DE UNIE
^Unie sL$ (ywdJiPop.!
LET? IRIIM ii*9 SCtJMST
TIJDELIJKE AANBIEDING
Gebruikt in Uw soepen HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent
LITTERAIRE
KANTTEEKENINGEN.
WOENSDAG 8 MEI 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
<0
HET TOONEEL.
ALBERT BASSERMANN.
DIE FüNF FRANKFURTER.
Albert Bassermann, de houder van den
Iffland-ring en een der grootste acteurs van
het Duitsche tooneel, vond hier gisteren maar
een matig bezette zaal. Nu is het waar, dat de
rol van Salomon in Die fünf Frankfurter fei
telijk beneden het formaat van een speler als
Bassermann is, maar daar stond tegenover,
dat dit blijspel van Roessler als een der ge
moedelij kste en gezelligste stukken van
Royaards' repertoire bij zeer velen aangename
herinneringen had achtergelaten en men dus
wel wat meer belangstelling had mogen ver
wachten.
Bassermann heeft van de opvoering van Die
fünf Frankfurter geen ster-vertooning ge
maakt. Al was hij als Salomon een dominee-
rende figuur, zoo bleef hij toch volkomen bin
nen de lijst van dit stuk. Bassermann speelt
dezen oudsten van de Rothshilds druk. leven
dig. uitbundig en 'n tikje burgerlijk. Aan dezen
bankier is al is hij hof-bankier te Weenen
en baron nog altijd iets blijven hangen van
de sfeer der Franforter Judengasse. Voor zoo'n
rol behoeft een acteur als Bassermann zich
niet de minste moeite te geven; hij doet het
alles spelenderwijs en speelt hem voorname
lijk op zijn routine. Doordat hij geen brillant
solo-spel geeft, stelt hij niemand in de scha
duw en blijft hij enkel een wat lawaaierig lid
van de familie. Bassermann overtrof in deze
rol noch Musch, noch Royaards. die Salomon
hier vroeger gespeeld hebben. Het bleef aldoor
een knap gespeelde figuur, waarnaar men met
genoegen keek. maar toch ook nu en dan met
eenige teleur'ling. omdat men Bassermann
nu eenmaal g..,ag in een schitterrol wil zien.
wat Salomon allerminst is.
De groote acteur stond in een zeer goed mi
lieu. De voorstelling was als geheel althans
in I en III niet minder dan die. welke het ge
zelschap van Royaards indertijd er van heeft
gegeven. Van het tweede bedrijf, dat aan het
hof van den hertog Von Taunus speelt, heb
ik de herinnering aan een fijner, aristocra-
tischer milieu en een geestiger spel in de
Hollandsche vertooning. Al is het geheel
een heel goed ensemble, dit gezelschap
van het Stadt-Theater van Straatsburg. De 4
broers van Salomon werden raak en geestig
getypeerd vooral Anselm door Albert Wal
ter en Nathan door Alfred Durra en ook
de hertog van Taunus kreeg van Harry Landa
aristocratische zwier mee zonder eenige
opdringerigheid.
Moeder Gudula is indertijd een der beste
rollen van mevrouw Sablairolles geweest. Else
Bassermann speelde haar minder gevoelig, en
hartelijk, maar wel met een innerlijke aristo
cratische voornaamheid. Een sterken indruk
maakte deze moeder Gudula van Else Basser
mann- echter niet. Paula Otte was een lieve
Charlotte, jong en gracieus.
Het gezelschap had zijn eigen decors mee
gebracht, iets wat slechts heel weinig buiten-
landsche troepen doen. Het was een avond
van goede, gedistingeerde amusementskunst,
die als geheel zoo ongeveer den indruk nalaat,
alsof wij Bassermann thuis „en pantouffles"
hebben gezien. Het publiek heeft den grooten
acteur en de Straatsburgers aan het slot zeer
hartelijk en dankbaar toegeklapt, al kwam
het dan ook niet tot een geestdriftige ovatie,
zooals wij op ster-avonden anders gewoon zijn.
J. B. SCHUIL.
LEERLINGEN-UITVOERING
VAN TILLY SYLON.
In de tuinzaal van het gemeentelijk concert
gebouw heeft gisterenavond, voor een dank
baar publiek van ouders en zusjes der leer
lingen, de bekende Haarlemsche docente in
de snelvoetige welstandigheid een geslaagde
demonstratie gegeven, waaraan na en met de
leerlingen, ook door het Ballet van Tilly Sylon
werd meegewerkt. Nog onlangs zijn in ons
blad de prestaties dezer paedagoge lovend be
sproken en wij kunnen er ons dus toe bepalen
ditmaal te vermelden dat schier ieder num
mer een welverdiend succes oogstte.
Er zijn onder de jeugdige priesteressen van
Terpsichore inderdaad veelbelovende talentjes,
die hun meesteres eere aandoen en hun dank
baarheid met bloemen uitspraken, 't Is een ar
tistiek genoegen deze jeugdige lichamen de
fraaist^ houdingen en standen te zien aan
nemen. zonder merkbare inspanning, al zal
het den leek in deze taal der beweging wel
licht voorkomen, dat de code waarvan men
zich bedient eenigszins beperkt is. Ook in de
kunst van den modernen dans komt het op
de nuance aan en van meer belang nog haast
dan de snelvoetigheid is de expressieve kracht
in het gebaar van arm en hand.
Aardig werd een Zomernachtsdroom. op
muziek van Leo Délibes, door de leerlingen
uitgevoerd. De koning der kabouters verdient
een pluim voor haar ongedwongen spel en
dat de faun na zijn solodans bijv. gebisseerd
werd, was verdiend. Een wals van Grieg werd
op fijne wijze ver-beeld en het „Verstoppertje
spelen" op de lichte rakettende muziek van
Mozart was alleraardigst van actie, vooral
van haar, die „zoeken" moest. „Vlinders van
gen" was eveneens van een boeiende bewege
lijkheid al kromp 'ons hart inéén bij iedere
klap in de handen; wijlen Prikkebeen ge
bruikte tenminste nog een netje bij die jacht.
Een zeer serieus nummer was die „Ge-
tragene Weise" dat blijkbaar met bijzondere
zorg was voorbereid en prachtig klopte. Een
enkelen onze medeburgers wordt wel eens
verweten dat hij met zijn handen spreekt. Dat
hij zich trooste. Hier kon hij een gansch
spreekkoor met handen zien. Het was vol
komen terecht dat de hand-langister der
uitvoerenden, de pianiste Caroline Luitjes,
aan het slot in de hulde betrokken werd:
zij heeft met veel entrain dat alles
begeleid en tegelijk geleid. Nadat nog
een ..Vlaamsche Kermis" een onmiskenbaar
leutige noot aan het veelzijdige programma
had toegevoegd werd met een Musette van
Rameau deze uitvoering besloten die, als ge
zegd, een succes voor Tilly Sylon en een ge-
neugt voor de erbij betrokkenen geworden is.
Dergelijke prestatie verdient poëtischer
sfeer dan de te holle tuinzaal van de oude
Vereeniging vermag te bieden. Maar daar
tegenover vergoedde de bijna huiselijke ge-
zelMghe'd, die bij zu'k vertrouwd onder-ons
past? veel van de te karige décors en de on
standvastige belichting. Men hadde geem
deze feeërieke beweging in feeërieker sfeer ge
zien. Ze had het glansrijk verdiend.
Ds,
MUZIEK.
Nederlandsch Muziekfeest.
Tweede Orkestconcert.
Willem van Otterloo, van wien een tweetal
orkestsuites vroeger op concerten der H.O.V.
ten gehoore werden gebracht opende het or
kestconcert van Dinsdagavond met zijn in
1935 voleindigde Eerste Symphonic, die een
treffend bewijs van zijn compositorisch talent
leverde. Het werk bestaat uit vier deelen, die
paarsgewijze verbonden zijn; de Introductie
met het Allegro, het Lento met de Finale, In
deze vier deelen zijn hoofdzakelijk slechts
drie thema's ontwikkeld, die een wisselende
rol spelen. Het Lento begint met een geheim
zinnig paukentremolo, waarna de bazuinen
het eerste thema inzetten. Trots de in de mo
dernste muziek gebruikelijke harde klankver
bindingen zijn de groote melodische lijnen In
dit deel gemakkelijk te volgen en te waardee-
ren. na een wegstervend diminuendo komt er
plotseling beroering: korte stooten der con
trabassen doen aan een zich in beweging zet-
tenaen stoomtrein op zich zelf eigenlijk
reeds een verouderde verschijning denken.
Het Allegro is aangevangen. Er komt een le
vendig rythmisch ipel met de intrede van het
hoofdthema van dit Allegro, welk thema in de
Introductie de tweede plaats innam. Men
bespeurt in dit deel een sterken invloed van
Debussy's Nocturnes: in het daaropvolgende
Lento doet zich vooral die van het „Prelude
a 1' Après-mirii dun Faune" gelden. Ik ver
meld dit slechts ter oriënteering. In het Lento
komt een gedragen episode der strijkinstru
menten voor. die door mooien klank de aan
dacht trekt. Met een paukenslag begint de
Finale, waar 't hard tegen hard gaat. Het slag
werk 6 bespelers heeft in deze symphonic
een rol van beteekenis. De jonge componist,
die sinds kort tweede dirigent van het U.S.O.
is, leidde zijn werk zelf en wel geheel uit het
hoofd, waarbij hij blijk gaf de gecompliceerde
partituur ook uit een dirigeer-techniseh oog
punt geheel te beheerschen. Zeer zeker is Van
Otterloo als een der sterkste figuren der jon
genera tie te beschouwen. De techniek
kent hij; psychologisch en aesthetisch zal hij
zijn ontwikkeling nog wel niet afgesloten heb
ben.
Sem Dresden staat reeds lang op het hoog
tepunt van zijn kunnen. Zijn in 1928 geschre
ven „Chorus Tragicus" de tekst is een
fragment van Vondel's „Hierusalem verwoest"
voor gemengd koor, trompetten, bugels en
slaginstrumenten is een fel stuk realistiek,
dat de verschrikkingen van een luchtaanval
kan suggereeren. Knallen en rollende don
derslagen weerklinken tusschen schrille trom
petsignalen, waarmee wisselen de wee
klachten der geteisterden af. Men moet in dit
werk niet speuren naar klankschoonheid of
kunstige muzikaai-technische combinaties,
maar de waarheid en intensiteit van uitdruk
king ondergaan; voor de dramatische kracht
ervan zullen weinigen ongevoelig blijken. Ook
dit werk aan de uitvoering waarvan de Haar
lemsche Motet- en Madrigaalvereeniging
deelnam, werd door den componist zelf ge
leid.
Jan van Gilse. evenals Sem Dresden in 1881
geboren, was door zijn „Prolqgus brevis" ver
tegenwoordigd. De componist der „Lebens-
messe" heeft zich in de laatste jaren ook ge
heel tot de moderne richting bekeerd en toont
dat ook in het korte orkeststuk, dat in een
gedrongen hoofdvorm twee contrasteerende
thema's: een speelsch en een lyrisch, behan
delt.
Niet modern klonk de ..Lyrische Suite voor
sopraan en klein orkest" van Emile Enthoveu,
die krachtens zijn leeftijd 'geb. 1903) toch tot
de jonge generatie behoort. In deze Suite is
de invloed van Richard Strauss evident, be-
^öxlsfiotüolriLeaMAS vxxsi,
VAN 6 TOT EN MET 18 MEI
Leidse Kaas Jonge
Leverpastei 1 e soort
Leverpastei 2e soort
Pinda-Kaas 0
Paneermeel
Nootmuskaat, Peper,?
Kaneel, Kruidnagelen
Tafelazijn, Hoogstfijne
Chocolade-repen
en tóch 15°/o korting
J-?....
1 2 ct. p. pond
20 voor
1 6 cl. p. blik
l^voor
1 2 ct. p. blik
M voor
1 2 ct. p. pot
1-6 voor
1 2 ct. p. pak
voor
1 0 ct.p. slrooibus
voor 9 ct. p. fles
voor 1 0 cl. p. 4 stuks
K OFFIE-BLA A DJ ES
EEN HEERLIJK KOEKJE
1 2. ceni
p half pond
MLT 15% KORTING
Uitsluitend voor kopers van koffie en thee
Filialen: HAARLEM, Anegang 22, Rijksstraatweg 4, Teyierpiein 45
en verder filialen door het gehele land.
(Adv. Ingez. Med.)
halve bij het derde deel, „Die weisse und die
rote Rose", waar Debussy's „La Fille aux Che-
veux de Lin" den componist dwars gezeten
heeft.
Het „Poème" voor violoncel met orkestbe
geleiding van Henriëtte Bosnians is vroeger
hier ter stede uitgevoerd. Het welklinkende
stuk werd door Loevenssohn en het onder de
immer enthousiaste leiding van Mengel
berg staande orkest prachtig vertolkt.
Merkwaardig is. dat ook het tweede Orkest
concert stilistisch een achterwaartschen gang-
vertoonde. Met het modernste waren we be
gonnen, met Wagner-, Strauss- en Mahler-
impressies sloten we af. Inderdaad zijn ver
schillende in Wagenaar's jongste werk ,Aveux
de Phèdre" al zeer duidelijk: men hoort de
naklanken van den „Walkurenritt", men hoort
den treurmarsch uit het eerste hoofddeel van
Mahler's Tweede Symphonie. en door zijn
ouverture „De getemde Feeks" worden herin
neringen aan „Rich Strauss' „Don Juan" ver
levendigd. „Aveux de Phèdre" werd door den
componist gedirigeerd. De sopraanzangeres
Else Rijkens, die ook Enthoven's „Lyrische
Suite" met veel talent had gezongen, vertolkte
de groote vocale partij van Wagenaar's werk
met goede dramatische uitdrukking.
Mengelberg leidde de Ouverture met het
élan dat we van zijn Strauss-interpretaties
kennen.
Bloemenmanden en kransen werden als
huldeblijken opgedragen. Nevens Mengelberg
oogstten vooral Wagenaar, maar ook de zang
soliste en de componisten v. Otterloo en Henv.
Bosmans veel bijval.
Dit concert werd vereerd door de tegen
woordigheid van H.K.H. Prinses Juliana, bij
wier binnenkomen en vertrek het oude Wil
helmus werd gespeeld.
K. DE JONG.
Jubileum van Vox Humana te
Santpoort.
25 jaar koorzang.
In hotel Zomerlust ontving de gemengde
zangvereeniging „Vox Humana" haar gasten
voor de viering van het 25-jarig bestaan van
dit koor. Het getal belangstellenden was zoo
groot, dat Dinsdag a.s. een herhaling van de
zen jubileumavond gegeven moet worden.
Zouden zij, die 5 Mei 1910 het ensemble op
richtten, ook maar eenigszins vermoed hebben,
dat hun initiatief nog eens met een zilveren
jubileum bekroond zou worden?
Deze vraag stelt het bestuur in het voor
woord van het zoo smakelijk uitgevoerd pro
gramma. En wel zeer terecht. Zoo iets zullen
weinigen zich hebben kunnen denken, gezien
de toestand van Santpoort en het vereeni-
gingsleven aldaar een 25-tal jaren terug. En
Santpoort bloeide op en Vox bleef niet achter.
Nu is dit jubileum daar om te bewijzen, dat
met eendrachtige samenwerking en het bevor
deren van een onderling goeden geest ook
hier iets blijvends tot stand is te brengen.
In den loop der jaren heeft Vox tal van di
rigenten gekend. Het waren de heeren Eisner,
Berghuis, Zuidweg, Kwanter, Smit, Hooger-
werf en thans de heer Joh. Brands. Deze laat
ste heeft zijn koor op de energieke wijze, hem
eigen, in korten tijd omhoog gebracht.
Toen de voorzitter, de heer J. A. Westerho
ven, het woord nam om de aanwezigen te ver
welkomen, was de zaal goed bezet.
Onder hen waren dames en heeren van het
eere-comité en afgevaardigden van enkele lo
cale koren. De eere-voorzitter, wethouder J.
P. Nijssen, kwam eerst later en vergezeld door
(Adv. Ingez. Med.)
Jan Campert.Dle in het donker.
Den Haag. Leopold's U. M.
Het Leitmotiv ontleent Jan Campert voor
zijn boek aan de Drie Groschen Opera:
„Denn die Einen sind im Dunkeln
und die Andern sind im Licht
und man siehet die im Lichte
die im Dunkeln sieht man nicht".
En nu gaat Campert met ons wandelen
door dat duistere leven, waarover vroeger een
fatsoenlijk mensch niet spreken dorst en dat
thans met, naar men zou willen hopen, tweede
handsche kennis van zaken, ook door jonge
lui bediscussieerd wordt. Men heeft door die
vrijer en gedurfder opvatting van het leven,
daaraan misschien wel iets van den leugen
ontnomen doch er oogenschijnlijk weinig
waardevols voor in de plaats kunnen geven.
In de ietwat cynisch onverschillige gelaten
heid, waarmede ook de ziektegevallen der
maatschappij in de kunst behandeld worden,
kan men althans moeilijk een behoefte aan
levensschoonheid vinden. Ook Campert's ver
haal komt niet buiten de sfeer eener onder
houdende reportage, eener aangekleede reeks
gemengd nieuws uit de wereld der nomaat-
schappelijken.
Zeer leesbaar geschreven, zeker, maar
iedere verinnerlijking der stof als angstvallig
uit den weg gaand. Misschien is de schrijver
ook overtuigd, dat die stof zelve al genoeg in
teressant is en iedere waarde als litteraire
kunst ontberen kan. Wij hebben hier al meer
van die verhalen besproken, in „Het is ver
boden" van Onslee en Slob een zekere gal
genhumor gewaardeerd, in „Dwalenden" van
Alex Frank de grondige kennis der boeven-
wereld op prijs gesteld.Campert's boek doet aan
die beide denken, alleen heeft hij zijn belang
stelling nog tot een nieuwe categorie men-
schelijke curiositeiten uitgebreid. Een ver
tegenwoordiger ervan die naar den bijnaam
Sjanetje luistert, wordt op een gegeven mo
ment. niet zonder humor, door een beroeps-
prostituée voor broodroover gescholden. Dat
hij. daarnevens ook nog een bloeienden han
del in cocaïne onderhoudt, neemt ze hem
minder kwalijk. De lezer moge uit de vermel
ding van dit scènetje de conclusie trekken die
hem .goed dunkt ten opzichte van de aanbe-
velenswaardiigheid dezer lectuur. Mijn be
zwaar zou nog niet zoozeer gaan tegen de
behandelde stof, als tegen de wijze waarop
„die in het donkerin het licht ge
haald worden. In een tijd waarin iedere
scrupule over de wenschelijkheid zulke stof
als litteraire kunst te behandelen, gevaar
loopt belachelijk gevonden te worden, rest ons
dan toch nog zeker het recht die wijze van
behandelen op haar kunstwaarde te toetsen.
Het valt dan op hoe de meesten dezer auteurs
de schilderkunstige wijsheid van het „teeke
nen is weglaten" miskennen. Zij sparen ons
geen haaltje, geen lijntje van de meest plat-
vloersche conversatie en negeeren de kunst
die door een samenvattende suggestie te ver
vangen. Wat, natuurlijk, ook veel moeilijker
zou zijn dan het als reporter nauwgezet no
teren van gefingeerde gesprekken, die, als
een photografie zoo getrouw, de werklijkheid
misschien benaderen, doch alleen ons curio-
siteitgevoel prikkelen zonder ons te ontroeren.
Korter gezegd: den dichter Campert is het
moeilijk in dit, zeker vlot en leesbaar geschre
ven verhaal terug te vinden, men kan der
verhalen waardeeren, die zijn lezers op on
derhoudende wijze voor oogen houdt, welke
trieste existenties de groote stad herbergt.
Niet zonder humor hier en daar en over het
geheel genomen met die nuchtere zakelijkheid
die van dezen tijd is
Het Kind in de Poëzie. Samen
gesteld en ingeleid door Dirk
Coster. Arnhem. Van Loghum
Slaterus.
„Deze bloemlezing is zegt de samen
steller in zijn inleiding een groepeerings-
werk. geen exploratie poging" En Iets verder:
„Lief had de mensch zijn kinderen altijd,
maar hier zal men in de onbedrieglijken
spiegel der litteratuur, met eenige verbazing
ervaren, hoe weinig behoefte de mensch aan
vankelijk toonde, zich in alle finessen van het
kind rekenschap te geven, en hoe deze ver
bazingwekkende nonchalance eerst in den
nieuwen tijd ingehaald werd. hoe eerst toen
(en dan met groote snelheid en volstrektheid
weliswaar) vrijwel plotseling alle raadselen
en bekoringen van het kinderlijk wezen wer
den gezien, genoten, ondervraagd en ver
tolkt".
De samensteller groepeerde de door hem
uitgekozen gedichten aldus: 1. Verlangen en
geboorte. 2. Het kind. 3. Het kind in zijn
spel. 4. Het kind en God en 5 Requiem.
In elk dezer afdeelingen vinden wij bekends
en onbekends, doch niets waardeloos. Een
klein juweeltje in zes regels van den bijna
vergeten Gelderschen pater B. van Meurs. den
man van kriekende krieksken, naast het be
kende „Herinnering" van M. Nijhoff, een
wreed vers van Freek van Leeuwen en het
scherpst gespitste van Plasschaert, waarin
gevoel en vernuft gearmd gaan; innige, lieve
dingen van sommigen, naïeveteiten van an
deren, het verlangen van mevr. Roland Holst
en de vereering van een Gezelle, en van zoo
velen, even grooten, de omdroomingen rond
het kinderwezenhet is een prach
tig bundeltje waarvan Dirk Coster plezier zal
beleven en waarvoor niet uitsluitend de moe
ders dankbaar zullen wezen
Onze Litteratuur in Beeld, door
J. Kuypers en Dr. Th. de Ronde.
Met medewerking van Dr. Moor
man en D. Wouters. Noordhoff
en De Sikkel, Groningen-Antwer-
pen.
Een prachtig en royaal uitgevoerde
platenatlas die het gebied der litteratuur ver
overschrijdt en telkens bouwkunst, schilder
kunst enz. binnen haar gezichtsveld haalt om
als ondersteuning of als tegenstelling van een
litterairen tijdstroom dienst te doen. Het
spreekt van zelf dat, zoo opgevat er nog wel
enkele meerdere soortgelijke altlassen konden
zijn samengesteld. Het is begrijpelijk, dat „in
der Beschrankung zeigt sich der Meister" niet
meer van kracht is. als er vier meesters aan
het werk tijgen. Daardoor is dit prachtige
boek met zijn honderden reproducties naar
alles en nog wat, waarschijnlijk van onschat
baar nut bij het onderwijs in de litteratuur
historie en het doorbladeren er van verschaft
ongetwijfeld een paar aangename uren, wat
niet wegneemt dat het een lichtelijk romme-
ligen eindindruk op den niet-studeerende na
laat. Dat deze ongelukkige wel eens vaker
den indruk van zulk genoegelijk durchein-
ander bij de beoefening der cultuurweten
schappen buiten de specialisten om opdoet,
maakt dezen atlas misschien wel tot een ty
peerend verschijnsel.
J. H. DE BOIS.
den burgemeester, mr. M. M. Kwint, ter concert.
Vox had zich dezen avond moeite gegeven
eens op bijzondere wijze voor den dag te ko
men en een tweetal koorwerken van formida
bele lengte ingestudeerd, n.l. Romberg's Lied
von der Glocke en Erlkönigs Tochter van Niels
Gade.
De effectrijke compositie van Romberg is
getoonzet op Schiller's wereldbekend gedicht
met denzelfden titel. De dichter plaatste als
motto boven z'n werk: Vivos voco, Mortul
plango, fulgare frango. (De levenden roep ilc
te saam, om de dooden klaag ik, de bliksem
breek ik).
Het is ontleend aan het randschrift van den
bourdon, de groote klok, in de Schaffhauser
Dom.
Das Lied von der Glocke is het lied van lief
en leed in het menschenleven. Doordat het
klokgelui de meest treffende episoden uit
menschelijk en maatschappelijk gebeuren be
geleidt, heeft de klokkegieter telkens gelegen
heid daarover uit te weiden. Geboorte, liefde,
echt, leven en streven in het gezin, voorspoed,
rampen, berusting en dood: ziedaar de reeks
der schilderingen welke aan ons gehoor voor
bijtrekken bij de reproductie van het koorwerk
en de soli.
Tot solisten had Vox zich gekozen mej. Lies
Hertier, (sopraan), Jo Immink (alt), Jan Hen-
sen (tenor) en J. Rotgans (bariton). De zoo
onontbeerlijke instrumentale begeleiding, was
in handen van Haarlem's Salonorkest, dat dit
werk op prima wijze deed. Mej. Bets Neder-
koorn verzorgde het pianistische gedeelte aart
den vleugel met vaardige hand.
De bariton, wien de Meister partij was toe
bedeeld, wist met zijn aangenaam stemgeluid,
dat technisch nog wel eens in gebreke bleef
(ademhaling), bevredigende effecten te schep
pen. Rhytmisch had het meer geaccentueerd
kunnen zijn.
De tenor had veelal met detoneeren te kam
pen. iets wat in de duetteen nog extra opviel.
Hij droeg zijn partij met veel entrain en moo*
geluid voor. en hier vonden de aanwijzingen
van Brands weerklank.
Lies Hertier gaf met haar soli meer dan een
belofte. Het viel ons op, dat hoewel soliste, zij
de koren in 't eerst meezong. Iets wat door de
fijngevoeligheid en pretentieloosheid weldadig
aandoet. Ze bewijst daarmede, dat ze zich lid
van het koor voelt in engeren zin en slechts
in de soli zich hiervan losmaakt.
Glashelder en eenvoudig van timbre (ge
lukkig!) is haar stem, al is deze nog niet zoo
omvangrijk al ze het zichzelf wellicht wenscht,
vooral in het hooge register.
Bij Jo Immink was de weinig eischen stel
lende altpartij in goede „handen". De bekendé
soliste zong haar, zooals we het van haar ver
wachten mochten.
Het koor had zijn gelukkige en minder gé
lukkige momenten. De laatste waren vooral
in het rubato-tempo van de brand-episode,
toen des dirigenten slagvaardigheid met dg
laaiende vlammen gelijken tred hield, De stro
fe Dem dunkeln Schoss was daarentegen van
bijzondere bekoring. Ook b.v. het Tausend
fleiss'ge Hande, hoewel we Vox daar gaarnej
wat rhythmischer hadden hooren reageeren,
(en de nuanceeringen!)
In de forti weten de Vox Humanisten een
groote klankrijkdom te ontwikkelen, waar!
Brands het meeste effect mede te bereiken"
weet. Vooral het vrouwenkoor draagt hier hetj
leeuwendeel toe bij.
Zoo werd deze Glocke op zeer verdienste
lijke wijze gewrocht en oogstte terecht ee$
langdurig applaus.
Na de pauze genoot de ballade van de doch
ter van Erlkönig een vlotte vertolking. De sagëj
van den koning der elfen is overbekend,
Goethe heeft er een zijner onsterfelijk^
gedichten aan gewijd. In deze ballade echter,
welke ontleend is aan een Deensche volkssage,
wordt verhaald hoe heer Oluf den avond voofl
zijn huwelijk bemerkt, dat nog een gast afwe
zig is. Hij besluit hem te halen, doch de weg
leidt langs den heuvel der elfen, die reeds zoo
menigeen ongelukkig gemaakt hebben.
De dochter van den elfenkoning noodt henS
ten dans, Oluf denkt aan zijn bruid en weigert.
Dan belooft zij hem de hemel op aarde of om
gekeerd, hoe men 't noemen wil, doch zij loopt
'n blauwtje, zou de nuchtere mensch zeggen.
Vertoornd dreigt zij hem met den dood. Hoe
zei Goethe het ook al weer? „Und bist du nicht
willig so brauch ich Gewalt!
Ook Oluf moet zijn stoutmoedigheid met
den dood bekoopen. En laat de wijze les na,
dat men zich hoeden moet voor heuvels, waar
schoone elven jonkvrouwen zich als de Loreley
aan de zangkunst te buiten gaan. Dat 't man
nelijk deel der jeugd het zich in de ooren
knoope
Ook Gade's compositie bloeide onder da
handen van dirigent Brands op tot een in
teressant koorwerk, waar we in aanmerking
genomen, dat dit een feestconcert was, slechts
goeds van willen schrijven.
Hoe Vox Humana in de harten der Sant
poorters leeft, hoe haar werk gewaardeerd
wordt, bleek in de pauze toen vele bloemstuk
ken werden aangedragen en vele felicitatie-
en dankwoorden werden gesproken. In bonté
rij waren er die van den voorzitter van Vox
met een herinneringsrede, die namens alle le
den den directeur huldigde, lauwerde en be-
envelopte. Mevr. Brands mocht een bouquet
bloemen ontvangen. Ook de bibliothecaris, de
heer J. de Koning, die sinds de oprichting lid
is, werd niet vergeten en ontving een gedach
tenis.
Den heer G. Bremerkamp, die de propa
ganda voor Vox middels de pers altijd zoo
consciëntieus verzorgd had, werd hiervoor op
recht dank gebracht. De dames-solisten wer
den allen bebloemd.
Burgemeester Kwint bracht de felicitaties
van het gemeentebestuur over.
Spr. hoopte, dat Vox nog vele lauweren mag
oogsten.
Wethouder Nijssen feliciteerde namens het
eere-comité de jubilarisse, de heer Mink uit
Wervershoef sprak als voorzitter van den
Noordhollandschen Zangersbond, een afge
vaardigde van de zustervereeniging Oefening
Kweekt Kunst, de heer C. Visser Hzn. voor
IJmuidens Mannenkoor, de heer Verbeek als
voorzitter van Santpoorts Bloei, een deputa
tie der Turnvereeniging Santpoort, van het
gemengd dubbelkwartet, etc., etc.
Bloemenmanden werden aangedragen en
weldra was het podium in een miniatuur-
Flora herschapen.
De vele blijken van appreciatie en de tal
van ingekomen gelukwenschen, waar wij ons
in deze kolommen gaarne bij aansluiten, ge
ven Vox vernieuwde kracht om eens haas
gouden feest te vieren.
Schiller zei het immers dezen avond weerS
„Fest gemauert in der Er de...."
CONCERT OP „FLORA"
Het programma van het concert, dat Zater
dag 11 Mei a.s. op de Bloemententoonstelling
„Flora" te Heemstede van 3.30 tot 5.30 door
het Fanfarecorps „Excelsior" zal worden ge
geven, luidt:
1. Flora Marsch Reinier van 't Hof
opgedragen aan het Uitv. Comité.
2. Francaise Ouv. Renaud
3. La Fiancée de Korrigan Fant., O. Coquette
4. Au Golfe de Naples. Wals, E. Larue
5. Freundestreue, Marsch van Blankenburg
6. Fiorentinermarsch J. Fucik
7. Cortege de Fleur E. Wandeleer
8. La Trouvere M. J. H. Kessels
9. Carmen Sylva Ivanovici arr. Beckling
10. Colonel Bogey, Marsch Kennith Alford