De Organisatie van de Lichamelijke Opvoeding. De bloem van den dag. DONDERDAG 18 APRIL 1935 HAARLEMS DAGBLAD 'slechts door luisteraars van muzikale en lit teraire vorming naar waarde kon worden geschat. Hoe zijn wij sindsdien vooruitgegaan! Hei. zijn nu de leden eener vereeniging „Kunst aan het Volk", aan wie kunstenaars als Hans GruysFelix de Nobel zich vrijelijk kunnen uitzeggen. Op Debussy na bestaat het geheelo programma uit louter „eerste uitvoeringen". Twintig liederen, welgeteld, worden door de luisteraars van „Kunst aan het Volk" zon der voorbereiding?, met groote dankbaarheid beluisterd. Dit mag vooruitgang heeten, nu uitvoerende kunstenaars zelfs in deze om standigheden geen enkele concessie behoeven te doen aan „het publiek". Opzettelijk schrijf ik dit woord hier neer. Wij zijn niet meer „het publiek", als wij luisteren naar verzen van Heiman Dullaart. die ons tegelijk aan Vondel en aan Rembrandt herinnert. Pu bliek ook verstaat geen poëzie van ArthurRim- baud. En wat neemt het op van Goethe? Ja, is het niet te onnoozel om in het slot van „Cele- britat" zich zelf terug te vinden? Neen, wij zijn veeleer „deelhebbers" aan dezen schoonen avond, en Hans Gruys heeft haar prachtige uitbeeldingskunst, vocaal zoowel als plastisch, niet aan ons verspeeld. Een 'zóó prachtige plastiek spaart ons de moeite, om den heelen Werther nognv.als door te lezen. Onvergelij kelijk juist ook was Verlaine (Fantoches. Colloque sentimental, resp. uit bundel 1 en 2 van Fêtes galantes). Hans Gruys dwong ons ook een vergelijking te maken tusschen „En sourdine" van Debussy en van Diepenbrock. Pebussy scheef het in een vlottende piano partij, maar twintig jaren later zou hij het stellig heel anders doen. Diepenbock was toen al de vereenzaamde, en men kon hem aan wijzen, zooals men Dante deed: „Zie, daar is de man,' die den tocht maakte door de hel". Inderdaad had ik beide liederen liever in om gekeerde volgorde gehoord. Maar daarmee zou de mooie opzet van het programma geheel zijn bedorven. Een vermelden van al de liederen zou in derdaad tot niets leiden, zelfs huiver ik om een enkele groep als die van Henk Bodings (1934) in een .zoo kort bestek aXs een dagblad recensie te onderwerpen aan een bespreking, na deze liederen een énkele maal te hebben gehoord. Echter lean ik dit zeggen, dat de poëzie van Heiman Dullaart geen muziek van noode heeft, die détailleert op de wijze zooals Badings doet. Het overschoone „Chris tus stervende" is hiij zeer lief in een andere auditie, nl. in de hoogst sobere koorzetting van Hendrik Andriessen, waar de muziek zich niet opdringt, maar inderdaad den geesï ademt van den dichter. De nieuwe liederen van Hendrik Andriessen (1934, Trois pastora les) maken een veel sterkeren indruk dan die van zijn jongeren kunstbroeder. Inzon derheid ,.Le dormeur du val" is in zijn soberen verteltrant bijzonder geslaagd. Maar niet minder het spontane „Sensation" met zijn prachtige pianopartij. Wat moet het ook voor Felix de Nobel, een heerlijke tijd van voorbe reiding zijngeweest, niet alleen uit pianis tisch oogpunt," maar ook en vooral omdat zijn muzikaliteit zich bijzonder moet aangetrok ken gevoelen tot een plastiek als van Hans Gruys, Wij hebben ook hun voordracht van Ierse he en Schotsche liederen beluisterd, d,e van de studio uit werden gegeven. Maar op dezen jongsten liederenavond was het genie ten vele malen grooter nu het ook visueel kon zijn. Met haar zeer sterke kunst schept Hans Gruys atmosfeer waarin haar partner inspi ratie vindt om het kavier te laten zingen of spreken: de wisselwerking tusschen beide kunstenaars is zeer sterk, en zoo blijft de aandacht van den hoorder onafgebroken ge boeid. Voor ons luisteraars was dit concert een muzikaal festijn; voor den paedagoog Jacques van Kempen onder wie Hans Gruys haar studiën voltooide, daarentegen een eere avond. G. J. KALT. FURTWaNGLER DIRIGEERT WEER Wilhelm Furtwangler zal naar de Tel. ver neemt, 25 April te Berlijn een Beethovencon- cert van het Philharmonisch orkest dirigeeren 26 April concerteert hij met dit orkest te Hamburg. HET DRAMA OP SCHIERMONNIKOOG. SCHIERMONNIKOOG. 17 April (V. D.) Hedenmorgen om half tien zijn in de R.-K kerk aan den Badweg alhier de plechtige uitvaartdiensten gehouden voor den ver moorden hee* Kerstholt. De diensten werden geleid door den rector van het R.-K. Vacan- tiehuis te Schiermonnikoog den heer Heime- rich. Hierna heeft op de openbare begraaf plaats de teraardebestelling plaats gehad. De belangstelling van de zijde der dorps bewoners was buitengewoon groot. De burgemeester, de heer H. W. v. d. Berg, voerde aan de groeve het woord. Wie zullen de lessen in lichaams oefeningen in de lagere school moeten geven? Een deskundig toezicht noodig. Uitbreiding van de taak der schoolartsen diensten. Ik zou dan thans de vraag willen behan delen door wie in de lagere school de les sen in lichaamsoefeningen moeten worden gegeven. In het algemeen kan gezegd worden dat dit onderdeel van het onderwijs alleen en uitsluitend in handen mag worden gelegd van deskundigen, waaronder moeten worden verstaan leerkrachten die de stof, geschikt voor leerlingen van 6—13 jaar volkomen be- heerschen, zoowel theoretisch als technisch, die dus begrip hebben van het hoe en waarom zoodat zij ten allen tijde de gekozen oefenin gen kunnen verantwoorden en daarbij vol doende paedagogisch onderlegd zijn om aan een schoolklasse vruchtdragend onderricht te geven. Zoo bezien is de oude strijdvraag „klasse-, of vakonderwijzer" geen probleem meer. De leerlingen zijn alleen gebaat met deskundige leiding. Of die gegeven wordt door een klasse-onderwijzer of een leerkracht in gymnastiek doet niet ter zake. Hèeft men in een school een of meer onderwijzers, die de vereischte bekwaamheid bezitten om lessen in lichaamsoefenigen te geven dan kan er nooit eenig bezwaar bestaan, dat zij daartoe de opdracht krijgen. Het doet er dan weinig toe, of zij die bekwaamheid hebben verwor ven tijdens de opleiding aan een kweekschool, of daarna door uit belangstelling een cursus in lichaamsoefeningen voor schooldoeleinden te volgen. Het eenige waar het- op aan komt, is deskundigheid, vooral omdat aan kinderen in de groeiperiode met lichaamsoefeningen bij juiste toepassing niet alleen veel goed kan worden gedaan, maar evenzeer bij onjuiste toepassing onberekenbare schade. Overal,"waar in een school deskundige on derwijzers niet of in niet voldoende mate be schikbaar zijn, zullen andere leerkrachten moeten worden ingeschakeld. Deze laatsten behoeven voor leerlingen van de lagere school niet speciaal nuddelbare- akte-houders te zijn. De lager akte lichame lijke oefening zou zeer voldoende zijn. maai de bezitters van deze bevoegdheid zijn uiterst gering in aantal. Jaarlijksch melden zich voor het desbetreffend examen niet meer dan 12 a 15 candidaten aan en het gemiddel de der geslaagden is nog geen 10 per jaar. De oorzaak van dit verschijnsel is, dat alleen on derwijzers het examen mogen afleggen. Er blijkt duidelijk uit hoe weinig belangstelling bij den Nederlandse hen onderwijzer be staat voor de lichamelijke opvoeding van de schooljeugd. Het zal daarom noodig zijn. dat door wijziging van de desbetreffende bepa lingen de iager akte lichamelijke oefening ook verworven kan worden door niet-onderwijzers Om deze een taak in de school te kunnen op dragen zullen zij aan te stellen eischen om trent algemeene ontwikkeling moeten vol doen, b.v. einddiploma H. B. S. 3-j. c. of daar mede gelijk te stellen diploma. Men kan nu wel fraaie beschouwingen houden over de wenschelijkheid dat de onderwijzer het volle dig onderricht in de lagere school in handen moet hebben en zich daarom tegenstander verklaren van vakonderwijzers bij het gewoon lager onderwijs, maar dat zijn heel aardige onderwerpen voor een tijdschrift; de jeugd heeft daar niets aan. De kinderen van 613 jaar hebben goed geleide en doeltreffende lichamelijke opvoeding broodnoodig. Wie zich nu herinnert, wat ik indertijd heb geschreven over den physieken toestand dei- zesjarigen bij de intrede van de schoolperiode en van den invloed, die door het schoolleven op het groei-proces der leerlingen wordt uit geoefend zal het wel niet verwonderen, dat ik lessen in lichaamsoefeningen voor alle leerlingen van de eerste tot- en met de hoogste klasse onvoorwaardelijk noodig acht. Deze lessen, die in de lagere klassen 30 en in de hoogere 50 minuten moeten duren (tijd voor verkle'eden en verplaatsen van de klasse mag niet in mindering van den genoemden tijdduur komen), behooren dagelijks te wor den gegeven en zeer zeker op die schooldagen, die uit een ochtend- en middagschooltijd be staan. Wat evenzeer vanzelf spreekt, is dat er een deskundig en goed georganiseerd toezicht op de lessen in lichaamsoefeningen moet wor den uitgeoefend. Dit toezicht zal zich niet mogen beperken tot de controle omtrent hét al of niet ordelijk en rustig verloopen van de lessen en de beoordeeling of de leerkracht de juiste toon voor iedere klasse heeft weten te treffen, doch bovenal zal dit toezicht moeten waken tegen fouten in de toepassing; 'net zal voorts de noodige aanwijzingen en gegevens moeten verstrekken ten einde een zekere mate van eenheid in het onderwijs te verkrijgen, zonder de persoonlijke verschillen in de leer krachten op detailpunten te willen nivellee- ren. In het algemeen is. het bestaande Rijks- School toezicht ten aanzien van de lichame lijk opvoeding niet tot een dergelijk opbou wend toezicht in staat. In dit instituut zullen dus in het belang van de jeugd ook deskundi gen moeten worden aangebracht, die leiding en stuwing kunnen geven aan de lichame lijke opvoeding in de school. Er is echter nog meer. De leiding zal niet in het wilde weg of alleen geleid door haar intuïtie haar maatregelen kunnen en mogen nemen. Gegevens zullen moeten worden ver zameld omtrent den invloed van de cultuur op het groeiproces en lichamelijke ontwikke ling van den jongen Nederlander, speciaal voor wat betreft den physieken toestand bij de intrede van de lagere-school-periode en het verloop van het groeiproces tijdens die periode. Vooral ook om aan de hand dier gegevens en herhaalde onderzoekingen na te gaan of verbetering in voldoende mate wordt bereikt, dus om de juistheid van de ge nomen maatregelen aan de uitkogsten te toetsen. Wat wij daarvan weten, berust op gegevens, verzameld door de schoolartsen diensten en andere onderzoekers buiten onze landsgrenzen. Het zal evenwel npodig zijn. om vast te stellen hoe de Nederlandsche jeugd in haar lichamelijke ontwikkeling rea geert op het schoolleven en andere cultuur invloeden. Daartoe zal de taak van den Neder- landschen schoolarts moeten worden uitge breid in dien zin. dat de schoolartsendiensten naast de tot nu toe verrichte werkzaamheden veel meer tot studie-instituut worden omge vormd. Een zoodanige reorganisatie zou even wel een éénhoofdige leiding van Rijkswege vereischen om de werkwijze voor het geheele land voor te schrijven en zoodoende de be schikking te verkrijgen over gelijk gerichte gegevens, die voor vergelijking en sommatie vatbaar zijn. Het terrein van de lichamelijke opvoeding, waarvan de ontginning zoowel in geestelijk als lichamelijk opzicht de volkskracht zal ver- hoogen, ligt nog nagenoeg geheel braak. Wan neer er niet spoedig aan die ontginning wordt begonnen, zal het Nederlandsche volk zich in deze harde tijden bezwaarlijk staande kun nen houden. H. L. WARNIER. Het is nog niet zoo lang geleden, dat wij in de groote plaatsen een brooaprijzenoorlog hadden. Waarom heeft de Maatschappij voor Nijverheid en Handel die bakkers toen niet gesteund? Toen liet het hoofdbestuur zich niet hooren. toen profiteerde heel de lande lijke bevolking van Amsterdam en nog is het mindere soort brood te krijgen voor 12 en 13 cent per 8 ons. Het hoofdbestuur van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel wil nog meer, de nacht arbeid moet er ook weer komen, want het ver bod is een belemmering om goedkoop brood te leveren. Wil het hoofdbestuur zoo goed zijn zich persoonlijk in verbinding te stellen met een bakkerijarbeider die zijn halve leven 's nachts gewerkt heeft? Neen heeren gij wilt langs zeer veel omwegen uw doel bereiken: lage loonen en nachtarbeid voor de bakkers. Ik zeg nogmaals het brood is niet duur in Nederland. Wilt gij omtrent het bakkersbedrijf met juiste gegevens komen, klop dan bij on- dergeteekenüc aan: J. G. DE LOOZE. Karolingenstraat 60. INGEZONDEN Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet teruggegeven. Werkgelegenheid in Rusland. Naar aanleiding van een mededeeling in de rede van Prof. Dr. J. A. van Hamel voor de Industrieele Club, dat Rusland niet alleeen een afzetgebied voor waren is, maar ook een land met werkgelegenheid voor jongelui, heeft de leiding van het Arbeidsbureau van de Vereeniging van Werkzoekaenden met vol ledige M.O.-bevoegdheid (w.o. M.O.) getracht daaromtrent nadere inlichtingen in te winnen. Zij vernam echter uit meest bevoegde bron, dat niemand in Nederland die geven kon en bovendien, dat Rusland slechts in zeer be paalde omstandigheden buitenlandsche krachten aan het werk zet. Het zou wellicht gewenscht zijn, in het vervolg slechts dan zulke dingen te verkondigen, wanneer aan de verwachtingen die zij wekken, ook voldaan kan worden. Ook krijgt men anders licht den indruk, alsof de werkzoekenden niet elke ge legenheid tot werken aanpakken. J. I. H. MENDELS, Leidster C. A. B. De loonen in het bakkers bedrijf. Te weinig techniek, te veel soorten brood, te hooge kosten.van distributie, dat zijn mo tieven. Zoo zegt het hoofdbestuur van de Ned. Maatschappij voor nijverheid en handel, waar om het brood zoo duur is. Laat ik beginnen met de loonen van een bakkersgezel in het middenbedrijf, die zijn procentsgewijs berekend f 20 per week. van het groot en klein bedrijf maar niet gesproken. Dit is geen 'schrijf maar raak tactiek, maai de zuivere waarheid. De werkgevers zijn al reeds 2 a 3 jaar bezig hun bedrijf te reorga- niseeren in het nadeel van den bakkersgezel. Het is de harde noodzakelijkheid zeggen zij om het bedrijf gaande te houden. Door de techniek wordt een heel leger van bakkers gedupeerd. Wij hebben weeg- en snijmachines, alsook bolmachines. Wij hebben ovens, die een ovennist overbodig maken, kortom over tech niek in de bakkerij behoeft het hoofdbestuur voor Nijverheid en Handel zich niet ongerust te maken. Wat wil men doen met die bakkersgezellen, die daardoor zonder werk komen? Zou het hoofdbestuur werkelijk gelooven. dat door zijn theorie het brood goedkooper zou worden? Geen kwestie van. Te veel brood soorten zegt het hoofdbestuur, het kleine zoo genaamde iuxe brood is nog goedkooper dan het groote brood en de arbeiders hebben er werk door. Men heeft veel soorten meel, dus ook veel kwaliteiten brood. Of eten de heeren ook een groot brood voor 12 c., dat is veelvuldig te bekomen. Het brood is in ons land niet duur, daar zorgt de concurrentie wel voor. Maar men moet de zaak niet oppervlakkig bezien. Wil men goed en lekker brood eten, dan is er niet aan te ontkomen, dat men meer betaalt dan voor mindere kwaliteit. Hoe dragen wjj ons hoedje? Naar aanleiding van dit artikel in het blad „Voor de Vrouw", zou ik graag eenige opmer kingen maken. De schrijfster hiervan vertelt ons hoe we ons moeten gevoelen als straks de voorjaarszon ons, met ons nieuwe hoedje op, naar buiten jaagt. „Kwiek en vlot", zegt zij, dat moet het zijn, zoodat we ons voelen, als een Engelsch officiertje in de voorjaarszon. Het wil me voorkomen, dat vele vrouwen, ondanks dezen emstigen tijd. er graag „Kwiek en vlot" willen uitzien, daarvoor zijn we „vrouw", maar dat we ons voelen willen als een Engelsch officiertje (waarom dat ver kleinwoord?), neen. ik wet zeker dat ik uit naam van vele vrouwen spreek, als ik zeg. dat ons dat te militairistisch aandoet. Emmy J. B. zegt in hetzelfde blad „Voor de Vrouw", dat de vrouw meer oppervlakkig en onnadenkend is, dan dat zij bewondering heeft voor het wapen geweld. Wellicht is dat zoo. maar zou het dan nu niet meer dan tijd worden, dat we die on nadenkendheid aan kant zetten? Ook het Maandblad van de Huisvrouwenvereeniging verkondigt in een mode-artikel, dat onze nieuwe mode militairistisch is. Laten we de bewondering voor de uniform laten varen, en deze niet imiteeren; laten we er ons van door dringen dat die uniform ons herinnert, dat de leuze „Vrede door Rechtspraak" nog altijd een schoone droom is. Vrouwen, straks kunt ge weer Uw vasten vredeswil toonen en medebetoogen in den Vrouwen Vredesgang op Zaterdag 18 Mei a.s. in Den Haag. Uw hoedje moge dan „kwiek en vlot" staan, doch Uw witte bloem zal U een waardiger cachet geven dan de gelijkenis op een En gelsch officiertje. U dankend voor de verleende plaatsruimte, EEN LID VAN DEN INT. VROUWENB. VOOR VREDE EN VRIJHEID.. Magnolia. „Haarlem" en „Feijenoord" speelden Woensdagavond op het terrein aan den Schoterweg den eersten lichtwedstrijd. Hierboven de beide elftallen. Nog altijd zijn er velen, die deze prachtige bloemheester met den naam van „tulpen- boom" betitelen. Nu kan men zich dat, in ver band met den vorm der nog gesloten bloe men, wel voorstellen, maar de echte tulpen boom. de Liriodendron tulipifera is toch een heel andere soort. Het is een flinke boom, die o.a. in een mooi exemplaar voorkomt in den tuin van het Sportfondsenbad, vlak bij den rechtervleugel. De Magnolia-soorten zijn in den regel slechts struiken en de Oost-Aziati sche soorten bloeien vóór de bladeren ver schijnen. Nu zijn het juist de mooie tulpvor- mige, witte en rose bloemen, die de plant zoo in het oog doen vallen. De forsche Magnolia- bloemen zijn niet alleen om hun mooie vorm en grootte echte sieraden voor den tuin. ook in botanisch opzicht hebben ze bizondere kenmerken. Van buiten naar binnen zien we eerst allerlei overgangen tusschen groene kelkbladeren en steeds grooter wordende, witte en witrose kroonbladeren. Dan volgt op een kegelvormig, lang stengelgedeelte een groot aantal meeldraden, die weer worden ge volgd door erg veel stampers. Een mooi voor beeld voor de opvatting van de bloem als een stengel met sterk vervormde bladeren. Bekend zijn de bloemen verder om de vrij hooge tem peratuur, die soms binnen in den gesloten knop kan heerschen: soms is het er 10 graden C. warmer dan buiten, waardoor ook insecten worden aangelokt. In den herfst geeft de Magnolia opnieuw kleurenpracht. De vele vruchten, die op een vrij lange spil zitten, springen open en prijken met mooi rood gekleurde zaden. Door deze uit te zaaien krij'gen we nieuwe planten, maar de meeste variëteiten worden geënt op de wilde stamvormen. Ook kan men de Magnolia af leggen: hierbij wordt een tak in den grond gebogen en het uiteinde weer opgericht. Na eenigen tijd zijn op de kniebocht zooveel wor tels ontstaan, dat ae tak een zelfstandige plant kan worden. Magnolia granaiflora is steeds groen. De Wesiersche soorten, zooals M. tripetala uit Amerika, bloeien ook in den zomer, dus tege lijk met de bladeren, maar de Oostersche, zooals denudata, Conspicua, obovata en hy- poleuca bloeien vóór het blad uitkomt en deze zien we op de tentoonstelling. - A. MELLINK. MUZIEK. DIE SPAERNE-SANCHERS. Het concert van Woensdag 17 April was voor de ééne helft aan het Lijdensgebeuren der PaaschweeJs., voor de andere helft aan de her denking van Bach en Handel gewijd. Alzoo werd een Passie-verklanking uitgevoerd en wel het „Drama Christi" van den Vlaam- schen componist Peter Benoit (18341901) Dit „Geestelijk Zanggedicht" is, wat den tekst betreft, minder een samenhangende, al of niet door lyrische beschouwingen afgewis selde, geschiedenis dan wel een reeks taferee- ■len uit het leven van Christus, waaraan frag menten uit den Bijbel ten grondslag liggen en waarvan een klein koor de titels zingt. De overgangen, die de verbindingen tusschen de tafereelen vormen, worden door de instrumen tale begeleiding tot stand gebracht. Daarvoor is door den componist een ensemble van or gel, 3 cel-li, contrabas, 2 trompetten, 3 bazui nen en pauken voorgeschreven; op het con cert der Spaernesanghers werd zij alleen door het orgel vervuld. Nu leek het me jammer, dat van de mede werking der overige instrumenten moest wor den afgezien, want het wil me toeschijnen, dat verschillende tegenstellingen en hoogtepun ten door zulk een medewerking meer relief hadden kunnen krijgen dan door het orgel alleen, zelfs nu het door een uitzonderlijke meester als Flor Peeters bespeeld werd, moge lijk bleek. In elk geval miste ik nu in dat „Drama" nagenoeg elk spoor van dramatiek, die b.v. in Bach's Matthaeus-^Passion zoo ge weldig ontroert. De stijgende orgeltoonladder, waarop de Satan verschijnt en verdwijnt kan daarvoor nauwlijks in aanmerking komen; de verminderde septimeaccoorden, die het summum van dramatische expressie vertolken oefenen hier een veel minder energische wer king uit dan zoóals b.v. Beethoven ze heeft weten aan te wenden. Het grootste deel van dit „Drama" gaat in tamelijk slependen toon voort; enkele, gedeelten, zooals het „Alleluia" waarmee het begint en eindigt en het koor „Hosanna" aan het slot van de eerste Afdee- ling vertoonen wat meer levendigheid. Soms, b.v. in het verhaal van het 2de Tafereel, is de muziek romantisch-sentimenteel; de muzikale illustratie van het 10de Tafereel leek me zeer zwak; de koorimitaties bij het verhaal van het 14de Tafereel kwamen me ongemotiveerd voor Het groote koor aan het slot van het 7de Tafereel deed hooren dat de werken van een Bach en een Handel aan Peter Benoit toch niet onbekend gebleven zijn, maar overigens toont zijn „Drama Christi" slechts weinig den invloed dier groote voorgangers en als geheel heeft het me geen sterke indrukken gegeven. Daarmee wil ik niet zeggen dat de uitvoe ring niet goed was. Integendeel: het koor heeft, op een enkele onzuiverheid als in het 2de Tafereel na, zeer anooi gezongen en tzeïfde kan men van de drie solisten, de heeren Corn, van Munster (tenor), Dick Weiman (bariton) en, Mathijs Valent "(bas), getuigen. De Verba- Ier (tenor) zong week en soepel en kwam soms, als in het 6de Tafereel ook tot krachtige ex pressie; be bariton bekoorde door zijn warm geluid en de volmaakte zuiverheid zijner into naties; de verrukkelijke basstem van onzen stadgenoot schonk een bijzonder genot; slechts had ik, wat den bas betreft, den a-klank gaar ne wat meer open gehoord, maar overigens hooren we een echt basgeluid, als dat van Valent te zeldeft. dan dat we zijn solisti sche medewerking niet op hoogen prijs zou den stellen. Het tweede deel van den avond ving aan met het Orgelconcert in F van Handel. De vermelding dat Flor Peeters het speelde zegt genoeg. De hoogste virtuositeit en muzikaliteit zijn in zijn spel vertegenwoordigd. Kon hij ons orgel eens geregeld komen bespelen, misschien kwamen de orgelconcerten in de gemeente lijke concertzaal weer tot nieuwe levenskracht! De zang van Corn van Munster voldeed me in „Bist du bei mir" van Bach minder dan in Benoit's werk; zijn veelvuldig falset klonk niet helder. Het d'oor Dick Weiman ge zongene: Recitatief en Aria uit Cantate no. 82 van Bach werd goed van stem en techniek voorgedragen; het tempo leek me wat te veel getrokken en het pianissimo was al te sugges tief en soms nauwelijks hoorbaar. In twee Koralen van Bach en in het „Hal leluja" uit Handels „Der Messias" werkte Haarlems Vrouwenkoor met „Die Spaerne sanghers" samen. In de a cappella gezongen Koralen ontstond voornamelijk door de so pranen. eenige neiging tot zakken; in het „Hal leluja" werd dit natuurlijk door den majes- tueuzen steun van het orgel verhinderd, maar het leek of het aan de sopranen soms moeite kostte om zich tot de hooge g op te werken. Overigens klonk de combinatie der beide koor- vereenigingen uitstekend. Aan het einde van het eerste deel van 't programma werd namens den Amsterdam- schen Guido-Gezelle-Kring aan „Die Spaer nesanghers" een groote herinneringsmedaille, aan den dirigent Lieven Duvosel een plaquette beide met het borstbeeld van Peter Benoit, aangeboden. De gemeentelijke concertzaal was geheel bezet. K. DE JONG. „KUNST AAN HET VOLK". Hans GruysFelix de Nobel. Debussy's „Fêtes galantes" voerden ons in gedachten terug naar die dagen na 1914, toen Berthe Seroen en Evert Cornelis ons als „nieuws" brachten, wat toen zeker al twintig jaren oud was. Althans de eerste twee thans gezongen liederen „En sourdine" en „Fanto ches" uit den eersten bundel waren toen reeds een kwart eeuw geleden gecomponeerd. Wij Noorderlingen wisten niets van den componist van Pelléas et Mélisande, zoomin als van de jonge Russen. Seroen-Cornelis hebben zich voor Holland onsterfelijk gemaakt. En zooals een lied. in de voordracht van een Messchaert. onverflauwd in ons blijft leven, zoo gaat al wat wij van de jonge Franschen. Russen of uit het jonge Italië of Spanje hooren. terug naar Seroen-Cornelis. In Mia Peltenburg en Hendrik Andriessen vond vooral Albert Roussel de levenskrachtige vertolkers; en ook Alphons Diepenbrock, na eerst in beiden warme verdedigers te hebben gevonden, kon sindsdien geregeld op de pro gramma's voorkomen. De liederenavond Hans GruysFelix de No bel is de schoone voortzetting dezer traditie en zoo kon het niet andera, of Debussy bracht on dezen avond in herinnering, wat in die eerste jaren der muzikale vernieuwing nog

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 7