De fietser en het verkeer.
Overpeinzingen
eens Voorzitters,
Rubriek voor Vragen.
Hessels
Centrale Tandheelkundige
Kliniek
Agent
HANS GRUYS
VERKOOPSTER
verkoopsters
WOENSDAG 24 APRIL 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
1.1,
In ons land met zijn enorm aantal rijwielen
vormen de fietsers de groote meerderheid der
weggebruikers. Met dit verschijnsel, dat men
bij vergelijking van verkeerstoestanden hier
te lande en in het buitenland maar al te veel
verwaarloost, moet ter dege rekening worden
gehouden bij de verkeersreglementeering. De
„verkeetsstrijd" speelt zich dan ook in hoofd
zaak af tusschen den wielrijder en den auto
mobilist. Het aantal conflicten, dat telkens
tusschen beide soorten weggebruikers rijst, is
legio en het is wel zeer moeilijk in dezen be
langenstrijd tot een behoorlijke en afdoende
regeling te komen.
Het is dan ook volkomen verklaarbaar, dat
onze verkeerswetgeving dat is hier in
hoofdzaak de Motor- en Rijwielwet en het
Motor- en Rijwielreglement zich vrijwel
•uitsluitend met de automobielen en rijwielen
bezighoudt. Van den voetganger wordt slechts
terloops gesproken. Het verkeersvraagstuk hier
te lande is dan ook grootendeels terug te
brengen op de vraag naar de verhouding tus
schen het verkeer met automobielen onderling
en tusschen het verkeer met auto's en dat met
rijwielen.
Verreweg het grootste deel der verkeers
ongevallen wordt veroorzaakt door fouten van
bestuurders van vervoermiddelen (pl.m. 75
Onder deze bestuurders slaat de fietser geen
best figuur. Het aantal gevallen, waarbij een
fietser -betrokken was, bedraagt op een totaal
van 41816 ongevallen over het geheele land
niet minder dan 40 pCt.!
Uit deze enkele cijfers moge blijken, welke
groote rol het rijwiel in ons verkeer speelt,
vooral wat betreft de verkeersveiligheid, of be
ter gezegd, de verkeersonveiligheid. Het blijkt
maar al te veel, dat den fietser de meest fun-
damenteele kennis van de verkeersregelen ont
breekt of schromelijk nalatig is in een behoor
lijke toepassing van die regels.
Wil men nu een antwoord geven op de
vraag: wat kan de fietser doen ter bevordering
van eigen veiligheid en die van anderen en
welke maatregelen kunnen van overheidswege
ter bevordering van die veiligheid worden ge
nomen, dan dient allereerst te worden nage
gaan, welke positie de fietser in het verkeer
heeft.
Zooals reeds gezegd, heeft de Motor- en
Rijwielwet voor den fietser groote belangstel
ling. Aan een categorische behandeling der
verschillende wetsvoorschriften valt hier niet
te denken. Wij willen volstaan met de volgen
de opmerkingen. Voorop moet worden gesteld,
dat in het algemeen de wet geen hiërarchische
verhouding van vervoermiddelen kent, d.w.z.
zij erkent geen prioriteit van het eene ver
voermiddel boven het andere. Een uitzonde
ring hierop bestaat slechts ten aanzien van de
tram, waarop wij hier niet verder kunnen in
gaan. Een auto gaat dus niet vóór een fiets,
handkar of welk vervoermiddel dan ook. Komt
een fietser van rechts, dat moet een auto hem
evengoed voorrang verleenen als aan een col
lega-automobilist. Dit wordt door de autorij
ders nogal eens uit het oog verloren. Zij voelen
zich wel eens de heerschers van den wég. voor
wie een ieder en alles heeft te wijken. Er moge
iets waars zitten in de klachten der automobi
listen over de gedragingen van fietsers op den
weg, zij zijn vaak overdreven en te wijten aan
het misplaatste prioriteitsgevoel van den
autorijder.
Op den fietser rusten dus de normale verkeers-
verplichtingen van rechtshouden, rechts laten
voorgaan enz. en omgekeerd heeft hij de nor
male verkeersrechten. Principieel moeten der
halve" aan den wielrijder dezelfde vereischten
wat betreft rijvaardigheid e. d. worden gesteld
als aan den autorijder. De meening, dat ook
de fietser aan een examen dient te worden
onderworpen wat betreft zijn kennis van de
verkeersregelen en zijn vaardigheid in het
toepassen daarvan, gaat echter o.i. te ver.
De hierboven aangegeven positie van den
fietser wordt eerst anders wanneer zich rij
wielpaden langs den gewonen verkeersweg be
vinden. Het Motor- en Rijwielreglement geeft
in deze eenige bijzondere bepalingen. Ten
aanzien van de verplichtingen tot rechtshou
den, links passeeren enz. wordt het rijwielpad
als een aparte weg beschouwd. Het is verbo
den buiten noodzaak het rijwielpad te berijden
anders dan met rijwielen. Indien zich aan
beide zijden van den weg een rijwielpad be
vindt, is het verboden buiten noodzaak het
linker pad te berijden. Bij naast elkaar rijden
is men verplicht uit te wijken, indien men
wordt ingehaald of ontmoet.
Uit al deze bepalingen blijkt, dat de wet zich
het rijwielpad heeft gedacht als een apar-
t e weg, al dan niet een deel uitmakende van
den algemeenen verkeersweg.
Krachtens art. 1 van het Motor- en Rijwiel
reglement kunnen rijwielpaden als zoodanig
worden aangewezen door den beheerder van
den weg (gemeente, provincie enz.). Tevens
kan dan het voor het algemeene verkeer be
stemde gedeelte van den weg gesloten worden
verklaard voor het rij wiel verkeer. Dit is het
„verplichte" fietspad. Bij de Motor- en Rij
wielbeschikking is hiervoor een apart teeken
ingevoerd (witte fiets op blauwen achter
grond).
Hoewel de fietspaden bedoelen de verkeers
veiligheid te dienen wordt vaak ten aanzien
van den fietser het tegendeel bereikt. Om een
voorbeeld te noemen: langs den Kleine Hout
weg loopt gedeeltelijk een fietspad (verplicht),
van de stad komende rechts. Het verkeer van
Heemstede uit moet van hetzelfde pad gebruik
maken. Zij, die uit deze richting komen moe
ten bij de Paviljoenslaan plotseling naar
rechts oversteken. Het uitzicht naar de rich
ting Heemstede is zeer slecht door de groote
boomen. Het behoeft geen betoog, dat men
met dergelijke fietspaden de veiligheid niet
verhoogt! Eenzelfde situatie treft men aan op
den weg naar Amsterdam, waar het fietspad,
dat van Amsterdam komende aan de linker
zijde van den weg ligt, ter hoogte van Werk
spoor plotseling ophoudt, zoodat de wielrijder
wordt gedwongen den druk bereden midden
weg over te steken. Vele ongelukken, vaak met
doodelijken afloop zijn daar al gebeurd.
Het fietspad zal ten slotte het middel blijken
te zijn om te komen tot een behoorlijk geselec
teerd en daardoor veiliger verkeer. Op de bui*
tenwegen wordt hiermede zooveel mogelijk re
kening gehouden. Voorzoover de omstandighe
den, het toelaten, worden langs de druk bere
den buitenwegen behoorlijke fietspaden aan-
In de binnenstad is de oplossing van het
fietsenvraagstuk echter minder eenvoudig.
Het aanleggen van rijwielpaden b.v. in de
Groote Houtstraat is ondenkbaar. Toch be
staan hier toestanden, die volkomen onhoud
baar zijn. Fietst men in de spitsuren door de
stad, dan gevoelt men zich min of meer een
fietsacrobaat als men er heelhuids doorheen is
geglipt. Ook krijgt .men al gauw het gevoel
in training te zijn voor een zesdaagsche en
verbeeldt zich zoo nu en dan een aardige
sprint te kunnen maken! De oorzaak van deze
gevaarlijke sensaties ligt o.i. hierin, dat de
snelheid waarmede in de binnenstad, speciaal
door fietsers wordt gereden, in verband met
de gesteldheid van den weg, veel te groot is.
Om dit tegen te gaan behoeft men nog niet
te vervallen in verlaging van maximumsnel
heden. Het nut van dit instituut is trouwens
twijfelachtig. Het racen met fietsen schijnt
aanstekelijk te werken. Alleen - een krach
tig optreden van de politie tegen hen, die zich
jedrongen voelen in de Groote Houtstraat enz.
de wielersport te beoefenen, kan hier verbete
ring brengen. Met de bepaling van de Moto
en Rijwielwet, dat het verboden is te rijden
op zoodanige wijze of met zoodanige snelheid
dat de vrijheid of de veiligheid van het ver
keer wordt belemmerd of in gevaar gebracht,
kan menige fietszondaar worden achterhaald.
Wij willen ten slotte nog wijzen op de in dit
verband belangrijke bepaling der Politiever
ordening, waarbij het de fietsers verboden is
met meer dan twee naast elkaar te rijden.
Wij komen tot de conclusie dat de wielrij
der ter bevordering van eigen veiligheid en
die van anderen, zich in de eerste plaats
dient aan te passen aan het algemeene ver
keer en meer rekening moet houden met de
omstandigheden van Weg of straat. Kennis
van verkeersregelen moet hij evengoed hebben
als de automobilist. En vooral moet hij die
regels met groote nauwkeurigheid toepassen.
Ook hier geldt: geen veiligheid zonder ver-
keerskennis en verlceersaandacht.
Mr. J. H. VAN GELDEREN
LETTEREN EN KUNST
Henri Morriën f
Het was verleden jaar in het begin van Sep
tember bij de crematie van P. D. van Eysden,
dat ik Henri Moririen, den bekenden Rotter-
damschen tooneelspeler, die Zaterdag in den
ouderdom van 64 jaar is overleden, voor het
laatst heb ontmoet. Hij sprak toen het woord
van afscheid namens de „Rotterdammers"
de Tartauds, Nico de Jong en Carel van Hees
die mede gekomen waren om de laatste eer
aan hun oudfan en beminden directeur te bewij
zen en het was duidelijk, dat Morriën dit af
scheidswoord moeite kostte. Wal al herinne
ringen blijde en ook droeve moeten hem
op dat oogenblik door het hoofd zijn gegaan,
herinneringen aan den mooisten tijd van zijn
arti'sten-loopbaan
Vijf en twintig'jaar lang was Morriën lid
geweest van het Rotterdamsöh Tooneelgezel-
schap. Zoo iets imoet de tooneelspelers
vooral de jongeren onder hen bijna als een
sprookje in de ooren klinken. Een kwart eeuw
bij één en hetzelfde gezelschap, onder den
:elfden directeur! Hoe. ver zal dat ook Mor
riën, die het in de laatste jaren zoo moeilijk
had, hebben toegeschenen! Welk een tijd van
rust en verzekerdheid was dat voor de artis-
ten! En welk een populariteit genoten zij, die
oude „Rotterdammers" in de Maasstad!
Nog eenmaal, nadat het gezelschap reeds
jaren was ontbonden, heeft Morriën dat mo
gen ondervinden. Toen hij in '31 zijn 40-jarig
tooneeljublileum in Rotterdam wilde vieren,
schaarden zijn vroegere collega's, die bij Van
Eysden met hem samen hadden gespeeld
Alida en Frits Tartaud en Nico de Jong
zich nog eens om hem en annonceerden zij
Hedda Gabler, waarin Morriën de rol van
Brack zoo prachtig had gespeeld. Binnen 24
uur waren alle plaatsen in den grooten
schouwburg in de Aert van Nesstraat genomen,
zonder dat er eigenlijk éenige reclame voor was
gemaakt.
De oude liefde voor de „Rotterdammers"
kwam nog eenmaal boven; het Rotterdamsch
publiek wilde hen nog eens toejuichen zooals
zij 't zoo vele malen vroeger had gedaan. Het
werd een ontroerend afscheid voor altijd, want
deze opvoering van Hedda Gabler was'de laat
ste, waarin de artisten van Van Eysden nog
eens gezamenlijk op de planken stonden.
Van den tijd der „Rotterdammers" zullen
vele Haarlemmers zich Henri Morriën nog
herinneren. Twee Zaterdagavonden in de
maand waren in den schouwburg aan den
Jansweg, toen Van Gasteren er nog het beheer
voerde, vast voor het gezelschap van van Eys
den gereserveerd en op die avonden kon men
ook geregeld Morriën op de planken zien.
Want de Rotterdammers gaven bijna geen
stuk, waarin Henri Morriën niet meespeelde.
Wij zagen dezen acteur zelden op het eerste
plan, maar hij behoorde vooral als salon
komiek zoo in dit ensemble, dat wij ons
bijna geen voorstelling- zonder hem konden
denken. Het was vooral in de vele blijspelen
zooals in Inkwartiering waarin hij Reiff
von Reifflingen speelde Huzarenkoorts, Op
Manoeuvre, In Rok, Zijn Terugkomst, Het
Millioen, La Belle Marseillaise, Levensdal, Het
Witte Paard, Maria Theresia, Benjamine
dat Morriën meest naast Marie van Eysden
Vink optrad en hij toonde zich altijd hoe
wel hij zich zelf zelden geheel vermocht weg
te spelen een acteur van routine, die zich in
dat milieu uitstekend aanpaste. Velen zullen
zich ook nog zijn voortreffelijken Volders
den ploertigen kleermaker in De Rechte
Lijn herinneren en zijn knappen Van Huysden
in Multatuli's Vorstenschool. Een zijner mooi
ste rollen was wel Don Quichotte in het blij
spel van Langendijk, dien hij met veel fan
tasie als een tragi-comische figuur gaf. Het
samenspel van Henri Morriën en Nico de Jong
als D.on Quichotte- en Sancho Pancha in dit
oud-Hollandsche blijspel behoorde tot het
beste, dat wij van de Rotterdammers in hun
tijd hebben gezien.
En vergeten wij ook niet zijn Brack in
Hedda Gabler, van wien hij in prachtig sa
menspel met Alida Tartaud Klein autoriteit
en scherpe teekening wist te geven.
Morriën stamde uit een tooneelspelersge-
slacht. Zijn vader Henri Morriën was
een der meest bekende acteurs van zijn tijd
en de zoon. die eigenlijk Carel Cornells Jo
hannes heette, namals tooneelspeler den
naam van zijn vader aan. Hij begon zijn
loopbaan te Amsterdam bij Charles de la
Mar maar nadat hij eenmaal naar Rot
terdam, was gekomen, is hij de Maasstad
altijd trouw gebleven.
Zijn laatste levensjaren zijn voor Morriën
als voor zoovele kunstenaars niet ge
makkelijk geweest. Nadat het Rotterdamsch
Tooneelgezelschap was ontbonden, heeft hij
nog enkele jaren in een wel heel ander mi
lieu namelijk inden Circus-schouwburg
bij Marias Spree gespeeld en regie ge
voerd, doch toen oók Spree gestorven was
en hij nog een jaar met Johan de Weert aan
het hoofd van. een gezelschap, dat enkel
volksstukken en draken opvoerde, had ge
staan, moest hij het ook wegens zijn ge
zondheid opgeven en kwam hij zonder
emplooi. Maar Morriën was een man, die
zijn moeilijkheden en zorgen voorbeeldig
droeg en als men hem toevallig eens ont
moette. merkte men het nauwelijks aan hem,
dat zijn leven zoo zwaar was. De laatste
maal, dat ik hem zag optreden, was in De
Duivel in de Vrouw, waarin hij de rol van
den jager speelde.
En thans is ook deze speler van de oudere
garde heengegaan. Vooral in den kring van
zijn oude confraters zal men hem blijven
herinneren als een opgewekt, joviaal col
lega, die zijn zorgen dapper on flink heeft
weten te" dragen.
1 i 2. B. SCHUIL.
Het Tooneel te IJmuiden.
PALVU.
De arbeiderstooneelvereeniging Palvu te
IJmuiden heeft gisteren na afloop der voor
stelling van Ghetto haren leider, den heer
H. van Dokkum gehuldigd, omdat deze.30 jaar
aan het dilettanten-tooneel werkzaam was
geweest. Dat feit de heer Van Dokkum zei
het ook o.a. in zijn antwoord is op zich
zelf niet zoo bijzonder, maar wel is het dit,
wanneer wij zien wat Van Dokkum als regis
seur voor 't arbeiderstooneel eerst voor Voor
uitgang te Haarlem en de laatste jaren voor
Palvu te IJmuiden heeft gedaan.
Ik heb 'n twintig jaar lang de resultaten
van van Dokkum's werk kunnen volgen en in
ons blad in deze rubriek er herhaaldelijk met
lof over kunnen schrijven. Van Dokkum heeft
met zijn menschen dikwijls heel w^-. ^ereikt,
vooral in stukken, die in arbeiderskringen of
in den kleinen middenstand spelen. Men ziet
aan de opvoeringen, door Van Dokkum ge
leid, dat het hem ernst is met zijn werk en
hij zijn taak van regisseur allerminst als een
sinecure opvat. Ik herinner mij voorstellingen
vooral van Vooruitgang waarin Van Dok
kum en als speler 'en als leider zeer goed werk
heeft geleverd. Zoo denk ik hier aan De Grond
en Onder één Dak, twee stukken, waarin hij 'n
ouden boer volkomen in het milieu van het
door hem geleide spel plaatste en ook met de
voorstelling als geheel succes had. En in de
laatste jaren, toonde hij ook in stukken als
Cyaankali. De Schoone Slaapster en De
Violiers 'n zeer goed dilettant-regisseur te zijn.
Het is dus begrijpelijk, dat Palvu van
welke vereeniging Van Dokkum sinds eenige
jaren de leider is hem bij zijn 30-jarig ju
bileum heeft willen huldigen en zij heeft dat
gisteren op hartelijke wijze na afloop der voor
stelling gedaan. Het was de voorzitter van de
vereeniging, de heer Bonken, die Van Dok
kum toesprak en in het licht stelde, hoe Van
Dokkum al die jaren voor het arbeiderstoo
neel had gewerkt, eerst te Haarlem en thans
te IJmuiden en hoe gaarne allen zich steeds
aan zijn leiding onderwierpen. „Het dilettan
ten tooneel", zei de heer Bonken, „is jouw
werk. jouw leven!" en hij bracht hem daar
voor, terwijl hij hem een fraaie bloemenmand
overhandigde, den dank van Palvu.
Een dame sprak namens „Vooruitgang" te
Haarlem en bood bloemen aan van Van Dok
kum's oude vereeniging.
Van Dokkum is een eenvoudig man, wat ook
uit zijn antwoord bleek. Hij zeide, dat zijn werk
hem lief was en hij zonder het tooneel niet
kon. De mooiste hulde, welke men hem kon
brengen, zou het bericht zijn, dat na dezen
avond 100 nieuwe donateurs waren toegetre
den tot de vereeniging Palvu, want voor het
arbeiderstooneel alleen werkte hij en niet voor
zich zelf. En het krachtige applaus, dat na
deze woorden weerklonk, was wel het beste
bewijs, hoe populair deze dilettant ook te
IJmuiden in zijn kring is.
Van Dokkum heeft een groote voorliefde
voor het oeuvre van Heyermans. Hij getuigde
daarvan in zijn speech en in zijn werk. Ach
tereenvolgens bracht hij in dit seizoen De Op
gaande Zon, Op Hoop van Zegen en Ghetto
en hij deed dit telkens met groote toewijding.
Palvu speelde Ghetto met het door Heyermans
gewijzigde slot, zooals ik het slechts éénmaal
in een opvoering met Louis Bouwmeester
als Sachel en Henriëtte van Kuyk als Roos
heb gezien.
Dit veranderde, .slot. heefji Heijermans zelf
maar matig kunhën voldoen -en hij liet zijn
stuk dan ook later steeds in den oorsprou-
kelijken vorm spelen, wat begrijpelijk is.
Want de figuur van Rafael wordt met dat
gewijzigde slot een nog onmogelijker fraseuf
dan hij oorspronkelijk reeds was. Palvu had
het zich met deze veranderde lezing dan ook
niet gemakkelijk gemaakt en het gelukte
den speler, die Rafael vertolkte dan ook
allerminst van deze figuur een mensch te
maken. Aan Roos konden wij beter geloo-
ven, al heeft Heijermans van deze dienst
maagd wel een vreeselijke huilebalk ge
maakt. Wij zien haar bijna niet anders dan
in tranen en begrijpen niet, wat Rafael in
deze juffrouw ziet.
Palvu had haar best op Ghetto gedaan,
wat wel bleek uit. de over het algemeen uit
stekende rolkennis. de goede verzorging van
de décors en het vlotte tempo. Wat er echter
aan ontbrak, dat was de Joodsche sfeer.
Alleen in den zeer aardig en fijn gespeelden
rebbe uitstekend ook gegrimeerd kon
den wij een Jood zien. Aaron deed meer den
ken aan een binnenschipper dan aan een
Joodsch koopman uit Amsterdam, en een
groote fout was het van de regie om Aaron
een geloovig Jood toch op Sabbath met
een geruite pet te laten loopen. Ook van
Rafaël's baard, waarover de rebbe spreekt,
zagen wij niets.
Van Dokkum speelde Sachel vol toewijding
maar hij bleef aldoor een. Ariër, wat bij deze
figuur allerminst paste. Toch wist hij dik
wijls met zijn spel veel te bereiken, vooral
in zijn vervloekingen aan het slot van II en
III. Esther werd lang niet kwaad gespeeld
en zij wist ook nu en dan het Joodsch accent
te treffen. En zij verdient een extra woord
van lof voor haar uitstekende rolkennis.
waardoor zij in staat was Esther met het
noodige aplomb en in het juiste tempo te
geven.
Het leek mij toe, dat Ghetto ook in den
kring van Palvu een vrij verouderden in
druk maakte. Het was duidelijk te merken,
dat sommige gedeelten vooral de fraseologie
van Rafaëi het publiek nog al lang vielen,
Misschien zou dit anders zijn geweest, wan
neer Rafaël zijn ideeën met meer vuur over
het voetlicht had gebracht.
Aan het slot was echter hartelijk applaus,
wat ook zeker bedoeld was als een hulde aan
de spelers.
J. B. SCHUIL.
of de schoonheid langs het trottoir.
buurtvereeniging mij vertellen dat men mij1
den avond tevoren tot voorzitter der jury be
noemd had, die de étalages te keuren en te
kronen zou hebben, door mijne buren naar-
stiglijk en met opoffering van veel tijd en geld,
ter verhooging van het feestelijk aspect der
straten ingericht. Alleen mijn bij heaTtaling ge
pleegd misdrijf, te schrijven over schoonheid
in de volkomen nuttelooze zaken die kunst en
letteren voor velen zijn, bezorgde mij die on
gezochte onderscheiding, die ik niettemin na
eenige aarzeling op hoogen prijs ging stellen,
en die ik nu nog meer dan aanvankelijk, waar
deer, omdat ik er alweer het een en ander door
heb bijgeleerd, waarop ik nog niet was ver
dacht geweest. Dat, in een geval als dit, zulk
een voorzitter eigenlijk meer loopt dan zit,
had ik mij onmiddellijk gerealiseerd, doch het
feit, dat vijf juryleden met elkaar een loopje
zouden ondernemen, had ook weer veel aan
trekkelijks. Dat was dus beklonken en ik kan
niet anders zeggen dan dat het een alleraan
genaamst en voor mij hoogst leerzaam loopje
geworden is. Want was het niet nuttig dat wij,
gewend in musea en boeken te neuzen, nu eens
gedwongen werden naar de schoonheid langs
de trottoirs en in de vitrines te kijken niet
alleen, maar die te keuren, te schiften en te
becijferen. Ai, hoeveel moeilijker is dat dan
een verslag' van pure schilderkunst.
Terwijl het al bijna ondoenlijk is, nu eens
precies te zeggen, wat eigenlijk Kunst is, blijkt
het bijna even lastig uit te maken wat ,.een
mooie etalage" is. Toch moet daar een eenigs-
zins stabiel idee over bestaan, want de waar
deeringen van in dit geval vijf juryleden,
van uiteenloopenden dagelijkschen werkkring,
liepen per slot van rekening minder uiteen dan
die kringen zelf.
En desalniettemin, en al had ook het goed
willende vereënigingsbestuur een onevenredig
groot aantal „eervolle vermeldingen" uitge^
vonden om wie niet tot de vijf bekroonden be
hoorde, althans eenigszins dat leed te verzach
ten, ondanks dat alles is éénmaal mijn dage
lij ksche nachtrust een vreemde, echter ver
dedigbare contradictie verstoord door het
besef een aantal onvermijdelijke onbillijkhe
den begaan te hebben, die mij eerst later, na
de prijsuitreiking in al hun zwaarte gingen
drukken.
Wij hebben, vooral vroeger, veel gedacht en
gepraat over de „schoonheid in het dagelijksch
leven", maar als wij die praatjes en gedach
ten in de praktijk des dagelijkschen levens aan
de étalages van twee lange winkelstraten
moeten gaan toetsen, met het verantwoorde
lijkheidsgevoel van een serieus keurder, dan
blijkt eerst recht de incokerentie en de onaf
zienbaarheid van zulk een materie. De winke
lier in mooie stoffen heeft onmiddellijk een
onbillijken voorsprong' op zijn buurman den
slager, de bloemist heeft het veel gemakkelij
ker dan de kruidenier naast hem, de brood-
en banketwinkel wordt gemakkelijk overtroefd
door de moderne meubelzaak. Nu kan men -
natuurlijk bij zulke gelegenheid wel maat
staven aanleggen, die op originaliteit of op
verkoopkracht of op nog andere eigenschap
pen toetsen doch.... de „mooie" étalage...
komt dan allicht weer in de verdrukking. Ook
is hst werkelijk wreed als zuiver vakkundige
uitmuntendheid alleen nog geen mooie étalage
maakt. Een slager die aan eenige opgemaakte
schotels meer dan zestig uur arbeids gespen
deerd had, zou op een tentoonstelling van zijn
vakbond misschien met goud bekroond zijn en
voelt zich noodzakelijkerwijs met een eervolle
vermelding onbevredigd. Aan den anderen
kant had een winkelier in hoeden een aantal
hooge zijden heerenhoeden zoodanig met wat
simpel wit en groen opgesteld, dat een uiterst
evenwichtige compositie in black and white
dadelijk de aandacht trok en dus commer
cieel als artistiek .geslaagd beschouwd mocht
worden. Nu stel ik mij voor dat ook een opge
maakte vleeschschotel zoodanig in een étalage
kan worden opgenomen dat niet de zestig uur
arbeids doch het totaal aspect van het ge
toonde de aandacht vast houdt, maar ik geef
toe dat het formeeren van zulk een arrange
ment tot het moeilijkste op etaleergebied be
hoort. Zoo is het als het om een „mooie" éta
lage gaat. niet van het opperste belang of een
banketbakker de bloemen op zijn taart van
ouwel of op andere wijze maakt; dat zijn
weer quaesties die op een bakkerij-tentoon
stelling kunnen gelden: de mooie étalage
hangt niet daarvan af. De aesthetiek van de
winkelkast.... ik ben er mij daadwerkelijk
meer dan ooit voor gaan interesseeren, al
hebben de allereerst voor de hand liggende
moeilijkheden mij al een nachtwake bezorgd.
Want het schijnt bij voorbeeld ook weer vast
te staan dat een inderdaad artistieke étalage
minder directe verkoopkracht bezit dan een
quasi-oppervlakkig in elkaar geworpen uitstal
kast. Al toont de eerste vaak ook later en on
verwacht haar werking. Het is een interessant
en aantrekkelijk terrein, waarop men mij zoo
ongevraagd gepoot heeft en ik hoop er nog
eens vaker op te arbeiden.
J. H. DE BOIS
Le journalisme mène a touit,... de kran
tenschrijverij voert tot alles. De journalist kan
het brengen tot hoofd der regeering van zijn
land, maar hij kan ook zijn eigen hoofd in
een ander land in de waagschaal stellen als
hij daarheen ontvoerd wordt, omdat hij er niet
voor in vezwoering kon zijn. Alleen al de ge
dachte aan die uiterste mogelijkheden zou in
staat zijn iemand het hoofd te doen verliezen.
Een dezer dagen mocht ik ondervinden hoe
zelfs het journalisme dat ik zij het in ge-
specialiseërden en occasioneèlen vorm pleeg
te beoefenen, op het onverwachtst naar eeiz
voorzittersstoel voert. Kort voor den aanvang
der zoo geslaagde Haarlemsche Flora-feest-
week kwam namelijk de voorzitter yan mijn
DUIDELIJK GESTELDE VRAGEN
van alle Abonnés van Haarlem's Dagblad
toorden door een specialen Redacteur en
zijn talrijke medewerkers zoo mogelijk en
ten spoedigste beantwoord.
De vragen moeten worden geadresseerd,
aan de Redactie, Groote Houtstraat 93, met
duidelijke vermelding van naam en woon
plaats. Vragen, waaraan naam en adres
ontbrekenworden terzijde gelegd.
De namen der vragers blijven redactie-
geheim. rrr„rr
De antwoorden worden per auto Ghtittu
KOSTELOOS thuis bezorgd.
Alleen die vragen, welker beantwoording
voor vele anderen behalve den vrager, van
nut kan zijn, worden tevens in ons blad ge
publiceerd.
PLANTEN
VRAAG: Wat kan lk planten In een tuin op
het Noorden onder boomen?
ANTWOORD: Hulst, Mahonla, Klimap. Maag-
depalm enkele Cornussoorten, Aucuba's, enz. Bij
na alle groeien op zonnige ol' half beschaduwde
plaatsen beter.
VRAAG: Wanneer kan men bolbegonia's in den
vollen grond planten?
ANTWOORD: Niet voor half Mei. Gij kunt den
bloei vervroegen door do bollen eerst ln kistjes
uit te laten botten.
VRAAG: 1. Wanneer is het tijd voor het zaaien
van O. I. kers, Balsemienen, Anjers en Afrlkaan-
tjes?
2. Hoe moet ik mijn uitgebloeide cyclame be
handelen?
ANTWOORD: 1. De eerste helft van Mei, liefst
ln kistjes en dan later ultplariten.
2, Langzamerhand minder water geven en dan
de pot droog bewaren tot het najaar. Dan versche
aarde geven en opnieuw opkweeken.
RECEPTEN
VRAAG: Hoe verwijdert men inktvlekken uit
schoolbanken? Schuren met zeep en vim helpt
niet en haalt de verf er af.
ANTWOORD: Een eenvoudig huismiddeltje 19
de vlekken te wrijven met een schoone kurk en
sigarenasch, die met citroensap ls vochtig ge
maakt. Daarna met warm water afsponsen.
VRAAG: 1. Hoe verwijdert men witkalkspat
ten van een keukenvloer van roode en blauwe te
gels? Water en azijn helpt niet
2. Toen ik een half jaar geleden mijn woning
betrok, heb ik den zoldervloer schoongeboend met
bleekwater en lysol. De lysollucht is niet meer
weg te krijgen: alles, wat op zolder gehangen
heeft, ruikt er naar. Wat moet ik daartegen doen?
ANTWOORD: 1. Stevig af boenen met een har
don schuier en lauw water, waarin een scheutje
mierenzuur is gedaan.
2. Den zolder met heete soda-oplosslng terdege
schrobben en met heet water naboenen.
VRAAG: Hoe verwijdert men watervlekken uit
een gepolitoerd eikenhouten tafeltje? Zij zitten
er al geruimen tijd in.
ANTWOORD: Flink afboenen met een laqw
zeepsopje en goed afdrogen. Daarna mot de rech
te breukzijde van een stukje glas voorzichtig af
schrappen. Opnieuw in de was zetten en stevig
uitwrijven.
VRAAG: Hoe reinigt men een vilthoedje?
ANTWOORD: Goed stofschoon maken en dan
met waschbenzine stevig afborstelen. Dadelijk
daarna, voordat de benzine vervliogt, goed in
wrijven met magnesia. Gped door en door droog
laten worden en dan ln één richting afschuieren.
Deze behandeling bulten en vooral geen vuur of
vlammetje ln de nabijheid.
VRAAG: Hoe verwijdert met een levertraanvlek
uit een wit wollen jurkje?
ANTWOORD: De vlek eerst betten met een
propje watton, bevochtigd met perchlooraethy-
leen; de vochtige plek bedekken met een laagje
magnesia. Laten drogen en dan afborstelen. Er
blijft dan een gele vlek achter. Bet deze vlek
met een propje watten gedoopt ln een oplossing
van 1 theelepeltje overmangaanzure kali op 1
theekopje kokend water, maar niet te nat, dus
het propje even uitdrukken. Even laten Inwerken.
Er ontstaat dan een bruine vlek. Deze bet gij met
zvvaveligzuur, tot de bruine kleur is weggetrok
ken. De gele vlek is dan ook wel verdwenen. Zoo
nlete dan het bleekproces herhalen.
Verloofd:
ANNA KRAAN
en
JOHANNES VEEN
Haarlem, 24 April
Dutrystraat 32
Vosmaerstraat 65.
Laat thans TJw
V oor jaarskleeding
chemisch reinigen
Bij vonnis van de Arrondisse-
ments-Reehlbank te Haarlem d.d.
10 April 19 35 is Petrus Johannes
Maria van Leuven, ongehuwd,
wonende te Haarlem, op eigen
verzoek onder curateele gesteld
wegens zwakheid van vermogens.
Haarlem, 23 April 1935
De Officier van Justitie
R. v. LENNEP
De praktijk van Wijlen
Dr. H. GROENENDIJK
wordt voorgezet door
W. J. TALSMA
Arts
Zijlweg 308
Spreekuur 1,30—2.30
T andheelkundige
houdt Donderdag 25 April
GEEN SPREEKUUR
Kenaupark 26
Donderdag' 25 April GESLOTEN.
Gelieve geen geld of goederen
of advies te geven aan mijn vrouw
J. H. IiUIJBOOM-HESSELINK,
daar door mij niets wordt be
taald.
C. J. HUIJBOOM
Gevraagd voor Haarlem door Pa-
pierwarenfsibriek een
goed ingevoerd bij H.H. winke
liers. Flinke provisie. Bij gebleken
geschiktheid en vakkennis goede
vooruitzichten. Kleine borgstelling
vereischt. Br. no, 234S bur. van
dit blad
Zeer mooie bijverdienste
Dames en Heeren uit den goe
den stand met veel relaties. Door
een, reeds 40 jaar goed bekende
zaak worden stille agenten (tessen)
gevraagd v. Haarlem en omstre
ken, hetwelk elkeen zeer gemak
kelijk kan waarnemen, Vakkennis
onnoodig, Br. no. 2337 bur, van
dit blad
BOEKHOUDEN
Dag- en avondlessen
Volledige en grondige opleiding
Mcrcurius- en Praktijk Examens.
Privaatles 6.p. m.
Shiutsprulctljlc examen
Privaatles 10.p. m.
N. .T, TH. SCHMIDT
Leer, M.O, boekh. Accountant
Wilhelminalaan 4 Tel. 14506
Leerares
Solozang en Voordracht
inlicht, spreekuur bij Mej. I-Cloes
Rozenhagenplein S, bij den Klop
persingel. Tel, 13592 van 9-12.30
Door Bond wordt gevraagd per
1 Mei een
jonge dame of heer
v. kantoor- en andere werkzaam
heden. Brieven met verlangd sa
laris no. 2363 bur. v.d. blad
Mevrouw HENGEVELD, Wil-
sonsplein 13, vraagt tegen 1 Juni
of eerder een
MEISJE
of juffrouw voor de geheele huis
houding, inwonend, zelfstandig
kunnende werken en koken en v.
SCHOENEN
Wordt gevraagd een bekwame
1ste
voor de afd. Schoenen. Sollicitan
ten die in le klas zaken zijn
werkzaam geweest, gelleven on
der opgaaf van leeftijd, referen
ties enz. te schrijven aan nr, 2350
bur, van dit blad
Glas, Porselein, HnLsli. art»
In bovengenoemde branche wor
den enige vakkundige en gerou
tineerde
gevraagd. Brieven met opgave v.
leeftijd, vakopleiding, verlangd
salaris enz. worden ingewacht on*
der no, 2349 bur, van dit blad j