Radiomuziek der week
m
LITTERAIRE
KANTTEEKENINGEN.
BIOSCOPEN.
ZATERDAG 1 JUNI 1935
HAARCE M'S DAGBEAD
15
LETTEREN EN KUNST
HET TOONEEL.
HET AFCELOOPEN SEIZOEN.
DE DILETTANTEN.
(Slot).
Bij het beroepstooneel is men over cie dilet
tanten te Haarlem maar half te»spreken. Men
wijt de te geringe opkomst bij de voorstellin
gen der beroepsgezelschappen in onze stad
voornamelijk aan de te groote belangstelling
der Haarlemmers voor het amateurstooneel
en is van meening, dat het beroepstooneel een
"betere kans zou krijgen, wanneer er minder
door dilettanten werd gespeeld. Of dit juist
is, kan niemand met zekerheid zeggen, maar
ik voor mij meen, dat de invloed der concur
rentie van het dilettanten-tooneel door de ar-
tisten te veel wordt overschat. Het is waar,
dat in geen enkele stad in Nederland het ama
teurstooneel zoo bloeit als te Haarlem en wij
mogen het aantal dilettanten-voorstellingen,
welke jaarlijks voor volle zalen in onze stad
worden gegeven, zeker wel op 70 schatten,
maar het publiek, dat deze opvoeringen pleegt
te bezoeken, ziet men zelden of nooit bij voor
stellingen van gewone gezelschappen en ik
geloof dan ook niet, dat het beroepstooneel er
heel veel meer profijt van zou hebben, wanneer
er door dilettanten minder werd gespeeld. De
concurrentie, welke de film het beroepstooneel
aandoet, acht ik van veel meer invloed dan die
van het dilettanten-tooneel. Natuurlijk is zoo
iets niet met cijfers te bewijzen, maar ik maak
mij sterk, dat van de 100 bezoekers van dilet
tanten-voorstellingen vooral van de meer
eenvoudige vereenigingen er geen 10 ooit
naar opvoeringen van beroepsgezelschappen
gaan. terwijl zeker wel 80 tot de bezoekers van
de bioscoop gerekend mogen worden.
Waaraan de bijzondere eigenlijk overdre
ven voorliefde voor het amateurstooneel te
Haarlem moet worden toegeschreven, is moei
lijk te zeggen. Zeker is het. dat die voorliefde
zélfs in dezen crisistijd weinig of niet vermin
dert.
Het is toch wel een opmerkelijk verschijnsel,
dat nog geen enkel dilettanten-gezelschap
te Haarlem den strijd heeft behoeven op te
geven, ja, dat zelfs Tonovo, de eenige vereeni
ging, welke twee jaar gleden was opgeheven,
in het begin van dit seizoen haar oude plaats
weer met succes onder de zustervereenigingen
heeft kunnen innemen. De R.K. Tooneelver-
eeniging Thalia, die pas vijf jaar geleden werd
opgericht, kon haar eerste lustrum voor volle
zalen op drie achtereenvolgende avonden in
den Jansschouwburg met de opvoering van
Eén Moeder I vieren.
En ook het aantal opvoeringen van de ver
schillende dilettanten-vereenigingen vermin
dert niet. Zoo gaf Cremer dit seizoen weer 6
avonden, al traden dan ook drie keer vereeni
gingen van buiten Vrije Werkkring uit
Amsterdam, D.O.G. uit Barsingerhorn en
Litteris Sacrum uit Leiden als gasten in den
Stadsschouwburg voor Cremer op. Van deze
gastvoorstellingen was die van Litteris Sacrum
dat een vQortreffelijke vertooning van Blauw-
baard's Achtste Vrouw gaf, verreweg de be
langrijkste. Cremer bracht weer de traditie
der laatste jaren getrouw het nieuwste
blijspel van haar artistieken leider, namelijk
Robbedoes, dat Bakker in colloboratie met
mevrouw Christien v. Bommel-Kouw heeft
geschreven. Cremer mocht dit stuk na een zeer
succesvolle première nog tien malen voor
andere vereenigingen spelen. Veel plezier had
onze Kon. Letterlievende Vereeniging ook van
De Gemaskerde Venus van A. J. Zoetmulder.
Zij besloot het seizoen met een uitstekende
opvoering van drie mijner eenacters, en met
dankbaarheid denk ik hierbij terug aan het
feestelijk cachet, dat aan deze voorstelling
werd gegeven en aan de hartelijkheid, welke
ik ook van de zijde van andere vereenigingen
op dien avond mocht ondervinden.
Jacob van Lennep deed dit seizoen een hooge
worp met haa.r opvoering van Dans Nonneke
Dans! de geestige satire van mevr. IJsel de
Schepper en de Ingebeelde Zieke van Molière.
Het streven van Van Lennep om eens iets
anders en beters te geven dan dilettanten-
vereenigingen gewoon zijn te spelen, zat hier
blijkbaar voor en al ging de bedoeling nog
boven het resultaat uit, wij willen deze ver
eeniging toch den lof niet onthouden, welke
haar voor dit pogen toekomt. Het meeste
succes behaalde Van Lennep echter met
haar „eenacter-avond", welke bijzonder goed
slaagde. De vereeniging besloot haar seizoen
met mijn Mésalliance, een opvoering, welke
naar ik vernam waardeering bij het
publiek heeft mogen ondervinden.
De Haarlemsche Tooneelclub gaf twee blij
spelen, welke tot nu toe nog niet door amateurs
werden gespeeld, en wel Hokus Pokus van Kurt
Graatz en De Man, die zijn naam veranderde
van Wallace. Beide opvoeringen blonken weer
uit door goede verzorging', beschaafd spel en
bekwame regie. De H. T. C. kan- met een
regisseur als John Gobau en haar vele uitne
mende krachten haar zilveren jubileum, dat
zij over 2 jaar hoopt te vieren, met vertrouwen
tegemoet gaan.
Haarlem's Tooneel heeft dit seizoen slechts
één voorstelling met eigen krachten gegeven,
maar dat was dan ook een opvoering, die er
mocht zijn en die weer heeft bijgedragen
tot den roem der vereeniging. H. T. mocht na
melijk met Veterman's De Wrekende God den
beker behalen in de door het tijdschrift De
Tooneelspiegel uitgeschreven wedstrijd, een
overwinning, die te eervoller was, omdat van
de 35 ingeschreven vereenigingen er zich 32
hadden teruggetrokken wegens de moeilijkhe
den welke dit stuk opleverde. Voor H. T. en
den regisseur Johan Kaart Jr. voorzeker een
klinkend succes! Varia uit IJmuiden trad in
April voor de leden van H. T. op als gast met
een zeer goede opvoering van Fabricius' De
Meteoor, waarin vooral de heer L. H. Boeree
heeft uitgeblonken.
De Arbeiders Tooneelver, Vooruitgang heeft
zich dit jaar onder de leiding van den heer
Joh. C. Frevel gesteld en tegelijk een geheel
nieuwen weg ingeslagen. Heyermans' Dage
raad heb ik van Vooruitgang niet kunnen
zien, maar de opvoering van Paul de Mont's
De Vos Reinaarde was in alle opzichten een
verrassing en behoort tot het beste, dat het
arbeiders-tooneel te Haarlem heeft gepres
teerd.
Nieuw Leven had eveneens een productief
seizoen met de opvoeringen van De Vliegende
Feeks. Ynske, Z. B. B. H. H. en Nachtrepetitie.
Deze Geheel Onunouaers Vereeniging heeft
nog steeds zoo veel leden, dat zij elke voor
stelling twee avonden achtereen kap geven.
Welk een goede kracht Nieuw Leven in me
vrouw Kerkhoff-Blokker bezit, hebben al
deze voorstellingen weer overtuigend bewe
zen. En laten wij hier ook mevrouw Smit-Ter-
mere, die met haar spelers weer zoo kranig
voor den dag is gekomen, niet vergeten te
noemen. De leiding van deze krasse, bijna 80-
jarige vrouw dwingt werkelijk bewonde
ring af-
Onze oudste Haarlemsche dilettentanten-
vereeniging „Door Inspanning Uitspanning",
gaf dit jaar o.a. Om 10.000 Dollar, De Dorps-
dokter, van Fabricius. Het schoone Avon
tuur en De onbekende Vrouw. De leden van
D. I. U. bereiden hun voorstellingen steeds
met ernst voor en de goede resultaten, in De
Dorpsdokter bereikt, bewezen, wat zij onder
de deskundige regie van mevrouw Obdam
konden bereiken. Het is dan ook jammer, dat
mevrouw Obdam gemeend heeft de leiding
weer aan andere handen te moeten overdra
gen, al was er dan ook in de opvoering van De
onbekende Vrouw veel goeds.
Tonevo blijft de club van Pollé. Hij is er de
ziel van en aan hem is het dan ook te dan-
ke n, dat de vereeniging uit den dood is opge
staan. Dat de laatste voorstelling die van
Gekocht en Betaald voor haar ook de beste
van het seizoen was, bewijst, dat er weer een
stijgende lijn in de opvoeringen is. In deze
vereeniging is het vooral mevrouw Vos-Ja
cobs, die steeds weer de aandacht trekt door
haar goed spel.
De R.K. Rederijkerskamer Alberdingk
Thijm, gaf dit seizoen De Lijfrente, een be
kende oude Dultsche klucht, een Faillisse
ment van Björnsterne Björnson en Freule
ken van Roelvink, in welke laatste stuk
Jeanne Rubeling een opmerkelijk knappe en
levendige creatie van Miebetje leverde. Maar
het meeste succes had Thijm toch weer met
haar „bonten avond" waarvan zij het geheim
schijnt te bezitten.
Ludamus is een R.K. tooneelvereeniging,
die wij dit jaar voor het eerst hebben zien
spelen. Zij maakte zoowel in Vadertje Lang
been als in Robbedoes een zeer gunstigen in
druk. En ook Thalia, dat haar eerste lustrum
mocht vieren, is nog nooit zoo goed voor den
dag gekomen als met de opvoering van Een
Moeder van Cor Hermes, zoodat ook bij deze
vereeniging een merkwaardige vooruitgang
geconstateerd kon worden.
De Arbeiders Tooneelver. Herman Heijer-
mans vierde haar tweede lustrum met een
opvoering van De Meid, welke opvoering ik
tot mijn spijt niet heb kunnen bijwonen. De
„bonte avond", welke deze vereeniging gaf,
liet gemengde indrukken na.
Onderling Genoegen zag ik dit seizoen in
Mijnheer de Senator, een blijspel dat her
inneringen aan mijn jeugd wakker riep. En
Vriendschap zij ons Doel gaf ook weer eenige
tooneelavonden voor haar leden, die ik door
omstandigheden heb moeten missen.
Van de provinciale vereenigingen bleek
Gysbert Japicx nog steeds in vollen bloei te
zijn. De Friezen hebben op andere provincia
len voor, dat zij een uitgebreid eigen tooneel-
repertoire bezitten en de voorstellingen van
Gysbert Japicx hébben voor een Fries altijd
weer hun charme door het volkseigene dei-
types en het natuurlijke van het realistische
spel „Als men seis foarbij giet" gaf er een
merkwaardig en verheugend voorbeeld van.
Twee zeer goed geslaagde opvoeringen van
dilettanten van buiten namelijk van De
Privé-Secretaresse van de R.K. tooneelver.
Pius uit Amsterdam en „Als 't Getij verloopt",
een hoog ernstig stuk van L. I. Cohen van
Delft gespeeld door Joodsche amateurs ver
dienen in dit overzicht nog genoemd te wor
den.
Wanneer men bedenkt, dat al deze hier ge
noemde stukken voor volle zalen verschei
dene zelfs op meer dan één avond werden
gegeven, dan blijkt hier wel uit, dat het dilet
tanten-tooneel te Haarlem nog niet on
danks de slechte tijden over gebrek aan
belangstelling te klagen heeft.
J. B. SCHUIL.
VOORUITCANC.
BONTE AVOND.
Het bestuur van den Bond van de moderne
Arbeiders-Tooneélvereenigingen heeft on
langs de klacht geuit dat het repertoire van
de arbeiders-tooneelvereenigingen zoo wei
nig verschilde van dat der gewone „burger
lijke" vereenigingen en dat er althans
voor de arbeidersbeweging zoo weinig van
uitging. Vooruitgang behoeft zich van deze
klacht zeer zeker niets aan te trekken. Deze
vereeniging speelde in dit seizoen achtereen
volgens Dageraad van Heijermans en Van
den Vos Reinaerde van Paul de Mont, twee
stukken, die beide een zeer apart cachet
dragen en bijna nooit door dilettanten wor
den gespeeld. En ook het programma van
den „bonten avond", dat Zaterdag in den
schouwburg werd gegeven, was heel oor
spronkelijk en frisch en had zooals het
bestuur van den Bond dit zoo gaarne wil
ook sterk propagandistische waarde.
Cor Zwart, de jeugdige en fanatieke voor
zitter van Vooruitgang, heeft fantasie en
deze fantasie kwam on dezen avond in alle
nummers tot uiting. Hoe goed van opzet en
uitwerking was reeds dadelijk die persiflage
op de zoete filmromantiek, waarmee deze
bonte avond opende. 2$wart gaf ons het
bee^d van de werkloosheid, zooals wij dat op
de film te zien krijgen en onmiddellijk daar
na de ellende van de werkloozen zooals die
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONG
De Bach- en Handelherdenkingen van dit
jaar hebben in zóó hooge mate de muzikale
geesten vervuld, dat men zich blijkbaar nau
welijks er van bewust geworden is, dat 150 jaar
na Bach en Handel een kind geboren werd,
dat, al was het niet voorbeschikt tot een even
knie der genoemde grootmeesters op te groeien,
toch zich ontwikkelen zou tot een vooraan
staande figuur onder de toonkunstenaars der
19de eeuw. Dat kind werd 9 Oct. 1835 in de
Rue du Jardinet te Parijs geboren uit het hu
welijk van Jacques Joseph Victor Saint-Saëns
en Clémence Collin en twee weken later in de
kerk Saint-Sulpice gedoopt met de namen
Charles Camille. Droevig waren de familie
omstandigheden, waarin de kleine Camille het
levenslicht zag; twee sterfgevallen hadden het
jonge paar, dat het jaar te voren in den echt
verbonden was, in rouw gedompeld. De geboor
te van Camille, een jongen als een wolk, bracht
een straal van geluk helaas van korten
sduur, want nog vóór het jaar 1835 verstreken
was, den 30sten December, stierf Camille's va
der op 37-jarigen leeftijd aan tuberculose, de
zelfde ziekte, die zijn eenigen broer in het be
gin van dat jaar ten grave had gesleept. Zoo
was de kleine Camille reeds vaderloos vóór hij
drie maanden oud was en bovendien was hier
ongetwijfeld sprake van erfelijke vatbaarheid
voor de gevreesde ziekte. Het was zijn geluk,
dat de behandelende ai'ts een helderen kijk
op de omstandigheden had en dat diens ad
vies, om den jongen naar buiten te sturen op
gevolgd werd: Camille bleef in leven en be
reikte een leeftijd van 86 jaar. Dit is nu op
zich zelf geen verdienste en strekt in hoofd
zaak den medicus, die in een tijd toen de t. b.
c. bestrijding nog maar in haar begin was,
in werkelijkheid is en dat was in zijn schrille
tegenstelling raak en striemend. Hij leverde
in .deze persiflage het bewijs van gevoel voor
humor en het werd een stukje commedia
dell' arte zooals dilettanten maar heel zelden
te zien geven. Wij vergaven dan ook gaarne
de fout van de te groote gerektheid van deze
film-opneming. Het was een experiment,
waarvoor wij eerbied hadden vooral omdat
het zoo frisch was en gezond in zijn critiek.
Maar veel beter nog. feller en scherper
vooral, was het tweede nummer, een stukje
..filmjournaal", dat de plechtige inwijding
van een oorlogsmonument gaf. en onmiddel
lijk daarop de hartstochtelijke aanklacht
van de levend geworden beelden, die de om
standers de waarheid in het gezicht slinger
den, Dat was heel suggestief en vooral het
slot maakte op het publiek een zeer sterken
indruk.
Van heel ander gehalte was het eerste
nummer na de pauze, een Beiersche dorps-
scène, waaraan de arbeiders mandolineclub
Apollo zeer verdmnstehik medewerkte en 8
jonge leden van Vooruitgang op de muziek
van The Nice Band zoo waar gingen „Schuh-
olatteln". Dat was heel vroolijk en amusant.
En de parodie op de Loreley en een bergbe-
klimming, welke daarop volgde heeft het
publiek tranen doen lachen. Als revue-
sketch was het dol-vermakelijk.
Tot slot kregen wij het sprookje Sneeuw
witje in een modern kleed en ook hieruit
sprak op verheugende wijze de fantasie van
Cor Zwart. De booze koningin was in dit
?oroo1He de ver^mnebpeldtne- van het kapi
taal, Sneeuwwitje het symbool van de
ieued. die te striiden heeft tegen de booze
machten, welke de stiefmoeder op haar los
laat om haar te gronde te richten. Dat in
dezen kring in het socialisme alleen de red
ding voor de jeucd wordt gezien, spreekt
eigenliik van zelf. Wij zouden het van de so-
coalistische vereeniging Vooruitgang moei-
liïk anders kunnen verwachten.
Het sprookje is. zooals Cor Zwart het ons
«•eeft, zwaar tendentieus, maar in de uitwer
king sober en strene en toch niet zonder
poëzie en het werd vol overtuiging gespeeld.
Ik wil mi.i onthouden van individu eele kri
tiek. Allen toch traden „naamloos" on en
dienden het geheel. Alleen wil ik een uitzon
dering maken voor Jan Hunteling, die den
derden soldaat in het tweede nummer gela
den van hartstocht en fel weergaf. En ook
moet ik Cor Zwart zelf noemen, die behalve
als auteur ook als regisseur en acteur een
overwegend aandeel had in het succes van de
voorstelling, dat niet gering was.
Vooruitgang heeft het tooneel seizoen met
dezen bonten avond van eigen maaksel kranig
besloten.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
Leerlingenuifvoering.
Op meer dan één kerkconcert hebben we
het talent van Adèle Drees als sopraanzange
res kunnen waardeeren. Wat mej. Drees als
paedagoge vermag, daarvan legden haar leer
lingen Woensdagavond in de tuihzaal van het
gemeentelijk concertgebouw proeven af.
Zoowel zang- als pianodiscipelen betraden
het podium. Wat de eerste betreft: bij allen
zonder uitzondering viel een aanmerkelijke
ontwikkeling van de stem waar t>e nemen. Het
was niet het schuchtere neuriën.en. kweeiep,
dat men zoo vaak op uitvoeringen van zang-
'ijeerlinggp te hooren. krijgt: vrij uit, en flink
werd er gezongen en de geproduceerde klank
was niet alleen krachtig, maar ook welluidend.
Niet steeds bevredigend daarentegen was de
uitspraak van.de teksten: het Italiaansch was
soms geheel onverstaanbaar en woorden als
„karveu" en „omvar" kunnen we ook niet
goedkeuren. Bovendien hadden sommige leer
lingen neiging om te hoog te intoneeren; in
de liederen van Zagwijn, de aria uit „Orfeo ed
Euridice" en de romance uit „Aida" echter
was de zuiverheid der intonatie zeer goed. Dat
de meeste voordrachten zich tot een zoo cor
rect mogelijk weergeven van het in de noten
vervatte beperkten spreekt wel van zelf; toch
kwam in een paar gevallen, als b.v. bij „Doorn
roosje" van Mortelmans een warmer muzikaal
gevoel tot uiting. Vrijheden in maat en tempo
kwamen wel eens voor, maar die konden den
begeleider J. Albert de Klerk niet van zijn stuk
brengen. Deze jonge musicus zorgde bij alle
zangnummers voor een uitstekend aansluiten
van de pianopartijen. Bij de aria uit „II Re
Pastore" werd de obligaat-vioolpartij door den
heer Henk Becker gespeeld.
De pianovoordrachten begonnen met een
duet: het eerste deel van Beethoven's sonate
op. 6, waarvan het tempo wel wat levendiger
genomen had kunnen worden. Enkele kleine
stukjes en het eerste Allegro van Haydn's So
nate in C gr. t. werden meerendeels met vol
doende nauwkeurigheid, ook wat articuleering
en dynamiek betreft, gespeeld. De beide com
posities van Chopin bleken in technisch op
zicht een te zware opgave; het muzikale in
zicht der vertolkster deed zich echter in de
'minder moeilijke gedeelten overtuigend ken
de zaak op de juiste manier aanpakte, tot eer.
Maar Camille St.-Saëns toonde reeds op jeug
digen leeftijd buitengewonen muzikale n aan
leg en de resultaten van het onderwijs, dat
hij genoot, waren met dien aanleg in overeen
stemming. Camille St.-Saëns werd een dei-
meest schitterende vertegenwoordigers der
Fransche Toonkunst. Zijn virtuositeit als or
ganist en pianist, die hij tot op hoogen leef
tijd behield, maakte hem tot een gevierde ver
schijning aan de beroemde orgels en in de con
certzalen van gansch Europa. Op 78-jarigen
leeftijd trad hij nog als pianosolist met het
Fhilharmonisch orkest te Berlijn op. In den
wereldoorlog verkoelde de Duitsche apprecia
tie van zijn persoon tot beneden het absolute
nulpunt, doordat St.-Saëns, die eenmaal van
den Pruisisehen koning de hoogste onderschei
ding, de orde „Four le merite" ontvangen had,
zijn anti-Duitsohe gezindheid niet onder
stoelen of banken stak. Als componist verte-
genwoordige St.-S. meer de afsluiting dan
het begin eener periode. Een neo-klassicisme,
dat met gebruikmaking van den vooruitgang
der techniek overgeleverde vormen en opvat
tingen huldigt, vond in hem belichaming. Aan
zijn onovertroffen veelzijdig vakmanschap,
zijn volledige kennis van de techniek der
compositie en der instrumenten, gevoegd bij 'n
levendige fantasie en goeden smaak dankt de
toonkunst een rijken oogst op schier elk muzi
kaal gebied. De gemakkelijkheid, waarmee hij
schreef, doet aan die van Mozart eii Mendels
sohn denken.
Zonder een biografie van St.-S. te willen
geven heb ik een en ander in herinnering
willen brengen, nu Hilversum, vermoedelijk
met het oog op een herdenking in dit jaar,
voor Zondag een St.-Saëns-programma aan
kondigt. Men vindt daarop als eerste nummer
het cello-concert op. 33, dat in 1873 op een der
Concerts du Conservatoire voor het eerst in 't
openbaar gespeeld werd een eer die zelden
aan een nog levend componist te beurt viel
en dat sindsdien wel het meest gespeelde
en meest geliefde der solowerken voor cello en
orkest geworden is. Ik behoef dit vaak ook
door de radio gehoorde stuk niet nader te be
spreken maar wèl wil ik dat doen met het
klavierconcert i» c. kl. t. op. 44, het vierde der
nen. Pianistisch het beste was de voordracht
van het Rondo capriccioso van Mendelssohn;
hier was een goed evenwicht tusschen tech
nische ontwikkeling en muzikaal inzicht waar
te nemen, zoodat op een kleine ontsporing
kort vóór het slot na een in alle opzichten be
vredigende auditie van het bekende stuk ge
geven werd.
Aan mej. Drees werden na afloop van het
eerste deel van het programma meerdere
bloemengeschenken aangeboden. Een daarvan
een smaakvol gearrangeerde bloemenmand
was afkomstig van het Aerdenhoutsche Zang
koor en bij de aanbieding daarvan werd ook
met woorden hulde' aan mej. Drees gebracht.
K. DE JONG
Jo Otten. Angst, dierbare Vijan
din. Arnhem. Van Loghum
Slaterus. U. M.
Jo Otten is een esomber dichter. Dichters
-,ien de dingen altijd anders dan andere men-
schen, en als ze het niet. anders zien dan doen
ze hun best om het anders te zien. Hoe meer
ze hun best doen, hoe minder dichter ze zijn.
Jo Otten zoekt het in de somberheid, en zijn
uitgevers hulden, wat hij vond, in een glan
zend zwarten omslag met ernstige witte let
ters. Het heeft iets van een steen op een be
graafplaats, dien men met een angstig" voor
gevoel in handen neemt. Angst die wellicht
door den titel gesuggereerd wordt.
Jo Otten is dol met angst. Hij zuigt er het
merg voor zijn litteraire kunst uit: „Angst, be
laagster van mijn bestaan, angst die mijn le
ven doet mislukken, ik haat je. Ik haat je,
maar ik heb je waanzinnig lief omdat leven,
uit angst geboren rijk en veelvormig leven
is. Angst is doodend, angst kwelt den machte-
loozen mensch, maar hij leeft duizend levens;
niet één
„Slapen bonzen, zenuwen trillen, angst vreet
de cellen op, maar hoog bloeit op de fantasie,
fantasie der kwelling, bron van hoog en dier
baar genot. Angst, onmisbare vriendin, oor
sprong van mijn droomen, angst, vervloekte
vijandin, die mijn leven ondermijnt, angst,
mijn angst, ik heb je lief
Uit zul ken bron welt Otten's fantasie dan in
zes verhalen, waarvan „Avontuur in Barce
lona" het omvangrijkst is. In het eerste. Som
nambule, heeft een vader angstvizioenen, wijl
zijn vrouw 's nachts opstaat om met het speel
goed van hun gestorven zoontje te gaan spe
len. Hij zelf, in zijn egocentrisch overspannen
wezen, gaat niet vrij uit wat deze aberratie
betreft. In „Zilvervossen" in het de angst van
een simpel boerenmeisje voor haar man en
diens vreemd gedoe, die haar tot moordenares
maakt. In „Noodlottig vaderschap" de een
zaamheid van een geleerde, die met zijn doch
ter in zoo groote wederzij dsche genegenheid
leefde dat de komst van een derde zijne èn
hare existentie brak. In „Wachten" „Nina
d'Angoulême" en het genoemde Barcelona is
een groeiende erostiek behandeld, die in de
zelfde volgor<lé troebeler en onaangenamer
wordt. Wachten en Noodlottig vaderschap
lijken van deze reeks het meest normaal van
visie en het best geschreven. De rest vertoont
te veel gedwongen fraaiigheid die hier en
daar (in Barcelona) in vuiligheid overslaat.
De heer Otten is niet de eerste die uit
angstpsychose en verwante toestanden kunst
schept. Edgar Allan Poe en Villiers de 1'Isle
,Adam waren veertig jaar geleden bewonderde
en terecht bewonderde auteurs. De
aristocratische geest van deze schrijvers
schijnt echter langzamerhand verloren ge
haakt te zijn. Een zekere vrijpostige smake
loosheid is die zoetjes aan gaan verdringen en
onder de begaafdste jongere acteurs zijn er, die
daaraan met welbehagen meedoen. Het is een
vreemd verschijnsel dat bij velen, wien toch
eruditie en beschaving niet ontzegd kan wor
den, de platste vorm van erotiek steeds voor
werp van hun belangstelling is. Het is een
vreemde kinderachtigheid, die met den tijd bij
een gezond mensch wel weer uitslijt. Waarna
men dan wel weer zal inzien dat, wat in den
mond van den geestelijke plebejer een schun
nigheid is, niet gereinigd wordt door er een
Latijnschen of Griekschen naam aan te ge
ven. Het blijft een zondigen tegen den goeden
maak en daarom in een kunstwerk te ver
oor deelen.
Tegenover een boek als Angst staat schrij
ver dezes eer vijandig dan onverschillig. Want
ook deze auteur Otten behoort tot de jongere
garde van talentrijke begaafde schrijvers, wien
er niets aan gelegen ligt of zij het bescha
vingspeil van hun landgenooten en lezers om
hoog brengen of verlagen. In ken alle tegen
werpingen, die van artistenkant tegen dien
vorm van kritiek aangevoerd kunnen worden.
Doch naast de erkende vrijheid van den kuns
tenaar in zijn uitingswijze en bronnen van
inspiratie moge de vrijheid -van den consu
ment gewaarborgd blijven om het kunstwerk
zelf al of niet te „lusten". Wanneer er een te
vee,l is aan pathologie en een tekort aan
schoonheid, dan is het niet onwaarschijnlijk
dat men den schrijver van Angst als artist
'niet meer „neemt". Het geen voor den artist
vijf door St.-S. geschrevene, dat op hetzelfde
programma voorkomt. De componist hield het
pas voltooide werk zelf ten doop op een der
„Concerts Colonne" in 1875. Het werk had veel
succes. Men roemde de bekoorlijkheid dei-
détails, de giroote kennis der instrumentale
effecten, de vrijheid van den vorm. Over dezen
vorm willen we wat nader meedeelen, omdat
die afwijkt van den voor instrumentale con
certen gebruikelijken. In geen zijner concer
ten heeft St.-Saëns grooter eenheid, grooter
cyclische geslotenheid betracht dan in dit.
Allegro modorato begint met een door het or
kest ingezette acht maten tellende thema li)
d>at door het klavier herhaald wordt. Een
tweede periode van acht maten, een weerslag-
op de eerste, wordt op dezelfde wijze gedistri
bueerd. Nu volgen eenige variaties: de laatste
daarvan loopt uit op een naar beneden stor
mende chromatische octavenfiguur II en een
orgelpunt. Dan komt een Andante in As gr. t.;
rijke arpeggio's omranken preludeerende or-
kestaccoorden, totdat een koraalachtig the
ma (III) zich in het orkest doet hooren. Dit
thema bestaat uit 2x4 maten; de eerste vier
worden echter aanvankelijk in tweeën ge
splitst. Men houde dit thema goed in 't ge
heugen, De piano brengt daarop een nieuwe
melodie IV, die ook nog een rol van belang
gaat spelen, en die men zich dus ook in 't ooi-
dient te knoopen. Het thematische materiaal
van het eerste hoofddeel is hiermee gegeven.
In een rustig pianissimo klinkt dit hoofd
deel uit. Dan plotseling een slag in 't orkest en
weer stormt n omlaag. Het tweede hoofddeel,
het Scherzo, is begonnen, Hierin treden wel
een paar nieuwe thema's op, maar spoedig
komt I er bij om weer voor een wijle de alleen
heerschappij te krijgen. Na het wederintreden
van II volgt een spannende overgang naar een
Andante! IV wordt als fuga-expositie door het
orkest gebracht; ook III treedt weer even op.
Weer een overgang; geweldig streeft alles om
hoog tot een schrillen triller ga. Dan zet het
klavier, marcatissimo, het thema der finale
in, en dat thema is niets anders dan de ryth-
misch gewijzigde koraalmelodie III. Nu begint
een brillant tonenspel, dat in stijgende kracht
en schittering tot het einde van dit intere.
earate werk voert. i
zoowel als voor de lezers te betreuren zou zijn,
doch waarvoor ik, na serieuse lezing, vrees
gevoel.
Napoleon en Marie-Louisc. Brie
ven van een Keizerlijk echtgenoot.
Amsterdam. Van Holkema en
Warendorf.
Nog geen half jaar geleden kwamen in Lon
den meer dan drie honderd brieven van Na
poleon aan Marie-Louise in openbare veiling,
waarnaar de grootste Fransche historici hun
leven lang vergeefs hadden gezocht. Na een
energieke voorbereidende actie kon de Natio
nale Bibliotheek te Parijs er in slagen de ver
zameling te bemachtigen. In een geauthori-
seerde vertaling van Mr. S. Davids ligt nu
reeds een dik deel brieven voor ons als bewijs
van Hollandsohe uitgeversactiviteit.
Napoleon was grooter soldaat dan brief
schrijver, al zou hij, zoo het alleen op volhar
ding en quantiteit aankwam in dit geval ook
in de laatste qualiiteit een pluim verdiend heb
ben. Doch brieven van een hartstochtelijk
amant lijken dit niet, en van een zekere een
tonigheid in den bouw zijn ze niet vrij te
pleiten.
„Beste Louise, ik heb.... Beste Louise ik
ga.Beste Louise, ik zal enz. enz. Dag, beste.
Geheel de jouwe. Nap." Zoo gaat het, met
uiterst lichte variaties, behalve in de zake
lijkheden, bijna iederen dag, dien hij afwe
zig. is van Februari 1810 tot Augustus 1814.
De lectuur zou dan ook lichtelijk vervelend
kunnen worden als niet de hoofdconservator
van de Parijsche bibliotheek Charles de la
Ronclère voor een prachtigen verbindenden
tekst tusschen de brieven gezorgd had, waar
door de lezing van het geheele boek, ook vów
den niet historicus-specialist, een genoegen
wordt. Een zoo wel gedocumenteerd verhaal
van het drama van den verslagen leeuw zal
ook in Holland wel belangstelling vinden. Het
boek is bovendien rijk geïllustreerd met re
productie naar portretten en historiepren
ten. Dat een eenigszins orienteerende inhouds
opgaaf en een lijst der talrijke prenten ont
breken lijkt in een werk als dit een verzuim,
dat misschien aan den spoed, waarmee ge
werkt is, geweten moet worden. Overigens voor
de activiteit waarmee en den vorm waarn dit
boek werd uitgegeven, slechts waardeering.
J. H. DE BOIS.
FRANS HALS THEATER.
Prinses voor dertig dagen.
Sylvia Sidney en Cary Grant in „Prinses voor
dertig dagen".
Een vroolijk en tevens boven het banale
uitkomend filmwerk heeft Marion Gering
voor Paramount geleverd. Het gegeven is
een voor de zooveelste maal herhaalde toe
passing van de persoonsverwisseling. Een
knap en ondernemend journalist, op sym
pathieke wijze belichaamd door Cary Grant,
houdt een arme actrice voor een prinses.
De echte prinses verschijnt ook ten tooneele
en het is deze dubbele rol, welke de voor
naamste attractie van de vertooning uit
maakt, daar zij in handen is van Sylvia
Sidney, die met haar week en gevoelig ge
laat, natuurlijke behoorlijkheid en haar stil
en sober spel dit figuurtje tot iets bijzonders
maakt.
Behalve het thema van de persoonsver
wisseling is de film op een tweede, even oud
thema gebaseerd; de zich steeds weer tot
parodie en ironie leenende statie van een
koninklijk hof in een miniatunrstaat op den
Balkan. Dit gefantaseerde rijkje is arm; de
Koning evengoed als zijn onderdanen. Als
zijn dochter, de lieftallige prinses Catterina,
op haar oud fietsje komt aanrijden en papa
vraagt om een kaartje voor de bioscoop,
moet de koning de vijftien benoodigde cen
ten leenen van den bankier Gresham, op
voorschot van een leening van vijftig mil-
lioen.
De kennismaking' tusschen de beide man
nen is de vermakelijke inzet van de film.
Ze gebruiken beiden een modderbad, want
Tarconië is een badplaats.
„Bent u niet de beroemde Amerikaansche
bankier Gresham?", vraagt, al modderend, de
gene badgast.
„Ja en wie bent u?"
„Kent u me niet van de postzegels? Ik ben
de Koning!"
De koning heeft geld noodig, om zijn arm
volk met de zegeningen der moderne techniek
waterleiding en telefoon, gelukkig te maken.
En Grasham wil dit geld wel leenen. Maar
er moet voor reclame in Amerika worden
gezorgd en daarvoor zal de lieftallige prinses
een tournee door de Vereenigde Staten
maken. Reeds is zij met veel pracht en praal
ingehaald binnen New York, als ze de bof
krijgt, Het zal wel een maand duren, voor
dat ze beter wordt, zegt de dokter.
Daar gaat dus de leening! Alle plannen
van Gresham zijn door deze ziekte in de war
gestuurd. Maar een Amerikaansch bankier
laat zich niet door de bof buiten gevecht
stellen. Spoedig is er wat op gevonden: het
actricetje Nancy Lane, dat sprekend op de
koningsdochter uit Tarconië lijkt, zal zoolang
voor prinses spelen.
Wat er uit deze leugen om bestwil voor
komt. wordt in de film op geestige en on
derhoudende wijze aanschouwelijk gemaakt.
Afzonderlijke vermelding verdient de aardige
musicale illustratie.
Behalve het filmnieuws een komische film.
Goudkoorts, en een film over dierendressuur,
welke dierenvrienden min of meer pijnlijk
zal aandoen. Sympathieker zijn de ook wel
hardhandsche avonturen van Popeye de zee-
1 man. want een geteekend poppetje kan slagen
en buitelingen beter verduren dan dit met
een levend medeschepsel het geval is.
H. G. CANNEGIETER.