Zijn dieren intelligent?
HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
H.D. VERTELLING
Over „geluid" in
Geluidsfil ms.
ZATER'D X G 25 M E I 1935
H A A R r E M'S D A G E E A D
8
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
HET ZUIDER BUITEN SPAAliNE.
Aan het Spaarne is in de laatste VA eeuw
veel veranderd. Het Spaarne zelf is mooi ge
bleven, hoewel de bebouwing der oevers zich
wijzigde. Het landelijke karakter verdween
meer en meer. omdat het -Spaarne in de stads-
bebouwing werd opgenomen.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllll
lllllllllllilllllllllllllüllllllllll
wanhopig
Het Zuid er Buiten Spaarne omstreeks 177G.
Van muzikale visschen en
sprekende paarden.
Velen zullen zeker denken, dat het een
grap is, als men van de intelligentie der re
genwormen spreekt. Maar dat is volstrekt niet
het geval. De geleerden hebben zich inderdaad
vaak en uitvoerig bezig gehouden met de in
telligentie van deze diertjes. De eerste was
Darwin, die de regenwormen reeds in de acht
tiende eeuw nauwkeurig bestudeerde. Niet
lang geleden heeft de beroemde Amerikaan -
sche zoöloog Yerkes kunnen vaststellen, dat
de regenworm zelfs zooiets als een herinne
ringsvermogen bezit.
Om het bewijs hiervoor te leveren nam hy
de volgende proeven. Hij gebruikte daarbij een
T-vormige pijp en bouwde in den eenen arm
daarvan een kleine electrische installatie. Als
de regenwormen erin kropen, kregen ze dus
een schok. De dieren hadden intusschen de
keuze tusschen de twee armen. Reeds na ^eni
ge proeven meden de regenwormen den kant.
waar ze den schok hadden gekregen en kro
pen steeds in de andere richting. Hierdoor
heeft prof. Yerkes stellig het bewijs geleverd,
dat de regenwormen een soort herinnerings
vermogen bezitten.
De dierenpsychologie is dus thans zoo ver
gevorderd dat ze ook in staat is dieren van la
ger orde te bestudeeren. Bij deze „lage" dieren
moet men natuurlijk geen „menschelijke intel
ligentie" verwachten, die men in primitieven
vorm nog wel eens bij apen ontmoet, zooals
ook uit tal van experimenten met deze dieren
is gebleken. Maar toch hebben de proeven op
de meest verschillende lage dieren het resul
taat opgeleverd, dat ook zij in zekere mate
intelligent zijn; d.w.z. ook deze dieren passen
hun reacties doelmatig aan bij den aard van
de prikkels, waaraan men hen bloot stelt.
Het doet menigeen zeker sprookjesachtig
aan, dat men zelfs de laagste dieren, de amoe
ben, heeft onderzocht en daarbij heeft kunnen
vaststellen, dat ze gevoelig zijn voor licht.
Amoeben zijn namelijk diertjes, die nauwelijks
een duizendste millimeter groot zijn.
Daarmee vergeleken was de inktvisch, waar
op eens een onderzoeker intelligentieproeven
nam. een reus. Deze inktvisch leerde zelfs, uit
een gesloten glazen pijp krabben te halen, die
hij aan opat.
Langen tijd heeft de dierenpsychologie zien
met het vraagstuk bezig gehouden of visschen
kunnen hooren. Het baarde daarom opzien,
toen in 1904 een geleerde erin slaagde, een
wentelaar door een bepaalden fluittoon steeds
weer op de vlucht te drijven.
Twintig jaar later koos de beroemde Duit-
sche zoöloog Von Frisch hetzelfde vischje als
proefdier. Hij slaagde erin, op een bepaald
signaal van een fluit deze diertjes voer te
verstrekken.
Wist u. dat bakkerstorren bijzonder muzi
kaal zijn? Men heeft namelijk kunnen vast
stellen dat ze bij een bepaalden toon van een
viool ophouden met loopen. Daarentegen
schrikken waterwantsen vreeselijk, als ze de
„d" van een viool hooren. Zij zijn blijkbaar
muziekvijanden.
Twee derde van alle bekende dieren zijn
insecten. De wetenschap kent namelijk reeds
334.000 verschillende soorten van deze dieren.
Daarom valt net ook niet verder te verwonde
ren. dat het .vhh'der insecten voor de dieren
psychologie een Lijzonder groot onderzoekings
terrein vormt.
Prof. von Frisch heeft ook bijen op geuren,
kleuren en vormen gedresseerd. Hij heeft
bijenhuisjes door bepaalde parfums, kleuren en
vormen gekenmerkt en op vele duizenden bijen
proeven genomea. Daarbij kon hij precies
vaststellen, aan welke parfums, kleuren en
vormen deze diertjes de .voorkeur geven en
welke ze onaangenaam vinden.
Volgens dezelfde methoden hebben prof.
Escherisch en de „mierenvader" Wassmann
het mierenrijk bestudeerd. Reeds in de oud
heid hebben de menschen de organisatie van
den mierenstaat bewonderd. Maar vroeger
heeft men deze diertjes volgens een zuiver
anthropomorphe denkwijze beoordeeld. De
moderne dierenpsychologie heeft deze denk
wijze energiek bestreden en is er ook in ge
slaagd, bepaalde handelingen van deze dier
tjes beter te doen begrijpen.
We zullen dit door een voorbeeld toelichten.
Vroeger koesterde men de opvatting, 'dat de
mieren de zieke diertjes verpleegden, omdat
ze medelijden met hen hadden. Dat is intus
schen volstrekt niet het geval. Zij bemoeien
zich namelijk alleen met de diertjes, van wier
wonden bepaalde chemische prikkels uitgaan.
Slechts deze dieren likken ze af en verplegen
ze. Ze doen dit dus niet uit medelijden maar
Uit een soort egoïsme.
Toen de Amerikaansche hoogleeraar Garner
in 1900 een ..handboek der apentaal" uitgaf,
was dit aanleiding tot tal van moppen. De
menschen hebben echter weer eens zonder re
den gelachen; want ondertusschen zijn woor
denboeken van bijen, mieren, paarden, hon-
den en vogels verschenen. Nu moet men zich
natuurlijk niet voorstellen, dat in een derge
lijk boek staat: „waf-waf" is „honger" en „boe
boe" is „banaan". Het geval is als volgt. De
dieren „praten" op hun manier met elkaar
niet zooals wij menschen.
..De taal der mieren" is bijvoorbeeld een
„voelhorens-taal". Het woordenboek van deze
taal werd uitgegeven door den „mierenvader"
Wassmann. De dieren „praten" met elkaar
door middel van bepaalde bewegingen hunner
voelhorens. Verschillende bewegingen beteeke-
nen verschillende woorden. Dat heeft Wass
mann door nauwkeurige studies kunnen vast
stellen en hij is er zelfs in geslaagd, tal van
„woorden" te verstaan. De mierentaai is na
tuurlijk zeer primitief, maar ze is toch zoo
volmaakt, dat verschillende soorten mieren
elkaar kunnen begrijpen.
Buitengewoon interessant Is ook de „taal"
der bijen. De bijen „spreken" door bepaalde
geuren voort te brengen en door te dansen.
Men heeft kunnen vaststellen dat de feijen
met behulp van blaasjes bepaalde geuren kun
nen doen ontstaan en elkaar op deze wijze
mededeelingen doen. Voor hetzelfde doel die
nen eveneens bepaalde manieren van dansen.
Wat de „taal" der paarden betreft hebben
we tal van experimenten te danken aan Von
Maday. Hij heeft een woordenboek der
„paar'dentaal" uitgegeven. Het voornaamste
uitdrukkingsmiddel van deze dieren is hun
hinniken, dat een wensch, vreugde en roepen
tot uiting kan brengen, al naar mate of het
hoog, diep, hardop, zacht, lang of kort is.
Door hoog, lang en hardop te hinniken roept
het een ander paard. Diep zacht en kort hin
niken beteekent ongeduld. Diep, hardop en
lang roept de hengst naar zijn vrouw. Snui
ven kan toorn, vrees of schrik tot uiting
brengen. Als het paard pijn heeft, kreunt het
enz.
Prof. Garner heeft bij apen reeds dertig
verschillende geluiden voor alle mogelijke be
zigheden en voorwerpen kunnen constatee-
ren, die hij in zijn „woordenboek der apen
taal" heeft'opgenomen. In den laatsten tijd
zijn er nog heel wat „woorden" bij gekomen.
En nu zou men kunnen vragen: welk doel
heeft dan eigenlijk de dierenpsychologie? Men
zou namelijk de opvatting kunnen koesteren,
dat men er practisch niets aan heeft. Dat is
intusschen volstrekt niet het geval; want de
dierenpsychologie moet aan het uitgangs
punt staan van de vergelijkende psychologie.
Zij biedt ons namelijk gelegenheid, de psychi
sche ontwikkeling van de primitiefste levende
wezens tot den mensch te volgen.
M. H. J.
Fatmé.
In de maand Mei, toen de acacia's en de
linden begonnen te bloeien, stierf in het "mili
tair hospitaal, luitenant Lucien Dorin. Met
een pijlwond tusschen de schouderbladen had
men hem van uit de woestijn naar Oran ge
bracht. Hevig lijdend, door het vergif waarin
de pijl gedrenkt was geweest, en dat zich nu
door zijn bloed verspreid had, lag hij met
ijlende koortsen te bed. Niemand begreep de
afgebroken zinnen, de woordflarden die hij
snel achtereen mompelde, doch één woord,
één naam, bleef de aandacht vair zijn ver-
pleegers trekken. Het was een eigenaardige
naam die hij telkens en telkens weer herhaal
de „Fatmé, Fatmé"
De hoogere militaire autoriteiten deden een
onderzoek en eindelijk gelukte het hen een
zakboek van luitenant Dorin in handen te
krijgen. Men deed iets wat men anders nooit
zou doen, men las de intieme bekentenissen
die intusschen slechts in de laatste dagen van
luitenant Dorin's leven geschreven schenen
te zijn. Zij luidden aldus:
„Djelfa, 15 April. Teleurgesteld en vermoeid
kwamen wij 's nachts hier aan. Van de ons
voorgestelde drie maanden rusttijd in Oran
was niets gekomen. Wij moesten naar Dj elf a
om ons onder het commando van den opper
bevelhebber te begeven.
Ik had mij zóó op Paschen verheugd, omdat
men mij dan verlof had toegezegd. Ik wilde
met Paschen Claire opzoeken maar onder deze
omstandigheden zou ik zeker geen verlof
krijgen.
Djelfa, 16 April.
Verlofstoezegging verschoven. Ik moet dit
aan Claire schrijven. Wat zal het haar een
groot verdriet doen.
Djelfa, 17 April.
Nadat onze kapitein des avonds laat eenige
bevelen had gegeven werd onze compagnie
verzameld, tegen middernacht, onder een
prachtigen sterrenhemel, gingen wij op
marsch. Ondanks de levendige muziek waren
wij allen erg gedrukt. Niemand kende de reden
waarom wij naar de uiterste grenzen van de
woestijn moesten oprukken.
Ik verliet als laatste Djelfa. Onze bataljons
commandant drukte mij krampachtig de
hand en zeide: „Vaarwel Dorin, ik hoop jullie
allen terug te zien"
Vreemd! Wat bedoelde hij?
Ik schrijf dit terwijl wij een oogenblik rust
houden.
Chardaia, 21 April.
Toen wij Laghouat binnentrokken werden
wij in een klein fort ondergebracht. Het was
daar erg onrustig. Weldra hoorden wij echter
dat de gezamenlijke generale staven hier ver
zameld waren. Ieder oogenblik kwamen er met
stof bedekte koeriers binnen, de geheele at
mosfeer was vol onrust en spanning. Wij ge
bruikten de ons voorgezette spijzen waarna
ons werd gezegd dat wij na enkele uren verder
moesten marcheeren. Iedereen kreeg een dub
bele portie rantsoen enmunitie. Kort
voordat wij opbraken kwam de generaal. Hij
zag er bezorgd en vermoeid uit,
„Mijne heeren", begon hij, „wij staan voor
een uiterst vreemde, opstandige beweging.
Het is geen openlijke opstand, eerder een ge
heime opwinding die zich over het geheele ge
bied tot aan de bergen van Ouled Sidi Cheik
uitstrekt.
De troepen uit- Laghouat en Chardaia zijn
reeds op weg om het gebied te zuiveren. Uw
bataljon zal zich in een linie als dekking tus
schen Djelfa en Chardaia opstellen. Uw op
dracht is moeilijk en zwaar, doch zonder di
rect gevaar. Ik wensch u allen succes."
Letterlijk uitgeput kwamen wij in Chardaia
aan. Het samentreffen zou, naar men ons me
dedeelde, pas over veertien dagen plaats vin
den. Wij hadden dus nog eenigen tijd om te
rusten. Ik staak, door vermoeienis overmand,
mijn schrijven tot morgen.
Chardaia, 22 April.
De avond vóór Paschen. Op dit oogenblik zou
ik bij Claire zijn geweest. Alles maakt mij el
lendig, ik begin aan de toekomst te twijfelen.
,Ik weet dat Claire nu in haar kanier zit, te
genover mijn portret en dat zij
schreit
25 April.
Paschen. Wij herdachten met een indruk
wekkende viering dit feest, onder het gouden
licht van de Sahara. Hoe klein voelt men zich
in de woestijn.
Des avonds werden luitenant Pétri en ik bij
den kapitein geroepen. Een patrouille moest
naar de voorposten in een klein dorpje ge-
1 bracht worden. Dit dorpje, in de nabijheid van
een zeer kleine oase gelegen, telt ongeveer
honderd inwoners en evenzooveel kameelcn.
Er was vandaar geen enkel bericht gekomen.
Men vreesde dat de manschappen allen het
slachtoffer geworden waren van een, in het
geheim beraamden, overval.
De kapitein koos luitenant Pétri uit om er
met enkele manschappen heen te gaan.
Ik drukte Pétri vast de hand, hij was in het
leger mijn besten vriend.
„Dorin", zeide hij, „je blijft nu nog hier
maar als het noodig is kom je mij te hulp. Ik
hoop dat wij niet lang gescheiden zullen zijn.
Vaarwel!"
27 April.
Wij zijn erg ongerust, van Pétri geen bericht.
Als de dag aanbreekt moet ik met een paar
manschappen op weg om versterking te bren
gen. Voordat ik wegging schreef ik aan Claire.
Ik vertelde haar niet wat er zou gebeuren.
Misschien zal zij uit de acht bladzijden papier
die ik schreef, tóch iets vermoeden.
Want er is gevaar!
29 April. El Dareor.
De marsch door de woestijn was erg ver
moeiend. Kort voor den middag bereikten
wij ,de plaats onzer bestemming. Er stond
een moordend heete zon aan den hemel. In
het fort, waar wij onzen intrek namen, wer
den wij vol geestdrift ontvangen.
Tot mijn verwondering echter zag ik geen
enkelen jongenman onder de bezetting. Lui
tenant Pétri was er niet.
Ik deed een ronde door het nietig dorpje
en ontmoette bij de bron plotseling een ele
gante vrouwengestalte. Volgens Arabisch ge
bruik was zij geheel gesluierd.
Zij deed eenige schreden in mijn richting
en zeide, in vloeiend Fransch hoewel met een
zangerig accent: „Wees welkom luitenant, ik
wensch u in ons mooi El Dareor een prettig
verblijf".
Mijn verwonderd gezicht ziende vervolgde
zij. „Als u een poosje met mij wilt praten bent
u hedenavond welkom, het tweede huis aan
den ingang van het dorp, vlak bij het fort. Ik
verwacht u".
En toen, nadat zij een snellen blik om zich
heen geworpen had, liet zij een oogenblik haar
sluier vallen. Ik zag een paar groote zwarte
oogen diep als donker fluweel, roode lippen,
een teedere olijfkleurige tint, kortom een
wonderschoon gelaat
Ik beloofde te zullen komen. Het was dom
en niet mooi van mij, maar deze schoone
Arabische die vloeiend Fransch sprak, interes
seerde mij.
30 April.
Ik ben gegaan en zwaar gewond terugge
komen. De sfi'elle marsch met mijn mannen
dwars door het golvende woestijnzand kostte
ons zie laatste krachten, het gloeiende zand
brandde ons in de oogen en achter ieder
heuveltje kon een vijand loeren
Mijn wond brandt en steekt-, toch schijnt
zij niet gevaarlijk te zijn
Ach ja, ik moet nog eerst het andere ver
tellen. De Arabische wachtte mij op den'drem
pel van haar huis. Nauwelijks waren wij het
vertrek binnengegaan of zij legde haar Ara
bisch costuum af en stond voor mij in een
elegante Parijsche avondjapon naar de laat
ste mode.
Zij was buitengewoon mooi, geestig en erg
onderhoudend. Ik wil er maar liever niets
meer van zeggen, enkel nog haar naam;
Fatmé.
Wij dronken naar Arabisch gebruik samen
de koffie die zij zelf gereed had gemaakt.
Zij scheen mij erg opgewonden toe en ik
trachtte de reden van haar onrust uit te vin
den.
,A.ch, zeide zij, „men bespionneert mij hier
in het dorp en alles wat ik doe wordt steeds
onbarmhartig becritiseerd. Zoo ben ik nu
doodelijk beangst dat men mij in deze japon
zal zien
Ik glimlachte en wilde juist de opmerking
maken waarom' zij dan door mij uit te noodi-
gen; aldus voedsel gaf aan de'praatjes, toen
een lang rhythmisch gefluit mij hevig deed
schrikken.
Fatmé keek mij een oogenblik aan, nam
toen haar Arabisch costuum met sluier en
sloeg dit om. „Het zal mijn vriendin zijn die
mij roept", zeide zij. „ik zal eens gaan zien,
ik ben dadelijk terug".
Ik wachtte een geruimen tijd maar zij kwam
niet. Eindelijk besloot ik het vertrek te ver
laten en eens ronds te kijken wat er aan de
hand was.
Plotseling trok een glanzend voorwerp mijn
aandacht, het was de gouden sigaretten étui
van Pétri dat daar als vergeten op een tabouret
lag. Met luid kloppend hart keek ik verder
rond en werkelijk daar lag ook Petri's sabel.
Nu begreep ik alles! Op dit oogenblik trad
Fatmé^het vertrek binnen. Haar gelaat stond
donker en dreigend. Ik hield de sigaretten-
étui in de hand. Zij keek er naar en werd
bleek.
„Deze koker was het eigendom van mijn
vriend Pétri, zeg mij waar is hij", vroeg ik
gesmoord.
Zij deed een stap achteruit. Ik ging vlak
voor haar staan en drong aan. „Waar i,s hij?
Als u mij niet zeggen kunt waar luitenant
Pétri is, noem mij dan de plaats waar ik zijn
lijk kan vinden".
„Daar waar weldra ook het jouwe zal zijn,
jij Christenhond!" fluisterde zij heesch en
voordat ik haar goed begreep zag ik plotse
ling een dolk in haar hand. Het ging dus om
mijn leven.
Ik trok mijn revolver en zonder medelijden
met de vrouw die mijn besten vriend ver
moord had, schoot ik haar neer. Daarna vloog
ik naar den met gordijnen behangen ingang
maar ik moest weer mijn revolver gebruiken
want merkwaardigerwijze bleek het geheele
huis vol opgewonden Arabieren te zijn. Zij
weken echter terug voor mijn dreigend op
geheven wapen.
Buiten gekomen meende ik dat ik veilig
was doch eensklaps voelde ik een snerpende
stekende pijn in mijn rug tusschen mijn
schouderbladen
2 Mei.
Dit is het laatste wat ik schrijven kan. De
pijl die mij trof was vergiftigd. Ik zal sterven,
ik hoop dat het spoedig is, mijn wond doet
mij ondragelijke pijnen en een brandende
dorst, kwelt mij., dorst.... dorst dorst!
Claire vergeef mij, ik betaal de vergissing
van dien avond met mijn leven.
E. K.
Tegenwoordige toestand.
Enkele problemen bij de opneming.
We zijn er zoo langzamerhand aan gewend,
dat een acteur op het witte doek loopt en zingt
en spreekt, alsof het de gewoonste zaak van
de wereld was. Terwijl we, 'ui een sigaret roo-
kend. toekijken, verbazen we er ons geluk
kig geen oogenblik meer over, dat uit zijn
op-en-neergaande lippen een menschelijke
stem verstaanbaar is en dat zijn voetstappen
ook werkelijk als voetstappen klinken. Toch
is het af en toe wel eens aardig er even bij
stil te staan hoeveel problemen en conflicten
er zijn opgelost voordat diezelfde acteur in
staat is in alle natuurlijkheid van het witte
doek uit tot ons te spreken of te zingen. Het
geluid, dat hij voortbrengt, heeft een -langen
weg afgelegd, en op iedere étappe van dien
weg ligt een kans van mislukking.
In de eerste plaats de bron van het geluid
zelf. De plaatsing van de microfoon speelt
daarbij een zoo beslissende rol. dat bij voor
beeld aan een wat hooge, schrille vrouwenstem
een diepere klank kan worden gegeven door
de microfoon hooger op te brengen, boven
haar hoofd.
Daarna volgt de plaats waar de opneming
gebeurt. Geluidsopnemingen gebeuren bij
voorkeur binnenshuis. Eén der „sound-produ
cers" uit de film „Sanders on the River", die
thans te Londen gaat en waarin de neger
zanger en -acteur, Paul Robeson, de hoofdrol
vervult, vertelde bij voorbeeld het volgende
over de opneming van een bootscène op de ri
vier: Robeson's lied werd in de studio opgeno
men, omdat buiten steeds storende geluiden
(vliegmachines, vogels etc.) in den weg zit
ten, die op de film versterkt uitkomen en dan
pas góed storend zijn. Daarna werd de scène
buiten opgenomen, Robeson zakt in zijn boot
de rivier af en zingt zijn zelfde lied op de maat
van zijn eigen stem; de thans buiten gerepro
duceerde studio-opneming. De scène wordt
verfilmd, de stem niet, die dient alleen om
de mondbewegingen in overeenstemming met
de muziek te brengen. 1) Een kleine bijzon
derheid in diezelfde scène illustreert hoe ein
deloos veel kwesties en conflicten moeten wor
den opgelost. Zooals de film thans draait,
houdt Robesons stem in deze scène steeds de
zelfde sterkte, terwijl technisch gesproken het
geluid met het wegvaren van de boot zou moe
ten afnemen. Alexander Korda, die de film
productie leidde, was echter van meening dat
het publiek Robeson's stem zoo graag hoort,
dat het liever een technische onjuistheid slikt
dan iets van Robeson's stem te missen.
De plaats van opneming zelf is een bron van
herhaalde conflicten tusschen den man die
het geluid verzorgt en graag zoo weinig moge
lijk wanden in de" scène heeft, om geluidsweer
kaatsing zooveel mogelijk te vermijden, en
den artistieken leider, die soms zijn zinnen
op een knusse scène in een kamer met vier
wanden heeft gezet. Dan moeten er lange be
rekeningen gemaakt worden en wat later op
de film een eenvoudige huiskamerscène lijkt,'
bestaat uit gecapitoneerde wanden en met
rubber gedekte tafels, want zelfs tafels, waar
aan men zoo gezellig zit te praten, brengen
weerkaatsende geluidstoringen voort. En die
scènes in cafés en restaurants, waar ge mu
ziek, praten van dansende paren en een ge
sprek ergens aan een tafeltje door elkaar en
dan weer gescheiden, hoort, beurtelings het
een of het ander sterker en luider sprekend
—die geluiden worden geheel afzonderlijk op
genomen, zoodat bij één opeenvolging van
filmbeelden drie afzonderlijke geluidsfilms
hooren. Het geluid voor het gesprek aan één
der tafeltjes zal er bijvoorbeeld zoo uitzien:
middelmatig geluid, luider - vager en vager -
luid, enz. Voor de muziek en het massageluid
van dansen en geroezemoes dito, alleen in
andere volgorde. Die drie films worden over
elkaar gelegd en op één film gebracht, zoodat
ge als ge in de bioscoop de scène gedraaid ziet.
dan weer de muziek hoort aanzwellen en dan
weer het gesprek duidelijk tegen den zachten
achtergrond van muziek en geroezemoes hoort
opkomen.
Dat zijn enkele van de problemen, die zich
direct bij het opnemen van het geluid voor
doen. Nadat het geluid die twee dingen: de
bron en het gegeven tooneel, heeft gepasseerd,
gaat het naar de microfoon, vandaar naai
den versterker, het wordt dan vastgelegd, in
het laboratorium bewerkt en op de film ge
bracht. Daarna bereikt het via het projectie
apparaat, den versterker, den luidspreker en
het aanwezige publiek eindelijk en tenslotte
den luisteraar. En, zooals al gezegd, op iedere
volgende etappe dreigen nieuwe gevaren.
Zelfs op die allerlaatste etappe: het audito
rium. Want een groot auditorium absorbeert
aanmerkelijk meer geluid dan een klein.
Daarom hebben de zwoegers der moderne
filmindustrie, de „sound-producéfs". zij die
het geluid verzorgen, zonder wat voor ons de
film geen film meer is, zoo ongeveer uitgere
kend hoe groot het volume geluid is dat iede
re filmbezoeker absorbeert!
Ze zijn technici, kunstenaars en wiskunste
naars tegelijkertijd.
Het is goed dat wij hun zwoegen vergeten,
bij het genieten van een interessante of mooie
film. Maar het is toch wel aardig er soms eens
aan te denken.
Vr. S.
1) Op dezelfde wijze is het op den weg van
Leiden naar Amsterdam gezongen lied: Geen
geld en toch geen zorgen uit het begin van
de film Malle Gevallen opgenomen. Red.
kaart van de heele republiek van steen, kalk
en cement. Meren en rivieren zijn voorzien van
stroomend water, de bergen hebben een flinke
hoogte en 't geheel beslaat eenige Hectare's.
Een merkwaardige vondst. Een cactuslief
hebber vond in den Amerikaanschen staat
Arizona een exemplaar van 13 M. hoogte.
Iloe kwamen we aan de Giletle-scheermes-
jes? Omdat mijnheer Gilette, een Ameri
kaan zich in zijn haast sneed met een gewoon
scheermes, beloofde hij zichzelf niet te rusten:
voor hij iets laad uitgevonden, waarmee de
menschen zich konden scheren, zonder den
kans te loopen zich te snijden en na tal van
proefnemingen is hij niet alleen geslaagd
maar hij is met zijn uitvinding schatrijk ge
worden. Er worden tegenwoordig jaarlijks mil-
lioenen bij millioenen van zijn Gilette's ver
kocht,
Een fontein. Te Genève staat een fon
tein, waarvan de stralen 90 M. de hoogte in
gaan.
Een eigenaardige spoorweg'. In Alaska is
een spoorlijn waar de spoorwagens, platte
open wagens, getrokken worden door honden.
GEMENGD NIEUWS
Een reuzenkaart. In de Amerikaansche
republiek Guatamala heeft men een relief-
EINDEXAMEN.
Een woord, dat vele dwang- en waanvoor
stellingen te voorschijn roept is toch zeker het
woord „Eindexamen". De eenige genezing ligt
in het doen van deze slavendaad, die de pre
tentie heeft van een wetenschappelijke pres
tatie. De eerste riem, die ik eventueele can-
didaten onder het hart kan steken is het feit,
dat ik zelf via het Eindexamen ben opgeste
gen uit een zee van onvoldoendes tot loutering
en roem van mijn geslacht en niet in het
minst tot verwondering en extase van leeraren
en meergenoemd geslacht.
Vergeet nooit, dat de leeraren minstens
even biij zijn als je zelf, wanneer je er door
komt. Wanneer je een prettige leerling bent
geweest, omdat ze je dan niets dan goeds
wenschen en wanneer je vrij vervelend bent
geweest, omdat ze blij zijn, dat ze dan van je
af zijn.
Toen ik de lagere school doorloopen had,
kwam ik op de H.B.S. en meteen maakte zich
al een eerbiedig' ontzag van me meester voor
de eindexamen-candidaten, mannen met her-i
sens en studiezin.
De bedoeling van mijn middelbare studie
was, dat ik ook eens dat eindexamen zou doen,
hetgeen me toen al koude rillingen bezorgde,
het werd me een obsessie, die me als een
donkere wolk vergezelde op mijn 5 tredigen
klimtocht op den H.B.S. ladder.
Het eenige wat mijn angst kon verminderen,
was de extra verpoozing van één jaar op één
der sporten. De overgang van de 4e naar de
5e klas beschouwde ik als een heele durf, om
dat hierop als klap op de vuurpijl onvermij
delijk het eindexamen moest volgen.
Van ouderlijke zijde ondervond ik alle mede
werking, niet alleen werd me bij het begin
van den cursus, bij eventueel slagen, een fi
nancieel succes voor oogen gesteld, ter aan
moediging, maar tevens mocht ik bij wijze van
training mee naar het tooneelstuk „Eind
examen". Paedagogisch bleek dit echter vol
komen fout gezien. Bij het naar huisgaan van
de voorstelling heeft moeder me vast moeten
houden, toen we langs het huis van den
directeur der H.B.S. kwamen omdat ik mijn
ontslag wilde vragen.
Tijdens de voorstelling heb ik gerild, gebeefd,
gesnikt en gekreund. In de pauze, voelde ik me
interessant en liep statig met een weemoedige
trek op de lippen in de gangen op en neer,
in de hoop, dat het publiek zou begrijpen, dat
ik minstens even interessant was als die kna
pen op het tooneel, die ook Eindexamen
deden, ik martelaar der studie.
De Eindexamenspanning gaat voor mij dus
terug tot diep in mijn jeugd, maar hoe plot
seling werd hij opgeheven toen ik aan het
werkelijke examen toe was. Langzamerhand
wordt het een dagelij ksche taak, een gewoon
te en aanvaarding van de wijze, waarop ze
je telkens op een in den Haag uitgedachte
methode trachten uit te zuigen, op geestelijk
gebied tenminste.
Een arglistige truc, die het meest depri
meert is wel de foltering om met Scheikunde
het examen aan te vangen. Het is een vak,
dat heel gemakkelijk is voor den leeraar, die
het resultaat van de te nemen proef weet en
hem dan met een air gaat staan verklaren,
maar voor een troep onschuldige H.B.S.'ers is
het meer, dan ze verdragen kunnen. Maar laat
je niet voor de gek houden, het begin is mis
schien ontmoedigend, de rest gaat van zelf.
Den eersten dag had ik me speciaal voor
de gelegenheid gekleed en had plechtig af
scheid genomen van mijn huisgenooten. Den
volgenden dag gaat het nonchalanter eri lang
zamerhand merk je het haast niet meer, ten
minste wanneer je niet na afloop uitgebreide
beschouwingen gaat houden over het gepres
teerde.
Tijdens het examen is leeren goed, maar ge
zond zijn veel beter. Eigenlijk is het niet in
stijl, dat je de kennis, die je in zoo vele jaren
vergaard hebt zoo maar op een achternamiddag
moet spuien, het is eigenlijk niets anders dan
wetenschappelijke uitbuiting en waard om er
een partij of minstens een vereeniging voor
op te richten.
De eenige. die ik met mijn Eindexamen te
leurgesteld heb. is mijn broertje, die gehoopt
had nu eindelijk iets intei'essants aan zijn
broer te kunnen zien, kringen onder zijn
oogen, uitgeput en bleek, dan had hij tenmin
ste wat bijzonders aan zijn vriendjes kunnen
vertellen, maar zijn broer bleef het zelfde
confectie jongetje van altijd.
Eén ding voor het mondeling is nog belang
rijk.
Wanneer je binnenkomt, zie je twee heeren,
die je door je eigen eenzaamheid als tegen
standers ziet, de ééne zal je straks vragen
stellen, de andere zal luisteren en opschrij
ven. Nu moet je den vragensteller maar met
een beschouwen als je vriend en den gecom-
mïteerde als tweede hulp bij ongelukken en
wanneer je toch bang bent voor dien gecom-
miteerde. zoek dan aansluiting bij den leeraar
om met hem een blok te vormen, dat moet
leiden tot een wetenschappelijke overwinning.
Examenplegers, sterkte 1