En zoo is het in meerdere of
mindere mate ook In de andere landen.
In Duitschland zoekt men naar middelen,
om zich in oorlogstijd onafhankelijk te ma
ken van het buitenland. Er is organisatie en
productie overal.... maar voor den oorlog!
Aan millioenen voor de oorlogsvoorbereiding
is geen gebrek. Overal wordt gewerkt aan
versterking der luchtvloten. De volgende
oorlog zal zijn een luchtoorlog en een gifgas-
oorlog. gevoerd niet door ..kerels", maar door
internationale lafbekken. Ook bacteriën zul
len worden gebruikt. Dat is de beschaving
van 1935!
Gasmaskers worden aanbevolen (maar die
helpen niet tegen brisantgranaten. niet te
gen mosterdgas) en het vluchten in kelders.
Maar waar zijn die kelders? Geen bescher
ming is mogelijk tegen aanvallen uit de lucht.
De vraag van de verdediging van het va
derland is geen vraagstuk voor een bepaald
land. maar een internationaal waagstuk.
Na de pauze sprak Ds. A. R de Jong.
Hoe komt het. zoo vroeg sor.. dat het mi
litairisme zich no?: zoo brutaal kan vertoo-
nen en alles en alles voor zich kan op-
eischen? Dat komt doordat de menschen no?
niet beter zijn en uiet beter verdienen. Wij
hebben nog niet genoeg alle krachten bijge
bracht, die er zijn. om den oorlog te bestrij
den.
De mensch heeft een wonderliike neiging
op. te gaan. of liever: wee te duiken, in de
massa. De kuddegeest is sterk. En hij heeft
ook een sterke neiging om te gehoorzamen,
om te luisteren naar de woorden van hem
die leidersallures heeft. In den oorlog wordt
od deze neigingen gesopculoerd. En dan heef'
de mensch ook het kind reeds een ze
kere agressiviteit in zich. Menschen zijn mi
litaristen. voor een deel. in aanleg.
Zij die ons voor den oorlog willen winnen
komen met massa-suggestie door militair
vertoon: ook zijn er films die in deze rich
ting werken. En er ziin altiid wel „groote lei
ders". die de massa electriceeren, die het
word van het gezag spreken, waarvoor men
buigt.
Maar de wereld wordt niet beheerscht dooi
die groote leiders, doch door het kapitaal en
het imperialisme. Hitier electriceert de mas
sa. maar ook hij is door banden gebonden.
Men vraagt van ons het offer, den helden
moed. de doodsverachting en men krijgt
«daardoor nog altiid zeer velen mee. Zij heb
ben den moed niet. „neen" te zeggen tegen
degenen die hen opjagen. ..De oorlog is onuit
roeibaar". wordt er gezegd en velen gelooven
dat! Wie dan ook den oorlog iwil aanvallen.
moet beginnen met een aanval te doen op
zichzelf.
Het gevoel voor het vaderland is niet meer
zoo groot. Wie geen werk heeft en een goed
baantje in het buitenland kan krijgen gaat
er immers uit! En velen hebben vrienden in
het buitenland. Maar als het internationaal
kapitaal, dat nationaal werkt, op de vader
landsliefde gaat werken, ja dan wordt dat
gevoel voor het vaderland weer in eens ge
wekt.
Met een beroep op het waarachtig gevoel
van broederschap in den mensch eindigde
spr. Wanneer het oogenblik daar is, zal het
groote „neen!" moeten worden gezegd. Méér
dan het vaderland is de diepe, zuivere men-
schelijkheid. die zich verantwoordelijk weet.
„Het vaderland is niet alles; ik ben ook nog
mènsch!" Dai moeten wij durven zeggen!
IN HAARLEM-NOORD
Die zelf bijna niet kan leven.
W. K. Bertram.
Dezer dagen is op een feestavond van de
bewoners der gemeentewoningen in Haarlem-
Noord als zanger van het levenslied belange
loos opgetreden W. K. Bertram, ook een dei-
bewoners. In ons verslag was te lezen „dat hij
verschillende nummers gaf die het volk graag
hoort".
Wij ontvingen den volgenden dag een.brief
van een zijner buren, die evenals Bertram
werkloos is, maar toch een lans brak voor zijn
kunstzinnigen mede-huurder. „Is het zoo
schreef hij niet te betreuren, dat dergelijke
menschen gedwongen zijn hun brood langs
de huizen te verdienen? Zijn er te Haarlem
niet een paar goedwillenden die genegen zijn
hem vooruit te helpen, zoodat hij niet meer
de straat op moet".
Wij zijn eens met Bertram, wonend Spaarn-
hovenstraat 58, gaan praten. Al gauw kwam
zijn harmonica voor den dag en gaf hij ons
zijn repertoireboek met meer dan 100 num
mers om een keuze te doen. En toen klonk
zijn krachtig en vol stemgeluid door de kamer.
Ernst en humor wisselden af. We hadden het
slechts voor het zeggen
Maar zelfs bij den humor zagen wij het
schrille levensleed. Hier was. zooals wij het in
den kop boven dit artikeltje zetten, een zanger
van het levenslied aan het woord die zelf bijna
ïiiet kan leven. Wij bladerden in zijn levens
boek. dat ons al gauw de overtuiging gaf, dat
het lot dezen man niet gunstig geweest is. Pech
en tegenspoed zijn steeds zijn deel geweest.
Zijn kinderjaren verbleef hij in een wees
huis in Rotterdam. „Maar ik was eigenwijs,
wilde niet in het gareel loopen en ging als
14-jarige de wijde wereld in. Een poosje heb
ik zelfs ter haringvangst gevaren. Toen ik
zestien was liep ik weer door de Rotterdam-
sche straten te zwerven. Geen geld, geen huis,
geen vriendenEen die het zelf niet breed
had nam mij in huis. Den volgenden morgen
moest ik mee om uit sintelhoopen stukjes kool
te zoeken. Daarmee moest ik het brood dat ik
kreeg verdienen. Maar dat ik mijn levensmoed
nog niet verloren had, bleek uit mijn zingen
onder dat trieste werk. „Jong zoo zei mijn
beschermer jij hebt een mooie stem. Daar
is meer mee te verdienen dan met kooltjes
zoeken. Wij gaan samen de straat op, jij zingt
en ik haal geld op." Dat was mijn debuut als
liedjeszanger! Lang ben ik niet bij dien „be
schermer" geweest. Het zwerven zat mij in het
bloed. Ik kwam met kunstbroeders in aan-
aking en met ons vieren (drie mannen en een
vrouw) vormden wij een kwartet. Langs de
huizen haalden wij ons kostje wel op. Ook heb
ik twee jaar als clown in een circus gewerkt. I
Maar geluk heb ik niet veel gehad. Eens was
ik aangenomen om met andere artisten op
een concert in Vlissingen te zingen, 'k Moest
daarvoor een gekleede jas huren, maar het kon
lijden, want ik zou een tientje verdienen. Toen
wij uitgezongen waren was de impressario er
met ons geld vandoor. Zoo zat ik altijd in het
hoekje waar de slagen vielen. Toch had ik ook
wel eens een gelukje. 20 jaar geleden was ik
ook in Vlissingen, waar de Belgen die er
woonden feest vierden ter eere van den jon
gen koning Albert, Ik schreef een lied en trok
er mee naar het Belgische consulaat, waar
men in feeststemming was. Ik mocht mijn lied
daar zingen en het viel zoo in den smaak dat
ik verder aan de jool mocht deelnemen én met
38 gulden in den zak naar huis. ging.-
Als ik kon zocht ik gewoon handwerk. Alleen
als dit niet te krijgen was, nam ik de toe
vlucht tot de kunst. De laatste jaren werkte
ik in een fabriek te Haarlem, totdat ik als
werklooze naar Maatschappelijk Hulpbetoon
werd gedreven. Veel. steun kreeg ik evenwel
niet, omdat mijn twee zoons samen 12 1 2
gulden verdienden. Toen een hunner 11/2. gul
den opslag kreeg werd mij op het Proveniers
huis verteld, dat mijn gezinsinkomsten daar
door precies aan de grens gekomen waren,
zoodat ik verder van allen steun werd uitge
sloten. Maar hoe moet ik met mijn vrouw en
twee zoons van 14 gulden leven? De Commis
saris van Politie heeft mij nu een vergunning
gegeven om een paar dagen in de week in
Haarlem's straten te zingen, maar. dat levert
heel weinig op. In de arbeiderswijken is veel
werkloosheid en ook vele middenstanders
hebben het zoo hard, dat er voor mij geen paar
centen af kunnen. Ais ik op een heelen dag
70 centen vergaar, heb ik goede zaken ge
maakt! 'k Zou blij zijn als die zangvergunning
werd ingetrokken en mij een rijksdaalder
steun in de week gegeven werd.
In de goede jaren zong ik ook veel op brui
loften en partfjen. Ik heb wel eens een bruiloft
gehad waar ik 25 gulden verdiende. Nu durft
men mij wel eens te vragen om een heelen
avond te komen zingen vooreen gulden,
Bovendien worden, ook al door de malaise,
speelmannen heel weinig meer bij huiselijke
feesten gevraagd.
Dat liedjes zingen op straat staat mij ook
erg tegen. Ik voel dat ik beter kan. Als ik
vroeger wel eens optrad op feestavonden, dan
had ik steeds veel succes. In den mobilisatie
tijd heb ik ook wel voor de soldaten gezon
gen. Al zeg ik het zelf met een reuzen-succes.
Verleden jaar heb ik voor de VARA-microfoon
gedebuteerd. Veel brieven uit alle oorden des
lands verzekerden mij. dat het ingeslagen
was. Ook op den feestavond van onze Ge
meentewoningen was men voor mij niet zuinig
met applaus.
Ik zou zoo besloot Bertram zoo graag
een zanger van het levenslied op de planken
worden. Maar daarvoor moet je een kruiwagen
hebben.
Met mijn half-kapotte harmonica kan ik
mij niet bij Louis Davids of andere impressa-
rio's melden. O, werd mij maar eens een kans
gegeven. Mijn repertoire is rijk. Het typische
is, dat ik specialist in oude liedjes ben die nog
steeds bij het volk inslaan, omdat er meer me
lodie in zit dan in de moderne nummers."
En Bertram gespte de harmonica weer om.
De oude bekende liedjes van de molens aan
de Zaan. het meisje dat treurend aan den
oever zat, rolden door de kamer.
Het klonk inderdaact zeer verdienstelijk.
Onder eenige leiding zoh' déze zaiigër van "het
levenslied het veel vérder kunnen brengen dan
straatzanger.
Maar hoe komt hij verder?
Welke vereeniging wil hem eens uitnoodigen
voor een feestavond om hem daardoor iets te
laten verdienen
(Adv. Ingez. Med.)
door TJEBBO FRANKEN.
IANDBLAADJES
DOEN HUN NAAM EER AAN
lhwxqdm ma*i din Qnipofif.
(Adv. Ingez. Med.)
ARROND. RECHTBANK.
In rood hemd en borstrok.
Op een vergadering van de V.V.S.V. was
een man verschenen met een rood hemd. Be
keuring volgde, hij moest op 't politiebureau
het roode hemd uittrekken en in zijn borst
rok naar de vergadering terug gaan. Dat
noemde verd. (die van den kantonrechter
een boete van f 5 had gekregen) een schan
daal.
Voor de rechtbank betoogde verd. dat een
vergadering waarvoor je betalen moest om
binnen te komen, niet openbaar is.
De officier eischte bevestiging van het
vonnis van den kantonrechter.
Verwoesting in de trambaan.
Donderdagmiddag stond voor de recht
bank een automobilist terecht, die 's avonds
op de Amsterdamsche Vaart van den rechten
weg is afgeweken, op de trambaan terecht
was gekomen en daar een groote verwoesting
had aangericht. Een meisje dat bij hem in de
auto zat werd tamelijk ernstig gewond.
Verd. zei dat hij de bocht in den weg niet
had opgemerkt. De N.Z.H. heeft een schade
vergoeding geëischt van 39.63, die verd. in
termijnen wilde betalen, omdat hij nu werk
loos is. De eisch luidde 30 of 30 dagen.
Botsing in schemerdonker.
Op den Heerenweg reed, een auto in 't
schemerdonker een paard met wagen van
achteren aan. De president der rechtbank
was van oordeel dat de voerman van den
wagen wel nog meer rechts had kunnen rij
den, wat niet wegneemt dat de chauffeur
van de auto (die wel voorzichtig had gereden)
de aanrijding had moeten voorkomen. De
voerman heeft geruimen tijd niet kunnen
werken.
De eisch luidde 25 of 25 dagen.
De verdediger, Mr. H. J. Hoppe achtte de
schuld aan den kant van den voerman.
Uitspraak in beide zaken over 14 dagen.
In en om een glazen paleis.
Indien gij de schoone dwaalwegen der ver
beelding bemint, verwacht gij een sprookje.
Gij waant u in het paleis der Godin Flora en
staat daar een wijle bedremmeld in de won
derlijke glansing van het licht, dat, gezeefd
door zoovele zachtgroene ruiten, u omgeeft
als de nevelen der diepzee.
Doch kijk, daar staat de kleine Due v. Tholl
warempel, hoe nu? 't is of hij tusschen listig
gestelde spiegels staat, want gij ziet hem dui
zenderlei malen, rooögedruppeld op een veld
van smaragd.
Is dit een werkelijkheid, of zij t gij als een
duiker afgedaald naar de sferen der als gron-
delooze diepten, waar de wieren zich winden
om het bloedend koraal?
Och, ziet, daar schemeren amethysten fijn
geslepen tot heldere bekers violetgevuld, zij
staan er roereloos gevat op ranke stelen, zi
spelen het spel van licht en lijn en kleur, hef
keer en weer van flonkerend juweel. Gij
hoort een stem, die vriendelijk zegt; dat is de
William Copland, een prachtige vroege bloeier,
die een langen bol maakt en veel gevraagd
wordt.
Maar is dit dan geen sprookje? Daar ginds
ligt toch het witte bruidskleed gereed, dat
straks in lentedagen door Flora zal gedragen
worden, het is een smetteloos weefsel van witte
hyacinthenpluimen, nagel aan nagel is tee>
der vastgehecht tot een oneindig veelvoud van
klokjesmotief. Gij waak en droomt en riekt de
geuren van een zoet en zwaar parfum. Zoo
aanstonds meent gij zal zij komen, de Godin'
der bloemen en zich omhangen met dien hya
cintensluier.
Maar weer zegt iemand naast u, dat is de
White Giant, een kruising van Grand Vedetta
en 1 Innocence, die draagt een grooten tros,
zoo omstreeks Kerstmis bloeit ze al, een kloeke
bloem nietwaar?
.Dit is, de stem van Flora niet, zij' moet veel
zachliér' 'zijH,.. zóó ''dunkt/ u, het zijn- de 'nuch
tere lyopTden: van den kweeker;-welke-u wek
ken 'uit den s'prookjesdroom.
Komt u eens mee, kijk, hier zijn we in een
kas, ja ja, uw glazen paleis, hoewel eigenlijk
alleen het dak van glas is, maar u kunt uw zin
krijgen, er zijn ook zoogenaamde warenhuizen
bijna heelemaal van den grond af van glas
gebouwd. Er is echter verschil tusschen een kas
en een warenhuis. Een warenhuis is gewoon-
.ijk niet verwarmd, terwijl de bollen daar in
den bodem zijn geplant, dus gelijk in de vrije
natuur. Een warenhuis' in zijn afgeslotenheid
is dus de nabootsing van een plekje Zuid-
Frankrijk. Doch goed, u ziet nu daar op die
tabiets en hier bezijden ons, allemaal bakken
netjes naast elkaar, warmpjes aangesloten
In die bakken hebben we al maanden geleden
tulpenbollen geplant, van die Coplands, u heeft
ze ginds in bloei gezien.
Dit zijn nog de jonge, gele spruiten. Knijpt
u er maar eens voorzichtig in, hier, dan voelt
u de verdikking al van den komenden knon
Die bakken hebben zóó buiten in den gro"''
jestaan. Een dag of wat geleden hebben wp
ze hier in de kas gebracht, toen hadden die
spruiten immers de vereischte lengte. Maar
we hebben ze niet dadelijk op de tabiets gezet,
neen., dat zou veel te veel licht ineens zijn.
Daarom gaan ze eerst hier onder-de tabiets
Eenige dagen later plaatsen we ze er boven
op en dan hebben we weer ruimte voor de an
dere bakken, die we van buiten halen. Aanvan
kelijk dekken we ze nog wat af met kranten.
Ondertusschen worden die hier boven meer
en meer groen, de knop komt te voorschijn,
rijst omhoog, werkt zich uit het loof, maakt
ten slotte bloem. Kijk. h:/vr eri daar ziet u al
zoo'n violette Copland voorschijn komen.
Hoeveel ik er heb staanMisschien met elkaar
wel een vijftig duizend.
We zorgen verder in de kas voor warmte
Laat eens zien op de thermometer, daar hangt
hij juist', dat is twee en zeventig graden Fah
renheit.
Ja, die temperatuur is natuurlijk verschil
lend, afhankelijk van allerlei factoren, zoo
als u begrijpt. Wat zegt u, die warmte? O, die
krijgen we door middel van een kachel, ook
gebruiken we wel centrale verwarming. Zooals
u in die andere kas zult zien, waar de buizen
liggen.
We moeten natuurlijk weer oppassen, dat de
planten niet verdrogen. Daarom sproeien we.
Bovendien kunnen we de warmte regelen, ge
deeltelijk door meer of minder te stoken,
of wel door het openen van zoo'n ruit hierbo
ven, in elke kas zijneer altijd een paar voor
dat doel geconstrueerd.
Eigenaardig is het, dat de natuur ten slotte
ook hier in de kas haar rol speelt. Al het goed
dat men vóór Januari binnen brengt, wordt
lang niet zoo forsch en weelderig als na De
cember. 't Is of plotseling in Januari alles
met meer kracht gaat opleven, ook voor de
bloembollen schijnt wel een winterslaap te
bestaan.
Daar ziet u die Coplands. ze komen lang
niet zoo hoog op als deze partij, welke we eerst
pas trekken. Trouwens er is steeds wat te
denken, als men zoo in de kas staat. Bijvoor
beeld. daar hebt u al die sDruiten, tegelijk
hier op de tabiets gekomen, sommige worden
veel eerder groen, terwijl andere, onmidde/lijk
er naast, nog geel zijn. Waar zit dat in? De
aard van het licht? De glassoort van het dak?
In den bol? In de voorbehandeling van den
bol? Och. een kweeker is nooit uitgestudeerd.
Weet u wat dat is. ja daar onder tegen dat
blad? Natuurlijk, zegft u het maar gerust, dat
is luis. Gewoonweg zonder jeuk is dat luis.
bladluis. Het is kwaad goedje. Ik heb vroeger
in deze kas eens lelies getrokken, die zijn
vreeselijk gevoelig voor luis. En als dat beestje
eenmaal in de kas is, dan krijg je 't er niet
makkelijk meer uit. Wel tijdelijk. Dat deden1
(en wwift van Ideuetn tn qeuetn.
we destijds met nicotine, benauwd goed. Als
je je pijpje rookt, zou je '4 niet zeggen, maar
die nicotine voor de luis, nee, die lucht blijft
ontzettend lang hangen. Wij gebruiken tegen
woordig liever cyaankali, ja, ja, blauwzuur.
Kijkt u maar niet zoo benauwd, u denkt ze
ker aan die komeet van Halley, die had ook
blauwzuur in z'n staart, de menschenwaren als
de dood, dat de aarde door dien staart zou
draaien. Enfin, dat hebben we gezien, 't is ge
lukkig goed afgeloopen. Bij ons tot nog toe
ook. Trouwens ze sluiten de kas af, dat be
grijpt u. Nee. de planten tast het niet aan,
maar de luis, 't is een lieve lust om te zien, ze
zitten als 't waren verstijfd aan de bladeren.
Ik heb er wel eens even naar staan kijken, niet
lang, want die blauwzuurd-amp slaat op je
keel. Na eenige uren is de luis radikaal over
leden, je ziet er geen een meer leven.
N. S. B. in verkiezingsstrijd.
Rede van den heer J. Ph. van Kampen,
De heer J. Ph. van Kampen uit Amster
dam sprak in de kleine zaal van het Con
certgebouw voor de N.S.B. en zette uiteen,
dat de argumenten tegen de N.S.B. uitgeput
raken. Hij waarschuwde tegen de verkiezings
vergaderingen van alle andere partijen, die
niets anders doen dan fantaseeren over (dus
tegen) de N.S.B. „Zoo doet de N.S.B. niet",
aldus verdedigde de spreker zijn partij. Ver
volgens critiseerde de heer Van Kampen de
houding der regeering, die haar beloften, ver
vat in 't politiek verkiezingsprogram der
anti-revolutionnairen van eenige jaren ge
leden, niet nakwam. Ook de politieke leiders
werden door den spreker scherp gehekeld. Hij
was ervan overtuigd dat zij op eigenbelang
uit zijn, profiteerende van de tegenstellingen
die in ons volk bestaan. Alle partijen scher
men wel met „vrijheid", maar ook deze leuze
van verschillende kanten geuit, was naar de
meenipg van den heer Van Kampen slechts
schijn.
De Frans'che revolutie, het liberalisme, hét
marxisme, communisme, democratie, parle
mentarisme, individualisme, vrijheid-arbeid-
brood, vrijheid-gelijkheid-broederschap, het
verzwakte nationalisme, de groeiende nnge-
loovigheid werden besproken, zooals meer
malen door sprekers der N.S.B. is gedaan.
De heer Van Kampen meende dat de „toe
stand door „studiereizen" der partijen niet
opgelost kon worden.
Hij vond het belachelijk dat de S.D.A.P.
Donderdagavond in het R.A.I.-gebouw ver
gaderde. Hij bespotte namelijk het feit dat
„meneer Koos Vorrink de partijgenooten
ontving ter betooging van hun trouw aan
de democratie en grondwet". Volgens hem
lag hierin een tikje jalouzie naar aanleiding
van den landdag der N.S.B., die ook in het
R.A.I.-gebouw gehouden is.
De bewering der sociaal-democraten dat in
de landen waar 't socialisme regeert welvaart
vpprscht, bestreed de heer Van Kampen.
Naar aanleiding van de rede die dr. H.
C-olijn eenigen tijd geleden voor de In-
'ast-rieele Club te Amsterdam heeft gehouden
zei hij dat de minister-president slechts heeft
gezegd wat niet moest en niets positiefs zou
hebben beweerd.
Groote hilariteit verwekten de regels:
Moeder en kind in blik,
Zwanenberg in zijn schik.
Tegen den boer zegt men stik".
Dit ter demonstratie hoe in ons land de
staatsslavernii heerscht. die dr. Colijn in zijn
rede verwerpelijk had genoemd.
Nogmaals schetste de spreker de verdeeld
heid en beval de N.S.B.. die hieraan vreemd
is. bij zijn hoorders aan. „Wij zijn 't niet
die gelooven aan een Sterken Man. en dat
een man de verdeeldheid tot „een einde
kan brengen", zei de heer Van Kampen.
„Maar wel gelooven wij dat arbeid de inzet
van ons hoogste levensgeluk is.
Welvaart van het land ligt verankerd in
de liefde voor natie en gerechtigheid en niet
in die van de sluitende begrooting en de
;aafheid van het geld!"
Schending van briefgeheim?
Als belangrijkste der ingekomen vragen
was die over de publicatie van den brief, die
~r. A. Heldring aan den heer A. Asscher had
ericht. De vraeenst.eller wilde weten of de
heer Van Kampen de schending van het
briefgeheim in overeenstemmine achtte met
de beginselen der N S/B. en of hij de publi
cs f-'e in het partijblad der N. S. B. oirbaar
vond.
Spr. wilde wat de beweerde .schending"
betreft, riet op 't onderzoek van den officier
van justitie vooruit looDen. Hij geloofde niet
aan schending, maar wel aan een tegen de
N.R.R. opgezet relletje, een complot tegen de
N.S.B.
Volgens den heer Van Kampen was het
onwaarschiinliik dat een brief aan de- heer
Asscher toevallig in een andere brieven
bus terecht zou komen. Eerder zou men in
dit verband aan opzet denken.
Over 't al o fniet oirbare der publicatie zei
de heer Van Kampen, dat andere partijen
nok wel brieven hebben gepubliceerd. „Wij
ziin geen heilsoldaten Qf middernachtzen-
'lelireen en wij zullen onze tegenstanders
treffen waar we kunnen. Toch heeft de pu
blicatie van den brief bewezen dat alles wat
de N. S. B. van de politieke partijen beweert,
ook waar is", zei hij.
Fijn noemde de heer Van Kampen de open
baarmaking niet. Als er echter sprake van
«chendm? van het briefgeheim zou zijn.
dan heeft de N.S.B. 't niet gedaan, doch er
slechts gebruik van gemaakt.