EEN LIEFDE IN CHINA FEUILLETON. Uit liet Engelsch door BEN BOLT. 41) „Ja! Bevrijden! Ik kom u redden uit de handen van den bruut, den indringer, die u uit de Yamen van mijn edelen heer gestolen heeft! Het was heel handig van dien bar- baarsehen dokter u op die manier te ont voeren, toen u niet vrijwillig wenschte te gaan en mijn geachte meester was zeer be droefd over het gevaar waarin u geraakt was De beleediging, die hem persoonlijk was aan gedaan vergat hij in zijn bezorgdheid over u. Welnu, zooals u ziet heb ik mijn zen ding vervuld bijna". „Bijna?" Toen het meisje dit vroeg, hield het geluid van het gevecht boven hun hoofden plotse ling op en een half dozijn gewapende mannen daalden de trap af. De secretaris stelde t. van hen een paar- kort-afgebeten vragen tn toen hij antwoord gekregen had, wendde hij zich glimlachend weer tot Kathleen „Neen, niet bijna. Ik liep achter de feiten aan. Mijn zending is thans geheel vervuld!" „Geheel?" herhaalde Kathleen met ge smoorde stem, want ze kreeg een beklemmend gevoel wat de man bedoelde. „Ja! De beleediging. die de barbaarsche dokter aan u en de schade die hij mijn eer- biedwaardigen meester heeft aangedaan, zijn thans gewroken". „Gewroken?" De stamelende klanken kwamen nauwe lijks hoorbaar over de lippen van het meisje; thans geheel begrijpend wat de secretaris gedoelde, begroef ze liaar gezicht in de handen. Ah Yeo liet een onaandoenlijken blik op haar rusten. De smart van die jonge vrouw ontroerde hem niet in het minst; in tegendeel hij juichte innerlijk, dat hij in staat was haar leed te doen. „Ik begrijp wat een verlichting die weten schap voor u moet zijn", hernam hij op zijn fleemendsten toon, „maar wij moeten niet talmen. Dit is niet de provincie van mijn achtenswaardigen heer en het is niet ver standig hier veel tijd te verspillen. Bovendien ge zult dat ongetwijfeld ook niet willen, wanneer ge bedenkt, met hoeveel verlangen mijn meester u wacht". Met het hoofd nog steeds in de armen ge bogen, schonk het meisje hoegenaamd geen aandacht aan de giftige taal van den Chinees Hij deed een stap vooruit en een gele hand op haar schouder leggend, schudde hij haal bij den schouder. „Hoor je me?" vroeg hij, scherp nu. Het meisje lichtte het hoofd op en haar met tranen bedekt gezicht leek versteend. Zij staarde he mafwezig aan en het was hem duidelijk dat zij niets van zijn spottende woorden gehoord had. Dit gebrek aan respect maakte hém woedend. „Sta op!" snedpte hij, haar overeind trek. kend. Terwijl hij dat deed schreeuwde ze het uit een kreet van pijn, maar niet van angst. „Wat is er?" vroeg hhij geprikkeld. „Mijn voet", antwoordde zij, naar haar verbonden enkel kijkend, „doet mij pijn; u „O", onderbrak hhij haarr met een glim lachje; „U hebt uw voet bezeerd. Dan zult u tenminste geen pogingen doen om weg te loopen. Geelukkig heebben we een draagstoel voor u". Zonder verder een woord te zeggen, pakte haar ontvoerder haar op en droeg haar de herberg uit. De stoel, waarin Ching en For syth haar uit den Yamen gevoerd hadden, stond gereed, bewaakt door een gewapenden man» die een lantaarn in de hand had. Ah Yeo duwde haar hardhandig in den draagstoel, trok de gordijnen dicht en gaf de soldaat bevel haar geen seconde uit het oog te verliezen. Daarop keerde hij naar de herberg terug. Er gingen vijf minuten voorbij en toen hoorde zij in haar halve verdooving den secretaris orders geven. De stoel werd opgetild, ze voelde beweging en was zich be wust dat de terugtocht naar den Yamen te Pi-Chow was begonnen. Eenigen tijd hoe lang wist ze niet zat ze, verslagen en verlamd van smart en wanhoop, in den stoel teruggeleund. Lang zamerhand werd het. haar weer mogelijk helder te denken en ondanks haar peilloos verdriet, ontwaakte haar oude, moedige energie. „Ik zal nooit naar den Yamen teruggaan nooit!" hamerde het in haar hoofd. Het leven hield geen enkele belofte meer voor haar in. Haar geliefde was dood en te Pi-Chow wachtte haar onduldbare schande. Liever zou ze sterven, en met een haast lugubere kalmte begon zij te overleggen hoe zij uit het leven zou scheiden. Zij had geen wapen, geen enkel ander hulpmiddel, maar op weg naar Pi-Chow waren afgronden, bruggen Een schreeuw door de duisternis stoorden haar droefgeestige gedachten. De kreet werd vermenigvuldigd er kwam een geluid van wox-stelende mannen, alarm roepen, een schot knetterde en toen werd de stoel zoo plotseling neergezet, dat haar enkel ondragelijk pijn deed. Het rumoer werd heviger; zij hoorde Ah Yeo's stem be velen geven, die blijkbaar niet gehoorzaamd werden, want ze werden gevolgd door rauwe, onwillige vloeken. Toen stierf het lawaai even plotseling weg als het opgekomen was en aan den anderen kant van het gordijn hoorde zij een man lachen. Met een snelle hoop opwellend in haar hart. sloeg zij een lap zijde weg en toen zij dat deed werd voor haar gezicht een lan taarn in de hoogte gehouden. Maar in het licht daarvan kon zij ppk den mag zien die haar bespiedde en met onuitsprekelijke ont steltenis ontdekte zij dat hij geen Chinees was, maar tot een anderen vreemden volk stam moest behooren. Hij had een woest uiterlijk en droeg een soort tulband, zijn kleeren waren rood en blauw gestreept en de wijde mouwen van zijn los gewaad lieten zijn bloote armen grootendeels vrij. Een oogenblik bekeek de man haar met nieuwsgierige oogen, toen gaf hij een schreeuw en enkele anderen drongen om den stoel om haar aan te zien. Ze hadden hetzelfde type als de man met de lan taarn en waren alle gewapend. De mannen begonnen opgewonden met elkaar te redeneeren inxeen taal, waarvan Kathleen niets verstond, maar die in elk geval niet Chineesch was; nog meer mannen voegden zich bij de groep tot er ongeveer een dozijn bijeen waren, die allen deelnamen aan de levendige discussie. Na eenige minuten gingen zij een paar passen terug en Kathleen bemerkte een vastgebonden gestalte, die naast de stoel stond. Het was Ah Yeo en toen zij naar hem keek, begon hij te spreken. „Het schijnt dat het ons niet gegeven is de reis naar Pi-Chow rechtstreeks te maken, edele dame". „Dat lijkt mij ook!", antwoordde ze en vroeg toen: „Wie zijn die mannen?" „Ik weet het niet met zekerheid. Zij hebben veel van Wha Miaos, den beruchten roover- stam, maar ze zijn nog wilder en krijgszuch- tiger. Een of ander soort bergvolk, vermoed ik, dat in verborgen uithoeken van de heuvels woont". „Wat zouden ze met ons doen?" „Dat staat nog te bezien", klonk het som- 'ber. ,.Ze zullen ons direct dooden of ons vast houden om een losprijs te verdienen. We zullen het laatste maar hopen en eeerlijk gezegd lijkt mij dat vooralsnog het waar schijnlijkste, want wat hebben "ze aan onze lijken?. En als mijn edele megster een hoog bedrag voor u moet betalen, zal hij u des te hooger waardeeren!" Het meisje negeerde dezen schimpscheut en terwijl ze den blik van hem afwendde ea naar de roovers keek, kwam een van hen op Ah Yeo toe en sprak hem aan, in een weinig1 beschaafd klinkend, met dialect dooreenge- mengd Chineesch. Kathleen probeerde er iet» van op te vangen, maar slaagde daar niet in; de secretaris scheen evenwel den zin van 's mans woorden te begrijpen; want hij gaf bescheid op zachten, ernstigen toon. Ver- scheidene keeren maakte de andere tegen werpingen en eenmaal wees hij met de hand naar Kathleen. De stem en de gebaren van den secretaris werden dringender en de. roover verliet hem om met zijn metgezellen' te overleggen. Ah Yeo keerde het hoofd naar haar om. „We liggen nu op de weegschaal", deelde hij mee. „Ik heb duizend zilveren taels vooi; uw bevrijding beloofd". „En hoe wilt u aan dat geld komen?" „Mijn achtenswaardige meester is onmete lijk rijk", gaf hij zoetsappig ten antwoord. „Het kan hem niets schelen om dien prijs te betalen voor zijn.... speelgoed!" Het meisje werd vuurrood en toen zij in haar stoel terugkromp, was er weer dl© duivelsche glimlach op Ah Yeo's gezicht. HIJ zweeg, maar een paar minuten later, toen, de woordvoerder van de roovers den draag—, stoel opnieuw naderde .hernam hij: „Nu zullen we zien naar welken kant dér balans doorslaat". De roover sprak enkele oogenblikken met' hem, daarbij tweemaal op Kathleen wijzend- en toen riep Ah Yeo haar toe: j „Voorloopig is ons laatste uur nog niet ge-] slagen, deugdzame vrouwe. Deze heeren. geven terecht de voorkeur aan duizend taels' boven het voldoen van hun moordinstincten. Wij worden in gijzeling gehouden. Boeddha.' zij met ons!" j '^XWor-dt De Fransche zwemmer Cartonnet heeft te In het Arboretum van de landbouwhooge- Varzi won bij de autorennen op het 1 2 6 K.M. .chool te W„o.™g.n .te.t .en tr.jtect te C.rlh.g. d.n Groeten Aa.onIk.lk m voll.n bloei Pr|i« Y.n Toni. 200 200 y.rds Z. Exc. minister O. C. A. Lidlh de Jeude heeft Dinsdagmiddag in de Apollohal te Amsterdam de tentoonstelling .Mooi Nederland" officieel geopend. Een foto tijdens do openingsrede van den minister. Links naast hom de heer C. R. T. baron Krayenhoff, voorzitter van het uitvoerend eomité Eenmaal per week worden de alligators In de Rotterdamsche diergaarde met paardenvleesch gevoerd. Tijdens den maal- tijd, waarvoor van de zijde van het publiek veei belangstel ling bestaat „Mooi Nederland". Onder dexen titel is Dinsdag in de Apollo-hal te Amsterdam een tentoonstelling geopend, waarvan hierboven een detail Meer dan tweeduizend vreugdevuren wer den in heel Engeland en de Dominions ontstoken op den avond der viering van 's Konings zilveren regeeringsjubileum. Dui zenden waren erbij tegenwoordig De „Normandie" in zijn element. Het ontzaglijke nieuwe Fransche mailschip verlaat de haven van St. Nazaire op weg naar Le Havre Tijdens de rondgang op de tentoonstelling „Mooi Nederland". De nieuwe minister van Waterstaat, de heer O. C. A. Lidth d® Jeude bezichtigt de expositie in de Apollo-hal te Amsterdam

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9