VRIJDAG 26 APRIE T935' H A A R C E M'S D A G B E A D 9 TEEKENAARS. AAN ALLEN! Wie een aquarium, heeft, moet nu langza merhand voor nieuwe aanwinsten gaan zor gen. Denk vooral ook om wat waterspinnen, 't Is zoo interessant om hem bezig te zien bij den bouw van zijn luchtnest. Tusschen de wa terplanten spint hij een vliesje, net op de ma nier van het web van een landspin, maar veel dichter en steviger. Is hij klaar ermee, dan haalt hij een nieuwen lucht voorraad. Een glan zende luchtbel kun je dan waarnemen om zijn achterlijf. Deze luchtbel brengt hij in het nest. 's Winters sluit hij zijn woning af met een ge sponnen deksel of met een gevlochten matje van plantend'eelen. De wijfjes leggen eieren in pakjes, zoodat de jonge waterspinnen in 't ouderlijk huis gebo ren worden. Een echt waterdier is zoo'n wa terspin eigenlijk niet. 't Is heel vernuftig, dat hij de lucht op kan vangen en mee kan ne men, maar echte waterdieren behoeven zoo'n duikerklok niet. Spinnen ademen door boek- longen, dat zijn luchtzakken, waarvan de wand geplooid is, als de bladen van een boek. Nu komen waterdieren vaak naar de opper vlakte, maar zelden om lucht te happen. In 't Amsterdamsche aquarium kun je prachtige oorkwallen zien. Je kunt duidelijk waarnemen, dat de mond in het midden ligt. Door samen trekking van kringspieren wordt het water, telkens uit den mond gespoten. Daardoor schiet de kwal telkens omhoog, anders zou hij wegzakken naar de diepte. Om den mond i.i fijne mooi gevormde franje. Hiermee kan hij zijn prooi waarnemen. De maag is bij de kwal len de eenige lichaamsholte. Wat niet te ge bruiken is, gaat er door den mond weer uit. De eieren worden ook door den mond in het water gebracht. Uit ieder eitje komt een larfje met fijn trilhaar, waarmee het zich voortbe weegt. Tenslotte zet het zich op den zeebo dem vast. Er komt een poliep van, die precies op een kwal lijkt, maar aan den rugkant vast zit. Later laat hij zich soms los en begint een zelfstandig leventje te leiden. Maar 't gebeurt ook wel, dat uit die eene poliep een massa kwallen ontstaan. Telkens gaat er een rondje boven af, die rondjes hechten zich aan elkaar, zoodat ze doen denken aan een sta pel bordep. Ieder bord volgroeit tot een kwal letje en laat dan los. Je ziet dus, dat er wel een heel groot verschil is tusschen 't leven van het eene waterdier en het andere. Een kwal kan niet leven buiten water. Dan sterft hij heel gauw. Alleen in een groot, voort durend stroomend zeewater-aquarium kun je kwallen houden. Bij enkele apothekers zie je tegenwoordig weer bloedzuigers. Deze yoe- den zich met het bloed en de lichaamsvochten Van wormen, slakken, larven, ja zelfs van vis- schen, vogels en zoogdieren. Als een prooi tus schen de drie zaagvormige kaken komt, be komt hij een driehoekige wond en wordt dan letterlijk leeg gezogen. Buiten het water droogt een bloedzuiger uit. In de. tropen zijn bloed zuigers, die slijm afzonderen op hun huid en het zoo in het vochtige klimaat kunnen uit houden. Deze landbloedzuigers zetten zich met een zuigschijf op een bloem vast en tasten met de andere zuigschijf de lucht in. Ze hechten zich vaak aan debeenen van menschen van daar diat het altijd geraden is in oerwouden kaplaarzen aan te hebben. Weet je wie ook leuk zijn om gade te slaan. Mosselen. Het zijn net slakken met een twee kleppig huisje. Nadert een vijand dan wordt de woning gesloten. Maar zijn ze buiten het. water, dan sluiten, ze sych ook op. Aan den aquarium-wand hechten ze zich vast met witte draden. Soms verplaatsen ze zich en maken weer nieuwe ankerdraden vrij. Als ze beide kleppen openzetten zijn ze in hun ele ment. Ze ademen door kieuwen, 'n Bewijs, dat mosselen echte waterdieren zijn. ®en halfslachtig waterdier is de kokerjuffer. Op den waterbodem spint de larve zich een koker uit allerlei afval (schelpjes, steentjes, riet). Die koker is een beschermingsmiddel. Is hij volwassen geworden, dan verlaat hij het water als insect Het is typisch om te zien. hoe de larve met het voorste deel van haar lichaam uit den koker komt, vrij rondloopt, maar den koker achter zich aansleept. Hoe dat kan? Aan het achtereind van het lichaam bevinden zich een paar haken, die in den ko ker grijpen. De watertor is een groote vijand van de kokerjuffer. De bovenkaken van dit roofdier zijn uitgegroeid tot 2 holle scherpe tangen, die ze in haar prooi steekt en dan het verte rend gif erin laat vloeien. De kokerjuffer wordt zoodoende geheel opgelost. Wacht je dus voor watertorren in je aquarium. Of je moet watertorren nemen om ze eens goed gad° te slaan. De larve heeft aan het achterlijf twee uitsteeksels. Die steken afJen toe boven het water uit. Daar haalt ze lucht mee binnen. Dus alweer geen echt waterdier. De watertor steekt af en toe de punt van zijn achterlijf ook boven water en voert on der haar dekschilden lucht mee. De natuur ontwaakt weer. Niet alleen op de aarde, maar ook in de wateren. W. B.—Z. Chineesche eigenaardigheden. Als een Chinees zich zoo verdienstelijk gemaakt heeft dat hij waard is in den adelstand verheven te worden, dan wordt"niet hij maar zijn groot vader in den adelstand verheven. Als twee Chineezen elkaar willen uitschelden, dan schimpen ze op eikaars overgrootmoeder. Wie tegen een Chineesch zegt „ei van een schild pad' slingert hem een vreeselijke beleediging naar het hoofd. De eerste stoomfluit. In 1833 werd door den spoortrein van Leicester naar Swanning- ton een vrachtwagen overreden. Men voelde nu de behoefte eiken locomotief van een waarschuwingsmiddel te voorzien en dit werd een stoomfluit. Poppcntentoonstelling. Evenals wij on langs hier in Haarlem een poppententoonstel- ling hebben gehad zoo heeft men er ook een in Karlsruhe gehad. Hier had men 400 poppen in de nationale kleederdracht van Baden. Verschillende groepen stelden tafereeltjes uit het Bodensche volksleven voor b.v. een boe renbruiloft, een doopfeest, een optocht der boeren, die aan den wijnoogst beginnen enz. Eet lekker. In Noord-Afrika worden sprinkhanen tot de lekkernijen gerekend. Men trekt ze de vleugels uit, waarna ze gebraden worden of men droogt ze en stampt ze tot meel om er dan allerlei lekkers van te bak ken. Ook verzamelt men ze 's nachts wel in zakken, kookt ze met water en zout en laat ze dan drogen. „Bat ben 'ik," riep daar juffrouw kip Zeg wacht eens even, hip, hip, hip. Het eendje kwaakte Kwak, kwa, kwi Dan gaan we reizen met zijn drie. De kip, de eend, de olifant, Kwamen nu bij een heel groot land. Het eendje kwaakte Kwak, kwa, kwi Daar loopen zwartjes, 'k zie er drie, Het spaarpoLvarken zit ze na. Die kan niet bijten ha, ha, ha. Het kipje hipte En vloog vlug. Al op het varkentje zijn rug. Zoo kwamen ze in 't speelgoedland. En zetten zich daar aan den kant. De olifant blies Met zijn snuit En nu is het verhaaltje uit. WIE ZOEKT ER MEE? Deze kwajongen wilde appels stelen, maar hij heeft de veldwachter gezien. Jullie ook? DE BEURT IS AAN KLEINE EEN NIEUW SPEL. EEN AARDIG GOOCHELKUNSTJE. TERUG NAAR 'T SPEELCOEDLAND door W. B.Z. Het eendje en de olifant Stonden zoo eenzaam aan den kant Het eendje kwaakte: Kwi, kwa, kwak, 'k Wou dat er iemand tot me sprak. „Hier ben ik," zei de olifant. „Kom zet'de zorgen maar aan kant," Het eendje kwaakte Kwi, kwak, kwa, 'k Geloof, dat ik er vandoor nu ga." Het eendje en de olifant Liepen toen samen hand aan hand. Het eendje kwaakte Kwi, kwak, kwa, Zeg olifant, wie loopt ons na? Plotseling riep een van de kinderen: De krokodil is weg; de krokodil is weg! Dolven hadden hem van den oever getild en meegenomen. Zoeken, zoeken, Guusje. Jij ook! Help de krokodil zoeken. Nu er gezocht moest worden mocht Guusje plotseling meedoen. Alle kinderen liepen stroomafwaarts; alleen Guusje, die van stroo ming niets wist, ging stroomopwaarts, alsof de gummi-krokodil tegen den stroom op kon zwemmen. De anderen lachten hem uit en zei den, dat hij met hen mee moest gaan; maar Guusje was boos, omdat hij niet mee had mo gen spelen en ging nu juist den anderen kant op. Twee mannen, die aan den oever wandelden hielden de kinderen staande. Waar gaan jullie naar toe? vroegen ze. Onze gummi-krokodil zoeken, riepen de kinderen en gingen door. Die is wegge raakt. Net zooals bij de volwassenen, zei een der mannen tegen den ander; wij zoeken sinds gisteren ook een krokodil; maar een echte, die uit het circus ontsnapt is. Wie weet, waar die nu rond zwemt. Het circus heeft vijf tig gulden belooning uitgeloofd voor dengene, die de krokodil vindt. Guusje stapte ondertusschen verder. Geen van de anderen was meer te zien; geen een. Daar achter een stuk boomstam aan den oever, half in het water, lag de krokodil. Guusje lachte; Zie je, ik was de slimste; ik heb de krokodril (zoo noemde hij het dien gevonden. Hij kwam naderbij en probeerde het dier uit het water te trekken; maar wat was hij zwaar. Hij opende zijn bek en keek Guusje aan. Misschien kan ik wel met hem praten! dacht Guusje. Hij had ook niet geweten, dat de krokodil zijn bek open kon maken. Hij zei: Kom, kom krokodil; ga mee naar huis! en hij floot hem, als een hond. De krokodil kwam langzaam uit het water en volgde Guusje. Opdat hij niet meer in het water zou gaan. liep Guusje met hem door het kreupel hout en ging op weg naar huis. Als het dier soms niet verder wilde, floot hij of lokte het met een stuk koek. Stoffig en verhit kwamen ze beide bij Guus- Jes huis. Guusje bracht het dier in den tuin, liet hem in den goudvisschenvijver om een beetje af te koelen. Ofschoon het zich heel klein maakte, ging het er maar half in. Maar het snoof verfrischt en dankbaar. Toen ging Guusje eens naar zijn broertjes en zusjes kijken. Maar er was niemand thuis; ook vader en moeder niet. Guusje wist ook niet, dat iedereen op dat oogenblik langs de rivier liep en riep: Guusje, Guusje! Guusje was weg. Gisteren is er een krokodil uit het circus ontsnapt, zei iemand zachtjes tegen Guusjes vader. En krokodillen eten kleine kinderen Pas toen 't heelemaal donker was, kwamen de ouders en de kinderen thuis. Daar is Guusje; kind waar heb je ge zeten? Ik heb de krokodril gevonden, zei Guusje Welke krokodil? Hij is in den tuin, in de goudviswhen- vijver! Vader nam een lantaarn en ging naar bui ten met Guusje. Bij de goudfvisschenvijvex j ging hij ontzet een stap achteruit. Daar lag eer. echte krokodil, die wijd zijn muil opensperde i Maak hem niet aan het schrikken vader, zei Guusje. Hij lust graag koek, Vader telefoneerde naar het circus. Een half uurtje later kwam een heer in een mooi uniform met een auto om het dier te halen. Het was kapitein Knokyl, Hij gaf het dier iets te eten en haalde uit zijn zak twee biljetten van 25 gulden. Wie krijgt de belooning? vroeg hij. Guusje, zei vader. De kapitein gaf Guusje plechtig het geld. Mag ik alstublief de krokodil houden, vroeg Guusje. GREET JE VAN FOOLE. Ditmaal is het weer eens een geheel an der iets, dat we zullen bespreken. We zullen namelijk eens een straat teekenen, met hooge huizen aan een zijde. Het is niet moeilijk hoor; je hoeft er niet van te schrikken. Je ziet, dat we ramen en deuren voorstellen door zwarte streepjes. Geen gordijnen en ra men teekenen. Het gaat er om een indruk te geven en niet om iedere kleinigheid apart voor te stellen. Ook de schoorsteenen worden met behulp van een enkele lijn weergegeven, dus geen rookpluimen, windvangers, enz. je moet niet vergeten, dat een schets niets an ders wil zijn dan een duidelijke indruk van iets en dat we daarbij alle kleinigheden, die het geheel onduidelijk zouden kunnen maken, moeten vermijden. OOM KEES. Voor de heele kleintjes, die nog niet kun nen en mogen tennissen of een ander balspel beoefenen, gaan we ditmaal een spel ver vaardigen, dat zeer geschikt is, om hun han digheid en vlugheid te leeren. Het is niet moeilijk te maken en het kost niet meer dan een half uurtje tijd, We hebben in de eerste plaats een houten holle buis (Ai noodig, die aan den onderkant dicht gemaakt wordt. Daarin maken we een veer, i.B) die zoo is, dat het kind hem met niet al te veel moeite in kan drukken. Daarop komt een houten staafje (O, dat een klein handvaatje (E) door de wand naar buiten heeft. Dit handvaatje moet zoo zijn, dat wan neer men er met de vinger op drukt, het hou ten staafje, dat op de veer rust, naar beneden gaat en de veer indrukt. Daarvoor is het dus noodig, dat er in den wand van de buis een spleet zit. Van carton maken we vervolgens een soort trechter, die aan het uiteinde van de holle buis geplakt wordt Om hec spel te spelen, iieooen we een licht celluloid balletje noodig; zoo een, als bij ping pong gebruikt wordt. Dat leggen we in den trechter, Wanneer we nu het handvaatje E met den vinger naar beneden drukken en het vervolgens los laten, zal de eerst ingedrukte veer omhoog schieten; het houten staafje op duwen; dit zal tegen het balletje komen en dit omhoog gooien. De kunst is nu het balletje weer in den trechter op te vangen en het zoo min mogelijk op den grond te laten vallen. Iedere keer, dat het valt, is een verliespunt. Het prettige van dit spel is, dat het zoo wei door een als door meer kinderen gespeeld kan worden. Wordt het spel door meerderen beoefend, dan wordt het balletje door één op gegooid en de ander moet het opvangen in den trechter. Je kunt er zelfs, net zooals voor tennis, een net bij spannen of een streep trek ken, waarbij de partijen dan ieder aan een kant moeten blijven. Voor het uitvoeren van dit tooverkunstje vraag je aan een der aanwezigen 'n zakdoek te leen. Als je dien hebt, neem je hem in het midden op en knipt den top er af, zooals je op de teekening kunt zien. Degene van wie de zakdoek hoort, zal waarschijnlijk niet al te vriendelijk kijken; maar dan kun je hem ge rust stellen, door te zeggen dat hij zijn zak doek weer gerepareerd terug krijgt. Om goed te laten zien, dat je er een stuk uitgeknipt hebt, leg je het doekje op je arm en., het gat is duidelijk zichtbaar. Dan strijk je even geheimzinnig met je hand over het doekje, leg hem er even op en.... als je je hand wegneemt, is de zakdoek weer heel. Dit kunststukje is heel eenvoudig uit te voe ren; veel hulpmiddeltjes heb je ook niet noo dig. Alleen een rond stukje stof van hetzelfde materiaal, als het costuum, dat je aan hebt en een apart klein doekje. Dit doekje hou je verborgen in de binnenzijde van je hand. Als je nu de middenpunt van den zakdoek te voor schijn trekt uit je hand is het natuurlijk niet de zakdoek, maar de punt van het doekje, dat daar verborgen zat. De zakdoek blijft dus in de hand. Als je nu den zakdoek op je mouw legt. smokkel je daar meteen het ronde stukje stof op. Het bedrog is volkomen; niemand ziet, dat de stof er op ligt. Om den zakdoek nu weer zoogenaamd te re- pareeren heb je niets anders te doen, dan met je hand erover heen te strijken en het stukje stof weg te nemen. Als je dit een beetje handig uitvoert, zal niemand er achter komen, hoe je dat nu eigenlijk klaar speelt. VERKEERD BEGREPEN. Bovenbun belt boos aan bij benedenhuis, waar de kinderen vreeselijk veel leven ma ken. Jan doet open. „Hooren jullie niet, dat ik al driemaal op den grond gebonsd heb?" „Dat hindert niks meneer. We maken zelf zooveel herrie NIET OM DE ZEE. Tante; Heb je een prettig dagje aan zee gehad? Marie: 't Was zoo vol in de bioscoop dat we van de verveling maar in een strandstoel zijn gaan zitten. DAT ZAL WEL ZOO ZIJN. Een H. B. S.'er moest schriftelijk beant woorden, hoeveel steenkolen er jaarlijks door Amerika worden uitgevoerd. Hij schreef: In 1492 geen enkel mud. De moeite om het. apparaatje te vervaardi gen is heel klein; het plezier, dat je ervan hebt, is heel groot. OOM KEES. BAAS BOVEN BAAS. De eene reiziger vertelt aan den ander, dat hij nog nooit een stad heeft bezocht, waar 't zoo mistig was, als in Londen. „Nu," beweert de ander, „ik ben toch eens ergens geweest, waar 't nog veel mistiger was." „Waar was dat dan?' „Ja, dat weet ik niet, want daar was het te mistig voor." GUUSJES AVONTUUR MET DE KROKODIL De kinderen speelden aan de rivier; ze had den een reusachtige krokodil uit gummi, die ze op konden blazen. Dan was het precies een echte; want de kleuren waren die van een levende. Ze schoven de krokodil in het diepe water, gingen er op zitten en deden er kunst stukjes mee, zooals ze den vorigen Zondag gezien hadden in het circus, waar kapitein Knokyl met zijn gedresseerde krokodillen op trad. Alleen Guusje, vier jaar oud mocht niet meespelen, hij was te klein en moeder had hem verboden in het water te gaan. Hij zat in het warme zand aan den oever en huilde dikke tranen. Zelfs de plak koek, die de kin deren hem gegeven hadden, kon hem niet troosten. Toen de kinderen genoeg hadden van het circusspelen, lieten ze de gummi krokodil aan den kant liggen en begon nen te ballen. Ook daar mocht Guusje niet aan meedoen; want hij kon den bal niet van gen en was veel te onhandig. Hij moest zijn koek maar opeten. HOP PAARDJE, HOP. Hop, paardje, hop. Nu niet in galop. 'k Moet even wat vragen gaan, Blijf dus nu maar rustig staan. Sta, paardje, sta! Voort paardje, voort. Loop zooals het hoort. Kijk mijn vlag maait van de pret En mijn steek is opgezet. Voort paardje, voort. Hu, paardje, hu! 'k Geloof we zijn er nu. 'k Breng je vlug nog naar de stal, Waar je heerlijk rusten zal. Hu, paardje, hu! W. B.—Z. Hop, paardje, hop. Draaf maar in galop. 'k Wou zoo graag naar Oma toe, Jij bent toch vooreerst niet moe. Hop, paardje, hop.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 15