IBIS SHAG
■vCeAhun.
NIEUW
lobbelmann
lekker... man!
SIKAR RIJWIELEN
Per fiets naar
Nederiandsch-lndië.
De bloem van den dag.
DONDERDAG 25 APRIL 1935
H A A RLE M'S DAGBLAD
5
Geloof en Wetenschap.
De film „Die Schwarze Schwester".
Voor de vereeniging Geloof en Wetenschap
ïs gisteren in den Janswegschouwburg een
vertooning gegeven van de geluidsfilm „Die
schwarze Schwester", die door pater Stephan
temidden der Zuid-Afrikaansche Zoeloe's op
genomen werd. Deze avond vormde een waar
dig slot van het seizoen '34-'35, want de vele
aanwezigen hebben een hoogst merkwaardige
film te zien gekregen, een film, die uit cultu
reel en propagandistisch oogpunt een voor
treffelijk document te noemen is. In de in
leiding wordt ons medegedeeld, dat het in
beeld gebrachte verhaal niet gefantaseerd is.
,,De handeling is een aaneenschakeling van
werkelijke gebeurtenissen en zoo spelen de ver
tolkers van deze film niet in den gewonen zin
des woords, maar beleven zij het noodlot van
hun eigen volk". Inderdaad is het woord „be
leven" hier het meest op zijn plaats, want het
spel der Zoeloe's is zoo natuurlijk en gepas
sioneerd, dat men zich haast deelgenoot van
al hun wel en wee voelt. De film toont ons aan
het begin hoe in het verleden bij de vrijheids
lievende Zoeloe's een wrok ontstond tegen de
hun overheerschende blanken, die hooge be
lastingen eischten en bij niet-betaling het
hu tic van den inboorling in brand staken of
hem dwangarbeid lieten verrichten. En hun
haat richtte zich later ook naar het missie
gebouw. waar de jeugdige Zoeloe's tot het
Christendom bekeerd werden. Als er iets mis
gaat met den stam, als er zich een geval van
vergiftiging heeft voorgedaan, en als de oude
toovenaar machteloos tegenover de malaria
epidemie staat, dan is het de schuld van King's
Hill. Totdat hun tenslotte de ware aard van
het Christendom geopenbaard wordt door het
optreden van de dochter van het stamhoofd,
die, eenmaal ten onrechte van moord be
schuldigd en naar het missiehuis is gevlucht,
terugkeert naar haar volk en zich ten bate
van haar rasgenooten opoffert.
Dit is geenszins een volledige weergave van
den inhoud van de film. Deze is veel gecom
pliceerder, vo! van allerlei conflicten, intri
ges en vreemde gebruiken, die op zeer sug
gestieve wijze zijn weergegeven. Men vraagt
zich af, hoe pater Stephan er in geslaagd is
dit alles op zoo wonderbaarlijk-indrukwek-
kende wijze te kunnen' bereiken. Het zeldzaam
gave, dikwijls ontroerend schoone spel der
Zoeloe's zal ongetwijfeld op iedereen een on-
uitv/ïschbaren indruk hebben gemaakt.
Aan de film ging de algemeene jaarlijksche
ledenvergadering vooraf, waarbij de verslagen
van secretaresse en penningmeester werden
goedgekeurd. Aan eerstgenoemd verslag ont-
leenen wij, dat het ledental ondanks de crisis
op peil bleef. De voorzitter, mr. F, Vorstman,
sprak daarover zijn voldoening uit en zeide te
hopen, dat de door de leden betoonde interesse
nog verder zou toenemen.
Concert van Haarlem's
Gemengd Koor.
„De Schipbreuk" van Dr. Johan Wageuaar.
ONDERZOEK VERLOFGANGERS.
Tot het onderzoek van groot-verlofgangers
zullen in dit jaar uitsluitend de lichtingen
1923 en 1926 worden toegelaten.
Verlofgangers van deze lichtingen die ten
gevolge van uitstel of om een andere reden
de eerste oefening tegelijk met een andere
lichting hebben volbracht, moeten zich niet
temin aan dit onderzoek onderwerpen voor
zoover zij althans niet behooren tot hen, die
daarvan zijn vrijgesteld.
Aan dit onderzoek nemen mede deel dienst
plichtigen van voornoemde lichtingen die een
vrijwillige verbintenis hebben aangegaan
bij den Rijkspostduivendienst of als hoefsmid
bij de Infanterie, die in verband met erkende
gewetensbezwaren een vrijwillige verbintenis
hebben aangegaan, en zij die een vrijwillige
verbintenis hebben aangegaan om te dienen
op den voet van een gewoon dienstplichtige.
Vrijgesteld is hij: die zijn eerste oefening
nog niet heeft volbracht,
die in 1935 op een bepaalden dag voor on
derzoek in werkelijken dienst is geweest uit
andere hoofde dan voor straf.
die in 1935 voor herhalingsoefeningen onder
de wapenen moet komen,
die elders woont dan in Nederland,
die zich buitenslands bevindt ter uitoefening
van de zeevaart (hieronder niet begrepen de
zeevisscherij),
die de binnenvaart uitoefent op andere lan
den en zich voor dit doel in een dier landen
ophoudt,
die ingevolge de geldende bepalingen ge
heel is vrijgesteld van opkomst in werkelijken
dienst in geval van oorlog oorlogsgevaar of
andere buitengewone omstandigheden,
die als vrijwilliger behoort tot een der vrij
willige landstormkorpsen Motordienst, vaar-
tuigendienst en spoorwegdienst,
die vaandrig of kornet is en
die na zijn ontslag als reserve-officier in de
hoedanigheid van gewoon dienstplichtige tot
het leger is blijven behooren.
Het onderzoek heeft zooveel mogelijk plaats
in Juni zoo noodig vervroegd tot de laatste
zeven werkdagen in Mei.
Hij die door ziekte of om een andere reden
in de onmogelijkheid verkeert om in Mei of
in Juni bij dit onderzoek te verschijnen, dan
v/el door verandering van woonplaats niet is
opgeroepen wordt verplicht dit onderzoek in
October of zoo noodig in November te onder
gaan.
Verzoeken om vergunning het onderzoek in
een ander district dan wel op een anderen
datum te ondergaan moeten worden gericht
tot den districtcommandant.
Bij beschadiging van de kleeding door mot
kan den verlofganger de gelegenheid worden
geboden deze kleeding te doen herstellen.
Blijkt het euvel door verwaarloozing te zijn
ontstaan dan kan de verlofganger voor straf
worden voorgedragen.
De componist.
Zooals reeds gemeld is zal as. Maandag
door Haarl. Gemengd Koor „de Schipbreuk"
humoristische cantate van Dr. J. Wagenaar,
uitgevoerd worden. Velen zullen zich nog wel
de zoo zeer geslaagde uitvoeringen, welke H.
G. K. er vroeger van gaf, herinneren, zij zul
len geen verdere aanmoediging noodig heb
ben dit werk weer eens te gaan hooren. Voor
degenen, die nog niet kennis maakten met
dit werk is het volgende een kleine toelich
ting:
„De Schipbreuk" is reeds bekend als ge
dicht van den „Schoolmeester" dat een paro
die wil geven op de gezwollen „dramatische"
ballade's. Velen zullen zich herinneren het
grappige nonsens-rijm, van de schipbreuke
lingen. die. na talrijke avonturen, op een on
bewoond eiland aankomen, en daar den ma
gistraat te spreken vragen, enz.
Door Dr. Wagenaar is dit verhaal op muziek
;ezet, men heeft hierdoor een dubbele parodie
rekregen. Want waar de muziek reeds geheel
bij den tekst aansluit, en daardoor de „dra
matische hoogtepunten" nog eens extra aan
dikt bijv. de toespraak van den kapitein tot
de schipbreukelingen is recitatief, en krijgt
daardoor een „zeer gewichtig karakter") haalt
de muziek de Italiaansche Opera er flink
door. Hiervan spreken het „recitativo mysti-
fico". De Stuurman alleen keek nu en dan
bedenkelijk naar de meridiaan", en het vree-
selijke „stormkoor".
Ook het „ballet" is niet vergeten, dat ge
danst wordt met de ingezetenen van het on
bewoonde eiland. Wil men goed genieten van
deze uitvoering dan zal men goed doen het
geheel geïllustreerde tekst boekje vroegtijdig
na te lezen, opdat men geheel vertrouwd is
met den tekst.
BUURT- EN SPEELTUIN VER. „MEERLE-
BOSCII".
We ontvingen van bovengenoemde vereeni
ging het maandoverzicht over Maart, waar
aan we het volgende ontleenen: Bestuur,
leidsters en leiders kunnen met groote tevre
denheid terug zien op al het werk in deze
maand. Altijd staan zij klaar, steeds met iets
nieuws op elk gebied, om de jeugd tot hun
vrienden te maken, Of hun dit gelukt is?
Daarvan getuigt duidelijk de dankbaarheid
der meisjes én jongens. Hier wordt een
hechte band gesmeed.
Met groote erkentelijkheid wordt herin
nerd aan het werk van de groep Klein Too-
neel, dat in het laatst opgevoerde stuk het
VOOR DE PIJP
ROOKT IBIS EN GÉÉN ANDERE SHAG
(Adv. Ingez. Med.)
mysterie der Oostersche schoonheid zoo dui
delijk uitbeeldde.
De drie leiders en leidsters van de afdee-
ling Lichamelijke Opvoeding hebben de ver
wachtingen van het bestuur overtreffen. Dit
alles spoort aan tot volhouden. Gehoopt
wordt, dat de overheid deze mooie sociale
taak wat ruimer zal steunen.
Op de tentoonstelling, die op 27 en 28 April
gehouden wordt, zal gelegenheid bestaan
het werk van de verschillende groepen gade
te slaan. De dames en lieeren, die den heelen
winter hierbij de leiding hebben gehad, heb
ben zich vele opofferingen getroost.
Hulde wordt ook gebracht aan -den Korf
balleider, die een flinke groep spelers ge
vormd heeft. Zij beoefenen dezen tak van
sport niet om de winst, maar om het spel.
Dankbaar wordt ook herdacht het werk
van de groepen Jeugd- en Groot Tooneel. die
eveneens veel moeilijkheden moesten over
winnen Dit moest ook de zangklas doen,
maar die heeft ze moedig weerstaan. Deze
klas belooft een sieraad van de vereeniging
te worden. Gehoopt wordt, dat door de le
den steeds meer propaganda gemaakt zal
worden, omdat het er om gaat, de kinderen
van de straat af te houden en ze nuttig bezig
te houden.
In den Natuur-tuin. die geopend wordt, zal
aan de kinderen gelegenheid worden gege
ven. planten en bloemen te Ieeren kennen,
opdat ze kunnen beseffen hoeveel schoons
de natuur biedt.
Een zwerftocht door Neurenberg.
KRUISWEG 60
(Adv, Ingez. Med.)
Gelukkig, zijn er op het gewone gezegde:
„Van Alkmaar begint de victorie" ook wel eens
uitzonderingen, daar bij mij de victorie bij
Frankfurt a. Main begon in den vorm van
droog en warmer weer, waarmede ik, na de
langdurige regenperiode, welke ik tot nog toe
had gehad zeer in mijn schik was, omdat ik
mij had voorgenomen mijn Neurenberger tra
ject over Wurzburg te hervatten. Over laatst
genoemde route, die in hoofdzaak door een
weinig schilderachtige en vlakke streek voer
de met sporadisch hier en daar een verge
zicht, valt overigens weinig te vertellen.
Op 10 April, na de door mij voor dien dag
ongeveer als taak gestelde ca. 100 K.M. te
hebben „afgewerkt", bereikte ik de stad Neu
renberg, gelegen in het district Midden Fran
ken. Het is een zeer oude stad aan de rivier de
Pegnitz, welke de stad ongeveer in twee gedeel
ten splitst. Aan de buitenzijde ziet men nog
verscheidene oude bruggen en poorten, terwijl
verder hier en daar nog gedeelten te zien zijn
van oude vestingmuren alsmede een soort
gracht welke in vroeger jaren de stad om
ringde en naar ik vernam destijds een breedte
had van ruim 30 Meter. Te Neurenberg was
verder mijn eerste gang naar een bakkers
winkel om te „fourageeren" en ik ontmoette
daar een gemoedelijken en hulpvaardigen in
woner, een heer op leeftijd, waarmede ik in
een geanimeerd gesprek geraakte over het
doel van mijn reis. Wij converseerden in het
Engelsch, daar hij mij voor iemand van die
nationaliteit had aangezien. O.m. vertelde hij
mij Duitscher van geboorte te zijn, doch on
geveer een kleine dertig jaar in Engeland te
hebben gewoond, waarbij ook Birmingham
door hem werd genoemd. Waar ook ik toeval
lig in deze stad eenigen tijd had doorgebracht
was het ijs tusschen ons spoedig gebroken en
stelde hij mij tenslotte belangeloos voor om
mij, daar ik nog niets van Neurenberg had ge
zien tot gids te dienen een aanbod dat ik zoo-
als van zelf spreekt, met beide handen aan
greep, want ik zou moeilijk een betere heb
ben kunnen, vinden. Samen gingen wij toen op
stap en bezichtigden o.m. de zoogenaamde
Fleischbrücke, die een boog heeft met een
spanning van ca. 32 meter, terwijl ook de orm
streeks 1924 gebouwde Nurnberger Ketten-
steg als zeer interessant genoemd mag wor
den. Onze weg voerde vervolgens naar een
wondermooi gelegen oud kasteel genaamd
„Die Burg" dat tot 1918 gemeenschappelijk
eigendom was van den koning van Beijeren
en den Duitschen Keizer. Op het groote en
ruime burchtplein bevindt zich een reusach
tige lindeboom, waarvan de leeftijd wordt ge
schat op ca. 800 jaar, de huizen te Neurenbuvg
zijn in ouderwetschen trant gebouwd en men
treft hier en daar zelfs uitgebouwde „pothui
zen" aan. Ik bezichtigde, en maakte tevens
nog een dienst mede in een van Neurenberg's
grootste en oudste kerken genaamd „Lorentz-
kirchen".
Deze is geheel gebouwd in de zoogenaamde
.spitsboogstijl anno 1274, de twee torens heb
ben een hoogte van ca. 80 meter, terwijl, de
kerk. ca. 100 meter lang is met een binnen-
lioógte van 25 M„ voorwaar een machtig
bouwwerk. De zich verder in deze kerk bevin
dende oude kunstwerken trokken ook in het
bijzonder mijn aandacht. Te vermelden valt
verder nog het Johanneskerkhof, bij welks in
gang zich zeven marmeren beelden bevinden,
die de lijdensgeschiedenis voorstellen, alsmede
de stadsbibliotheek een voormalig Domini
caner klooster, waar volgens mijn zegsman
ca. 80.000 boeken voor iedereen ter lezing ge-
foh. coma*, [/OH kteuces* eft fyeuczn
WAALSCHE KERK.
Lezing over het Christusbeeld in
de kunst.
Vrijdag a.s. zal in de Waalsche Kerk alhier
een lezing worden gehouden met lichtbeelden
door Mr. Dr. Henri Meille, pasteur, over het
onderwerp: Les images du Christ dans l'art.
Mr. dr. Meille, oud-advocaat te Turijn en
thans pasteur van de Belgische Zendingskerk
te Antwerpen, is een zeer geziene persoonlijk
heid op het gebied der kunstgeschiedenis. Hij
heeft verscheiden werken geschreven over
kunst en is zeer bekend in Italië, Zwitserland,
Frankrijk en België. De avond in de Waalsche
Kerk belooft dan ook 'n zeer speciale en kunst
zinnnige avond te worden, aangezien pasteur
Meille bij lichtbeelden zal spreken over zijn
opzoekingen overal in de wereld over de Chris
tusbeelden. Een onderwerp dat ongetwijfeld
velen zal interesseeren.
door TJEBBO FRANKEN.
XXXV.
Wat wilt gij nu nog jakkeren langs de
wegen, gij ongebreidelden, gij massamensehen,
die de pedalen trapt en stank en gas geeft,
of die, o zeldzaamheid!, den trouwen stok
volgt op het wandelpad. Toeft dan toch en
staakt uw toomeloos bewegen, of zijt gij als
die tulpomanen uit den ouden tijd, zoo luis
tert dan, want Flora spreekt;
Hier ben ik, onenschenkinderen, ik weet, gij
hebt mij alle eeuwen liefgehad, gelijk ook
heden weer, nu 't feest der bollendagen is be
gonnen en ik toon u gaai*ne al mijn kinderen,
hier zijn ze. 't Is met de crocus welhaast voor
bij, toch zijn er nog in wit en paars en fel
oranje, zij verven mijn velden met de tinten
van den ochtendhemel als daar de zon haar
morgenreis begint. Doch weldra glanst heur
goudgeel bekken in het Oosten, gedragen dooi
de wolkenreuzen, die ziich kleuren met de
roode verven van haar bloed. Het is gedaan
met crocus en de narcis komt, die heeft den
blanken sluier van den hemel over het veld
gespreid en 't gulden zonnevuur daardoor ge
weven met hier en daar in 't smetteloos wit
een rooden droppel van het warme bloed. Maar
hooger stijgt de zon, de brand in 't Oosten
wordt gedoofd als in een lichtblauw meer,
waarin een stoet van witte wolken vaart, nog
telken male versterft een warme vlam in rood
en roze, in geel en purper. Mijn hyacinten
bloeien, doorgeuren Holland's dreven, niet een
zoete roke, welke Zephyms op zijn vleugelen
tot de menschen brengt En. als de zon door
't zenith naar het Westen daalt, dan parelt
maagdelijk wit daarginds gevangen in 't breed
gewei van bladerlooze boomen, dan bleekt
het diepe middagblauw tot teeder violet en
't gloeiend goud der avondzon verdicht zich
tot een feller geel, tot eindelijk aan de kim
opnieuw het vuur ontbrandt en hevig oplaait,
een woedend vlammend oogverblindend rood,
dat zich tenslotte in duisternis verkoelt tot
schemerend rose, tot avondpaars, tot aller-
donkerst purper, den nacht nabij, zoo zwart.
Dat zijn mijn'tulpen!
O menschenkinderen, die mijn bloemen lief-
hebt., ziet zij brengen u den hemel op aarde.
Mijn sneeuwklok die de laatste vlokjes van den
winter aan heur stengel heeft gehecht en ze
doet trillen in het prille licht der nog niet ont-1
waakte lente: mijn crocus, het glaaske, dat de
likeur bevat van zon en aether; mijn narcis,
die den schoonen zin der dingen om u heen
ómtoovert, de diepste waarde geeft aan een
kop en schotel en trompet; mijn hyacint, die
'het enkelvoud van een simpele kleine kelk tot
de weelde van 't machtige meervoud samenvat
en dan vooral mijn tulp, die 't langst van allen
zich roerloos naar de zonne strekt, die de aarde
als aan den hemel bindt.
Stil, stil, wat joelt gij langs de wegen en
stuift het grauwe stof tot over 't kleed van
Flora, wat wilt gij met uw schorre stem, ,,'n
bossie meheir?", hyacinte, mooie bosse, 'n
dubbeltje, bier, limonade, koffie, rechts hou-
we, hier langs, opgepast, signaal geve, de
tram!
Wachte, mooie narcisse meheir, moet me-
frauw geen tullepe, 'n kwartje, 'n dubbeltje,
vijf cent? Guirlandes, twintig cent per stuk.
Ha, vooruit, geef 'dan gas, schakel over,
gauw. Kijk 'ns, o, wat 'n mooi rood, dat binne
tullepe, welnee 't sijne nagelblomme, dat ken
je toch wel sien. Zeg, vrijer, kijk uit, je bin
niet alleen op de weg. Geen brokke make me
heir. Heb u 'n rijbewijs? Dat zou je niet zeggen.
U ken beter gaan vliege, dan zie je de blomme
van boven, da's veel mooier, dan heb u de
heele familie voor mekaar. Mooie tullepe,
Darwins, meheir, Darwins, tien voor twee
kwartjes, in de winkel betaal u der eenvaiftig
voor. Ho juffrouw, recht-s houwe, belle, moet
ik me beene soms breke, daar heb ik niet van
werom. Pas op, 'n auto, ja zeker as ik kan, ga
ik opzij, hij mot toch zeker remmen. Ai, da's
mooi, narcissen, ah heerlijk wat 'n lucht. Wat
jij maar heerlijk noemt, ik ruik benzine!
Gauw, gauw, afstappe zeg, die vent is daas, is
dat 'n vaart, 't lijkt Moeskops wel. Kijk die,
die loopt, met z'n stokkie, die speelt voor
blidde Meijer. Mot je 'n reep sukkela? Och,
kijk nou, ze hebbe ze al afgesneje, da's ook
zonde, dat most niet magge. Offe we nooit op-
schiete! Niet midden op de weg, hier is het
fietspad. Ja ja ja, agentje, wind je maar niet
op, we gane-'n al. deisje man. Kijk 'ns, Kee,
dat binne sneeuwklokkies. Nietes.Wat nie
tes? Meheir, binne dat geen sneeuwklokkies?
Welnee meneer, dat zijn trosnarcissen. Wat
zeid-ie nou?, is 'et effe wat, trosnarcissen, even
goed ruike ze fain, ik doch secuur dat et
sneeuwklokkies ware. Jonges, waar gane we
eigelijk na toe? Nou. over Lisse naar Sassen -
heim en dan door de Glip terug naar Haar
lem en langs de vaart naar Mokum. Jan, maar
we koope der eerst eentje. Nee, we zulle dc
blomme niét begïete. we neme der een in De
Zwaan op Lis. Ho juffrouw, ik ben der ook nog
Man, kijk 'ns, merakels wat 'n hyacinte, wat
'n blauw hè? En die witte daar, och man.
fain, en kijk daar 'ns wat 'n knape, die koste
effe wat, reken maar jog, da's 'et bloeiende
gróótkappetaal. Jaja jö, ik hoor je wel, toeter
maar niet zoo, die denkt dat-ie alleen op de
weg is. Daar is de kerk al van Lis, hier langes
Jan, dan binne we der gauwer, ik heb dorst.
Mooi, afstappe, hier is de Zwaan, Wat zal 'et
zijn jongens"?, aannemeh! Mot je die daar
zien. die zit heelemaal in de slingers. Hee, daa:
hei je Moos. Moos! Moos! Meneer zeker 'n
blommetje? Ik khom bij u. Tien voor 'n
kwartje meneer, tullepe as rose meneer, as
rose, modd-u 'es kijke wat 'n khanjers; 'n
kwartje meneer, 't is te gheef. Dat noemt-ie te
geef, 'n heitje. Ah. omdat-u 't is, drie stuiwers,
ik mot los, drie stuiwers. Och, ga weg man, 'n
dubbeltje en dan is 't nog te duur, ik zal niet
wete, dat je ze voor niks krijgt. Ja wel zeker
voor niks, de blommiste benne mal, voor niks,
voor niks, krijg u hier je biertje voor niks?
Nah, u haalt 'n mins 'et bloed onder de nagels
wegh, vooruit 'n dubbeltje, alia, 't is bolledag.
Jan, neem er twee voor mijn, voor moeder, ik
bind ze an m'n fiets. Och, daar heb je hem
ook weer, met z'n stokkie, die lóópt maar. Hei
meheir, bin u niet moe? Wil u meerije op me
bagagedrager? Hij is nog trots ook, met z'n
beenewage. Kijk-ie loope, hij wil in de tram,
der an h-ange ken je, man. Kom. jongens, we
gane! Hei je betaald Jan? Pas op Bet, 'n auto,
ooo, wat smookt die tram, ik zie niks meer,
bah!, wat 'n stank, ja 't is goeie, bel maar,
effe wachte. Mooi noup kenne we sien, watte
we doen. Och, daar tippelt-ie weer met z'n
stokkie. Meheir, meheir, heb u geen plaas ge-
krege, meerije meheir? Die heb maling an ons
Jan, die komt liever op z'n knieë thuis. Wat
'n slijtage voor 'n mins. Zeg, jij mit je mo
torfiets, knal niet zoo, de blomme schrikke der
van. Jan, waar zijn je tullepe? Die heb ik onder
het zadel gebonde. Bij de centrale-verwar
ming! Is-ie effe goed?
Oooo! Kijk 'ns, heeelemaal rood. Hèèèè!
Fijn! Och, der heb er een z'n blomme verlore,
wat jammer, kijk ze daar ligge, ze binne plat
gereje. Plier langs jongens, ik geloof dat we
rege krijge, late we voortmake, Bet, wil ik je
trekke meid? Och man, kijk 'ns, oranje, 't
lijkt wel Koninginnedag en daar geel, lust je
nog eitjes? Jongens opschiete, Jan, geef me 'n
piraatje van je. Wat 'n wolleke! Tullepe me-
neir, hyacinte, narcisse meneir, 'n dubbeltje
meneir, alle kleure, 'n dubbeltje de bos. ruik
es. Nee, we hebbe genoeg, we gaan na huis, dei-
komt rege, 't druppelt al. Bet, gooi je rok over
je hoofd. As ik gek ben. Nou, mijn 'n zorg, be
derf je hoed, 't sijne mijn cente niet. Ho!, ho!,
ho!, wat 'n stof, pfff, da's 'n Duitsche wagen.
Hierzoo, weer wat anders, ja, ik ben blind, 't
is toch zeker 'n Ford. Ik zeg je 't is 'n Duitsche
wagen, der staat 'n D. op. Ik zie der niks van.
Nee, nogal wiedes, hij is al zoowat an de grens.
In ieder geval was 't 'n Duitscher. Goed, dan
was 'et 'n gemoffelde Ford, heb jij gelijk, ik
ook. Bet, mot je daar zien, allemaal rose,
krijg je geen trek in fondant? Ikke niet, geef
mijn maar 'n ouwe klare, 't wordt mijn te nat
mit die rege. Wat zou daar an 't handje zijn?
Ze hebbe kwestie jong, die eene zit met ze
karretje tegen de paal op en die andere laat
z'n eene oor hangen, ooo, ze spatbord is inge
drukt. Ze gaan op de bon, daar heb je de mo
torpolitie. Hei meheir. wou je telegrafeire?
Dat moet je zóó niet doen, dan mot je op 't
postkantoor wese. Wat 'n kop heb die benzi
nesmeris, hij wordt effe kwaad, hij wordit zoo
rood as 'n tulp.
reed liggen. Daar het inmiddels reeds laat
was geworden en mijn maag van al deze uit
gestrekte wandelingen begon te knorren,
nam ik onder veel dankbetuigingen afscheid
van dezen vriendelijken ouden baas onder be
lofte, dat ik hem zoo af en toe eens op de
hoogte zou houden van mijn reis.
Een nabij hotelletje genaamd, „de Drie ra
ven" lokte mij buitengewoon aan; ik streek
daar als een vermoeide vogel neer en deed
mij voor het matige prijsje van M 2,40 te goed
aan Wiener Schnitzel met kropsalade.
Ten slotte wierp ik mij na dezen maaltijd,
daar het inmiddels reeds 10 uur was gewor
den, in Morpheus armen. Want den komen
den' dag moest ik weer „fit" zijn voor mijn
volgend traject Neurenburg—Regensburg. Dus
tot den volgenden keer!
C. C. VERWEY.
BOOTTOCHT.
De Stads Evangelisatie zal 2den Pinksterdag
met de gerestaureerde stoomboot „Trio" van
den heer Zuidam een tocht maken naar
Gouda, waar de Oude Kerk bezichtigd zal
worden.
FRANS HALSMUSEUM.
Voor de tentoonstelling „Geschiedenis
Bloembollencultuur" zijn door de Gemeente
Delft afgestaan een tweetal stoelen, bekleed
met gobelin, versierd met tulpen, van de
hand Maximiliaan van der Gucht. Deze stoe
len werden gebruikt door de leden van den
Raad van Veertig van de stad Delft.
in het waschgoed....
een schrikbeeld
voor iedere huisvrouw.
Cjtc-'cLru. verwijdert ze
en bijl nooil gaatjes in Uw goed
voor VIJF wasscfien fê ct
Handehond. „EmkB* Apeldoorn
(Adv. Ingez. Med.)
Cypripedium.
In nieuwere werken, vooral de Duitsche
wordt de naam Cypripedilum gebruikt, maar,
hoewel juister, vindt dit toch nog geen na
volging. Cypris is een andere naam voor de
godin Venus en het woord Pedilon beteekent
schoen, zoodat we Cypripedium kunnen ver
talen door Venusschoentje.
Die naam slaat op den eigenaardigen vorm
van het onderste blad der zes bloembladeren.
We hebben dit reeds bij de orchideeën in 't ai-
gemeen als „lip" of labellum betiteld. Hier bij
Cypripedium heeft dit deel een erg typischer,
vorm, want het lijkt inderdaad op een schoen
in het klein.
De beteekenis staat in verband met de be
stuiving door vliegen, die als ze op de geel-groen
bruin en rose bloemen afkomen, in de schoen
als in een val wegduikelen. Nu zijn de wan
den hiervan zóó glad, dat ze er absoluut ner
gens kunnen uitkruipen, uitgezonderd langs
een zeer smal paadje, gevormd door fijne ha
ren en uitsteeksels. Maar als ze dan tot.aan
den rand der vangkuil zijn opgeklauterd,
moeten ze, of ze willen of niet, de beide meel
draden en de stempel passeeren. Op die ma
nier wordt dus de bestuiving in de natuur ver
zekerd.
De Cypripediums zijn afkomstig uit de
noordelijke gematigde zone, zooals Noord-
Amerika en Zuidelijk Siberië. In Duitschland,
o.a. in Thiiringen, gi-oeit een soort, C. calceo-
lus, in het wild op kalkrijken grond in beuken-
bosschen. Deze en andere soorten kan men
zelfs in den tuin planten; ze sterven 's winters
af tot op de knollen in den grond. Want de
Cypripediums zijn gewone aardorchideeën
met vaak gevlekte, wat stijve bladeren. Uit
zaad opgekweekt bloeien ze voor een orchidee
nog betrekkelijk vlug. nl. na 3 a 4 jaar. Som
mige soorten zijn ook zonder bijzonder' veel
moeite als Kamerplant te kweeken en in bloei
te krijgen., zooals C. insigne uit Nepal. De
bloemen duren erg lang, soms 50 a 70 dagen,
zoodat men er zeer lang genoegen aan be
leeft. Na het verwelken der geslachtsorganen
;aat de bloei nog door, vermoedelijk ook, om
dat de groenachtige bloem zelf kan assimilee-
ren. We willen dit stukje besluiten met de
mededeeling, dat we binnen onze stad een
zeer bekend Cypripedium-kweeker hebben,
de heer Van Cruiningen. uit wiens kassen de
hierboven gefotografeerde bloemen afkomstig
zijn.
A. MELLINK.
l