RDAGAVOND
Boven Neerlands Duinkust.
Consequentie in de Opvoeding.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Een jaar natuurleven.
ZATERDAG 4 MEI 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Met onze militaire vliegers.
Maar straks in Augustus gaat de tweedaag-
sche rondvlucht der K.L.M. over den heelen
boog der Waddeneilanden heen en dat wordt
een unieke gelegenheid voor natuurliefhebbers
om dit gebied eens met eigen oog uit de lucht
te aanschouwen!
Bergerduin met groote stuifgaten in 1925. Let op de afgesneden zeereep.
Met de K.L.M. vliegen is fijn, maar met een
Sportvlieger of een militair vliegtuig is nog
veel fijner. Ten eerste omdat je „open" rijdt;
hetzelfde verschil als tusschen zoo'n vlotte
touring, waarmee je midden in de natuur zit
én zoo'n prachtige luxe sedan, waaruit je als
•je goed kijkt door de raampjes ook een randje
'blauwe lucht en af en toe een boomtak kunt
zien. En dan. omdat een K.L.M. piloot altijd
precies op koers langs zijn lijntje vliegt en een-
sport- of militaire vlieger altijd wel bereid
is, voor den fotograaf eens wat hooger of
lager te gaan, een kringetje te draaien enz. En
ten derde leef je veel meer mee, hebt ook je
barometer, snelheidsmeter enz. doorleeft eiken
draai en eiken duik. Fijn werk hoor, zelfs als
„waarnemer".
Dat is al meer dan vijftien jaar geleden, dat
ik voor het eerst met militaire vliegtuigen
uitging. De K.L.M. bestond nog niet. Onze
Marine', vloog met Spijker toestellen met een:
maximum snelheid van 120 K.M. per uur, dus
als het een beetje goed woei, kwam je heele-
maal niet vooruit. En toen een jaar later de
eerste Fokker kwam en een van de heeren
in zoo'n hardlooper vooruit zou gaian om ons
den weg naar Gilzerijen te wijzen, waar we
benzine moesten bijladen, dolde dat ding eerst
als een jonge hond om ons heen en even later
kroop de vent met mijn vrouw boven achter
een groote wolk, waar w ij onder door moes-
'ten en wij hebben het stel niet weergezien.
Wij zijn van annoe naar Schiphol terug moe
ten vliegen tegen den Noord-We-ster in en met
onzen laatsten druppel benzine en de staart
in de sloot, nog net op het toen nog alleen
militaire, Amsterdamsche vliegveld geland.
En toch! Wat heb ik op die tochten veel ge
leerd van de ligging', de vorming en de ver
woesting van onze duinen. Ik had reeds in
dagenlange wandelingen al onze duinstreken
doorkruist, kencte het strand van den Helder
tot Hoek van Holland op mijn duimpje, was
al onze duinstranden op de eilanden rondge
wandeld, had de geweldige duinverwoesting
op Schouwen gezien en nagemeten hoe in één
stormnacht een drie en dertig meter breede
strook van ons duingebied benoorden Bergen
in zee verdwenen was. Maar pas uit het
vliegtuig bleek met één oogopslag de uitge
strektheid van een dergelijke verwoesting.
Wij zijn hier bij Zandvoort gewend aan een
forsche zeereep van ongeveer 30 M. hoogte, die
tot een meter of vijf boven het strand met een
regelmatig helmkleed begroeid is. Maar daar
'benoorden Bergen was het duin als met een
mes afgesneden. De hoogte van den duin
richel direct aan het strand varieerde van
drie tot drie en veertig meter. Op de buiten
helling haast geen groen sprietje te zien. De
Hondsbossche zeeweering een 150 M. uitste
kende buiten de kustlijn. En dan Schouwen!
Dat was een openbaring. Die geweldige war
winkel van diepe stuifgaten en steile richels
en toppen er tusschen, waar wij dagen had
den doorgesjouwd om er wat regelmaat in te
ontdekken, lag daar plots onder ons als één
groote aanklacht tegen zee en wind. De zee
is begonnen. De Zuidwester stormen beuken
er de kust met vol geweld, ondermijnen den
'duinvoet, doen het duin afkalven, zooals wij
dat noemen. En dan komt de geweldige
stroom, die vlak langs de kust van Westen-
schouwen de Schelde ingaat. Of er uit komt;
een waterhoeveelheid zoo geweldig, met een
stroomsneldheid zoo sterk, dat er hier en daar
voor de kop van Schouwen geulen liggen met
een diepte van bij de dertig meter! Die diepe
geul ligt als een donkere band vlak voor de
kust. Het zand, dat de vloed heeft los gewoeld
en de vallende eb meesleurt, verdwijnt in die
geul en wordt Noordelijk en Oostelijk aange
plempt tegen de zandbanken, die door vorm
en ligging' de richting van zand- en water-
verplaatsing weer duidelijk doen zien. Ei
waar- de vloed de zeereep verbrak, is de wind
met ongebroken kracht landwaarts in ge
stormd en heeft er geulen uitgeblazen van
honderden meters lengte tusschen evenwijdig
loopende ruggen. En aan het eind der geul
blaast ze het zand al hooger en hooger op tot
den top van den parabooldum. Daaroverheen
stuiven de korrels, zoodat de toppen rooken,
en rollen aan de luwzijde zachtjes omlaag, een
muur vormende, die langzaam maar zeker
voortschrijdt over de achterliggende begroeide
vlakte. Langzaam? Voor het oog ja; maar ik
heb zoo'n wal van zand, 35 M. hoog en twee
honderd meter breed in twee dagen tijd een
meter vijf en twintig vooruit zien komen!
Daar werken nog geologische krachten op
den Kop van Schouwen. Maar wie straks eens
naar Haamstede en Vlissingen vliegt zal zien,
dat kortgeleden tot beplanting van de Zuide
lijkste stuifgaten is overgegaan en naar het
lijkt met goed resultaat.
En dan de Noordzee eilanden. Texel groeit
in het Zuiden aan. Het voormalige eilandje
Onrust is thans door een groote zandplaat
met het groote eiland verbonden. En waar dat
zand vandaan komt ziet Ge uit de lucht weer
dadelijk. Een zware, mooi begroeide duinrïj
is vlak achter den Horn weer als met een mes
afgesneden. Een strand, zoo smal, dat ieder
begrijpt, dat daar de diepe stroomgeul weer
vlak langs de kust moet gaan. En aan de
Noordpunt is het net zoo. De duinstrooken
rond den Eierlandschen polder zijn weer recht
afgesneden en hoe lang de zaak daar nog te
houden is hangt alleen van sterkte en fre
quentie der stormvloeden af.
Vlieland toont niet veel bijzonders, Ter
schelling toont een dergelijk beeld als Texel,
maar Ameland is weer zeer frappant. Net een
zandtaart waar een hap uitgebeten is. In 1921
knaagde de stroom daar aan de kust vlak vqpr
den vuurtoren, maar in 1925 had de stroom
geul zich reeds weer verplaatst en had zich
een groote zandplaat voor dé kust gevormd.
Hetzelfde gebeurde op Schiermonnikoog, waar
echter het Badhotel moest worden afgebroken,
omdat de zee er te sterk knaagde aan de
kust. En nu liggen de fundamenten van het
badhotel aan den duinvoet van een breed
strand.
Van de meeuwenduintjes op de groote plaat
voor Rottum kan ik geen hoogte krijgen, die
zou je tien jaar lang elk kwartaal moeten
fotografeeren. En hoe Rottum kalmpjes 'aan
naar Duitschland toewandelt, leeren onze kin-
ders al op de lagere school.
Toen ik in 1934, bijna tien jaar later, weer
eens langs de duinkust vloog, was er natuur
lijk veel veranderd. Over het algemeen ziet
onze kust er goed uit, De beplantingen van
Waterstaat, die zoo vaak eiken winter weer
weggevaagd werden, houden nu op vele plaat
sen al jaren stand. Maar wat sterk mijn aan
dacht trok waren een aantal nieuwe stuif
gaten in de duinen van Duin en Kruidberg
achter Slotpoort en ook dat de stuifgaten in
de Berge: duinen sterk in oppervlak zijn toe
genomen. Die moet ik binnenkort eens foto
grafeeren van dezelfde plek als ik het in 1921
deed. Maar je kunt nog altijd geen kram in
de wolken slaan en daar het toestel even aan
ophangen! Probeeren dus maar, want het is
de moeite waard om precies te vergelijken. En
dan ook weer eens te voet er door, want waar
nemingen op den grond moeten aanvullen.
Een mooi werk en interessant ook. Maar zon
der de vlotte hulp van onze militaire vliegers
was ik er nooit zoo netjes achter gekomen.
Dl'. W. G. N. VAN DER SLEEN.
P.S. Voor meevliegen in militaire vlieg
tuigen is een zeer speciale vergunning van
net Ministerie van Defensie noodig' hoor en
die wordt slechts hoogst zelden verstrekt.
LANGS DE STRAAT.
Markt in het
voorjaar.
Ik liep in den morgen langs Londen's groot
ste markt.
Uit de groezelige takken van oude verstadste
boomen, springen prilgroene blaadjes en
zachtgekléurde bloesems te voorschijn, die met
frissche arrogantie steeds meer en meer ruim
te eischen om zicht te ontvouwen en uit te
spreiden. Het ziet er uit alsof overdadige re
gens helgroene confetti in hun val plotseling
overal in de lucht stil zijn blijven hangen. Het
maakt de vogels opgewonden en vol drukke
begeerte naar een nest. Er is veel blauw en
veel groei in de lucht en de primitieve kreet
van maanzieke katten. Er stuiven verstrooide
djes en er fladderen verloren strootjes
rond. Er is maar één begeerte, die niet wachten
kan; groeien, botten, sterker en grooter en
meer zijn.
Terwijl de vogels met korte, hooge geluid
jes en wippende staarten met strootjes rond-
sleepen en elkaar overal belachelijk het hof
maken, luidkeels en met veel gefladder van
vleugels graaien op de markt begeerige han
den in stapels lichte kleedjes met goedkoope
helle kleuren: voorjaarsche pronk voor een
toch al gammele tafel in een stadsétage. Ber
den schoenen worden overhoop gehaald, voe
ten wringen zich in ouderwetsche modellen, in
gedragen of wat verschoten schoenen met nog
een herinnering aan elegance, die hen in het
voorjaar hier op de markt plotseling weer be-
jeerenswaardig maakt. Afgedankte avondtoi
letten vol franje en geschitter, die hun glan
zende carriere achter den rug hebben, gaan
hier nog eens weer door handen, worden nog
eens weer een zorgvuldig gekozen bezit van
hen wier verlangen om mooi te zijn, om te
bloeien, zóó hevig en zóó blind is, dat het de
minachting voor deze oude vodden overwint.
Een joodsche vrouw smijt mopperend een ge
plukte kip terug op de toonbank. Ze zegt dat
ie he tgeld niet waard is en trekt met bezeten
ijver een volgend exemplaar bij zijn pooten
naar zich toe. terwijl het vorig slachtoffer
nog mistroostig wiegelend het slappe hoofd bij
de toonbank neer laat hangen. De grootste en
vetste kip, die ze voor het geld kan krijgen, zal
vanavond bij haar op tafel! Een reus van een
kerel, niets dan bluf, in..een blauw en oranje-
geruit overhemd, waarmee hij. wil zeggen, dat
hij lak aan iedereen heeft, maar in werkelijk
heid natuurlijk beteekent, dat hij zich min
derwaardig voelt tegenover iedereen, die een
behoorlijk overhemd weet te.dragen ver
koopt bedspreien. Sneeuwwitte, kanten bed
spreien, groot genoeg' voor een twee-persoons
bed. Hij doet het met veel hol geblaaskaak en
het gewone gebaar van: Koopje! Koopje! Om
hem heen staan doodstille vrouwen met strak
ke gezichten, de oogen gefixeerd op de sprei,
die hij en zijn maat verleidelijk uitgevouwen
houden. Ze rekenen, ze cijferen. Buiten sprin
gen de bladeren onbeheerscht uit de takken,
en spreiden zich uit. Ze houden de oogen strak
op de sprei, ze zien ze thuis uitgespreid in
een kleine kamer en ze vechten, ze vechten
maar door met de cijfers in hun hoofd, achter
hun strakke gezichten. Het lawaai dat boven
het blauw en oranje geruite overhemd tiert
gaat ver over hun hoofden heen
Oude vrouwtjes koopen ïm een paar ver
troetelde centen een vergeet-mij-nietje of een
madelief om in een bloemenbakje voor het
raam van een sous-terrein te zetten. Kinde
ren, mannen en vrouwen verdringen elkaar om
voorbijgangers komkommers en onnoozele
bloemkooltjes voor te houden en vragen drin
gend om ze toch te koopen, alsof hun leven
er van afhing en dat leven hen vandaag' plot
seling het kostbaarste lijkt van hun bezit.
Zelfs op de vermoeide gezichten der oorlogs-
invalieden. die in een rij langs den markt-
ingang zitten, ver van de drukke reizen der
oorlogs- en vredesverdragen sluitende diplo
maten vandaan, trilt vandaag een honger om
te leven en ze strekken hun hand verder en
nadrukkelijker uit.
Want het is voorjaar, ook in de stad. Ook in
Londen. Jong groen springt uit oude vergeten
en verstadste boomen, begeering om te leven.
VR. S.
In Duitschland wordt een film opgenomen over Jeanne d'Arc, getiteld „Das
Madchen Johanna". Bovenstaande afbeelding toont de ontmoeting tusschen
koning Karei van Frankrijk en de Maagd van Orleans des nachts in de straten
van Orleans. Van links naar rechts: koning Karei iGustav Griindgens), graaf
Mallezais (René Deltgenj, de Maagd van Orleans (Angela Sallo!:?r)
Johann von Metz (Franz Nicklischj.
Fouten van leerlingen
Wanneer het verwende kind de eene of an
dere straf moet ondergaan, dan zal het min
of meer bewust bij zich zelf een redeneering
houden, welke hierop neerkomt: „Waarom
wordt me nu geweigerd wat ik vroeger wel
mocht doen, wat mij vroeger wel werd toege
staan?" Het heeft in den loop der jaren heel
wel gevoeld, dat er klimax was in het ver
wennen, wat de kleine schavuit echter nooit
als een verwennen, maar als een hem toeko
mend recht voelde. En nu nu wordt die
klimax niet alleen onderbroken, er komt zelfs
een snel neerdalende reeks van klappen voor
in de plaats. O, de ouders, die, teleurgesteld,
boos worden op hun gevallen engeltjes, die
hun droomen zoo wreed verstoord zien en zich
nu met straffen willen wreken.
Het valt ons ouderen dikwijls zoo moeilijk,
ons te verplaatsen- in het milieu van de kin
deren en in hun gedachtenwereldje. Altijd re
deneeren we met ons groote-menschen-ver-
stand en vergeten daarbij al te vaak, dat we
zelf ook eens kind waren. Als we een kind
overladen met cadeaux (en dit komt in alle
kringen voor), in allerlei vorm. dan staan we
op ons groote-menschen standpunt. Het blijft
nog altijd waar, dat een kinderhandje gauw
gevuld is, als het kind tenminste niet geleerd
heeft, het vele pas als gewoon, normaal te be
schouwen.
„Wordt den kinderkens gelijk", wilt ge het
kind juist beoordeelen bij al zijn uitingen van
vreugde en smart, van spel en zang, van ver
legenheid en brutaliteit, van gehoorzaamheid
en drift, van onbeleefdheid en slordigheid,
dan zult ge ook weten, dat gij of de vrienden
uwer kinderjaren nooit gélukkiger waart door
een verwennen dan anderen, die veel moesten
ontberen.
OntberenInderdaad, dit is veel nutti
ger dan verwend worden. Dat zullen de beste
opvoedkundigen u met honderden voorbeel
den kunnen bevestigen. Wie Ligthart's Jeugd
herinneringen heeft gelezen, denke hierbij
eens aan het halfduistere holletje, waarin hij
zijn traktaatjes bewaarde en waarin hij zich
letterlijk ternauwernood kon wenden of kee-
ren en waarin hij niettemin zulke heerlijke
uurtjes sleet. En wat onszelf betreft, we heb
ben veei moeten ontberen van wat vele rijke
Oud-leerlingen als doodgewoon beschouwden
en toch zouden we onze zonnige, eenvoudige
jeugd niet voor de hunne willen ruilen.
Hoe minder een kind wordt verwend, hoe
gemakkelijker het zich door alle levensom
standigheden zal weten heen te slaan als vol
wassen mensch. En niet te schatten is het na
deel, zijn de onaangenaamheden, waarmee een
verwend kind bij voortduring nu en als vol
wassene zal hebben te kampen.
Natuurlijk is eenvoud voor den een niet het
zelfde als voor den ander en tusschen den een
voud van het kind van een daglooner en dien
van een vorstelijke woning zijn vele scha
keeringen denkbaar. Men voelt zelf wel waar
men zoo ongeveer de grens moet stellen voor
zichzelf en voor z'n kinderen: men zij alleen
niet te bang, dat men die te laag stelt: blijder
dan dolblij behoeft een kind niet te zijn. En
men kan het vroegtijdig leeren, met weinig
blij te zijn. Dat moet a.h.w. gewoonte worden.
Gewoonte worden. Met deze woorden ko
men we een heel eind verder op het terrein
der praktische toepassing van de theorie, tot
zoover ontvouwd. O.i. is n.l. een der beste
dingen die men een kind kan meegeven op
zijn levensweg een doos met goede gewoonten,
Een groote weldaad wordt ook bewezen, wan
neer "men het van meet af leert, ordelijk en
stipt te doen wat het later telkens en telkens
weer moet doen. Ik noem maar enkele heel
praktische dingen: beleefd zijn in huis en
daarbuiten, het betoonen van eerbied tegen
over ouderen (ja ook in dezen tijd), het vegen
van voeten voor het binnentreden van kamer
of gang, het netjes opbergen van speelgoed,
het goed verzorgen van dieren en planten en
van kleedingstukken, het tijdig opstaan
naar bed gaan, het netjes maken of het lee
ren van huiswerk enz. Het zijn oude waarhe
den maar die nog altijd verdienen voortdurend
herhaald te worden. Gewoonte is en blijft
een tweede natuurwat men uit gewoonte doet
valt licht. En er zit meer aan deze simpele
kwestie vast, dan zoo oppervlakkig lijkt. Het
niet toepassen van goede gewoonten gebeurt
dikwijls uit gemakzucht, waarachter zich een
misplaatst egoïsme al te vaak verschuilt. Hel,
kind leere ai vroeg dat het lang niet altijd
aangenaam is alleen aan eigen genot, eigen
gemak te denken, zonder zich om anderen te
bekommeren. En het nalaten van wat een
goede gewoonte voorschrijft, brengt veelal op
de een of andere wijze ongemak, verdriet of
erger voor anderen mede. terwijl met het
aankweeken van die goede gewoonte ook vaak
een gezond altruïsme meer en meer voor den
dag komt, Op dit gebied doet zich de con
sequentie al bijzonder sterk gevoelen. En in
dien de ouders dan ook eenmaal overtuigd zijn
dat een of andere gewoonte welke zij in hun
kinderen gaarne zouden willen aankweeken,
goed is, laat ze hierbij dan zooveel mogelijk
consequent zijn, zonder nochtans te vergeten,
dat zekinderen voor zich hebben die
daar zijn het kinderen voor, leerlingen
fouten niet alleen kunnen, doch ook mogen
maken. Een consequent zijn worde hier een
gewoonte, een inconsequent zijn althans nim
mer. dat blijve uitzondering.
Een kind mag fouten begaan, zeiden we. Dit
mag nog wel even voor- starre principiën-
reiters worden gezegd. Ligthart uit zich in dit
verband aldus:
„Hebt gij ooit graan gemaaid in groene
lente?
Uw huis betrokken eer het was gebouwd?
Eischt gij van 't kapitaal de volle rente.
Nog eer ge 't in uw handel hebt betenuwd*)
- En wilt ge, dat uw kind zich braaf, ervaren
En wijs zal toonen? Hoed u voor den
schijn
Ook zeed'lijkheid moet groeien met de jaren,
Laat hem den tijd om vroolijk dwaas 'e
zijn'.
Fouten van leerlingen.
En elders zegt hij
,,De lofzang der zege wordt slechts
gezongen,
Wanneer ge u omgordt met geloof en geduld"
J. BASTIAANS
LENTE, door R. J. de Stoppelaar, Jan P.
Strijbos en A. B. Wigman. Uitgave
Scheltema Holkema N. V.,
Amsterdam.
Dit is een zeldzaam mooi en frisch boek met
prachtige fotos. Zelfs wanneer men het mid
den in den winter doorbladert zal het den
lezer in Voorjaarsstemming kunnen brengen,
zoodat men zich waant temidden van de
bloeiende weiden met hun vogels en insecten,
of aan het zonbeschenen strand met troepen
meeuwen, sterns en plevieren.
Het beek geeft prachtig weer hoe in de
Lente de Natuur haar levensfuncties hervat;
hoe boomen en planten in bloei geraken, hoe
volgens beginnen te jubelen en viervoeters als
herten en muizen druk in de weer komen.
Wij kunnen ook in de stad wel het voorjaar
hooren en zien terugkeeren; een vink die
begint te slaan, dan hokt middenin zijn
strophe, om haar een volgenden dag al jube
lend ten einde te zingen: de regenzanger
merel) laat zich hooren en c?e grauwe lijs
terzang schalt weer door de parken. Overal
barsten de knoppen open en het gouden
Speenkruid breekt uit den grond.Maar nog on
eindig mooier en veelzijdiger is het Lentege-
beuren buiten in de vrije natuur.
Doch laat ik R. J. de Stoppelaar zelf aan
het woord laten, de man van de graslanden
en de wijde wateren die het eerste hoofdstuk
.Weide en Waterland" geschreven heeft. Het
omvat de deelen „Voorjaar op de Wei" en
„Lente in het Waterland".
„Maar de glorie van de wei in Mei is het
geel' van de boterbloemen, het lichte rood der-
koekoeksbloemen en het bruin van de zuring-
stelen. Bij tien- en honderdtallen- gloren de
kopjes van de boterbloemen tusschen de
bloeiende grassen, wuiven de ijle vaantjes
van dat fleurige kruid dat naast koekoeks
bloem. ook vleesch-, kraaie-, eiloofbloem en
roodsteeratje heet. Deze laatste benaming is
welaardig. want inderdaad, als een heer van
roode sterretjes staan de kelkjes over
de wei, Koekoeksblaoem heet ook een an
dere purperen bloeier van de wei, de harlekijn
terwijl het roodsteerntje ook genoemd wordt
met een naam, die eigenlijk aan een andere
fijne sierplant van de wei toekomt: pinkster
bloem. De pinksterbloem met haar lila bloem
kroon. de bloem, die in boeketten vergaderd,
pronkt op de vensterbanken der boerderijen
voor het keukenraam, de bloem die tot kran
sen gevlochten hangt aan de halzen der-
schoolkinderen. de vrcolijke bloem met de
blijde voorjaarstint. Pinkster-, koekoeks- en
boterbloem, zij zijn de lach. de lach van Mei,
de lichte, luchthartige, zorgelooze lach tus
schen het ernstiger blijde rood van den kraal-
tjes-bloei der zuringstengels. Nu liggen de
weiden gespreid als een kostbaar feestta-
pijt van Mei.
„Daar bliksemen door het zonlicht de
blauw-groene zweefvliegen met de zes witte
vlekjes"op het achterlijf, gonzen de blinde
bijen, de slijkvliegen, omdat ze uit den sloot-
moader omhoog zijn gestegen, met den rooden
band om het zwarte achterlijf. Daar klimmen
de zevenmaal op de lakbruine schildjes ge
stippelde Lieve Heersbeestjes langs de bloem
stengels en grashalmen op. om a air den top
de vleugeltjes te ontplooien en weg te zeilen
zooals de wind ze waait.
Toen de merel 's morgens en 's avonds de
lente dichterbij riep. hebben de bijen de
voorjaarsreinigingsvluchtp gehouden zijn
even later op een rnooien morgen de hommel
en wespenkoninginnen wakker geworden onder
een moskussen, in een muizengat of een hoop
dorre bladeren".
„Een der eerste vleugelaars, die terugkeert
naar de vaderlandsche weiden in het vroeg-'
jaar. is de kostelijke bruine zanger van het
grasland, de veldleeuwerik. Als het jaar een
maand oud is. kunt ge hem al tegenkomen,
ziet ge de rosse, bruingevlekte borst weer op de
dijken. Veel leven is er dan nog niet in hem.
Soms een paar toontjes op een zonnigen mor
gen. Doch met het lengen van de dagen ont
waakt al meer de zangersdnft. tot in Lente-
en Grasmaand het heerlijk, volle leeuweriken-
concert uit den hooge in helle druppeltjes van
klank neerregent op de bloemende landen
Dat is toch wel een schildering van het
Voorjaar bij uitnemendheid, de jubelende
Leeuwerik boven de weiden onder een stra
lende blauwe lucht.
Jan Strijbos beschrijft het „Voorjaar langs
de Kust", dus het strand en de duinen. Ver
schillende stern- en pleviersoorten, die altijd
lastig te. onderscheiden zijn, passeeren de
revue. De kleine zangers (tapuiten, piepers,
paapje) zitten bovenin de duindoornstruiken
te zingen en het duintapijt gaat zich tooien
met bonte kleuren.
In het laatste hoofdstuk gaan wij met A.
B. Wigman door Bosch en Helde". In dit
deel zingen de nachtegalen en hameren de
spechten de timmerlieden van het bosch. Wij
zien. de katjesbloeiers en andere bloeiende
boomen. De schrijver legt er den nadruk op,
dat ook de boomen werkelijk bloeien, iets dat
"Ple m°rnnhon r>tet .ceMinpn wt/m M->oi
:.;n hier ae foloss var> boe-iemle r n en r.
Ja, eigenlijk zijn alle platen mooi. maar wel
heel bijzonder vind ik het „Kalfje van het
Edelhert". ..Lente aan de Boschbeek". ..Voor
jaar aan de Loosdrechtsche Plassen" en „Mei
onder de Wilgen".