DE ZATERDAGAVONDB Britsche luchtverkeersplannen. STILTE VOOR VEILIGHEID. -in....—u| BIJVOEGSEL VAM HAARLEM'S DAGBLAD j« -j Wonderen der kroostverzorging. 'ZATERDAG 1 JUNI 1935 HAASL'E M'S _D AG B C 13 lmper/al Airways -■Belangrijke ctarvsl. PlcjnnOTi I/np. 4ir~ways Andore mogelijke routes Still going strong. Gedachten-associaties met whisky, welke dit motto wellicht mocht opwekken, moeten wij onderdrukken, immers het gaat om de inder daad wei-overwogen plannen voor de ontwik keling van het luchtverkeer in het Britsche Rijk; een vraagsl—c dat voor de groot-Neder- landsche luchtvaart ongetwijfeld een be schouwing ten volle waard is. Het schijnt ons niet juist het begrip con- curreerend verkeer op den voorgrond te plaatsen. Het luchtverkeer ontwikkelt zich langs vaste lijnen; zoo ging het in West- Europa en zoo zal het ook in het wereld- luchtverkeer verloopen. Deze ontwikkeling zal met erkenning van de ideëele grondslagen, welke aan bepaalde luchtvel-bindingen ten grondslag liggen en die ook wettigen op den duur moeten leiden tot internationale rege ling, welke naast het ideëele ook het rende ment zullen dienen. De Britten zijn rustig huns weegs gegaan; zij konden zulks ook doen binnen het groote Rijk dat voor exploitatie gereed lag. Ondanks die geleidelijke ontwikkelingsgang hebben uiteraard de gebeurtenissen van de laatste japen, welke een kentering in de wijze van exploitatie brachten haren invloed op de Britsche mentaliteit niet gemist, zij het ook dat het minder plotseling ging. Evenwel de thans betoonde activiteit is ontegenzeggelijk een gevolg van die kentering. Begin van dit jaar is een gemengde com missie, bestaande uit autoriteiten van het Air Ministry, van Imperial Airways en van den postdienst, naar het verre Oosten ver trokken, om een programma te bestudeeren en te bespreken met officials van de Koloniën en van de Dominions. Er was op de diensten van Imperial Airways kriiek; het ging te langzaam, er kwam geen uitbreiding; de industrie moest ook kritiek weerstaan. Een Amerikaansche kritiek drukte den achter stand uit, door te zeggen dat de Britten in hun vliegtuigen een hoeveelheid „tegenwind" monteerden! De Britten bleven het kalm aan doen; zij zochten het uitsluitend in vermin dering van exploitatiekosten. Alzoo geen kostbare moderniseering van de luchtvloot. Zoo als wij reeds zeiden, men kon zich die luxe permitteeren. Een heel andere situatie dus als die van een land als Nederland, dat vooruit moest. Het verheugende feit viel te consta- teeren, dat de inkomsten van de maatschap pij gerekend over 9 maanden 1934 met 161.564 toenamen tegenover een overeen komstige periode 1933. Deze gunstige verhou dingen zijn aan verschillende oorzaken te dan ken. Doordat de uitbreiding van het luchtnet langzaam ging en de trajecten over eigen gebied liepen kon de uitbreiding volkomen gelijken tred houden met den uitbouw van de grondorganisatie. Vergeleken met de K. L. M.-diensten, deden de Britten dus geen pio nierswerk. Het aantal in dienst zijnde vlieg tuigen kon zoo ook beperkt blijven. Men hield 21 vliegtuigen in geregelden dienst (15 in reserve) en daarmede werd het geheele ver voer opgevangen. Men verkrijgt dan een hoog- gemiddelde voor de lading per vliegtuig en dus ook een laag exploitatie-cijfer. Gaat men de grondorganisatie perfectionneeren, dan kan de vluchtduur per dag worden opgevoerd, waardoor de reissnelheid wordt opgevoerd, zonder de snelheid van het materieel te verhoogen. Dit was de politiek van de Engel - sche Maatschappij. Daarbij bleef Imperial Airways, evenals de K.L.M., vasthouden aan het gecombineerde passagiers- en postvervoer. Afzonderlijke post vliegtuigen, al zijn zij in exploitatie goed- kooper, zullen de exploitatiekosten van de groote passagiersvliegtuigen niet verlagen; in tegendeel door het onttrekken van lading aan de laatstgenoemde, zullen die kosten nog stijgen. De post. Uitgaande van dezen stelregel zullen de exploitatiekosten kunnen dalen wanneer het postvervoer wordt opgevoerd. En dit laatste nu is in een vergevorderd stadium van voor bereiding. Het Britsche gouvernement heeft namelijk maatregelen in voorbereiding, om de geheele eerste klas post (first class mail), d.w.z. de brieven en briefkaarten met hoog porto, door het Britsche Rijk te vervoeren per vliegtuig, zonder dat de afzender bijzondere luchtpostzegels behoeft te gebruiken. De hoeveelheid ..first class mail", welke wekelijks van Londen uit, over het B'-itsche Rijk wordt uitgezonden, is grafisch aan gegeven in fig. 1. Inderdaad is dit naar alle richtingén een respectabele lading: 19 ton naar het Zuiden en Oosten; 12 ton naar Lon den van de dominions en koloniën uit het Zuiden en Oosten. De frankeering bedraagt lj/i penny per 28 gr.; voor de toekomst, d.wz. bij een vervoer per luchtpost is het porto gelijk, evenwel geldt dit tarief slechts voor een gewicht van 14 gr. Wanneer het nieuwe stelsel van de posterijen wordt ingevoerd, worden de vervoercijfers per week 18 ton van Londen en 11 ton naar Londen, welke lading nog moet worden verhoogd met de tegen woordige vervoercijfers, zijnde 2 ton per vliegtuig van Londen naar Cairo, welke la ding zich verdeelt naar het Zuiden en naar het Oosten. Wordt de frequentie opgevoerd tot vier diensten per week, hetgeen in de be doeling ligt, dan zou dus 26 ton per week worden vervoerd van Londen naar het Oosten en Zuiden. Figuur I. Wanneer wij dit systeem vergelijken met onze Nederlandsche exploitatie, dan komen wij tot de gevolgtrekking dat er in de praktijk feitelijk geen verschil bestaat. Het postvervoer in Nederland kent nog een bijzonder lucht recht, dat naar verhouding niet hoog is. „First class mail", waar het inderdaad op aankomt, zal dat extra luchtrecht wettigen. Het feit dat de postlading nagenoeg stationnair blijft op 250 a 300 K.G. per vlucht, bewijst, dat eerste klas post gelijk blijft. Wij betwijfelen dan ook of een verlaging van het posttarief de hoe veelheid „post met haast" zou doen toenemen. Door de keuze „luchtpost" of „gewone post" niët langer aan den afzender over te laten, doch van huis uit te bepalen tot „luchtpost", komt dus neer op een subsidie door de Poste rijen, welk systeem wij reeds kennen. Immers, de kosten van de luchtpost zijn ongetwijfeld nog hooger, zoodat het Èngelsche stelsel geen revenu's „an sich" zal opleveren, doch feite lijk een ander stelsel van subsidieeren be- teekent. De ideëele beteekenis van het stelsel is in wezen dezelfde, zij het ook dat zij uiterlijk anders is. Nederland steunt uit meer dan één fonds de HollandIndië-lijn feitelijk direct; de Britten doen het evenzeer, doch doen zulks indirect door 100 van het vervoer aan het luchtvervoer toe te kennen. De vervoer cijfers van het vliegtuig zullen toenemen, doch dit bepaalt de Staat. De consument van het vervoermiddel is in wezen gelijk gebleven. Gezien het verschil in vervoerkosten tus- schen land- en luchtmail, geven de Britsche Posterijen dus een indirecte subsidie. Toekomstplanuen. Het vorengenoemde stelsel is nog toekomst muziek; niet alleen de posttarieven, doch ook de frequentie van den dienst. Ook ten aanzien van de luchtlijnen bestaan plannen en men heeft ook de industrie voor een toekomstige richting aanwijzingen gegeven en zulks zoo wel op het gebied van groote land- en groote watervliegtuigen. De luchtlijnen, welke Engeland zich denkt voor 1936 en 1937, zijn op bijgaand kaartje (fig. 2) aangegeven, waarbij nog een transatlantische lijn van de Bermuda-eilanden naar New- York moet worden gerekend, welke laatste dan in samenwerking met Pan American Airways zou worden geëxploiteerd. Wij zouden hierbij nog willen wijzen op de m dit jaar ingestelde route Londen.Boedapest, welke een voorlooper kan zijn voor de nieuwe Èn gelsche route naar ïndië en verder. Als Nederlandsche luchtvarende mogend heid moeten wij uit de Èngelsche plannen afleiden, dat het zaak is, om met dezelfde energie door te gaan in de reeds met zooveel succes begonnen richting. Niet versagen, doch en hiermede zijn wij weder aan ons eerste*motto still going strong.met een Hollandsche mentaliteit!- VAN DEN ABEELEN. Geeft alleen signalen die NOODIG zijn. En houdt u vooral aan de verkeersregels. En verder geldt voor het straatlawaai Op gx-achten, pleinen, straten, Een spreekwoord, algemeen bekend Dat van de holle vaten. Clinge Doorenbos. De K.N.A.C. heeft in het algemeen belang de leiding der z.g. anti-lawaai actie overge dragen aan de Geluidsstichting. De in deze maand aangekondigde anti-lawaai week in de residentie, is derhalve moeten worden uitge- gesteld. De K.N.A.C. meent in het belang van allen, te handelen door op enkele gewichtige vraag stukken, die. zich voordoen, meer de alge meene aandacht te vestigen. Herhaaldelijk is de vraag opgeworpen, waar om de voorgenomen actie-week als anti- lawaai week werd bestempeld, terwijl in het buitenland daarbij geregeld van „stille" weken werd gesproken. Hierop kan worden geant woord, dat voor het automobielver keer geen stille week in ons land kan worden worden gehouden, omdat dit in strijd zou zijn met het wettelijk voorschrift, een signaal te geven wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert. Maar wel is noodig een streng door gevoerde actie voor naleving van het, sedert Juli 1934 ingevoerde wettelijk veihod om van de signaalinstrumenten gebruik te maken anders dan wanneer de veiligheid van het ver keer zulks vordert en van het reeds langer geldend verbod voor den eigenaar of houder van een motorrijtuig om de afgewerkte gas sen van een motorrijtuig anders af te voeren, te doen of te laten afvoeren dan door een be hoorlijk geluiddempende inrichting. Hoewel de K.N.A.C. overtuigd is, dat met de buitenlandsche ervaringen voor oogen, de wetgever stellig verder zou kunnen gaan op den weg tot beteugeling van het overbodige onbehoorlijke en hinderlijke straatlawaai (het invoeren van stiltezones, waar bij duisternis de acoustische signalen door optische signalen zouden moeten worden vervangen, een voor schrift voor de maximum sterkte van de ge- luidseinen in de bebouwde kommen enz.) meent men toch, dat anderzijds ook weer niet moet worden overdreven .Wan neer 'n acoustisch signaal absoluut noodig is, dat moet dit wor den gegeven, dat blijft een axioma. Eenige verbetering inderdaad waarneembaar. Sedert het vorige jaar werd vastgelegd dat onnoodig signaal geven niet alleen strijdig is met de fatsoens- maar ook met de rechts normen, is in ons land een verbetering in dit opzicht waarneembaar geworden. Toch is het verband tusschen minder lawaai en grootere veiligheid niet moeilijk aan te toonen. Legt een bestuurder van een motor rijtuig er zich op toe om het signaalgeven tot het strikt noodige te beperken, dan zal hij verrast zijn van 't veilige gevoel, dat hij krijgt en van de aanmerkelijk grootere voorzichtig heid, waarmede wordt gereden. Hij zal niet meer onnoodig snel voorbij onoverzichtelijke zijstraten rijden, hij zal intuïtief op het voor hem bestemde gedeelte van straten en wegen rijden, hij zal ervaren, dat het geen zin heeft op grooten afstand en dus voortijdig geluid signalen te geven, omdat zij geen effect sor- teeren, hij zal gaan aanvoelen, dat het niet behoorlijk is om 't signaal geven te benutten als middel tot het uitsluitend doel: de snelheid op te voeren, hij zal alleen signaal geven, wan- naar de veiligheid van het verkeer dit wer kelijk vordert en tot de conclusie komen, dat „de uitwei'king van een onnoodig gegeven signaal verwarrend is". Met het toenemen van het gevoel voor veiligheid, wanneer de bestuurder van een motorrijtuig minder „leven" maakt, zal hij zich gaan ergeren aan het vele onnoodige lawaai, dat anderen, nog niet bekeerden, maken en hij wordt nog de vurigste anti-lawaai propagandist! Een belangstellende in het anti-lawaai vraagstuk zegde de K.N.A.C. een bedrag van 250 toe als prijs bij een onderzoek naar het meest geruischlooze motorrijwiel (1 of 2 cylinders), dat zal worden gehouden tijdens een der volgende practische anti-lawaai acties dan wel tijdens de door de K.N.A.C. in het na jaar te organiseeren veiligheidsweek. Uit statit-ieken van verkeersongevallen in het buitenland, o.a. in Parijs. Stuttgart en Helsingfors en ook in Amsterdam, is gebleken, dat wanneer de bestuurders van motorrijtui gen zich (moeten) instellen op een vermin derd gebruik van het stignaalinstrument, min der risico's worden genomen, geen bravour- stukjes worden uitgehaald .beschaafd en be hoorlijk wordt gereden en daardoor het aan tal verkeersongevallen, dat een onrustbarende stijging vertoont, afneemt. Curieus waren de berichten over de actie in Zwitserland, met name in Bazel, waar het door medewerking van het publiek, zonder bepaalde dwang van de Overheid, gelukte een verras send resultaat te bereiken. De K. N. A. C. doet hierby een beroep op alle automobilisten om van stonde af aan het aantal verkeerssignalen tot het strikt noodige te beperken 1 a 2 koi-te signalen hebben bovendien zonder uitzondering hetzelfde ef fect als meermalen herhaalde of lang aange houden tonen. Niet alleen de automobilisten bezondigen zich aan onnoodig straatlawaai, doch wanneer zij evenwel hun plichten na komen, dan kan ook van de overige weggebrui kers worden verlangd, dat zij op een rustige, veilige en gedisciplineerde wijze aan het ver keer deelnemen en dat ook allerwegen meer aandacht wordt besteed aan het onnoodige en uiterst hinderlijke straatlawaai, dat niet door het rollend vei-keer wordt veroorzaakt (pneumatische drilboren, overmatig geluid bij het venten, enz.) Algemeene Verkeerswet. Werd in het voorgaande reeds in 't kort ge wag gemaakt van de wettelijke voorschriften voor de signaalgeving in verband met de ver keersveiligheid, zoo moet helaas geconsta teerd worden, dat de wettelijke voorschriften t.a.v. de regeling van het wegverkeer in ons land nog maar ten deele zijn aangepast aari de ruime evolutie, welke dat verkeer en inzon derheid het motorisch wegverkeer gedurende vele jaren heeft ondergaan. Het is om dis re den, dat de K. N. A. C. onlangs opbouwend werk heeft tra'chtexi te verrichten door het concepieeren van een Algemeene Wegv-erkeers- wet, opgetrokken op het bij de Staten Gene raal ingediende ontwerp voor een nieuwe Mo tor- en Rijwielwet, waarin het geheele wegver keer wordt betrokken. Voorgesteld werd daar in o.a. kort en goed een bepaling op te nemen, welke moet worden beschouwd als de grond slag voor elke wegverke-ersregeling„Ieder weggebruiker is verplicht zich op de open bare wegen en de rijwielpaden zoodanig te ge dragen, dat hij niemand schade toebrengt of noodeloos hinder of last veroorzaakt". Een codificatie van -dezen onbeschreven regel zou leiden tot grootere veiligheid, tot rumoer met geringere en dragelijker proporties, (tevens stelde de K. N. A. C. zich op het standpunt dat de „voorrangregel" volgens art. 5 van het Mo tor- en Rijwielreglement, een bron van groote onveiligheid en overmatig lawaai, onverwijld wijziging -behoeft, liefst in den geest van de beproefde Belgische regeling Maar, om dit desideratum te bereiken, is het in de eerste plaats noodig, dat zij, die aan het verkeer deelnemen, er goed van door-drongen zijn, op welke wijze zij dit behooren en moeten doen. Eerst dan kunnen zij begrijpen -de leus van de K. N. A. C. „Verkeersorde bevordert stilte". Het is noodig in de eerste plaats het accent te leggen op de juiste plaats, welke -de wegge bruikers bij hun deelname aan het verkeer (vooral in de bebouwde kommen) moeten in nemen omdat, indien hieraan zoo goed moge lijk wordt voldaan, zoowel de veiligheid van het verkeer als de „meer stilte" actie in hooge mate worden gediend. Daarvoor kunnen de volgende zeer beknopt weergegeven wenken dienstig zqn: Voetgangers behooren in beginsel thuis op het voor hen bestemde domein, de trottoirs en de voetpaden. Het is van belang, dat zij op de afzonderlijke trottoirs rechtshouden, opdat zij, die het dichtst bij de rijbaanzijde loop-en en b.v. voor andere voetgangers op den rijbaan even moeten uitwijken, het aankomende rij- verke-er tegemoetgaan en dus het gevaar in front en niet van achteren hebben; zij bewe gen zich op deze wijze veel rustiger dan wan neer zij links h-oud-en. Zijn voetgangers ver plicht -de rijbaan, het voor het rij verkeer be stemde gedeelte van den weg of de straat, over te steken, dan behooren zij dit niet plot seling, maar voorzichtig, zonder oponthoud en op de kortste wijze te doen. Zij moeten ver mijden over te steken in de kruisingsruiinti van het rijverkeer bij kruispunten of drie sprongen en op pleinen. Zijn special-e voetgan gers oversteekplaatsen ingericht, dan moet hiervan zooveel mogelijk worden gebruik ge maakt. Zijn bij uitzondering 'in de bebouwde kommen of op buitenwegen geen trottoirs of voetpaden beschikbaar, dan zal den voetgan gers blijken hoe verrassend veilig zij wande len aan d-e uiterste linkerzijde van de rijbaan, waar het aankomende rijverkeer tijdig kan worden opgemerkt; dit is vooral van belang bij duisternis en ongunstige weersomstandig heden. Gewone rij- en voertuigen, dus handkarren, paardewagens enz. behoorexi evenals best-uur- ders of geleiders van rij- of trekdieren en van vee. tot het z.g. langzame verkeer. Dit verkeer moet steeds zooveel mogelijk het uiterste rech tergedeelte van de rijbaan dan wel een even tueel beschikbare z.g. parallelweg opzoeken en volgen, dus vlak langs den trottoirkant. Zijn afzonderlijke ruiterpaden aanwezig, dan zijn deze natuurlijk speciaal voor dat verkeer ge reserveerd. De wielrijders behooren eveneens tot het langzame verkeer. Zijn langs straten of we gen al -dan niet vrij ligg ende rij wielpaden of rijwie 1 strooken aangebracht, dan behooren zij hiervan gebruik te maken. Zoo niet, dan zullen zij zooveel mogelijk het uiterste rechtergedeel te van de rijbaan hebben te volgen. Lr vele steden zijn klinkerstrooken aan de kanten van d-e keib'estratingen aangebracht niet al leen om het. rijwielver keer eën vlakker en beter rijvlak te geven, maar zeer zeker ook om dat verkeer zoo veel mogelijk te leiden naar het daarvoor meest geschifte en veilige ge deelte. Wanneer dit iriet noodig is voor een vlotte verkeersafwikkeling -doen' wielrijders goed zooveel mogelijk achter en niet naast elkander te rijden. Zij moeten steeds vermij - den met meer dan tweeën xraast elkaar te rijden. Voor motorrijtuigen geldt de bepaling, dat het „den bestuurder van een motoiTijtuig is verboden links te houden, voor zoover dit niet noodzakelijk is voor het uitwijken bij het in halen of voorbijgaan van motorrijtuigen, rij wielen, andere rij- en voertuigen, rij- en trek dieren en vee". Voor deze categorie van weg- gebruikers is derhalve evenals trouwens voor alle hierboven genoemde (behalve de voetgan gers) voorgeschreven, dat zooveel mogelijk het rechtergedeelte vair straat of weg moet wor den gehouden. Aangezien bet uiterste rechtergedeelte vair de rijbaan, zooals bovenvermeld, bepaaldelijk is aangewezen voor het langzame verkeer (en parkeerende voertuigen) rijdt het verkeer met motorrijtuigen, het z.g. snelverkeer, normaal op de rechterhelft van de rijbaan, maar zal trachten de verkeersstrook voor het langzame verkeer vrij te houden, tenzij het zich daarop moet begeven om uit te wijken. Liggen in stads- of voorstadsstraten dubbele tramrails in het midden van de rijbaan, dan is de op de rechterweghelft gelegen trambaan voor het snelverkeer voor hen de normaal aangewezen plaats. In smalle stadsstraten met weinig ver keer zullen motorrijtuigen, het best aan de rechterzijde dicht bij het midden van de straat rijden. In bochten en bij straatkruisingen is het verboden links te houden, voor zoover dit niet noodzakelijk is voor het uitwijken bij het voorbijrijden van de op de rijbaan stilstaande motorrijtuigen. Wanneer alle categorieën van weggebruikers zich beijveren zorg te dragen zooveel mogelijk dat gedeelte van straat of weg te gebruiken, dat voor hen het meest logisch is aangewezen en zich hoeden voor onverwachte manoeuvres om m het „vaarwater" van een andere ver- keerssoort te komen dan wel dit andere ver keer plotseling te kruisen, dan verkrijgt de verkeersafwikkeling een vlot, veilig en rustig verloop; geluidsignalen kunnen tot een mini mum worden beperkt. Dan zullen zooals reeds gezegd alle verkeersdeelnemers het devies van de K. N. A. C. bij haa.r anti-lawaai actie „Ver keersorde bevordert stilte" leeren begrijpen en waarde eren en eveneens beseffen, dat ook waar is de leus „Stilte -bevordert verkeers veiligheid." Waar leggen visschen hun eieren Moeder Natuur past soms wonderbaarlijke methoden toe om het kroost der dieren in het leven te houden. Lage dieren bezigen dikwijls middelen ter bescherming van hun jongen, die van zulk een buitengewone in telligentie getuigen, dat wij er telkens weer verbaasd over zijn. Wij zullen dit met eenige typische voorbeelden toelichten. Het stekelbaarsje bouwt in het water een zeer artistiek nest. Het mannetjesdier zorgt voor het kroost. Door trillende bewegingen voert het vischje zijn jongen steeds weer nieuw water toe en bovendien weert het alle vijanden energiek af. De jonge vïschjes blij ven dus veilig in de buurt van hun ouderlijke nest, tot ze groot genoeg zijn om alleen den strijd om het bestaan te kunnen voeren. De regenboogvisch bouwt zijn nest op schuimblaasjes. Als een van de jonge vischjes pogingen doet om aan de ouderlijke hoede te ontsnappen, haalt de vader het in zijn bek terug naar het nest. Meer kan men van een goeden huisvader toch nauwelijks eischen. Ook van de dieren, die eieren leggen, ver telt men allerlei, dat aanleiding geeft tot denken. Er is bijvoorbeeld een soort amphibie, pipa of ook Brazil ia ansche kikvorsch ge noemd. Het wijfje draagt de eieren in holten op haar rug, tot de jongen uitkomen. De oorworm draagt zijn eieren, als ze door nattigheid worden bedreigd, in zijn bek naar een andere plaats. Als de jongen uit de eieren zijn gekomen worden ze door het vrouwtjesdier liefderijk verzorgd. Wanneer in Amerika, in den staat Virginia, de witgele Yukka-lelie bloeit, krijgt ze be zoek van de Yukka-moet. een zeer verstandig insect, Dit dier maakt van het zaad van de lelie een kogeltje en schuift het in den bloemenstempel. Tegelijk legt het insect zijn eieren in het zaad, dat zijn kroost tot voedsel dient. De bittervoorn, een vischje, dat ongeveer tien centimeter lang is. legt zijn eieren in de luchtpijp van de vijvermossel. Daar krijgen ze steeds frissche lucht en ontwikkelen zich voortreffelijk. Bijzondere waardeering verdient ook dé riviërkre-eft. die.' zijn eieren aan 'hkar ach- terpooten met zich ronddraagt. De poema bezit biizonder sterke moeder lijke instincten. Hij Ükt. zijn jongen liefderijk spint hen, net als een kat. in slaap en be groet zijn kroost, als het wakker wordt, met blijde geluiden. Dit vertelt reeds de Griek- sche philosoof Plutarchus in een van zijn geschriften. Een Zuid-Amerikaansche visch, asprede genoemd, gaat op zijn eieren liggen. Daar door groeien de eieren aan 't moederlichaam vast en worden op deze wijze steeds van voedsel voorzien. In Afrika leeft een visch, tilapia philan der, die ook bijzonder goed voor zijn jongen zorgt. Nadat het vrouwtje de eieren heeft gelegd, neemt het mannetje ze in zijn bek en broedt ze uit. 1-Iet zijn soms zestig eieren. Als de jongen zijn uitgekomen, leven ze nog een heelen tijd in den vaderlijken mond en keeren er steeds weer naar terug, wanneer ze uitstapjes hebben gemaakt. In het algemeen krijgt het mannetjesdier in de lente een bijzonderen tooi. die aan geen mode onderhevig is. Hij is bij alle dieren verschillend. Bij de vogels is hij bijzonder prachtig. Een uitzondering vormen de sier lijke zeepaardjes. Bij deze dieren draagt het vrouwtje den tooi en het mannetje krijgt de jongen. Maar er zijn ook uitzonderingen, waarin moeder Natuur zélf voor het kroost zorgt, zonder dat de ouders dit weten. Men zou dit een wonder kunnen noemen. Wij weten echter niet, waar het wonder in dit geval begint en waar het eindigt. Er zijn intusschen ook dieren, die de eieren van anderen uitbroeden. Zoo kan men bij voorbeeld op het platteland waarnemen, dat een hen eendeneieren uitbroedt. Als de hen echter onder haar kroost jonge eenden ontdekt, wijst zij deze indringers energiek weg en de jonge eenden komen vanzelf in den het meest in de buurt liggenden vijver terecht. Katten zijn in dit opzicht veel royaler. Zij brengen soms zelfs jonge honden groot en zorgen er zoo goed voor, dat men niet meer kan gelooven in het sprookje van „kat en hond". M. H. J. Marie Dressier in haar laatste film „Tugboat „Annïè", met Wallace Beery. De film draait J in het Luxor Theater.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 15