Radiomuziek der week m LITTERAIRE KANTTEEKENINGEN. BIOSCOPEN. ZATERDAG 1 JUNI 1935 HAARCE M'S DAGBEAD 15 LETTEREN EN KUNST HET TOONEEL. HET AFCELOOPEN SEIZOEN. DE DILETTANTEN. (Slot). Bij het beroepstooneel is men over cie dilet tanten te Haarlem maar half te»spreken. Men wijt de te geringe opkomst bij de voorstellin gen der beroepsgezelschappen in onze stad voornamelijk aan de te groote belangstelling der Haarlemmers voor het amateurstooneel en is van meening, dat het beroepstooneel een "betere kans zou krijgen, wanneer er minder door dilettanten werd gespeeld. Of dit juist is, kan niemand met zekerheid zeggen, maar ik voor mij meen, dat de invloed der concur rentie van het dilettanten-tooneel door de ar- tisten te veel wordt overschat. Het is waar, dat in geen enkele stad in Nederland het ama teurstooneel zoo bloeit als te Haarlem en wij mogen het aantal dilettanten-voorstellingen, welke jaarlijks voor volle zalen in onze stad worden gegeven, zeker wel op 70 schatten, maar het publiek, dat deze opvoeringen pleegt te bezoeken, ziet men zelden of nooit bij voor stellingen van gewone gezelschappen en ik geloof dan ook niet, dat het beroepstooneel er heel veel meer profijt van zou hebben, wanneer er door dilettanten minder werd gespeeld. De concurrentie, welke de film het beroepstooneel aandoet, acht ik van veel meer invloed dan die van het dilettanten-tooneel. Natuurlijk is zoo iets niet met cijfers te bewijzen, maar ik maak mij sterk, dat van de 100 bezoekers van dilet tanten-voorstellingen vooral van de meer eenvoudige vereenigingen er geen 10 ooit naar opvoeringen van beroepsgezelschappen gaan. terwijl zeker wel 80 tot de bezoekers van de bioscoop gerekend mogen worden. Waaraan de bijzondere eigenlijk overdre ven voorliefde voor het amateurstooneel te Haarlem moet worden toegeschreven, is moei lijk te zeggen. Zeker is het. dat die voorliefde zélfs in dezen crisistijd weinig of niet vermin dert. Het is toch wel een opmerkelijk verschijnsel, dat nog geen enkel dilettanten-gezelschap te Haarlem den strijd heeft behoeven op te geven, ja, dat zelfs Tonovo, de eenige vereeni ging, welke twee jaar gleden was opgeheven, in het begin van dit seizoen haar oude plaats weer met succes onder de zustervereenigingen heeft kunnen innemen. De R.K. Tooneelver- eeniging Thalia, die pas vijf jaar geleden werd opgericht, kon haar eerste lustrum voor volle zalen op drie achtereenvolgende avonden in den Jansschouwburg met de opvoering van Eén Moeder I vieren. En ook het aantal opvoeringen van de ver schillende dilettanten-vereenigingen vermin dert niet. Zoo gaf Cremer dit seizoen weer 6 avonden, al traden dan ook drie keer vereeni gingen van buiten Vrije Werkkring uit Amsterdam, D.O.G. uit Barsingerhorn en Litteris Sacrum uit Leiden als gasten in den Stadsschouwburg voor Cremer op. Van deze gastvoorstellingen was die van Litteris Sacrum dat een vQortreffelijke vertooning van Blauw- baard's Achtste Vrouw gaf, verreweg de be langrijkste. Cremer bracht weer de traditie der laatste jaren getrouw het nieuwste blijspel van haar artistieken leider, namelijk Robbedoes, dat Bakker in colloboratie met mevrouw Christien v. Bommel-Kouw heeft geschreven. Cremer mocht dit stuk na een zeer succesvolle première nog tien malen voor andere vereenigingen spelen. Veel plezier had onze Kon. Letterlievende Vereeniging ook van De Gemaskerde Venus van A. J. Zoetmulder. Zij besloot het seizoen met een uitstekende opvoering van drie mijner eenacters, en met dankbaarheid denk ik hierbij terug aan het feestelijk cachet, dat aan deze voorstelling werd gegeven en aan de hartelijkheid, welke ik ook van de zijde van andere vereenigingen op dien avond mocht ondervinden. Jacob van Lennep deed dit seizoen een hooge worp met haa.r opvoering van Dans Nonneke Dans! de geestige satire van mevr. IJsel de Schepper en de Ingebeelde Zieke van Molière. Het streven van Van Lennep om eens iets anders en beters te geven dan dilettanten- vereenigingen gewoon zijn te spelen, zat hier blijkbaar voor en al ging de bedoeling nog boven het resultaat uit, wij willen deze ver eeniging toch den lof niet onthouden, welke haar voor dit pogen toekomt. Het meeste succes behaalde Van Lennep echter met haar „eenacter-avond", welke bijzonder goed slaagde. De vereeniging besloot haar seizoen met mijn Mésalliance, een opvoering, welke naar ik vernam waardeering bij het publiek heeft mogen ondervinden. De Haarlemsche Tooneelclub gaf twee blij spelen, welke tot nu toe nog niet door amateurs werden gespeeld, en wel Hokus Pokus van Kurt Graatz en De Man, die zijn naam veranderde van Wallace. Beide opvoeringen blonken weer uit door goede verzorging', beschaafd spel en bekwame regie. De H. T. C. kan- met een regisseur als John Gobau en haar vele uitne mende krachten haar zilveren jubileum, dat zij over 2 jaar hoopt te vieren, met vertrouwen tegemoet gaan. Haarlem's Tooneel heeft dit seizoen slechts één voorstelling met eigen krachten gegeven, maar dat was dan ook een opvoering, die er mocht zijn en die weer heeft bijgedragen tot den roem der vereeniging. H. T. mocht na melijk met Veterman's De Wrekende God den beker behalen in de door het tijdschrift De Tooneelspiegel uitgeschreven wedstrijd, een overwinning, die te eervoller was, omdat van de 35 ingeschreven vereenigingen er zich 32 hadden teruggetrokken wegens de moeilijkhe den welke dit stuk opleverde. Voor H. T. en den regisseur Johan Kaart Jr. voorzeker een klinkend succes! Varia uit IJmuiden trad in April voor de leden van H. T. op als gast met een zeer goede opvoering van Fabricius' De Meteoor, waarin vooral de heer L. H. Boeree heeft uitgeblonken. De Arbeiders Tooneelver, Vooruitgang heeft zich dit jaar onder de leiding van den heer Joh. C. Frevel gesteld en tegelijk een geheel nieuwen weg ingeslagen. Heyermans' Dage raad heb ik van Vooruitgang niet kunnen zien, maar de opvoering van Paul de Mont's De Vos Reinaarde was in alle opzichten een verrassing en behoort tot het beste, dat het arbeiders-tooneel te Haarlem heeft gepres teerd. Nieuw Leven had eveneens een productief seizoen met de opvoeringen van De Vliegende Feeks. Ynske, Z. B. B. H. H. en Nachtrepetitie. Deze Geheel Onunouaers Vereeniging heeft nog steeds zoo veel leden, dat zij elke voor stelling twee avonden achtereen kap geven. Welk een goede kracht Nieuw Leven in me vrouw Kerkhoff-Blokker bezit, hebben al deze voorstellingen weer overtuigend bewe zen. En laten wij hier ook mevrouw Smit-Ter- mere, die met haar spelers weer zoo kranig voor den dag is gekomen, niet vergeten te noemen. De leiding van deze krasse, bijna 80- jarige vrouw dwingt werkelijk bewonde ring af- Onze oudste Haarlemsche dilettentanten- vereeniging „Door Inspanning Uitspanning", gaf dit jaar o.a. Om 10.000 Dollar, De Dorps- dokter, van Fabricius. Het schoone Avon tuur en De onbekende Vrouw. De leden van D. I. U. bereiden hun voorstellingen steeds met ernst voor en de goede resultaten, in De Dorpsdokter bereikt, bewezen, wat zij onder de deskundige regie van mevrouw Obdam konden bereiken. Het is dan ook jammer, dat mevrouw Obdam gemeend heeft de leiding weer aan andere handen te moeten overdra gen, al was er dan ook in de opvoering van De onbekende Vrouw veel goeds. Tonevo blijft de club van Pollé. Hij is er de ziel van en aan hem is het dan ook te dan- ke n, dat de vereeniging uit den dood is opge staan. Dat de laatste voorstelling die van Gekocht en Betaald voor haar ook de beste van het seizoen was, bewijst, dat er weer een stijgende lijn in de opvoeringen is. In deze vereeniging is het vooral mevrouw Vos-Ja cobs, die steeds weer de aandacht trekt door haar goed spel. De R.K. Rederijkerskamer Alberdingk Thijm, gaf dit seizoen De Lijfrente, een be kende oude Dultsche klucht, een Faillisse ment van Björnsterne Björnson en Freule ken van Roelvink, in welke laatste stuk Jeanne Rubeling een opmerkelijk knappe en levendige creatie van Miebetje leverde. Maar het meeste succes had Thijm toch weer met haar „bonten avond" waarvan zij het geheim schijnt te bezitten. Ludamus is een R.K. tooneelvereeniging, die wij dit jaar voor het eerst hebben zien spelen. Zij maakte zoowel in Vadertje Lang been als in Robbedoes een zeer gunstigen in druk. En ook Thalia, dat haar eerste lustrum mocht vieren, is nog nooit zoo goed voor den dag gekomen als met de opvoering van Een Moeder van Cor Hermes, zoodat ook bij deze vereeniging een merkwaardige vooruitgang geconstateerd kon worden. De Arbeiders Tooneelver. Herman Heijer- mans vierde haar tweede lustrum met een opvoering van De Meid, welke opvoering ik tot mijn spijt niet heb kunnen bijwonen. De „bonte avond", welke deze vereeniging gaf, liet gemengde indrukken na. Onderling Genoegen zag ik dit seizoen in Mijnheer de Senator, een blijspel dat her inneringen aan mijn jeugd wakker riep. En Vriendschap zij ons Doel gaf ook weer eenige tooneelavonden voor haar leden, die ik door omstandigheden heb moeten missen. Van de provinciale vereenigingen bleek Gysbert Japicx nog steeds in vollen bloei te zijn. De Friezen hebben op andere provincia len voor, dat zij een uitgebreid eigen tooneel- repertoire bezitten en de voorstellingen van Gysbert Japicx hébben voor een Fries altijd weer hun charme door het volkseigene dei- types en het natuurlijke van het realistische spel „Als men seis foarbij giet" gaf er een merkwaardig en verheugend voorbeeld van. Twee zeer goed geslaagde opvoeringen van dilettanten van buiten namelijk van De Privé-Secretaresse van de R.K. tooneelver. Pius uit Amsterdam en „Als 't Getij verloopt", een hoog ernstig stuk van L. I. Cohen van Delft gespeeld door Joodsche amateurs ver dienen in dit overzicht nog genoemd te wor den. Wanneer men bedenkt, dat al deze hier ge noemde stukken voor volle zalen verschei dene zelfs op meer dan één avond werden gegeven, dan blijkt hier wel uit, dat het dilet tanten-tooneel te Haarlem nog niet on danks de slechte tijden over gebrek aan belangstelling te klagen heeft. J. B. SCHUIL. VOORUITCANC. BONTE AVOND. Het bestuur van den Bond van de moderne Arbeiders-Tooneélvereenigingen heeft on langs de klacht geuit dat het repertoire van de arbeiders-tooneelvereenigingen zoo wei nig verschilde van dat der gewone „burger lijke" vereenigingen en dat er althans voor de arbeidersbeweging zoo weinig van uitging. Vooruitgang behoeft zich van deze klacht zeer zeker niets aan te trekken. Deze vereeniging speelde in dit seizoen achtereen volgens Dageraad van Heijermans en Van den Vos Reinaerde van Paul de Mont, twee stukken, die beide een zeer apart cachet dragen en bijna nooit door dilettanten wor den gespeeld. En ook het programma van den „bonten avond", dat Zaterdag in den schouwburg werd gegeven, was heel oor spronkelijk en frisch en had zooals het bestuur van den Bond dit zoo gaarne wil ook sterk propagandistische waarde. Cor Zwart, de jeugdige en fanatieke voor zitter van Vooruitgang, heeft fantasie en deze fantasie kwam on dezen avond in alle nummers tot uiting. Hoe goed van opzet en uitwerking was reeds dadelijk die persiflage op de zoete filmromantiek, waarmee deze bonte avond opende. 2$wart gaf ons het bee^d van de werkloosheid, zooals wij dat op de film te zien krijgen en onmiddellijk daar na de ellende van de werkloozen zooals die EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG De Bach- en Handelherdenkingen van dit jaar hebben in zóó hooge mate de muzikale geesten vervuld, dat men zich blijkbaar nau welijks er van bewust geworden is, dat 150 jaar na Bach en Handel een kind geboren werd, dat, al was het niet voorbeschikt tot een even knie der genoemde grootmeesters op te groeien, toch zich ontwikkelen zou tot een vooraan staande figuur onder de toonkunstenaars der 19de eeuw. Dat kind werd 9 Oct. 1835 in de Rue du Jardinet te Parijs geboren uit het hu welijk van Jacques Joseph Victor Saint-Saëns en Clémence Collin en twee weken later in de kerk Saint-Sulpice gedoopt met de namen Charles Camille. Droevig waren de familie omstandigheden, waarin de kleine Camille het levenslicht zag; twee sterfgevallen hadden het jonge paar, dat het jaar te voren in den echt verbonden was, in rouw gedompeld. De geboor te van Camille, een jongen als een wolk, bracht een straal van geluk helaas van korten sduur, want nog vóór het jaar 1835 verstreken was, den 30sten December, stierf Camille's va der op 37-jarigen leeftijd aan tuberculose, de zelfde ziekte, die zijn eenigen broer in het be gin van dat jaar ten grave had gesleept. Zoo was de kleine Camille reeds vaderloos vóór hij drie maanden oud was en bovendien was hier ongetwijfeld sprake van erfelijke vatbaarheid voor de gevreesde ziekte. Het was zijn geluk, dat de behandelende ai'ts een helderen kijk op de omstandigheden had en dat diens ad vies, om den jongen naar buiten te sturen op gevolgd werd: Camille bleef in leven en be reikte een leeftijd van 86 jaar. Dit is nu op zich zelf geen verdienste en strekt in hoofd zaak den medicus, die in een tijd toen de t. b. c. bestrijding nog maar in haar begin was, in werkelijkheid is en dat was in zijn schrille tegenstelling raak en striemend. Hij leverde in .deze persiflage het bewijs van gevoel voor humor en het werd een stukje commedia dell' arte zooals dilettanten maar heel zelden te zien geven. Wij vergaven dan ook gaarne de fout van de te groote gerektheid van deze film-opneming. Het was een experiment, waarvoor wij eerbied hadden vooral omdat het zoo frisch was en gezond in zijn critiek. Maar veel beter nog. feller en scherper vooral, was het tweede nummer, een stukje ..filmjournaal", dat de plechtige inwijding van een oorlogsmonument gaf. en onmiddel lijk daarop de hartstochtelijke aanklacht van de levend geworden beelden, die de om standers de waarheid in het gezicht slinger den, Dat was heel suggestief en vooral het slot maakte op het publiek een zeer sterken indruk. Van heel ander gehalte was het eerste nummer na de pauze, een Beiersche dorps- scène, waaraan de arbeiders mandolineclub Apollo zeer verdmnstehik medewerkte en 8 jonge leden van Vooruitgang op de muziek van The Nice Band zoo waar gingen „Schuh- olatteln". Dat was heel vroolijk en amusant. En de parodie op de Loreley en een bergbe- klimming, welke daarop volgde heeft het publiek tranen doen lachen. Als revue- sketch was het dol-vermakelijk. Tot slot kregen wij het sprookje Sneeuw witje in een modern kleed en ook hieruit sprak op verheugende wijze de fantasie van Cor Zwart. De booze koningin was in dit ?oroo1He de ver^mnebpeldtne- van het kapi taal, Sneeuwwitje het symbool van de ieued. die te striiden heeft tegen de booze machten, welke de stiefmoeder op haar los laat om haar te gronde te richten. Dat in dezen kring in het socialisme alleen de red ding voor de jeucd wordt gezien, spreekt eigenliik van zelf. Wij zouden het van de so- coalistische vereeniging Vooruitgang moei- liïk anders kunnen verwachten. Het sprookje is. zooals Cor Zwart het ons «•eeft, zwaar tendentieus, maar in de uitwer king sober en strene en toch niet zonder poëzie en het werd vol overtuiging gespeeld. Ik wil mi.i onthouden van individu eele kri tiek. Allen toch traden „naamloos" on en dienden het geheel. Alleen wil ik een uitzon dering maken voor Jan Hunteling, die den derden soldaat in het tweede nummer gela den van hartstocht en fel weergaf. En ook moet ik Cor Zwart zelf noemen, die behalve als auteur ook als regisseur en acteur een overwegend aandeel had in het succes van de voorstelling, dat niet gering was. Vooruitgang heeft het tooneel seizoen met dezen bonten avond van eigen maaksel kranig besloten. J. B. SCHUIL. MUZIEK. Leerlingenuifvoering. Op meer dan één kerkconcert hebben we het talent van Adèle Drees als sopraanzange res kunnen waardeeren. Wat mej. Drees als paedagoge vermag, daarvan legden haar leer lingen Woensdagavond in de tuihzaal van het gemeentelijk concertgebouw proeven af. Zoowel zang- als pianodiscipelen betraden het podium. Wat de eerste betreft: bij allen zonder uitzondering viel een aanmerkelijke ontwikkeling van de stem waar t>e nemen. Het was niet het schuchtere neuriën.en. kweeiep, dat men zoo vaak op uitvoeringen van zang- 'ijeerlinggp te hooren. krijgt: vrij uit, en flink werd er gezongen en de geproduceerde klank was niet alleen krachtig, maar ook welluidend. Niet steeds bevredigend daarentegen was de uitspraak van.de teksten: het Italiaansch was soms geheel onverstaanbaar en woorden als „karveu" en „omvar" kunnen we ook niet goedkeuren. Bovendien hadden sommige leer lingen neiging om te hoog te intoneeren; in de liederen van Zagwijn, de aria uit „Orfeo ed Euridice" en de romance uit „Aida" echter was de zuiverheid der intonatie zeer goed. Dat de meeste voordrachten zich tot een zoo cor rect mogelijk weergeven van het in de noten vervatte beperkten spreekt wel van zelf; toch kwam in een paar gevallen, als b.v. bij „Doorn roosje" van Mortelmans een warmer muzikaal gevoel tot uiting. Vrijheden in maat en tempo kwamen wel eens voor, maar die konden den begeleider J. Albert de Klerk niet van zijn stuk brengen. Deze jonge musicus zorgde bij alle zangnummers voor een uitstekend aansluiten van de pianopartijen. Bij de aria uit „II Re Pastore" werd de obligaat-vioolpartij door den heer Henk Becker gespeeld. De pianovoordrachten begonnen met een duet: het eerste deel van Beethoven's sonate op. 6, waarvan het tempo wel wat levendiger genomen had kunnen worden. Enkele kleine stukjes en het eerste Allegro van Haydn's So nate in C gr. t. werden meerendeels met vol doende nauwkeurigheid, ook wat articuleering en dynamiek betreft, gespeeld. De beide com posities van Chopin bleken in technisch op zicht een te zware opgave; het muzikale in zicht der vertolkster deed zich echter in de 'minder moeilijke gedeelten overtuigend ken de zaak op de juiste manier aanpakte, tot eer. Maar Camille St.-Saëns toonde reeds op jeug digen leeftijd buitengewonen muzikale n aan leg en de resultaten van het onderwijs, dat hij genoot, waren met dien aanleg in overeen stemming. Camille St.-Saëns werd een dei- meest schitterende vertegenwoordigers der Fransche Toonkunst. Zijn virtuositeit als or ganist en pianist, die hij tot op hoogen leef tijd behield, maakte hem tot een gevierde ver schijning aan de beroemde orgels en in de con certzalen van gansch Europa. Op 78-jarigen leeftijd trad hij nog als pianosolist met het Fhilharmonisch orkest te Berlijn op. In den wereldoorlog verkoelde de Duitsche apprecia tie van zijn persoon tot beneden het absolute nulpunt, doordat St.-Saëns, die eenmaal van den Pruisisehen koning de hoogste onderschei ding, de orde „Four le merite" ontvangen had, zijn anti-Duitsohe gezindheid niet onder stoelen of banken stak. Als componist verte- genwoordige St.-S. meer de afsluiting dan het begin eener periode. Een neo-klassicisme, dat met gebruikmaking van den vooruitgang der techniek overgeleverde vormen en opvat tingen huldigt, vond in hem belichaming. Aan zijn onovertroffen veelzijdig vakmanschap, zijn volledige kennis van de techniek der compositie en der instrumenten, gevoegd bij 'n levendige fantasie en goeden smaak dankt de toonkunst een rijken oogst op schier elk muzi kaal gebied. De gemakkelijkheid, waarmee hij schreef, doet aan die van Mozart eii Mendels sohn denken. Zonder een biografie van St.-S. te willen geven heb ik een en ander in herinnering willen brengen, nu Hilversum, vermoedelijk met het oog op een herdenking in dit jaar, voor Zondag een St.-Saëns-programma aan kondigt. Men vindt daarop als eerste nummer het cello-concert op. 33, dat in 1873 op een der Concerts du Conservatoire voor het eerst in 't openbaar gespeeld werd een eer die zelden aan een nog levend componist te beurt viel en dat sindsdien wel het meest gespeelde en meest geliefde der solowerken voor cello en orkest geworden is. Ik behoef dit vaak ook door de radio gehoorde stuk niet nader te be spreken maar wèl wil ik dat doen met het klavierconcert i» c. kl. t. op. 44, het vierde der nen. Pianistisch het beste was de voordracht van het Rondo capriccioso van Mendelssohn; hier was een goed evenwicht tusschen tech nische ontwikkeling en muzikaal inzicht waar te nemen, zoodat op een kleine ontsporing kort vóór het slot na een in alle opzichten be vredigende auditie van het bekende stuk ge geven werd. Aan mej. Drees werden na afloop van het eerste deel van het programma meerdere bloemengeschenken aangeboden. Een daarvan een smaakvol gearrangeerde bloemenmand was afkomstig van het Aerdenhoutsche Zang koor en bij de aanbieding daarvan werd ook met woorden hulde' aan mej. Drees gebracht. K. DE JONG Jo Otten. Angst, dierbare Vijan din. Arnhem. Van Loghum Slaterus. U. M. Jo Otten is een esomber dichter. Dichters -,ien de dingen altijd anders dan andere men- schen, en als ze het niet. anders zien dan doen ze hun best om het anders te zien. Hoe meer ze hun best doen, hoe minder dichter ze zijn. Jo Otten zoekt het in de somberheid, en zijn uitgevers hulden, wat hij vond, in een glan zend zwarten omslag met ernstige witte let ters. Het heeft iets van een steen op een be graafplaats, dien men met een angstig" voor gevoel in handen neemt. Angst die wellicht door den titel gesuggereerd wordt. Jo Otten is dol met angst. Hij zuigt er het merg voor zijn litteraire kunst uit: „Angst, be laagster van mijn bestaan, angst die mijn le ven doet mislukken, ik haat je. Ik haat je, maar ik heb je waanzinnig lief omdat leven, uit angst geboren rijk en veelvormig leven is. Angst is doodend, angst kwelt den machte- loozen mensch, maar hij leeft duizend levens; niet één „Slapen bonzen, zenuwen trillen, angst vreet de cellen op, maar hoog bloeit op de fantasie, fantasie der kwelling, bron van hoog en dier baar genot. Angst, onmisbare vriendin, oor sprong van mijn droomen, angst, vervloekte vijandin, die mijn leven ondermijnt, angst, mijn angst, ik heb je lief Uit zul ken bron welt Otten's fantasie dan in zes verhalen, waarvan „Avontuur in Barce lona" het omvangrijkst is. In het eerste. Som nambule, heeft een vader angstvizioenen, wijl zijn vrouw 's nachts opstaat om met het speel goed van hun gestorven zoontje te gaan spe len. Hij zelf, in zijn egocentrisch overspannen wezen, gaat niet vrij uit wat deze aberratie betreft. In „Zilvervossen" in het de angst van een simpel boerenmeisje voor haar man en diens vreemd gedoe, die haar tot moordenares maakt. In „Noodlottig vaderschap" de een zaamheid van een geleerde, die met zijn doch ter in zoo groote wederzij dsche genegenheid leefde dat de komst van een derde zijne èn hare existentie brak. In „Wachten" „Nina d'Angoulême" en het genoemde Barcelona is een groeiende erostiek behandeld, die in de zelfde volgor<lé troebeler en onaangenamer wordt. Wachten en Noodlottig vaderschap lijken van deze reeks het meest normaal van visie en het best geschreven. De rest vertoont te veel gedwongen fraaiigheid die hier en daar (in Barcelona) in vuiligheid overslaat. De heer Otten is niet de eerste die uit angstpsychose en verwante toestanden kunst schept. Edgar Allan Poe en Villiers de 1'Isle ,Adam waren veertig jaar geleden bewonderde en terecht bewonderde auteurs. De aristocratische geest van deze schrijvers schijnt echter langzamerhand verloren ge haakt te zijn. Een zekere vrijpostige smake loosheid is die zoetjes aan gaan verdringen en onder de begaafdste jongere acteurs zijn er, die daaraan met welbehagen meedoen. Het is een vreemd verschijnsel dat bij velen, wien toch eruditie en beschaving niet ontzegd kan wor den, de platste vorm van erotiek steeds voor werp van hun belangstelling is. Het is een vreemde kinderachtigheid, die met den tijd bij een gezond mensch wel weer uitslijt. Waarna men dan wel weer zal inzien dat, wat in den mond van den geestelijke plebejer een schun nigheid is, niet gereinigd wordt door er een Latijnschen of Griekschen naam aan te ge ven. Het blijft een zondigen tegen den goeden maak en daarom in een kunstwerk te ver oor deelen. Tegenover een boek als Angst staat schrij ver dezes eer vijandig dan onverschillig. Want ook deze auteur Otten behoort tot de jongere garde van talentrijke begaafde schrijvers, wien er niets aan gelegen ligt of zij het bescha vingspeil van hun landgenooten en lezers om hoog brengen of verlagen. In ken alle tegen werpingen, die van artistenkant tegen dien vorm van kritiek aangevoerd kunnen worden. Doch naast de erkende vrijheid van den kuns tenaar in zijn uitingswijze en bronnen van inspiratie moge de vrijheid -van den consu ment gewaarborgd blijven om het kunstwerk zelf al of niet te „lusten". Wanneer er een te vee,l is aan pathologie en een tekort aan schoonheid, dan is het niet onwaarschijnlijk dat men den schrijver van Angst als artist 'niet meer „neemt". Het geen voor den artist vijf door St.-S. geschrevene, dat op hetzelfde programma voorkomt. De componist hield het pas voltooide werk zelf ten doop op een der „Concerts Colonne" in 1875. Het werk had veel succes. Men roemde de bekoorlijkheid dei- détails, de giroote kennis der instrumentale effecten, de vrijheid van den vorm. Over dezen vorm willen we wat nader meedeelen, omdat die afwijkt van den voor instrumentale con certen gebruikelijken. In geen zijner concer ten heeft St.-Saëns grooter eenheid, grooter cyclische geslotenheid betracht dan in dit. Allegro modorato begint met een door het or kest ingezette acht maten tellende thema li) d>at door het klavier herhaald wordt. Een tweede periode van acht maten, een weerslag- op de eerste, wordt op dezelfde wijze gedistri bueerd. Nu volgen eenige variaties: de laatste daarvan loopt uit op een naar beneden stor mende chromatische octavenfiguur II en een orgelpunt. Dan komt een Andante in As gr. t.; rijke arpeggio's omranken preludeerende or- kestaccoorden, totdat een koraalachtig the ma (III) zich in het orkest doet hooren. Dit thema bestaat uit 2x4 maten; de eerste vier worden echter aanvankelijk in tweeën ge splitst. Men houde dit thema goed in 't ge heugen, De piano brengt daarop een nieuwe melodie IV, die ook nog een rol van belang gaat spelen, en die men zich dus ook in 't ooi- dient te knoopen. Het thematische materiaal van het eerste hoofddeel is hiermee gegeven. In een rustig pianissimo klinkt dit hoofd deel uit. Dan plotseling een slag in 't orkest en weer stormt n omlaag. Het tweede hoofddeel, het Scherzo, is begonnen, Hierin treden wel een paar nieuwe thema's op, maar spoedig komt I er bij om weer voor een wijle de alleen heerschappij te krijgen. Na het wederintreden van II volgt een spannende overgang naar een Andante! IV wordt als fuga-expositie door het orkest gebracht; ook III treedt weer even op. Weer een overgang; geweldig streeft alles om hoog tot een schrillen triller ga. Dan zet het klavier, marcatissimo, het thema der finale in, en dat thema is niets anders dan de ryth- misch gewijzigde koraalmelodie III. Nu begint een brillant tonenspel, dat in stijgende kracht en schittering tot het einde van dit intere. earate werk voert. i zoowel als voor de lezers te betreuren zou zijn, doch waarvoor ik, na serieuse lezing, vrees gevoel. Napoleon en Marie-Louisc. Brie ven van een Keizerlijk echtgenoot. Amsterdam. Van Holkema en Warendorf. Nog geen half jaar geleden kwamen in Lon den meer dan drie honderd brieven van Na poleon aan Marie-Louise in openbare veiling, waarnaar de grootste Fransche historici hun leven lang vergeefs hadden gezocht. Na een energieke voorbereidende actie kon de Natio nale Bibliotheek te Parijs er in slagen de ver zameling te bemachtigen. In een geauthori- seerde vertaling van Mr. S. Davids ligt nu reeds een dik deel brieven voor ons als bewijs van Hollandsohe uitgeversactiviteit. Napoleon was grooter soldaat dan brief schrijver, al zou hij, zoo het alleen op volhar ding en quantiteit aankwam in dit geval ook in de laatste qualiiteit een pluim verdiend heb ben. Doch brieven van een hartstochtelijk amant lijken dit niet, en van een zekere een tonigheid in den bouw zijn ze niet vrij te pleiten. „Beste Louise, ik heb.... Beste Louise ik ga.Beste Louise, ik zal enz. enz. Dag, beste. Geheel de jouwe. Nap." Zoo gaat het, met uiterst lichte variaties, behalve in de zake lijkheden, bijna iederen dag, dien hij afwe zig. is van Februari 1810 tot Augustus 1814. De lectuur zou dan ook lichtelijk vervelend kunnen worden als niet de hoofdconservator van de Parijsche bibliotheek Charles de la Ronclère voor een prachtigen verbindenden tekst tusschen de brieven gezorgd had, waar door de lezing van het geheele boek, ook vów den niet historicus-specialist, een genoegen wordt. Een zoo wel gedocumenteerd verhaal van het drama van den verslagen leeuw zal ook in Holland wel belangstelling vinden. Het boek is bovendien rijk geïllustreerd met re productie naar portretten en historiepren ten. Dat een eenigszins orienteerende inhouds opgaaf en een lijst der talrijke prenten ont breken lijkt in een werk als dit een verzuim, dat misschien aan den spoed, waarmee ge werkt is, geweten moet worden. Overigens voor de activiteit waarmee en den vorm waarn dit boek werd uitgegeven, slechts waardeering. J. H. DE BOIS. FRANS HALS THEATER. Prinses voor dertig dagen. Sylvia Sidney en Cary Grant in „Prinses voor dertig dagen". Een vroolijk en tevens boven het banale uitkomend filmwerk heeft Marion Gering voor Paramount geleverd. Het gegeven is een voor de zooveelste maal herhaalde toe passing van de persoonsverwisseling. Een knap en ondernemend journalist, op sym pathieke wijze belichaamd door Cary Grant, houdt een arme actrice voor een prinses. De echte prinses verschijnt ook ten tooneele en het is deze dubbele rol, welke de voor naamste attractie van de vertooning uit maakt, daar zij in handen is van Sylvia Sidney, die met haar week en gevoelig ge laat, natuurlijke behoorlijkheid en haar stil en sober spel dit figuurtje tot iets bijzonders maakt. Behalve het thema van de persoonsver wisseling is de film op een tweede, even oud thema gebaseerd; de zich steeds weer tot parodie en ironie leenende statie van een koninklijk hof in een miniatunrstaat op den Balkan. Dit gefantaseerde rijkje is arm; de Koning evengoed als zijn onderdanen. Als zijn dochter, de lieftallige prinses Catterina, op haar oud fietsje komt aanrijden en papa vraagt om een kaartje voor de bioscoop, moet de koning de vijftien benoodigde cen ten leenen van den bankier Gresham, op voorschot van een leening van vijftig mil- lioen. De kennismaking' tusschen de beide man nen is de vermakelijke inzet van de film. Ze gebruiken beiden een modderbad, want Tarconië is een badplaats. „Bent u niet de beroemde Amerikaansche bankier Gresham?", vraagt, al modderend, de gene badgast. „Ja en wie bent u?" „Kent u me niet van de postzegels? Ik ben de Koning!" De koning heeft geld noodig, om zijn arm volk met de zegeningen der moderne techniek waterleiding en telefoon, gelukkig te maken. En Grasham wil dit geld wel leenen. Maar er moet voor reclame in Amerika worden gezorgd en daarvoor zal de lieftallige prinses een tournee door de Vereenigde Staten maken. Reeds is zij met veel pracht en praal ingehaald binnen New York, als ze de bof krijgt, Het zal wel een maand duren, voor dat ze beter wordt, zegt de dokter. Daar gaat dus de leening! Alle plannen van Gresham zijn door deze ziekte in de war gestuurd. Maar een Amerikaansch bankier laat zich niet door de bof buiten gevecht stellen. Spoedig is er wat op gevonden: het actricetje Nancy Lane, dat sprekend op de koningsdochter uit Tarconië lijkt, zal zoolang voor prinses spelen. Wat er uit deze leugen om bestwil voor komt. wordt in de film op geestige en on derhoudende wijze aanschouwelijk gemaakt. Afzonderlijke vermelding verdient de aardige musicale illustratie. Behalve het filmnieuws een komische film. Goudkoorts, en een film over dierendressuur, welke dierenvrienden min of meer pijnlijk zal aandoen. Sympathieker zijn de ook wel hardhandsche avonturen van Popeye de zee- 1 man. want een geteekend poppetje kan slagen en buitelingen beter verduren dan dit met een levend medeschepsel het geval is. H. G. CANNEGIETER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 17