STOOMEN
VERVEN
STOPPAGE
iOTTGERING.
KEUKENGEHEIMEN.
DONDERDAG TT APRIL/ '1935'
HAARDE M'S D' A G B C A D
8
De in aantocht zijnde Paaschdagen zijn voor
iedere vrouw een reden om in een nieuw
toiletje te verschijnen. En daar dit jaar de
feestdagen nogal laat vallen., kan men er bij
na zeker van zijn, dat het weer zijn volle
medewerking zal verleenen om de nieuwe eos-
tuumpjes te laten concurreeren met het jonge
groen.
De complets verheugen zich dit jaar bijzon
der in de gunst dei- dames. Voor de zonnige
voorjaarsdagen zijn het vooral de complets,
die bestaan uit een jurk van gebloemde of
bedrukte zijde, waarover een effen mantel in
de ga'ondtint van de japon. Men ziet wel lange
mantels, maar de drie-kwart jas is op het
oogenblik toch favoriet. Een garneering, die
zeer gewild is, is de plissée- garneering en. dat
most gezegd worden, het is een aller-aardigste
garneering. Onze afbeelding toont u een com
plét, dat bestaat uit japon en mantel van
effen-soepele stof. Bij dit complét is de plis-
sée-garneering rijkelijk toegepast; maar door
dat het van effen materiaal vervaardigd is,
wordt het geheel niet te druk.
Ook de kleine dochter draagt een complet,
„net zooals mammie'', bestaande uit jurk en
mantel. Het manteltje is iets korter dan het
jurkje.
OM ZELF TE MAKEN.
BABYPAKJE.
Het baby-pakje, dat we thans gaan ver-
Vaardigen, bestaat uit een broekje met schou
derbandjes en een jasje, waarvan de mouwen
Sn raglanvorm gebreid zijn. We hebben onge
veer 200 gram rose of blauwe wol en 50 gram
witte wol voor de garneering noodig.
Het werkje, dat gebreid wordt is het val-
gende: een ribbel, die recht heen en weer
gebreid wordt met een draad van beide kleu
ren. En een toer met lange steken, die op de
volgende wijze gebreid wordt:
lste toer; drie steken recht, een steek af
halen, zonder te breien; dit telkens herhalen.
2de toer (op deze manier worden alle even
toeren gebreid): heelemaal averecht.
3de toer: als de eerste.
5de toer: een steek afhalen, zonder breien,
drie steken recht, steek afhalen, enz.
7de toer: als de vijfde.
De negende toer doet men als de eerste en
herhaalt het heele gedeelte.
Met dit patroon wordt het pakje gebreid in
de hoofdtint.
Voor het broekje zetten we 5 1/2 centimeter
steken op en breien het hierboven beschreven
patroontje. Zoodra we 1 centimeter hoog ge
breid hebben, meerderen we aan het uiteinde
van iedere pen 4 steken, tot we tenslotte een
breedte hebben van 22 centimeter. Heeft men
deze breedte bereikt,, dan breien we door tot
we een hoogte hebben van ongeveer 14 centi
meter. Dan breien we nog 3 centimeter ribbels
en kanten af; want het achterstuk van het
broekje is klaar.
We breien dan een stuk, dat gelijk is aan
het eerste; maar kanten niet alle steken af;
doch aan iedere zijde slechts 5 12 centimeter.
Op 11 centimeter breedte, die in het midden
overblijfte breien we een hoogte van 7 centi
meter. Dan breien we op 2 12 centimeter
breedte aan iedere zijde een schouderbandje
van ongeveer 24 centimetor en kanten de 6
centimeter, die in het midden overblijven af.
Aan het einde van de schouderbandjes breien
we een knoopsgat, door in het midden drie
CR. HOUTSTRAAT 5a
TELEF.
10771
(Adv. Ingez. Med.)
steken af te kanten en ze de toer daarboven
weer op te nemen. Dan mindert men de steken
aan iedere zijde weg, tot men er twee over
heeft, die samengebreid worden.
Nu naaien we de zijkantjes aan elkaar,
nemen de steken van de pijpjes op en breien
daar 3 centimeter hooge ribbels op. Dan kant
men af, naait knoopjes en maakt lusjes en
het broekje wordt tusschen de beentjes ge
sloten. Op den rug zet men twee knoopen,
waaraan men de schouderbandjes vast
maakt.
Voor het jasje zet men 50 centimeter steken
op en breit daarop 3 centimeter hoog ribbels.
Met deze ribbel breien we aan iedere zijde
op 212 centimeter breedte verder om de
.randjes te vormen. Daartusschen breit men
het patroontje. Voor den rand moet men twee
draden hebben van de beide kleuren. Als we
2 centimeter gebreid hebben, moeten we aan
de zakjes beginnen. Daarvoor kanten we op
41/2 centimeter van den rand 5 centimeter
steken af. Apart hebben we van de dubbele
draad een stukje gebreid, dat 5 centimeter
breed en 2 1/2 hoog is van de ribbel; de steken
nemen we op de lange naald op, precies
daar waar de 5 centimeter afgekant zijn.
Men heeft de klepjes van den zak dan inge-
breid. Daarna breienwe verder, tot we een
hoogte van 15 centimeter hebben. Dan moe
ten we beginnen aan de armsgaten. We gaan
den rechter kant afmaken. Daarvoor breien
we op een stuk van 12 1/2 centimeter breedte.
Aan den kant van het armsgat minderen we
telkens een steek. Aan den anderen kant
gaat men door met het breien van het ribbel
randje, tot een hoogte van 20 centimeter be
reikt is. Dan kant men 2 1/2 centimeter af en
breit vervolgens in iedere volgende toer twee
steken samen aan den halskant. Net zoo lang
tot er twee steken over zijn, die samen gebreid
worden.
Dan breien we op een stuk van 25 centi
meter in het midden den rug. Aan het einde
van iedere toer een steek minderen, tot men
een hoogte heeft van 24 centimeter. Dan kant
men af. Op de 12 1/2 cenmtimeter, die over
blijven, breit men hetzelfde, wat men voor
den rechter kant gebreid heeft.
Voor het raglanmouwtje zet men steken op
die een breedte hebben van 17 centimeter.
Eerst 2 12 centimeter hoog ribbels breien.
Dan begint men het patroontje tot men een
hoogte heeft van 15 centimeter. Daarin min
dert men een steek aan het begin van iedere
toer. tot men een hoogte heeft van 22 centi
meter. Dan kant men de steken, die over
zijn, af.
De achterkant van de zakjes wordt gebreid
op de volgende manier: recht heen en ave
recht terug, tot men een stukje heeft van 5
centimeter breed en 4 1.2 centimeter hoog.
De mouwen dichtnaaien en in het jasje
zetten en de zakken er aan den achterkant
tegen naaien.
Voor de kraag zet men 5 1.2 centimeter op
en breien net zoo lang tot men de halswijdte
heeft. Naai de kraag op het jasje zet een
knoop aan met een lusje voor sluiting.
Voor een kind van een jaar moet men de
volgende maten nemen:
het broekje is dan 24 c.m. breed en 16 c.m.
hoog. Het jasje is 56 c.m. breed in plaats van
50 en 27 centimeter hoog. De mouw houdt de
zelfde breedte; maar wordt 25 centimeter
hoog.
Op een van de drukste bruggen in Amster
dam staan ze, de belastingambtenaren met
een politie-agent ter controleering van de rij
wielplaatjes waarom dat geen fietsplaatjes
kunnen heeten is niet duidelijk, of zou het
komen dat het gemoedelijke woord fiets niet
genoeg eerbied inboezemt!
Daar staan ze dus en zoeken de schavuiten
eruit, die kans gezien hebben om gedurende
acht maanden aan hun speurend oog te ont
snappen, of die zoo dom zijn geweest om het
thuis te laten liggen.
Hoe het mogelijk is, dat er nog zoovelen
zonder plaatje hebben gereden is een raadsel,
vooral omdat in een stad met het drukke ver
keer als Amsterdam niet iedereen moet wach
ten wanneer er een „boosdoener" is gesnapt:
agent noch belastingambtenaar nemen dan
verder notitie van de fietsers, wat dus het
maken van een verkeersopstopping voorkomt.
Maar bovendien loopt daardoor de heele con
trole weinig in het oog, zoodat men erbij is,
voordat men het heeft opgemerkt.
In het half uur dat wij de controle hebben
kunnen zien, zijn er bij het stelletje fietsen-
zonder-eigenaars dat lamlendig tegen de brug
leuning is gezet door de mannen der wet vier
stuks bijgekomen, en daarbij zijn drie dames
fietsen.
Eerst wordt er een schoolmeisje aangehou
den, ze veinst onverschilligheid, en wanneer
haar de fiets is afgenomen, maakt ze met
tergend langzame bewegingen haar school-
tasch van den bagagedrager los. De belasting
ambtenaar begint alvast te schrijven, en als
het kind eindelijk klaar is, mag ze vertrekken
zonder fiets. Ze loopt ernaar, dat ze juist ge
reden heeft, u weet wel, met dezelfde terug
gehouden haast waarmee iemand wegloopt,
die net een lekke band heeft gekregen, en nu
verder moet met de fiets aan de hand.
De belastingman laat niemand afstappen,
maar controleert ze in het voorbijrijden, met
een enkele zelfs loopt hij een eindje mee om
dat het plaatje op een ongewone plaats is be
vestigd. Hij is gemoedelijk, deze naïever van
de wet, en het lijkt dan ook de eenige manier
om dit werk dragelijk te maken.
Een jongen op een race-fiets klopt hij va
derlijk op zijn rug, wanneer het in orde blijkt
te zijn, een man met een zware bakfiets, die
voor de controle zijn vaart moest minderen,
geeft hij een duwtje tegen de brug op maar
wanneer een „belastingontduiker" wordt ge
snapt, is hij onverbiddelijk, hij neemt de fiets
aan de hand, en zet deze eerst bij zijn reeds
verzamelde voorraadje.
Een winkelmeisje, dat niet op haar mondje
gevallen is, verzet zich. heeft het over een
haast-boodschap, en de straf van den chef,
maar het geeft niets, ze moet ook gaan loopen.
Een jonge man met zijn vriend is nummero
drie. de vriend voelt zich deugdzaam met zijn
plaatje, de jonge man is „erbij". Wanneer ze
tenslotte vertrekken, is de bagagedrager van
de eene fiets wel een zeer aanlokkelijk plaatsje
voor het jonge mensch, maar ze kijken er den
agent eens op aan, en zullen het toch maar
liever niet wagen één bekeuring is er al
eentje teveel.
Tenslotte valt als laatste slachtoffer een
oudere juffrouw, die met een hoogroode kleur
alles ondergaat, ze treft het ook niet, want
eenige opgeschoten jongens zijn nieuwsgierig-
naderbij gekomen en staan met eenig leedver
maak de bekeuring te bekijken. Totdat de
agent ze tot doorrijden aanmaant, omdat elk
troepje van meer dan twee menschen in Am
sterdam immers aanleiding geeft tot een op
loopje.
De juffrouw gaat dan tenslotte verder loo
pen, maar voordat zij den hoek van de straat
omgeslagen kan zijn, wordt de post opgeheven
en 'gaat de ambtenaar twee van de fietsen
naar het dichtstbijzijnde politiebureau bren
gen.
Het is te hopen voor de juffrouw dat ze
niet meer heeft omgekeken, want als ze ont
dekt dat ze zoo op het allerlaatste nippertje
is gesnapt, moet zij zich wel als een echte
pechvogel gevoeld hebben.
E. E. J.—P.
HET HOEDJE.
't Was een juweel van een hoedje, en hoe
wel Lieske veel haast had Ier stonden nog
veertien boodschappen op het lijstje, en 't
was over half vijf!) bleef ze staan. Want
welk vrouwtje blijft niet staan voor een
heele étalage met nieuwe voorjaarshoedjes,
waarbij dan nog aanlokkelijke opschriften als
„Parijsche Voorjaarscollectie" en „Nieuwste
Mode" prijken.
Lieske bleef dus staan, en dadelijk zag ze
tusschen al die tientallen hoedjes „het"
hoedje, 'n klein blauw dopje van stroo en
stof, een fluweelen lintje, een opgeslagen
randje eneen voiletje met nopjes. Een
critisch-sarcastische man zou het hoedje ver
moedelijk anders beschreven hebben. Zulke
mannen noemen kleine moderne hoedjes niet
„snoesjes", maar „naaimandjes, ingedeukte
puntzakjes, slappe pannekoeken of vogel
nestjes". Maar Liesje had smaak, veel smaak
zelfs. Jammer alleen dat aan zulke moderne
smaakvolle hoedjes witte briefjes met zwarte
cijfers er op, bevestigd zijn.
Gelukkig heeft Lieske een pientere kijk op
de moeilijkheden des levensLieske keek
op haar boodschappenlijstje, Lieske keek op
haar horloge, en Lieske stapte vlug door.
Toen boodschap nummer-acht van het
lijstje was afgehandeld, was het vijf minuten
voor half zes. Toen bedacht Lieske dat de
overige zes boodschappen geen haast hadden
en ze wandelde naar het kantoor. Ze ging
Jack halen.
Jack was verrast.... en Jack was argeloos.
Hij vond het heerlijk dat zijn vrouw hem
kwam halen, en omdat hij heel trotsch is op
zijn Lieske stemde hij dadelijk in met haar
voorstel om niet langs die vervelende saaie
singels, maar door de gezellige drukke stad
naar huis te wandelen. Lieske babbelde en
babbelde, en toen ze langs een hoedenwinkel
kwamen (u begrijpt natuurlijk dat er maar
één hoedenwinkel was met snoezige blauwe
hoedjes!) bleef Lieske staan, slaakte een ver
rukt gilletje en riep:
..O Boy, wat een snoezig blauw hoedje!"
En u zult het niet durven, nee niet kunnen
gelooven! Jack zei: „Ja vrouwtje, wat is die
leuk! En niet eens duur ook!"
Maar toen kwam het verschil, dat dit ver
haaltje anders tot een sprookje gemaakt
zou hebben.
Toen voegde die argelooze Jack er aan toe:
„Een heel verschil hè met dat dwaze ding
met kippengaas er naast! En daar durven zet
me notabene het driedubbele voor te vragen".
Lieske en Jack zijn naar huis gewandeld
Neen.ze zijn nog steeds getrouwd, en heel
gelukkig samen. H. v. d. S.
Het kind als vredestichter te gebruiken is in
vroeger jaren nogal eens de liefhebberij ge
weest van verschillende schrijvers. Tegenwoor
dig, nu men het kind meer en meer als kind
en niet als eigenwijs klem mensch je is gaan
zien, durven ze dat blijkbaar niet zoo goed
meer aan. Een kind dat „alles begrijpt" en
wijze lessen uitdeelt aan volwassenen, accep
teeren wij niet zoo makkelijk meer.
Toch hadden de beste van die boeken wel
hun bekoring. Zoo bijvoorbeeld het misschien
wel allerbekendste ..De Kleine Lord". Dat
was ook wel een wijs kereltje, maar hij be
greep toch gelukkig niet alles en juist in zijn
onschuld bracht hij zijn moeder en grootvader
tot elkaar.
We hebben in later jaren dit weer tot elkaar
komen door een kind vele malen op de film
gezien. Dit waren ook meestal kinderen, die
in hun onschuld de rol van vredestichters ver
vulden. We mogen niet veel voelen voor deze
sentimenteele geschiedenissen, we moeten toch
ook erkennen, dat een kind uitermate geschikt
is om booze en wraakgierige gedachten op de
vlucht te jagen.
Het kind als vredestichter.
Hebben we dat in onze naaste omgeving ook
wel meegemaakt?
Ik kan mij weinig en dan nog zeer onvol
maakte gevallen van dien aard herinneren.
Meestal is het helaas anders. Meestal staat
het kind bij vijandigheden in het huisgezin
tusschen de partijen in, wordt er door die par
tijen wel troost bij het kind gezocht, is men
verteederd tegenover het kind, maar werkt die
verteedering niet tot de gewenschte verzoe
ning.
En het .kind mag dan geen eigenwijs klein
menschje zijn dat alles, begrijpt, het begrijpt
wel zoo veel, dat er iets hapert en als het kon
zou het o zoo graag als vredestichter optre
den.
Men zou kunnen zeggen dat in bijna ieder
kind die wil om vredestichter te zijn, leeft.
Niet in de buitenwereld, niet op school, daar
vindt hij ,,een heibeltje" wel eens aardig; dat
kan'hij als een avontuurtje beschouwen.
Maar „ruzie thuis" vindt elk gevoelig kind
vreeselijk. Daar helpt niets tegen. Al wordt
het door vader én moeder nog zoo verwend,
al krijgt het van beiden nog zoo veel liefde,
het voelt zich niet gelukkig thuis, om geluk
kig te zijn heeft een kind harmonie in zijn
omgeving noodig.
Het is daarom niet te verwonderen dat we
het kind in vele verhalen als vredestichter
zien optreden. De aandachtige schrijver heeft
den vredeswil in de kinderen ontdekt, hij laat
het kind dien wil overbrengen op de volwas
senen. Dat hij dat soms op een manier doet
die niet erg natuurlijk lijkt, komt waarschijn
lijk hierdoor, dat hij zoo weinig voorbeelden
vindt in de werkelijkheid, dat hij het mis
schien zelf niet voelt als heel levenswaar. De
meeste ouders nemen dien vredeswil niet over,
ze denken het kind Wel te kunnen troosten
met pretjes en met hun persoonlijke liefde
en zorg.
Maar het kind is daarmee niet getroost.
Een kind in een niet harmonisch gezin is on
gelukkig en niets dan het herstellen van die
harmonie kan het gelukkig maken. In het ver
haal met het „happy end" herstelt het kind
den vrede zelf. Het arme kind uit de werke
lijkheid slaagt daar heel zelden in, als het al
eens pogingen doet, loopen die meestal op niets
uit. of hebben soms nog een tegenstrijdig re
sultaat ook. Het moet maar kalm wachten tot
zijn omgeving zich zelf herstellen zal.
Nee, kinderen zijn geen kleine menschjes,
die u de les lezen, ze hebben ook niet de
macht een „kleine Lord" of een „kleine Lady"
te zijn. En dat wel hoofdzakelijk niet, omdat
men hen niet doorziet.
Zou men hen doorzien, dan ontdekte men in
elk kind dat geen gelukkig thuis heeft een
kleinen lord of een kleine lady. Eén, die brandt
van verlangen om vrede te stichten.
BEP OTTEN.
Eigen gebreide pull-overtjes en truitjes
zijn nog altijd modern.
De rokken waarbij ze gedragen worden.
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
Dit voorjaar zijn zeer in trek de compléts,
die bestaan uit een rok, een blouse, en een
drie-kwart of half-lange jas. Het hier afge
beelde complét is vervaardigd van ruige En-
gelsche stof.
Nr. 539 A: het jasje is geknipt in raglan-
model en wordt met een eenvoudig plat
kraagje gesloten. De jas valt ruim. Benoodigd
materiaal: 1.75 meter.
No. 539 C: de rok kan al of niet met een
klein split middenvoor en middenachter ge
maakt worden. Deze mogen echter niet langer
dan 25 centimeter zijn. De rok valt verder
zeer aangesloten. Benoodigd materiaal: 1
maal de hoogte van 130 centimeter breede
stof.
No. 539 B: het blousje, dat hierbij gedragen
wordt is van fluweel, met een vierkante pas
en halve mouwtjes. Benoodigd materiaal: 2
meter fluweel van 90 centimeter breedte.
De patronen ieder apart zijn tégen den prijs
van 38 ets per stuk (waarbij 6 cents extra voor
portokosten komen) te verkrijgen bij de „Af-
deeling Knippatronen", van de Uitgevers
maatschappij: „De Mijlpaal" postbox 175 te
Amsterdam.
Den lezeressen wordt vriendelijk verzocht
bijbestelling duidelijk het nummer van het
gewenschte patroon en tevens de verlangde
maat, d.w.z. boven-, taille-, heupwijdte, enz
op te geven.
Kievitseieren. Zet de kievitseieren op met
koud water, laat ze aan de kook komen en
daarna nog 2 minuten doorkoken. Steek uit
sneetjes oud brood ringetjes, waarin de onge
pelde kievitseieren passen: bak ze in diep vet
of rooster ze en leg ze daarna op een schotel.
Plaats de eieren rechtop in de ringetjes, gar
neer den schotel met tuinkers, veldsla of
blaadjes kropsla en leg hiertussehen radijsjes,
die van de blaadjes ontdaan zijn. Breng, in
dien het gerecht wat feestelijker moet worden
opgediend, om de kievitseieren heen een rand
van heldere, gehakte aspic aan en daarom
heen de tuinkers of veldsla en de radijsjes;
presenteer er in dat geval mayonnaise eji aan
gemaakte sla bij.
Nierommelette4 eieren, peper, zout, 4 eet
lepels melk, 1/2 eetlepel gehakte peterselie. 30
gram boter; voor de nierragout: 1 kalf snier,
1 uitje, 20 gram boter, 10 gram bloem, 1 deci
liter bouillon, wat Engelsche saus of soya
Fruit de gesnipperde uit met de boter, de
bloem en de in dobbelsteentjes gesneden nier
lichtbruin, voeg er de bouillon bij, laat alles
nog even doorkoken en voeg er tenslotte de
soya of Engelsche saus bij. Houd de ragout
op een zacht vuur warm tot de ommelette ge
bakken is. Klop hiervoor de eieren, voeg er de
melk, wat peper en zout en de gehakte peter
selie bij. Bak de ommelette in de heete boter
vlug gaar, af en toe met een vork prikkende
of met den punt van een lepel roerende in de
stollende massa. Leg de ommelette op een
verwarmden schotel, leg de nierragout in het
midden en vouw de ommelette in drieën dicht.
Kruidkoek^ 3 ons bloem, 3 ons donker
bruine suiker. 1 deciliter melk, l theelepel
bakpoeder, 1 volle eetlepel speculaaskruiden
(of te vervangen door 1 eetlepel tezamen van
kaneel, nagelgruis. gemberpoeder, piment
en nootmuskaat), desverkiezende 1/2 ons
gember.
Voeg bloem, bakpoeder, kruiden, suiker
en melk bij elkaar in een kom. Roer alle in
grediënten door elkaar tot een massa, die
de consistentie heeft van cakedeeg. Voeg,
zoo noodig, nog wat welk toe. Vul met dit
deeg een met "boter ingesmeerde cakevorm
en bak de koek, bedekt met een velletje
vetvrij papier, in een iets meer dan matig
warme oven gaar.
Reken 11/2 uur voor het door en door g ar
worden van de koek en prik vooral in het
gebak, alvorens het uit de oven te nemen.
Stort de koek en laat hem geheel bekoelen
voor hij wordt aangesneden. Door het gemis
van boter is deze koek uit de aard der zaak
eenigszins droog. Ze is zeer geschikt om,
in dunne plakjes gesneden, op de boterham
te worden gegeten, of om bij de middag
thee te worden gepresenteerd. C. F.