RDAGAVOND Boven Neerlands Duinkust. Consequentie in de Opvoeding. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Een jaar natuurleven. ZATERDAG 4 MEI 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 7 Met onze militaire vliegers. Maar straks in Augustus gaat de tweedaag- sche rondvlucht der K.L.M. over den heelen boog der Waddeneilanden heen en dat wordt een unieke gelegenheid voor natuurliefhebbers om dit gebied eens met eigen oog uit de lucht te aanschouwen! Bergerduin met groote stuifgaten in 1925. Let op de afgesneden zeereep. Met de K.L.M. vliegen is fijn, maar met een Sportvlieger of een militair vliegtuig is nog veel fijner. Ten eerste omdat je „open" rijdt; hetzelfde verschil als tusschen zoo'n vlotte touring, waarmee je midden in de natuur zit én zoo'n prachtige luxe sedan, waaruit je als •je goed kijkt door de raampjes ook een randje 'blauwe lucht en af en toe een boomtak kunt zien. En dan. omdat een K.L.M. piloot altijd precies op koers langs zijn lijntje vliegt en een- sport- of militaire vlieger altijd wel bereid is, voor den fotograaf eens wat hooger of lager te gaan, een kringetje te draaien enz. En ten derde leef je veel meer mee, hebt ook je barometer, snelheidsmeter enz. doorleeft eiken draai en eiken duik. Fijn werk hoor, zelfs als „waarnemer". Dat is al meer dan vijftien jaar geleden, dat ik voor het eerst met militaire vliegtuigen uitging. De K.L.M. bestond nog niet. Onze Marine', vloog met Spijker toestellen met een: maximum snelheid van 120 K.M. per uur, dus als het een beetje goed woei, kwam je heele- maal niet vooruit. En toen een jaar later de eerste Fokker kwam en een van de heeren in zoo'n hardlooper vooruit zou gaian om ons den weg naar Gilzerijen te wijzen, waar we benzine moesten bijladen, dolde dat ding eerst als een jonge hond om ons heen en even later kroop de vent met mijn vrouw boven achter een groote wolk, waar w ij onder door moes- 'ten en wij hebben het stel niet weergezien. Wij zijn van annoe naar Schiphol terug moe ten vliegen tegen den Noord-We-ster in en met onzen laatsten druppel benzine en de staart in de sloot, nog net op het toen nog alleen militaire, Amsterdamsche vliegveld geland. En toch! Wat heb ik op die tochten veel ge leerd van de ligging', de vorming en de ver woesting van onze duinen. Ik had reeds in dagenlange wandelingen al onze duinstreken doorkruist, kencte het strand van den Helder tot Hoek van Holland op mijn duimpje, was al onze duinstranden op de eilanden rondge wandeld, had de geweldige duinverwoesting op Schouwen gezien en nagemeten hoe in één stormnacht een drie en dertig meter breede strook van ons duingebied benoorden Bergen in zee verdwenen was. Maar pas uit het vliegtuig bleek met één oogopslag de uitge strektheid van een dergelijke verwoesting. Wij zijn hier bij Zandvoort gewend aan een forsche zeereep van ongeveer 30 M. hoogte, die tot een meter of vijf boven het strand met een regelmatig helmkleed begroeid is. Maar daar 'benoorden Bergen was het duin als met een mes afgesneden. De hoogte van den duin richel direct aan het strand varieerde van drie tot drie en veertig meter. Op de buiten helling haast geen groen sprietje te zien. De Hondsbossche zeeweering een 150 M. uitste kende buiten de kustlijn. En dan Schouwen! Dat was een openbaring. Die geweldige war winkel van diepe stuifgaten en steile richels en toppen er tusschen, waar wij dagen had den doorgesjouwd om er wat regelmaat in te ontdekken, lag daar plots onder ons als één groote aanklacht tegen zee en wind. De zee is begonnen. De Zuidwester stormen beuken er de kust met vol geweld, ondermijnen den 'duinvoet, doen het duin afkalven, zooals wij dat noemen. En dan komt de geweldige stroom, die vlak langs de kust van Westen- schouwen de Schelde ingaat. Of er uit komt; een waterhoeveelheid zoo geweldig, met een stroomsneldheid zoo sterk, dat er hier en daar voor de kop van Schouwen geulen liggen met een diepte van bij de dertig meter! Die diepe geul ligt als een donkere band vlak voor de kust. Het zand, dat de vloed heeft los gewoeld en de vallende eb meesleurt, verdwijnt in die geul en wordt Noordelijk en Oostelijk aange plempt tegen de zandbanken, die door vorm en ligging' de richting van zand- en water- verplaatsing weer duidelijk doen zien. Ei waar- de vloed de zeereep verbrak, is de wind met ongebroken kracht landwaarts in ge stormd en heeft er geulen uitgeblazen van honderden meters lengte tusschen evenwijdig loopende ruggen. En aan het eind der geul blaast ze het zand al hooger en hooger op tot den top van den parabooldum. Daaroverheen stuiven de korrels, zoodat de toppen rooken, en rollen aan de luwzijde zachtjes omlaag, een muur vormende, die langzaam maar zeker voortschrijdt over de achterliggende begroeide vlakte. Langzaam? Voor het oog ja; maar ik heb zoo'n wal van zand, 35 M. hoog en twee honderd meter breed in twee dagen tijd een meter vijf en twintig vooruit zien komen! Daar werken nog geologische krachten op den Kop van Schouwen. Maar wie straks eens naar Haamstede en Vlissingen vliegt zal zien, dat kortgeleden tot beplanting van de Zuide lijkste stuifgaten is overgegaan en naar het lijkt met goed resultaat. En dan de Noordzee eilanden. Texel groeit in het Zuiden aan. Het voormalige eilandje Onrust is thans door een groote zandplaat met het groote eiland verbonden. En waar dat zand vandaan komt ziet Ge uit de lucht weer dadelijk. Een zware, mooi begroeide duinrïj is vlak achter den Horn weer als met een mes afgesneden. Een strand, zoo smal, dat ieder begrijpt, dat daar de diepe stroomgeul weer vlak langs de kust moet gaan. En aan de Noordpunt is het net zoo. De duinstrooken rond den Eierlandschen polder zijn weer recht afgesneden en hoe lang de zaak daar nog te houden is hangt alleen van sterkte en fre quentie der stormvloeden af. Vlieland toont niet veel bijzonders, Ter schelling toont een dergelijk beeld als Texel, maar Ameland is weer zeer frappant. Net een zandtaart waar een hap uitgebeten is. In 1921 knaagde de stroom daar aan de kust vlak vqpr den vuurtoren, maar in 1925 had de stroom geul zich reeds weer verplaatst en had zich een groote zandplaat voor dé kust gevormd. Hetzelfde gebeurde op Schiermonnikoog, waar echter het Badhotel moest worden afgebroken, omdat de zee er te sterk knaagde aan de kust. En nu liggen de fundamenten van het badhotel aan den duinvoet van een breed strand. Van de meeuwenduintjes op de groote plaat voor Rottum kan ik geen hoogte krijgen, die zou je tien jaar lang elk kwartaal moeten fotografeeren. En hoe Rottum kalmpjes 'aan naar Duitschland toewandelt, leeren onze kin- ders al op de lagere school. Toen ik in 1934, bijna tien jaar later, weer eens langs de duinkust vloog, was er natuur lijk veel veranderd. Over het algemeen ziet onze kust er goed uit, De beplantingen van Waterstaat, die zoo vaak eiken winter weer weggevaagd werden, houden nu op vele plaat sen al jaren stand. Maar wat sterk mijn aan dacht trok waren een aantal nieuwe stuif gaten in de duinen van Duin en Kruidberg achter Slotpoort en ook dat de stuifgaten in de Berge: duinen sterk in oppervlak zijn toe genomen. Die moet ik binnenkort eens foto grafeeren van dezelfde plek als ik het in 1921 deed. Maar je kunt nog altijd geen kram in de wolken slaan en daar het toestel even aan ophangen! Probeeren dus maar, want het is de moeite waard om precies te vergelijken. En dan ook weer eens te voet er door, want waar nemingen op den grond moeten aanvullen. Een mooi werk en interessant ook. Maar zon der de vlotte hulp van onze militaire vliegers was ik er nooit zoo netjes achter gekomen. Dl'. W. G. N. VAN DER SLEEN. P.S. Voor meevliegen in militaire vlieg tuigen is een zeer speciale vergunning van net Ministerie van Defensie noodig' hoor en die wordt slechts hoogst zelden verstrekt. LANGS DE STRAAT. Markt in het voorjaar. Ik liep in den morgen langs Londen's groot ste markt. Uit de groezelige takken van oude verstadste boomen, springen prilgroene blaadjes en zachtgekléurde bloesems te voorschijn, die met frissche arrogantie steeds meer en meer ruim te eischen om zicht te ontvouwen en uit te spreiden. Het ziet er uit alsof overdadige re gens helgroene confetti in hun val plotseling overal in de lucht stil zijn blijven hangen. Het maakt de vogels opgewonden en vol drukke begeerte naar een nest. Er is veel blauw en veel groei in de lucht en de primitieve kreet van maanzieke katten. Er stuiven verstrooide djes en er fladderen verloren strootjes rond. Er is maar één begeerte, die niet wachten kan; groeien, botten, sterker en grooter en meer zijn. Terwijl de vogels met korte, hooge geluid jes en wippende staarten met strootjes rond- sleepen en elkaar overal belachelijk het hof maken, luidkeels en met veel gefladder van vleugels graaien op de markt begeerige han den in stapels lichte kleedjes met goedkoope helle kleuren: voorjaarsche pronk voor een toch al gammele tafel in een stadsétage. Ber den schoenen worden overhoop gehaald, voe ten wringen zich in ouderwetsche modellen, in gedragen of wat verschoten schoenen met nog een herinnering aan elegance, die hen in het voorjaar hier op de markt plotseling weer be- jeerenswaardig maakt. Afgedankte avondtoi letten vol franje en geschitter, die hun glan zende carriere achter den rug hebben, gaan hier nog eens weer door handen, worden nog eens weer een zorgvuldig gekozen bezit van hen wier verlangen om mooi te zijn, om te bloeien, zóó hevig en zóó blind is, dat het de minachting voor deze oude vodden overwint. Een joodsche vrouw smijt mopperend een ge plukte kip terug op de toonbank. Ze zegt dat ie he tgeld niet waard is en trekt met bezeten ijver een volgend exemplaar bij zijn pooten naar zich toe. terwijl het vorig slachtoffer nog mistroostig wiegelend het slappe hoofd bij de toonbank neer laat hangen. De grootste en vetste kip, die ze voor het geld kan krijgen, zal vanavond bij haar op tafel! Een reus van een kerel, niets dan bluf, in..een blauw en oranje- geruit overhemd, waarmee hij. wil zeggen, dat hij lak aan iedereen heeft, maar in werkelijk heid natuurlijk beteekent, dat hij zich min derwaardig voelt tegenover iedereen, die een behoorlijk overhemd weet te.dragen ver koopt bedspreien. Sneeuwwitte, kanten bed spreien, groot genoeg' voor een twee-persoons bed. Hij doet het met veel hol geblaaskaak en het gewone gebaar van: Koopje! Koopje! Om hem heen staan doodstille vrouwen met strak ke gezichten, de oogen gefixeerd op de sprei, die hij en zijn maat verleidelijk uitgevouwen houden. Ze rekenen, ze cijferen. Buiten sprin gen de bladeren onbeheerscht uit de takken, en spreiden zich uit. Ze houden de oogen strak op de sprei, ze zien ze thuis uitgespreid in een kleine kamer en ze vechten, ze vechten maar door met de cijfers in hun hoofd, achter hun strakke gezichten. Het lawaai dat boven het blauw en oranje geruite overhemd tiert gaat ver over hun hoofden heen Oude vrouwtjes koopen ïm een paar ver troetelde centen een vergeet-mij-nietje of een madelief om in een bloemenbakje voor het raam van een sous-terrein te zetten. Kinde ren, mannen en vrouwen verdringen elkaar om voorbijgangers komkommers en onnoozele bloemkooltjes voor te houden en vragen drin gend om ze toch te koopen, alsof hun leven er van afhing en dat leven hen vandaag' plot seling het kostbaarste lijkt van hun bezit. Zelfs op de vermoeide gezichten der oorlogs- invalieden. die in een rij langs den markt- ingang zitten, ver van de drukke reizen der oorlogs- en vredesverdragen sluitende diplo maten vandaan, trilt vandaag een honger om te leven en ze strekken hun hand verder en nadrukkelijker uit. Want het is voorjaar, ook in de stad. Ook in Londen. Jong groen springt uit oude vergeten en verstadste boomen, begeering om te leven. VR. S. In Duitschland wordt een film opgenomen over Jeanne d'Arc, getiteld „Das Madchen Johanna". Bovenstaande afbeelding toont de ontmoeting tusschen koning Karei van Frankrijk en de Maagd van Orleans des nachts in de straten van Orleans. Van links naar rechts: koning Karei iGustav Griindgens), graaf Mallezais (René Deltgenj, de Maagd van Orleans (Angela Sallo!:?r) Johann von Metz (Franz Nicklischj. Fouten van leerlingen Wanneer het verwende kind de eene of an dere straf moet ondergaan, dan zal het min of meer bewust bij zich zelf een redeneering houden, welke hierop neerkomt: „Waarom wordt me nu geweigerd wat ik vroeger wel mocht doen, wat mij vroeger wel werd toege staan?" Het heeft in den loop der jaren heel wel gevoeld, dat er klimax was in het ver wennen, wat de kleine schavuit echter nooit als een verwennen, maar als een hem toeko mend recht voelde. En nu nu wordt die klimax niet alleen onderbroken, er komt zelfs een snel neerdalende reeks van klappen voor in de plaats. O, de ouders, die, teleurgesteld, boos worden op hun gevallen engeltjes, die hun droomen zoo wreed verstoord zien en zich nu met straffen willen wreken. Het valt ons ouderen dikwijls zoo moeilijk, ons te verplaatsen- in het milieu van de kin deren en in hun gedachtenwereldje. Altijd re deneeren we met ons groote-menschen-ver- stand en vergeten daarbij al te vaak, dat we zelf ook eens kind waren. Als we een kind overladen met cadeaux (en dit komt in alle kringen voor), in allerlei vorm. dan staan we op ons groote-menschen standpunt. Het blijft nog altijd waar, dat een kinderhandje gauw gevuld is, als het kind tenminste niet geleerd heeft, het vele pas als gewoon, normaal te be schouwen. „Wordt den kinderkens gelijk", wilt ge het kind juist beoordeelen bij al zijn uitingen van vreugde en smart, van spel en zang, van ver legenheid en brutaliteit, van gehoorzaamheid en drift, van onbeleefdheid en slordigheid, dan zult ge ook weten, dat gij of de vrienden uwer kinderjaren nooit gélukkiger waart door een verwennen dan anderen, die veel moesten ontberen. OntberenInderdaad, dit is veel nutti ger dan verwend worden. Dat zullen de beste opvoedkundigen u met honderden voorbeel den kunnen bevestigen. Wie Ligthart's Jeugd herinneringen heeft gelezen, denke hierbij eens aan het halfduistere holletje, waarin hij zijn traktaatjes bewaarde en waarin hij zich letterlijk ternauwernood kon wenden of kee- ren en waarin hij niettemin zulke heerlijke uurtjes sleet. En wat onszelf betreft, we heb ben veei moeten ontberen van wat vele rijke Oud-leerlingen als doodgewoon beschouwden en toch zouden we onze zonnige, eenvoudige jeugd niet voor de hunne willen ruilen. Hoe minder een kind wordt verwend, hoe gemakkelijker het zich door alle levensom standigheden zal weten heen te slaan als vol wassen mensch. En niet te schatten is het na deel, zijn de onaangenaamheden, waarmee een verwend kind bij voortduring nu en als vol wassene zal hebben te kampen. Natuurlijk is eenvoud voor den een niet het zelfde als voor den ander en tusschen den een voud van het kind van een daglooner en dien van een vorstelijke woning zijn vele scha keeringen denkbaar. Men voelt zelf wel waar men zoo ongeveer de grens moet stellen voor zichzelf en voor z'n kinderen: men zij alleen niet te bang, dat men die te laag stelt: blijder dan dolblij behoeft een kind niet te zijn. En men kan het vroegtijdig leeren, met weinig blij te zijn. Dat moet a.h.w. gewoonte worden. Gewoonte worden. Met deze woorden ko men we een heel eind verder op het terrein der praktische toepassing van de theorie, tot zoover ontvouwd. O.i. is n.l. een der beste dingen die men een kind kan meegeven op zijn levensweg een doos met goede gewoonten, Een groote weldaad wordt ook bewezen, wan neer "men het van meet af leert, ordelijk en stipt te doen wat het later telkens en telkens weer moet doen. Ik noem maar enkele heel praktische dingen: beleefd zijn in huis en daarbuiten, het betoonen van eerbied tegen over ouderen (ja ook in dezen tijd), het vegen van voeten voor het binnentreden van kamer of gang, het netjes opbergen van speelgoed, het goed verzorgen van dieren en planten en van kleedingstukken, het tijdig opstaan naar bed gaan, het netjes maken of het lee ren van huiswerk enz. Het zijn oude waarhe den maar die nog altijd verdienen voortdurend herhaald te worden. Gewoonte is en blijft een tweede natuurwat men uit gewoonte doet valt licht. En er zit meer aan deze simpele kwestie vast, dan zoo oppervlakkig lijkt. Het niet toepassen van goede gewoonten gebeurt dikwijls uit gemakzucht, waarachter zich een misplaatst egoïsme al te vaak verschuilt. Hel, kind leere ai vroeg dat het lang niet altijd aangenaam is alleen aan eigen genot, eigen gemak te denken, zonder zich om anderen te bekommeren. En het nalaten van wat een goede gewoonte voorschrijft, brengt veelal op de een of andere wijze ongemak, verdriet of erger voor anderen mede. terwijl met het aankweeken van die goede gewoonte ook vaak een gezond altruïsme meer en meer voor den dag komt, Op dit gebied doet zich de con sequentie al bijzonder sterk gevoelen. En in dien de ouders dan ook eenmaal overtuigd zijn dat een of andere gewoonte welke zij in hun kinderen gaarne zouden willen aankweeken, goed is, laat ze hierbij dan zooveel mogelijk consequent zijn, zonder nochtans te vergeten, dat zekinderen voor zich hebben die daar zijn het kinderen voor, leerlingen fouten niet alleen kunnen, doch ook mogen maken. Een consequent zijn worde hier een gewoonte, een inconsequent zijn althans nim mer. dat blijve uitzondering. Een kind mag fouten begaan, zeiden we. Dit mag nog wel even voor- starre principiën- reiters worden gezegd. Ligthart uit zich in dit verband aldus: „Hebt gij ooit graan gemaaid in groene lente? Uw huis betrokken eer het was gebouwd? Eischt gij van 't kapitaal de volle rente. Nog eer ge 't in uw handel hebt betenuwd*) - En wilt ge, dat uw kind zich braaf, ervaren En wijs zal toonen? Hoed u voor den schijn Ook zeed'lijkheid moet groeien met de jaren, Laat hem den tijd om vroolijk dwaas 'e zijn'. Fouten van leerlingen. En elders zegt hij ,,De lofzang der zege wordt slechts gezongen, Wanneer ge u omgordt met geloof en geduld" J. BASTIAANS LENTE, door R. J. de Stoppelaar, Jan P. Strijbos en A. B. Wigman. Uitgave Scheltema Holkema N. V., Amsterdam. Dit is een zeldzaam mooi en frisch boek met prachtige fotos. Zelfs wanneer men het mid den in den winter doorbladert zal het den lezer in Voorjaarsstemming kunnen brengen, zoodat men zich waant temidden van de bloeiende weiden met hun vogels en insecten, of aan het zonbeschenen strand met troepen meeuwen, sterns en plevieren. Het beek geeft prachtig weer hoe in de Lente de Natuur haar levensfuncties hervat; hoe boomen en planten in bloei geraken, hoe volgens beginnen te jubelen en viervoeters als herten en muizen druk in de weer komen. Wij kunnen ook in de stad wel het voorjaar hooren en zien terugkeeren; een vink die begint te slaan, dan hokt middenin zijn strophe, om haar een volgenden dag al jube lend ten einde te zingen: de regenzanger merel) laat zich hooren en c?e grauwe lijs terzang schalt weer door de parken. Overal barsten de knoppen open en het gouden Speenkruid breekt uit den grond.Maar nog on eindig mooier en veelzijdiger is het Lentege- beuren buiten in de vrije natuur. Doch laat ik R. J. de Stoppelaar zelf aan het woord laten, de man van de graslanden en de wijde wateren die het eerste hoofdstuk .Weide en Waterland" geschreven heeft. Het omvat de deelen „Voorjaar op de Wei" en „Lente in het Waterland". „Maar de glorie van de wei in Mei is het geel' van de boterbloemen, het lichte rood der- koekoeksbloemen en het bruin van de zuring- stelen. Bij tien- en honderdtallen- gloren de kopjes van de boterbloemen tusschen de bloeiende grassen, wuiven de ijle vaantjes van dat fleurige kruid dat naast koekoeks bloem. ook vleesch-, kraaie-, eiloofbloem en roodsteeratje heet. Deze laatste benaming is welaardig. want inderdaad, als een heer van roode sterretjes staan de kelkjes over de wei, Koekoeksblaoem heet ook een an dere purperen bloeier van de wei, de harlekijn terwijl het roodsteerntje ook genoemd wordt met een naam, die eigenlijk aan een andere fijne sierplant van de wei toekomt: pinkster bloem. De pinksterbloem met haar lila bloem kroon. de bloem, die in boeketten vergaderd, pronkt op de vensterbanken der boerderijen voor het keukenraam, de bloem die tot kran sen gevlochten hangt aan de halzen der- schoolkinderen. de vrcolijke bloem met de blijde voorjaarstint. Pinkster-, koekoeks- en boterbloem, zij zijn de lach. de lach van Mei, de lichte, luchthartige, zorgelooze lach tus schen het ernstiger blijde rood van den kraal- tjes-bloei der zuringstengels. Nu liggen de weiden gespreid als een kostbaar feestta- pijt van Mei. „Daar bliksemen door het zonlicht de blauw-groene zweefvliegen met de zes witte vlekjes"op het achterlijf, gonzen de blinde bijen, de slijkvliegen, omdat ze uit den sloot- moader omhoog zijn gestegen, met den rooden band om het zwarte achterlijf. Daar klimmen de zevenmaal op de lakbruine schildjes ge stippelde Lieve Heersbeestjes langs de bloem stengels en grashalmen op. om a air den top de vleugeltjes te ontplooien en weg te zeilen zooals de wind ze waait. Toen de merel 's morgens en 's avonds de lente dichterbij riep. hebben de bijen de voorjaarsreinigingsvluchtp gehouden zijn even later op een rnooien morgen de hommel en wespenkoninginnen wakker geworden onder een moskussen, in een muizengat of een hoop dorre bladeren". „Een der eerste vleugelaars, die terugkeert naar de vaderlandsche weiden in het vroeg-' jaar. is de kostelijke bruine zanger van het grasland, de veldleeuwerik. Als het jaar een maand oud is. kunt ge hem al tegenkomen, ziet ge de rosse, bruingevlekte borst weer op de dijken. Veel leven is er dan nog niet in hem. Soms een paar toontjes op een zonnigen mor gen. Doch met het lengen van de dagen ont waakt al meer de zangersdnft. tot in Lente- en Grasmaand het heerlijk, volle leeuweriken- concert uit den hooge in helle druppeltjes van klank neerregent op de bloemende landen Dat is toch wel een schildering van het Voorjaar bij uitnemendheid, de jubelende Leeuwerik boven de weiden onder een stra lende blauwe lucht. Jan Strijbos beschrijft het „Voorjaar langs de Kust", dus het strand en de duinen. Ver schillende stern- en pleviersoorten, die altijd lastig te. onderscheiden zijn, passeeren de revue. De kleine zangers (tapuiten, piepers, paapje) zitten bovenin de duindoornstruiken te zingen en het duintapijt gaat zich tooien met bonte kleuren. In het laatste hoofdstuk gaan wij met A. B. Wigman door Bosch en Helde". In dit deel zingen de nachtegalen en hameren de spechten de timmerlieden van het bosch. Wij zien. de katjesbloeiers en andere bloeiende boomen. De schrijver legt er den nadruk op, dat ook de boomen werkelijk bloeien, iets dat "Ple m°rnnhon r>tet .ceMinpn wt/m M->oi :.;n hier ae foloss var> boe-iemle r n en r. Ja, eigenlijk zijn alle platen mooi. maar wel heel bijzonder vind ik het „Kalfje van het Edelhert". ..Lente aan de Boschbeek". ..Voor jaar aan de Loosdrechtsche Plassen" en „Mei onder de Wilgen".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13