EEN LIEFDE IN CHINA In Artis te Amsterdam is Donderdag een groote bloemen- en plantententoonstelling geopend. Een overzicht van de prachtige hortensia's en azalea's die geëxposeerd zijn Een koor van jongedames uit Wales arriveerde deze week te Londen op weg naar Windsor voor het geven van een concert voor de Hertogin van York, bij welke gelegenheid aan de kleine Prinsesjes Elisabeth en Margaret Rose poppen in het costuum der landstreek werden aangeboden Op de Noordwijksche golflinks zijn Donderdag aanmoedigingswed strijden voor dames gehouden. Een der deelneemsters in actie FEUILLETON. Uit liet Engelsch door BEN BOLT. 26) Zij liepen langs den muur verder en be. vonden, dat zoowel de inlichtingen van de Chineesche vrouw als Ching's veronderstel ling juist moesten zijn. Er was geen poort aan den achterkant, maar als bij zoo veel Chineesche muren, die van voren heel imposant lijken, was de achterzijde aanmer kelijk lager. „Geef me een rug, Ching", verzocht For syth. „Ik wil probeeren een kijkje in den tuin te nemen". Ching deed wat van hem verlangd were en Forsyth kon juist den bovenkant van den muur grijpen en zich optrekken. Spie dend tusschen de boomen, zag hij een plek donkerder dan de omgeving en vermoedde dat daar het huis stond. Alles was rustig nergens ontdekte hij een schemerlicht. Een minuut zocht zijn blik de duistenis af, toen Chine hem opeens haastig iets toefluisterde „Komt iemand, dokter. Ga plat liggen vlug!" Forsyth strekte zich voorover op den muur en hoorde Ching weghollen. Een oogeniblik later klonk een schreeuw, direct daarop het rennen van twee mannen achter hem. achtei zijn vluchtenden vriend aan. De stad en de tuin. Toen het geluid der voetstappen verstor ven was, lag de dokter daar nog steeds, zich afvragend, wat hem nu verder te doen stond. Dat Ching zich zou laten vangen, vreesde hij geen oogenblik, en dat hij, zoodra hij daar toe gelegenheid kreeg, zou terugkeeren. daarvan was hij zeker. De kwestie was al leen of hij terug zou zijn voordat het licht werd. Als hij dat niet deed Hij keek naar beneden in de duisternis van den tuin. Daar scheen een overvloed van boomen te zijn, en zijn oor werd getrof fen door kabbelen van water. Hij overlegde of het 't risico zou loonen een nauwkeurig onderzoek in te stellen en was het nog niet met zichzelf eens, toen hij voorzichtige stap pen onder zich hoorde onmiddellijk gevolgd door de stem van Ching. „Vlug, dokter Forsyth, voor de mannen terugkomen. Dag breekt ook aan". Oit laatste was ongetwijfeld juist; in het Oosten vertoonde de lucht reeds eenige lichte plekken. De dokter liet zich zakken en Ching nam hem bij de hand. „Deze kant! Wij moeten heel vlug zijn". Dick Forsyth vroeg niet wat zijn metgezel in den zin had. Hij gaf er zich rekenschap van dat ze zich weer van de stad verwijder den, maar hij wachtte rustig af tot Ching iets zou zeggen. „Bij daglicht de stad heel slecht voor uw ;ezondheid, dokter Forsyth", verbrak Ching tenslotte de stilte. „Proclamatie is overal ver spreid, en Chinaman zullen probeeren u te pakken te krijgen om de belooning. Moet u verbergen tot donker". ..Tot donker?" protesteerde Forsyth. „Ja. Mannen van Mandarijn overal. Als zij u pakken, wat zal dan Missie Barrington toen? Dan Li Weng-Ho met haar trouwen •n ik niets doen kan Moet ook rijst hebben fk hongerig. U ook hongerig, dokter". ..Maar waar ga je me verbergen?" „Weet nog niet. Zien wat we vinden. Zoo gauw mogelijk. Dan ik naar stad terug Li Weng-Ho niet weet dat ik hier ben, rijst koopen, toestand onderzoeken; dan terug bij u. dokter". Forsyth moest erkennen, dat er niets an ders op zat en hoe het hem ook aan het hart ging het eenige was zich te schikken. Terwijl zij voortliepen werd de lucht al hel derder, ergens begon een onzichtbare vogel te fluiten en de dingen om hen heen gingen vorm en gestalte aannemen. Zij gingen langs een open landweg, in de richting van den heuvelrug, die hun al meer dan eens be scherming had geboden. Plotseling hief Ching een snel-onderdruk- ten juichkreet aan en wees naar rechts. Te midden der rijstvelden rees een vervallen gebouw op klaarblijkelijk en tempel ruïne. „U daar verbergen, dokter", besliste hij. Zonder tegenspraak wendde Dick Forsyth zich naar een smal pad, dat de paddievelden doorsneed. Gouden daglicht scheen thans over het landschap uit, binnen enkele mi nuten zou de wereld weer in beweging zijn en het was hoog noodig, dat hij dekking gevonden had voordat de veldarbeiders aan het werk togen, of het landvolk zich stad waarts begaf. Zij vonden den tempel bewoond door een troep vogels. De wildernis van struiken en bloemen, waar zij doorheen moesten breken om erin te komen, bewees duidelijk, dat dit eenzame plekje grond nooit werd bezocht door menschen uit de omgeving en het een uitgezochte schuilplaats was voor een man die zich aan de belangstelling zijner achter volgers wilde onttrekken. Ze passeerden een ingangspoort, waarvan de steenen met mos begroeid waren; daar achter lag aan alle zijden open, een voor- olein. Links was een kloostergang met een betegeld dak dat beschutting tegen de zor bood, en waarin rondom steenen banken stonden, die in het ver verleden Boeddhis tische monniken tot zitplaats hadden ge diend. Ching liet zijn goedkeurenden blik over de ruimte gaan. „Prima schuilplaats, dokter Forsyth, hier blijven slapen ik naar stad. Poorten nu open; eetwaren koopen. Praatjes maken en zien wat gewaar te worden". Toen hij vertrokken was, zocht de dokter het open voorplein op, waar hij zich in de verkwikkende ochtendzon kon koesteren. Binnen was het kil en vochtig. Rondkijkend werd Dick Forsyth's blik getroffen door een wenteltrap aan het verste einde en tusschen de bloemen en boomen door baande hij er zich een weg heen. De treden waren van groote steenen gemaakt, samengehouden door een soort cement, dat de tijd noch het weer in staat was geweest aan te tasten. Gedreven door nieuwsgierigheid, beklom hij de trappen en bevond zich weldra op een klein balkon aan den kant van het hoofd gebouw, van waaraf hij een onvergelijkelijk gezicht had op Pi-Chow en het omringende land. Over de balustrade geleund onderwierp hij den weg naar de stad aan een belangstel lend onderzoek. Op het oogenblik waren er maar drie menschen te bekennen, één met een bamboe draagstok, aan het einde waar van mandjes met levensmiddelen slingerden, een tweede met een beladen inlandschen kruiwagen, en de derde Ching. Hij zag hoe Ching den man met den draagstok inhaalde en naast hem ging loopen en een gesprek met hem aanknoopte. Hij keek het tweetal na, totdat ze uit het gezicht waren en wijdde toen zijn aandacht aan het weggedeelte in zijn nabijheid. Het verkeer daar nam toe. Hij keek er loom naar, nu en dan een blik werpend op den tuin van den Yamen, die van hier eveneens zichbaar was, zonder echter iets van belang op te merken. Het zonlicht, dat fel op het balcon scheen, maakte hem lang zamerhand slaperig en hij ging op de steenen ban kzitten. Een minuut later knikkebolde hij en het duurde niet lang of hij was vast in geslapen. Toen hij wakker werd was het goed mid dag. De weg beneden was vol voetgangers, allen in één richting gaande naar de stad. Van Pi-Chow drong het gerommel van tam tams. begeleid door een levendig rumoer, tot zijn ooren door. Vlaggen wapperden in den wind en alle kramen en tenten voor de muren waren opgesierd met banieren en symbolische draken. Hij verdiepte zich in de vraag wat dit te beteekenen had en bleef geïnteresseerd toekijken, tot hij eindelijk, toen de stroom langs den weg minder werd, een voetganger opmerkte, die in tegenover gestelde richting liep. Het was Ching. Zijn trouwe begeleider wachtte een ge legenheid af om ongemerkt in de rijstvelden te komen; toen Forsyth hem die had zien ingaan, verliet hij het balcon en ging naar de poort hem tegemoet. Ching had een winkel vol etenswaren meegebracht, benevens twee groteske mom- bakkessen, waarnaar de zendingsarts in verbazing staarde. „Waarom heb je in vredesnaam die din gen meegebracht, Ching?" De Chinees grinnikte. „Gekocht om gezicht te verbergen. Veel Chinaman dragen ze vandaag in Pi-Chow; feest daar. Na zonsondergang doen wc ze over gezicht en gaan erop uit. Niemand her kent u vreemdeling. Snapt u?" „Ja, die zullen zeker vana nut zijn". „Heel nuttig, ja!" Ze keerden naar het balcon terug, be reidden een maal, en zich veilig voelend voor verspieders en vervolgers, vielen ze in slaap. Toen zij ontwaakten was de weg bijna ver laten, maar vanuit Pi-Chow woei een storm van vroolijk lawaai over. Ching's ziel werd naar de stad toegetrokken. „Wij gaan naar stad?", vroeg hij. Dick Forsyth schudde het hoofd. „Neen, maar we zullen eens bij Li-Weng Ho poolshoogte gaan nemen". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9