VRIJDAG 12 APRIL 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 7 AAN ALLEN! Zondag' is het Palm-Paschen. Misschien, dat je er in Haarlem iets van merkt, mis schien loop je zelf met een PalmPaschenstok. 't Is in ieder geval een verblijdend verschijn sel, dat ook in deze streken weer kinder-op- tochten met de vroolijke Palmpaschenstok- ken in zwang komen. In de Oostelijke streken van ons land is PaknAFaschen een dag van vroolijkheid, en pret. 's Zaterdags wordt in bepaalde winkeltjes of op de Markt de Palm- paschenstok gekocht. Sommigen kunnen zelf het geraamte maken en dan wordt op Zater dagavond voor de aankleeding gezorgd. Pahn- groen is wel 't mooiste groen voor de ver siering. In Overijsel 'en in den Achterhoek wordt ook wel het groen van boschbessen ge bruikt. Natuurlijk moet de bakker er ook" bij te pas komen. De bakkers uit die streken heb' ilfen een flinken Palmpaschen-voorraad van brood. Mooie, glimmende, goudgele brood- kransen, haantjes van krentenbrood, brood vogeltjes met 2 Inenten, welke den dienst doen van oog-en. Op den grooten stok, precies in 't midden moet de broodvogel geprikt worden. De broodkrans komt om de kruisgewijze stok ken te hangen, maar toch zoo, dat. ze stevig wordt bevestigd. Soms komen er nog kleine broodvogeltjes aan de punten. Er moet in ieder geval nog ruimte overblijven voor an dere lekkernijen en versieringen, 't Is hier ook zoo: overdaad schaadt. Maar aan een echten Palmpaschenstok mogen geen vijg,en of rozijnen ontbreken, 't Is een heel werkje ze aan een ketting te rijgen, Pinda's, dadels ringetjes van suiker of chocolade worden ook wel ter opsiering gebruikt. Zelfs netjes met geverfde eieren of suikeren paascheitjes wor den mede aan den stok gehangen. Je snapt dus wel, dat zoo'n stuk aardig zwaar kan zijn. •t Is een alleraardigst gezicht om zoo'n stoet kinderen met Paaschstokken al zingend voorbij te zien trekken. Er zijn verschillende Palmpaschenliedjes Hier heb je het meest bekende: iPiaim-palm-Paschen, Hei koerei. Over eenen Zondag Hebben wij een ei. Een ei is geen ei Twee ei is een half ei Drie ei is een Paascheï. In Gelderland zingen ze ook wel- Palm, palm-Paschen, Hoor de koekoek razen. Hoor de kievit zingen, Dan krijgen we lekkere dingen. Onderweg wordt er wel eens eventjes van den Palm-Paschenstok gesnoept. Je moet na tuurlijk ook oppassen, dat een ander niet van de jouwe gaat smullen. Thuis wordt de stok in een pot met zand gezet, of in een gaatje van een ouderwetsche stoof geplant, 't Liefst ver- toonen ze hem toch maar aan familie, buren en kennissen. Is Palmpaschen voorbij, dan wordt de stok weer afgetakeld, het lekkers opgesmuld en is het brood hard geworden, dan kookt moeder er pap van. Verleden jaar werden in enkele wijken van Haarlem prijzen uitgeloofd voor den mooist versierden stok. Wat waren er toen prachtige stokken bij. Er waren heel verschillende ver sieringen, b.v. ook met glimmende appels, si naasappels, molentjes, vlaggetjes. Heel typee rend was, dat het palmgroen nergens ont brak. Dat groen is ook het symbool van het altijd weer ontluikende leven. Deze versierde stokken schijnen al van Oud-Germaansehen oorsprong te zijn. Als vreugdeblijk voor de na derende Lente werden ze rondgedragen. De broodvogels herinnerden aan de oude dieren offers. De vruchten zijn symbolen van de vruchtbaarheid, het nieuwe leven, dat komen de is. In 't Hertogenbosch en Venlo trekken de kinderen met hun Palmpascheiistok-ken naar de kerk om ze te laten inzegenen. Op het platteland in Bohemen worden des middags op Palm-Zondag de klokken geluid. De vrouw des huizes bindt dan de sleutels van kasten en deuren aan elkaar en begeeft zich daarmee naar den kelder, Daar geko men rammelt ze er flink mee, cm de muizen •te verdrijven. Ook de kat krijgt een belletje om den hals en kan men een doode muis be machtigen dan draagt men die door het huis. Wij Christenen gedenken op Palm-Zondag, hoe Jezus kort voor Zijn dood Jeruzalem bin nentrok, terwijl het volk Hem met palmtakken toewuifde bij wijze van huldebetoon. Hij was toen gezeten op een ezel. Vandaar, dat men vroeger in Amsterdam en Antwerpen nog de zoogenaamde ezelsrit had. Op een houten ezel werd een beeld geplaatst, dat zoo dooi de straten werd rondgedragen. Te Hougaerde. een plaatsje in Belgisch Brabant wordt deze ezelsrit nog gehouden. Nu hoop ik, dat er velen onder jullie zijn. die Zondag met hun Palmpaasch rondloopen. Ten slotte nog een Palmpaaschliedje. in Overijselsch dialect: Haentien op ien stokkien Bedelt urn ien hrokkien, Bedelt um ien stukkien brood Aenders gaet mien haentien dood! W. B.—Z. HET TAPIJT VAN BABA ALA! Een wonderklok. Deze is indertijd ver vaardigd door G. W. Boltrop uit Newton. Hij maakte deze van oude uurwerken, oude blik ken, fietsbellen, schoensmeerdoosjes gevuld met lood en allerlei andere oude rommel. Be halve minuten en uren wijst de klok ook de dagen der maand aan, de stand der maan en den tijd in de voornaamste steden der we reld. De man werkte aan dit kunststuk ruim 30 jaar en 't merkwaardigste is misschien liog wel, dat de man heelemaal geen horlogemaker van beroep was. Een reuzewaiideling. Mason, een mara- tlionlooper uit Sidney, wandelt op 't oogen- blik van Quebec naar Californië. Als hij de wandeling in den afgesproken tijd volbrengt, ontvangt hij per afgelegde mijl 1 dollar, dus £000 dollar, Babi Ala had gedroomd, vreemd gedroomd Er was een geest aan zijn bed gekomen, die tegen hem gezegd had, dat, wanneer het volle maan was geweest, zijn tapijt tooverkx-acht zou bezitten en hij er mee boven de stad zou kunnen vliegen. Toen Babi Ala ontwaakte, speelde deze vreemde droom hem nog steeds door het hoofd „Als het volle maan geweest is, bezit uw tapijt tooverkracht en ge kunt er mee vlie genAch onzin," dacht Babi Ala, „dat. be staat toch immers niet. Een tapijt kan niet vliegen. Het idee!!! Bovendien droomen zijix bedrog." Maar den volgenden nacht verscheen de geest weer: „Het tapijt zal tooverkracht bezitten, als ge slechts mijn woorden- gelooft!" Bevend bleef Babi Ala liggen: de geest vas verdwe nen. „Als ge mijn woorden slechts gelooft! Zou het dan toch kunnen; zou het dan toen niet zoo'n onmogelijkheid zijn, als het-eerst leek. Misschien was het wel de geest van een ouden toovenaar, die op deze manier een van zijn too verkunstjes uit wilde voeren. Zoo dacht Babi Ala in den nacht; maar als het licht werd, nam zijn twijfel toe en dacht hij weer. dat het toch onzin was. Den derden nacht verscheen de geest opnieuw: „Babi Ala, als ge niet meer twijfelt, dan zal uw tapijt vliegen en niet alleen dat, als gij er boven op gaat zitten, neemt het ook u mee in de hoogte. Als ge me slechts gelooft!" Toen hief Babi Ala zijn hoofd op en vroeg: „Maar geest, hoef ik heelemaal geen hulpmid delen te gebruiken* Gaat het tapijt van zelf?" De geest liet een kort lachje hooren. „Als ge mijn woorden gelooft, zult ge den dag na volle maan in uw huis een instrument vinden, dat daar nog nooit geweest is. Dan moet ge het tapijt naar buiten brengen, het instrument er op zetten en er zelf op plaats nemen. Als ge dan vervolgens het einde van de slang in uw mond neemt en eerst nog zegt: Hoka-poka-fieldera, dan zal het tapijt zich oogenbiikkelijk in de lucht verheffen en u precies daarheen brengen, waar ge graa.< wilt." „En hoe kom ik weer beneden?" vroeg Babi Ala sidderend; want de stem van de geest was vreeselijk om aan te hooren „Dan hoeft ge slechts te zeggen: Fieldera- poka-hoka! Gelooft ge me, Babi Ala?'! De stem leek nu op het woeden van een storm. „Ja," sprak Babi Ala en van angst hield hij zijn oogen stijf dicht. Er klonk een geluid, als het gieren van een windvlaag en toen Babi Ala zijn oogen opende, was de geest ver dwenen. Het duurde nog,drie dagen voor het volle maan zou zijn en Babi Ala was zoo onrustig, dat de menschen het opmerkten. „Ben je ziek?" vroeg zijn buurman, Mameth Ali hem. Maar Babi Ala schudde het' hoofd: ,Ne-e, ik ben. niet ziek." „Hij schijixt een slecht geweten te hebben," zeiden de menschentegen elkaar. „Geen rust kan hij vinden." Dat was ook zoo! I-Ioe de dagen omgegaan waren tot het eindelijk volle maan was' heeft Babi Ala zelf nooit geweten. De ochtend na volle maan stond hij zeer vroeg op; het spreekt vanzelf, dat hij geen minuut geslapen had. Dadelijk doorliep hij zijn heele huis en ja, daar in een hoek stond een vreemd instru ment, dat hij nog nooit gezien had. De geest- had dus waarheid gesproken. Dadelijk nam hij zijn tapijt en bracht dat naar buiten. Toen het instrument, dat'erg zwaar bleek te zijn en dat WIE ZOEKT ER MEE? „Er is hier een dief. in de kamer. Zou hij zich onder mijn, bed verstopt hebben?" zette hij op het tapijt. Toen ging hij er zelf op zitten erx met een kloppend hart sprak hij de tooverformule: „Hoka-poka-fieldera'' uit Het tapijt onder hem begon te deinen en voor Babi Ala er erg ixx had, zweefde hij reeds boven den grond. „Ik wil een tochtje boven de stad maken," dacht hij en daar ging liet. Babi Ala genoot. Ondertu-sschen was het op den grond ook niet onopgemerkt gebleven en vol verbazing wezen de menschen naar Babi Ala, die daar rustig door de lucht zweefde. Eindelijk kwam hij weer omlaag. De menschen bestormden hem 'met vragen, die hij alle beantwoordde. Toen wilde ieder op zijn beurt ook een tochtje met het vliegende tapijt maken. Dat vond Babi Ala goedmaar tegen betaling van een goudstuk. Dat had iedereen er graag voor over. Zoo is Babi Ala zeer rijk geworden; en bij deed van zijn geld een heeleboel go-Is. Maar toen-hij stierf al® een oud man, was zijn tapijt verdwenen. Niemand lieeft ooit kunnen vinden. Dat'heeft de geest weer terug genomen: R VAN B. IIET PORTRET VAN JUFFROUW AVNE-MARIE. Op het atelier van den schilder Constantijn ging het vroolijk toe. Daar stoeiden en i-avot- ten de leei-lingen, als de meester weg was en daar wei-kten ze. zoodra hij er was. Vier leer lingen waren er: de begaafde Floris van Has selt, die tevens de grootste druktemaker was; Gijsbert Amstelaer, Michiel Alart en dan nog een bleeke stille jongen, die de neef van mees ter Constantijn was, Pieter van Hoornt. Pie- ter van Hoornt was een wees en de meester had hem als klein kind in huis genomen. Dat moest hij vaak genoeg hooren en ook, dat hij een nietsnut was en ïxet zooveel verstand van schilderen had als de hond. Dan'kiemde Pietei van Hoornt de lippen op elkaar en knoeide nog veel harder op het linnen dan anders, om dat hij niet zien kon door de tranen, die zijn oogen ver d uis ter den Op het oogenblik ging het bijzonder druk toe in liet atelier., meester Constantijn was er niet en de leerlingen spraken onder elkaar, over het groote nieuws. Juffrouw Anne-Marie, de dochter van den burgemeester had 's mor gens een bezoek gebi-acht aan den meester en hem opdracht gegeven haar portret te laten schilderen. Zij had goed gevonden, dat een dei- leerlingen het zou do-en en nu was de bran dende kwestie wie deze eer te beurt zou vallen. „Ik mag het natuurlijk," snoefde Floris van Hasselt, „de meester di-aagt me wel vaker werkjes op." „Meester Constantijn was den laatsten keer erg tevreden over mijn werk; het is dus hee lemaal niet zeker, dat jij het mag doen," gilde Michiel terug. „Twee honden vechten om een been, de derde loopt er hard mee heen," schreeuwde Gijsbert. „Zeg van Hoornt," riej> Floris. „Waarom zeg jij niets? Of denk je misschien, dat jij haar schilderen mag?" Hij lachte spottend; want hij wist hoe de meester over zijn neef dacht. Pietei- zei niets. In gedachten zag hij het vriendelijk gezichtje van Anne-Marie, zooals ze van ochtend binnen was gekomen. Ze had hem vriendelijk toegeknikt toen hij opende en gevraagd: „Is meester Constantijn thuis, mijn jongen?" Zooiets had niemand ooit tegen hem gezegd en van verbazing had hij haar een oogenblik met open mond aangegaapt. Toen had ze nog vriendelijker gelachen en het nog eens gevi-aagd. De meester was thuis en tijdens het gesprek, dat hij met Anne-Marie voerde, had Pieter van Hoornt stilletjes naar haar zitten kijken. Zoo'n lief en vriendelijk wezen had hij nog nooit ontmoet. Toen nu Floris hem zoo ruw vroeg, of hij haar schilderen wilde, kleurde hij. Het idee was namelijk plotseling bij hem opgekomen, dat hij haar best zou willen schilderen. Maar' dadelijk verwierp hij die gedachte weer. Dat zou Oom Constantijn immers nooit goed vin den. Maar toch bleef in zijn hart een geheime hoop, dat Oom hem eens de kans zou geven. Maar die hoop vervloog gauw. Toen mees ter Constantijn een ïiui-tje later binnenkwam, was het eerste wat hij zei: „Ik had gedacht, Floris, dat jij het portret van juffi-ouw Anne-Marie maar moest, schil deren. Dat is je wel toevertrouwd, geloof ik." Floris kreeg een kleur van plezier. „Dank u meester!" Eax tegen de anderen, „Zien jullie wel?" lederen dag ging hij met verf en penseelen naar het huis van juffrouw Anne-Marie. Als hij dan weer op het atelier kwam, had hij op gewonden verhalen over de goedheid en de liefheid van Anne-Marie. Voor Pieter van Hoornt was de teleurstel ling, dat hij haar niet mocht schilderen, groot geweest. En 's avonds, als hij alleen was, of overdag, &ls hij er gelegenheid voor kreeg, begon hij Anne-Marie te schilderen, zooals hij haar in de gedachten had. En naarmate het werk vorderde, en het meer en meer begon te lijken, besteedde hij er meer tijd aan. Op een dag kwam Floris van Hasselt in het atelier met de boodschap, dat het portret klaar was en meester Constantijn gebood, dat het naar het atelier gebi-acht moest worden. Het kwam. Meester Constantijn was tevreden; ook de andere leerlingen vonden het prachtig: alleen Pieter van Hoornt vond stilletjes, dat Floris te veel aandacht besteed had aan haar kléeren, en dat haar gezichtje niet die glans van goedheid had, die het in werkelijk heid bezat. En met nog meer ijver wijd de hij zich aan zijn portret. Op een dag was hij weer bezig; er was niemand anders in het atelier. De laatste penseelstreken. In zijn ij ver had hij niet gehoord, dat de deur openging'. „Wel lieve deugd," hoorde hij de bekende stem van zijn oom: „Heb jij dat geschild-ei'd?" Verschrikt keek liij op en knikte toestemmend Hij vei-wachtte een standje over 't verknoeien van linnen en verf. Maar dat bleef uit. Even was het stil, toen zei zijn oom: „Maar, dat is prachtig, een meesterwerkBeter dan het por tret- van Floris en beter dan ik het zelf zou kunnen." Vuurrood bleef Pieter staan. Had hij goed gehoord? Daar kwamen de andere leerlingen. Zelfs Floris bekende eerlijk, dat hij het schil derij veel beter vond, dan het zijne. „We zullen dit aan juffrouw Anne-Max-ie brengen," besloot meester Constantijn. In triomf bi-achten de andere leerlingen het weg. Juffrouw Anne-Marie vond het schilderij zoo mooi, dat ze Piet-er er een groote som voor betaalde. Dat was het begin van de beroem de schilderslbopbaan van Piet-er vaxx Hoonit. RITA. EEN VOORJAARSJASJE „Ta-nte," zei Loukie. ,.U hebt me laatst zoo goed geholpen, toen ik niet wist, wat ik mijn pop aan moest trekken, dat ik nu weer bij U kom voor raad!" „Eoi Loukekind, waarmee kaxx ik je dan van dienst zijn?" „Ik wil zoo graag voor Tony 'n vooi-jaars- manteltje maken. Maar dat kan ik niet alleen en bovendien weet ik niet, welk model ik kie zen moet om te maken. Weet U iets en als U iets weet, wilt- U me dan helpen?" „Maar natuurlijk. Loukekind. Wat zou je ex- van zeggen, als we voor Tony eens een man teltje maakten van donkerblauwe stof met koDeren knoopeh? Loukie. knikte. „Ja, dat vind ik een leuk idee. Er is nog een lap van mijn blauwe mantel over. Misschien mag ik die hebben vaxx moeder. Kunnen we meteen gaaxx knippe-n?" „Nee, we gaan eerst een papieren patx-oon maken. Neexn Tony maar eens de maat; pas als we het papieren patroon gemaakt hebben, APRILLETJE. Aprilletje zoet Gaf aan ons schuurtje Een witte hoed. En de boornen kregen een- witte kraag Maar sneeuw in April, dat zie ik niet graag. Aprilletje zoet- Geef ons Zondag mooi weer Daarop hoopt ons kleine Marijke zoo zeer. Want Opa is dan 60 jaax\ En moeder maakt dan wat lekkex*s klaar. Marijke draagt dit dan in een mand En heeft nog een pakje in de andere hand Ze trekt dan haar mooiste jurk aan Erx mag heel alleen naar Opa toe gaan. Aprilletje zoet Maakt het heel goed. Opa's huisje is vol zonneschijn Marijke z-al spoedig bij Opa zijn. Met haar mandje vol schattexi En nog een pakket. Vandaag wordt het vast Een dagje vol pret. den van den rug op dubbele stof komt te liggen. Is alles geknipt dan gaan we pas naaien. In de eerste plaats de naadjes in den rug niet vergeten te stikkexx. Die dienen om een goed model te krijgen. Dan stikken we de verschil lende deelexi aan elkaar. Tegen de beide voor kanten stikken we een aparte band aan de binnenzijde, Dat is het zoogenaamde beleg. Dat wordt later xxetjes plat geperst. In den rug komt een ceintuurtje. Als het jasje in elkaar zit, beginnen we met de afwerking. Die moet netjes gebeui'en. Loukie! Want als je dat niet netjes doet, kun je xxog net alles bederven. Ei- komt dus een zoompje in; het kraagje, dat dubbel is, wordt netjes met de hand genaaid; er komen keurige manchetjes op. En dan wor den de knoopen aangezet, vergulde knoopen, die staaxi het aax-digst. En Loukie, nu moet je er ook twee knoopsgaten in maken. Nee geen drukkertjes aanzetten. Bij knoopen hooren knoopsgaten! Zijn die gemaakt, dan wordt er nog een klepje op het zakje gezet. En dan kun je aan het laatste werkje begin nen, aaxx 't persen. Dat moet op den verkeerden kaxit onder eexx vochtige doek, gebeuren. Zou' je het kunnexx, Louk?" „Als tl me af en toe een beetje helpt, zal het wel gaaxx!" TANTE TINE. leggexx we dat op de stof exx knippen die dan. Daarbij moet je er aan denken, dat lxet mid- Een druk punt. Op een der zomersche dagen van 1934 telde men op een druk punt in Londen, n.l. Hyde Park Corner van 8 mix 's morgens tot 8 uur 's avonds ruim 80.000 voertuigen, voornamelijk auto's. Bloeiende planten. Volgens een Fransch plantkundige hebben bloeiende planten veelal een hoogere temperatuur dan hun omgeving en soms kan men bij dergelijke planten ook vaix koox-ts spi-eken. Zou 't waar zijn? Men zegt dat er in 't Engelsche district Yorkshire in een ouderwet sche dorpsherberg een haard gestookt wordt, waarin in de laatste 50 jaar het vuur nog niet uitgegaan is. Een nieuwe leersoort. Men zegt dat de schoenfabrikanten tegenwoordig op veelvuldig verzoek damesschoentjes maken, waarvan het bovenleer bereid is uit padden-huiden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13