DRIE JONGENS. ZATERDAG 1 JUNI 1935 HAAREE M'S DAGBEAD BIJVOEGSEL AAN ALLEN! Als jullie dit lezen, is Hemelvaartsdag weer voorbij en ik hoop, dat het zulk mooi weer is geweest, dat jullie er allemaal op uit zijn ge gaan. Men spreekt van dauwtrappen op Hemel vaartsdag of op 2den Pinksterdag. Het woord beteekent eigenlijk 's morgens vroeg in het veld zijn. Plet oude volksgeloof kende aan diauw een heilzamen invloed toe. In vele streken van Duitschland en Oostenrijk wordt nog b.v. een groote kracht toegekend aan de morgendauw op Goeden Vrijdag. Wie daar zijn handen in gewasschen heeft, zal de voorwerpen, die hij aanraakt, niet breken of scheuren en ook zal hij bevrijd blijven van zonnesproeten. Het vee zal bewaard blijven van ziekten. Dit is nog veel meer het geval met de St. Jansdauw (24 Juni). In-ieder geval wordt de groei van boom en plant door de dauw bevorderd. In Overijsel spreekt men van dauwtreden. Jan ter Gouw vertelt in de volksvermaken van het oude Holland, dat' men met den da geraad de poort uitging „met kruiksken goed nat, een deel, koek, rozijnen, vijgen en krake lingen" en dat er in 't gras onder de boomen werd gedronken, gedanst en gezongen. In de Graafschap worden op Hemelvaarts dag nog roggebrooden gebakken van min stens 22 pond. In den namiddag brengt men dit naar de molen, waar alle dorpsautoriteiten te zamen komen. De onderwijzers moeten nu de brooden wegen. Wiens brood onder de maat is, moet 30 cent boete betalen. Wie het zwaarste brood heeft, ontvangt een flesch wijn. De brooden worden daarna onder de armen verdeeld. Verder wordt de dag vroo lijk doorgebracht. In Florence trekt de jeugd er op uit met mandoline en guitaar naar het groote stads park, daar worden de krekels gevangen en in kleine kooitjes gezet. Ze worden rondge dragen en later worden de kooitjes opgehan gen aan de vensterkozijnen. Er wordt volop voedsel gegeven in de hoop, dat men 's avonds een krekelconcert krijgt. In de stad worden 's avonds ook zang- en mandolineconcerten gegeven. Op Pinkster-Maandag gaan de koe jongens in Drente voor dag en dauw naar de wei den. Wie het laatste verschijnt, heet nuste - kook. Hij kan rekenen met brandnetels afge rost te worden. Dan gingen ze zingende door het dorp en haalden nog aardig wat geld op. In Sleen, Borger, Gasselte, Kioevorden en Zuidlaren bestaat dit gebruik nog. In Zuid- Laren heet de koejongen, die op één na het eerst aankomt, dauwworm of diauwtrap. Het Drentsche liedje luidt: Nustkook, nustkook, Zit zoa delp in de veeren, Kan het roepen niet beuren, Pinksterbxoed, Oranjezoet, Kan het roepen niet hemen. Was je wat eerder opgestaan, Dan had je het roepen kunnen heuren. In Westfalen spreekt men niet van dauw- trappen, maar van dauenslieper, dat dauw- veger beteekent. In Engeland waren vroeger op Hemelvaarts dag allerlei vroolijke gebruiken in zwang Te Newburn bij New-Castle werden wedren nen door vrouwen gehouden, waarbij de prijs een hemd was, geweven van 't allerfijnste Hollandsche linnen. Vóór den wedren werd dit hemd met strikken versierd, ten toon ge steld. Een ander vroolijk gebruik was voor de jeugd bestemd. In de straten werd een goot met steen-en afgedamd. Met dit water werden de voorbijgangers volgespat. In Rome werd dit gebruik ook langen tijd.-in eere gehouden. Den- avond vóór Hemelvaartsdag maakten de kinderen daar jacht op kakkerlakken. Als ze er eentje bemachtigd hadden, zetten ze het een waskaarsje op den rug. In sommige Duitsche streken heb je wed- loopen om Kugelhoppen op Hemelvaartsdag. Kugelhoppen zijn lekkere, bollen. Vroeger had je in het Zutf-ensche kwartier de Mulderker- mis. De bewoners van Zelhem en Hengele vierden dan samen feest. De volgende week gaan wij samen Luilak vieren. W. B.—Z. De luclitsclirijverij. De uitvinder van het luchtschrift is de Engelsch-e majoor J. Savage. Het vliegtuig beweegt zich in den re gel met een snelheid van 150 K.M per uur en begint zijn werk op een hoogte van ongeveer 400 M., terwijl iedere letter zoo ten naaste bij T50 M. hoog is, soms is de geheele tekst van den Lichtschrijver T tot 1500 K.M. lang. WIE ZOEKT ER MEE? Oplossing van de vorige week. OP EEN WARMEN ZOMERDAG. Moeder Schaap knikte langzaam. „Ik vind, dat we op den verjaardag van Witje en Wollie maar eens éen groot feest moesten geven voor de 'dieren van de weide. Ze worden nu drie maanden en dat vind ik wel een leef tijd waar men aandacht aan moet schenken. Haar vriendin, mevrouw Dikvacht was het roerend met haar eens. „Mijn kinderen zijn nu al groot en toen zij zoo oud waren, was het nog geen mode, om zooveel aandacht aan de lammetjes te schen ken. Maar ja, de tijden veranderen.'" En ze schudde wijsgeerig het hoofd, om dan leven dig door te gaan: „Wie wil je allemaal op dat feest vragen?" „Li ieder geval jongelui. Ik vind dat oudere dieren daar niet bij hooren." Mevrouw Dik vacht keek een beetje sip en moeder Schaap haastte zich om te zeggen: „Jij en ik zijn er natuurlijk wel bij. We moeten toch toezien, dat alles een beetje or delijk verloopt. En dan had ik zoo gedacht, dat we de kikkers als muzikanten moesten ne men en voor de verlichting 's avonds wat glimwormen. En dan de gasten. .1. ja, in de ■eerste plaats alle lammetjes hier uit onze wei de, zoo tot den leeftijd van een halfjaar. Vef- der wat vogels en buurman Eekhoorn; de vlinders kómen altijd wel ongevraagd.... Vind je dat eigenlijk niet genoeg?" Mevrouw Dikvacht knikte: „Ja zeker. En wat wil je voor snoeperijen presenteeren?" „Daarover wilde- ik juist jouw raad vragen. In de eerste plaats zal ik graspasteitjes pre senteeren: daar zijn alle schapènkinderen dol op. Maar.wat moet ik de andere gasten presenteeren?" Mevrouw Dikvacht dacht na. „Je zou voor de eekhoorn nootjes kunnen laten zoeken en de vogels, ik zou bijna zeggen daar hoef je niets voor te laten maken, want die blijven toch in de boomen en daar vinden ze alles wat ze noodig hebben. En nuwaar moeten we het feest vieren. „Waarom geef je het niet bij het kleine vij vertje op de weide? Dat is voor de kikkers ook veel gema kkelij ker." „Een pracht-oplossing," vond moeder Schaap. „Je hebt me heerlijk uit den nood ge holpen." Van dien dag hadden moeder Schaap en mevrouw Dikvacht het zoo druk, dat ze ner gens anders meer tijd voor hadden. Witje en Wollie waren uitgelaten over het denkbeeld, dat het geheele feest uitsluitend voor hen ge organiseerd werd. Ze sprongen en dansten den heelen dag door de wei en wisten van blijdschap, niet, wat ze doen moesten. Maar moeder Schaap liet ze de uitnoodigingen rond brengen. Eindelijk was de langverwachte avond aan gebroken. Gewacht zou worden met den aan vang van het feest, tot op de boerderij alles in rust lang. Ook de koeien moesten slapen; want ook die mochten niet -op het feest ko men. „Die vertrappen Witje en Wollie", had moeder Schaap angstig gezegd. „Ze hebben zulke groote lompe pooten." Eindelijk was het licht op de boerderij ge doofd. „Nu kunnen we naar het weitje gaan Dan kan het feest beginnen!" kondigde moe der Schaap aan. Een langgerekt, verheugd „ah" was het eenige antwoord. In optocht ging het er heen. Bij het betreden van de weide zetten de kikker-muzikanten hun feestmarscb in. De gasten waren eindelijk in de goede stemming! De vogels begonnen te kwinkelee- ren, de lammetjes pakten elkaar bij de pootjes en maakten een rondedans, mijnheer Eek hoorn rende uitgelaten den boomstam op en neer en de vlinders dwarrelden luchtig door alles heen. Het werd een vroolijk feest. Vanuit een rus tig hoekje keken moeder Schaap en mevrouw Dikvacht toe. Alleen als de lammetjes af en toe dreigden al te luidruchtig te worden, dan kwam moeder Schaap te voorschijn om de rust te herstellen. De mooie linten, die Witje en Wollie bij het begin van het feest gedragen hadden, hingen al lang slap en gekreukeld. Maar moeder Schaap beweerde tegen mevr. Dikvacht, dat je daar bij een feest maar niet op moest letten; want dant zouaen de lam metjes geen plezier hebben, als ze nog op hun kleertjes moesten passen ook. En zooals ge woonlijk was mevrouw Dikvacht het weer eens met haar vriendin. Het was heel laat, toen moeder Schaap het tijd vond, om het feest te besluiten en naar huis te gaan. De lammetjes pruilden eerst nog wat; want ze beweerden, dat ze nog best een paar uur door konden blijven springen en dansen. Maar moeder was onverbiddelijk. En toen ze naar huis gingen, Witje en Wollie ieder aan een kant van moeder, voelden ze toch wel, dat ze erg moe waren. Het waren een paar heel tevreden lamme tjes, die door moeder Schaap naar hun bedjes gebracht werden en het laatste wat Wollie nog met een slaperig stemmetje vroeg, was: „Mamma, mogen Witje en ik morgen weer zoo'n heerlijk feest geven?" ZOMER. Ingez. door Dennenaaldje Met een kleed van bloemen, In kleuren fijn en zacht. Met een dansende vlinderpracht. Met vogels, die zingen En hu-pplen en springen Nadert de zomer. En wij allen wachten blij Op 's Zomers komt. Joechhei! MIJN KAMERTJE. Ingez. door Dennenaaldj Ik heb eenieigenkamertje Met drie poppen en een beer En aan den wand portretjes, Wieg, wagen en nog meer. Mijn poppen zijn steeds netjes Want 'k naai en brei en haak Ze hebben heel veel kleertjes, Die 'k zelf dan voor ze maak. Ik leerde het van groote zus En op mijn eigen kamertje, Daar werk ik o, zoo knus. BEWEEGLIJKE FIGUURTJES. Zelfs in den zomer is het wel eens een dag minder mooi weer, zoodat je niet buiten kunt spelen. De spellen, die je 's winters speelt, zijn natuurlijk al lang opgeborgen; want in den zomer spelen we geen spelletjes binnens huis; dan ravotten en stoeien we in de open lucht. En om ons nu toch niet te vervelen, moeten we dus iets anders bedenken. Ik zal jullie eens helpen. Wat zeg je van de grappige poppetjes, die je hier op de teekening ziet? Die zijn zonder moeite, in een heel korten tijd en van zeer weinig materiaal te vervaardigen. In de eerste plaats heb je er een stuk of wat lucifers voor noodig; verder een potlood, stevig papier, plaksel en kleurkrijt of klem potlood. Je begint nu met het gewone potlood op het papier de deelen van de romp, de kopjes, han den en voeten te teekenen, die je op de af beelding ziet. Voor ieder poppetje natuurlijk één romp, één hoofd, twee handen en twee voeten. Je moet dus van tevoren bepalen, hoe veel poppetjes je maken wilt. Is dat gebeurd en heb je de gezichten en de kleeren geteekend, dan ga je met het kleurkrijt aan den gang en je geeft de pop petjes gezellige kleurtjes. Dan snijd je de lu cifershoutjes op de goede lengte af. Daarvan worden namelijk hals, armen en beenen ge maakt. Het spreekt vanzelf, dat je den kop van de lucifer er af gehaald hebt. Nu neem je het plaksel en smeert de uit einden van de lucifers daarmee in. Dan plak je het hoofdje aan den hals; dit aanden romp, enz. De teekening laat jullie duidelijk zien, I wat de bedoeling is. Vergeet ook niet de hand jes en de voetjes te plakken. Is dat allemaal gebeurd, dan laat je het geheel flink drogen. Doe je dat niet en gebruik je ze al eerder, dan heb je kans, dat alles weer loslaat. Het laatste wat je doen moet is, de lucifen óp de hoogte van elleboog en knie door te knappen. Dat geeft het geheel een echter idee. OOM KEES. Maar Peter schudde zijn hoofd. „Ik doe het toch en als jullie het niet erg vindt, ga ik het liefst alleen. Wacht hier op me. Tot straks!" En hij sprong over het -hek, dat het bosch afsloot. De handen in zijn zakken, een vroolijk wijsje fluitend liep hij over den zachten mos- grond. Plotseling stond een boschwachter voor hem „Zoo jongetje, daar heb ik je gesnapt. Kom maar eens mee". „Ik wil mijnheer van Laren spréken". „Dien zul je spreken. En ik denk dat je er spijt van zult hebben." Zwijgend volgde Peter den man. Na een klein half uurtje loopen bereikten ze het landhuis. Op het terras stond een barsch uitziende oude heer. „Wie breng je daar mee, van Balen?" En toen het insigne op Peters jas ziende. „Wat een jongen van het instituut!!?" „Hij liep luid fluitend door het bosch en schrikte alle broedende vogels op!" „Wat heb je daarop te zeggen?" „Ik heb-het niet met opzet gedaan mijnheer en ik heb ook niet hard gefloten. Ik was op weg naar u toe, om u te vragen of de jongens van het instituut weer door uw bosschen mo gen wandelen. We zullen er niets vernielen. „Wel heb ik ooit van mijn leven,' schreeuw de mijnheer van Laren, „dat noem ik brutaal. Dat is beleedigend. Maar ik zal ,pr voor goed 'een eind aan maken. Ga mee, dan zal. ik eens met je directeur spreken." Vijf minuten later zat P-eter naast den boozen heer in een licht rijtuigje en met een flinke vaart reden ze de richting van de school uit. Mijnheer van Laren was trot-scli op zijn paar den; van alle andere vervoermiddelen had hij een grooten afkeer. Peter keek voor zich uit Daar zouden zijn vriendjes op hem wachten „Ik heb de zaak mooi bedorven," mompelde Peter in zich zelf. Het terrein, waar ze over reden was heuvelig. Ze reden nu op den top van den heuvel. Beneden zag Peter een kudde schapen. „Er komen schapen den heuvel op, mijn heer," zei hij tegen den boozen man naast zich Maar mijnheer van Laren had ze ook al gezien en toomde zijn onstuimige paard wat in. Op datzelfde oogenblik werd Peters aandacht getrokken door een rookpluim, die op den top van den volgenden heuvel verscheen. Ter wijl hij keek zag hij plotseling twee. figuur tjes: Jan en Geert. Geert maakte met zijn armen vreemde bewegingenmet een schok hield Peter zijn adem in. Geert sein de Vrachtauto komt de helling afrem men gebrokende schapengevaar! „Er dreigt gevaar, mijnheer. Er komt een vrachtauto met gebroken remmen de helling af. Die rijdt op de kudde in. We moeten helpen Blijft u hier, Anders loopt het paard gevaar." Mijnheer van Laren probeerde Peter aan zijn jasje te grijpen; toen deze 'uit het wa gentje sprong. Maar hij was te laat. „Blijf hier jongen," schreeuwde hij. Maar Peter hoorde hem niet. Zoo hard hij kon. rende rij de helling af. Daar zag hij den herder, die de kudde dreef. Met verbazing keek hij naar den hijgenden jongen. „Drijf uw schapen van den weg af. Hier door het hek!" En Peter opende het hek, dat de gronden van mijnheer van Laren afsloot van den weg. „Ben je gek jongen. Dat is particulier eigen dom vanDaar is mijnheer van Laren". De oude heer had het gevaar ook gezien en was zoo snel hij kon de helling afgereden. „De jongen heeft gelijk. Vlug de schapen door het hek." Met zijn zweep slaande pro beerde de oude heer de schapen door het hek te drijven, iets, dat slechts langzaam ging. Hij was van de bok afgeklommen en deed zijn uiterste best. Ondertusschen kwam de auto nader en nader. Zoo ijverig was de oude heer bezig dat hij geheel zijn paard vergat. De auto reed nu de laatste 100 Meter van de helling af. Het paard' begon te hinniken en werd on rustig. Met een sprong zat Peter op den bok. „Vooruit" en hij joeg het paard de helling op, die ze zoo juist afgekomen waren, voor de vrachtauto uit. Pas toen hij halverwege de helling op was, durfde Peter omkijken. De vrachtauto stond stil; de chauffeur had den wagen in het kreupelhout gereden en zoo tot stilstand gebracht. Peter klom van den bok af. en ging naar t paard, klopte het op den hals en sprak kalmeerende woordjes. Daar kwam mijnheer van Laren aan. „Dat was een pracht stukje, jongen. Hier is mijn hand, kranig ge daan. Ga mee naar huis en kom thee drinken. Ook je vrienden. Zie je wel, dat die vervoer middelen met motoren niets gedaan zijn." „Ik wil liever loopen, mijnheer van Laren." Die schaterde. „Dat is waar ook; je wilde permissie hebben om door mijn bosschen te wandelen. Nu die heb je, voor de heele schoo' Fn zoek nu je vrienden op." „Alstublieft mijnheer: maar het waren mijn menden, die de schapen redden 1" DINA VAN Z. Op een warmen zomerdag, Ging het bijtje vliegen, Zoem-zoem-zoem, zoem-zoem-zoem, 'k'Laat mé op 't bloempje wiegen. Ik neem straks stuifmeel mee naar huis En breng dan ook nog honing thuis. Op een warmen zomerdag. Zat ons hondje buiten' Waf-woef-waf. waf-woef-waf, Riep hij zijn kornuiten. Maar in die dikke, groote spin Had hij heelemaal geen zin. Op eer. warmen zomerdag, Zaten Suus en Jetje Samen in de rekenles 's Was heusch lang geen pretje. Hoor! Bam-bim-bam de schoolbei luidt: Kindren gauw. de school is uit! Over bont. Jaarlijks worden er over heel de wereld ruim 200.000.000 konijnenvellen tot bont- verwerkt; 20.000.000 mollen moeten voor dit doel hun huid afstaan. Radio. Een inwoner van Joego-Slavië heeft een ontvangtoestel voor radio gemaakt, dat hij in zijn vestzakje bergen kan. Een kostbare mode. Handelaars in byou- terieën doen op 't oogenblik moeite om" het dragen van versierde geldstukken od de vin gers bij de dames ingang te doen vinden. Hebben jullie gezien, dat het-'t silhouet van Napoleon is, dat je krijgt, wanneer je alle vakjes, waarin een punt staat, zwart hebt ge blaakt? zijn dit geen aardige zoekplaatjes? HET FEEST DER DIEREN. „Laten we door het bosch gaan!" zei Peter de Groot, de nieuwe leerling van het jongens instituut van dr. van Wij er tegen zijn beide vrienden, Jan van Eykel en Geert Kramp. Maar die schudden het hoofd. „Nee, dat is particulier land van den ouden heer van Laren. Een ongemakkelijke baas die de leerlingen van ons instituut niet kan uit staan". „Maar waarom dan niet?" „Jaren geleden, toen mijn-heer de Rees nog leeraar in natuurlijke historie was, maakte hij met de jongens een tocht door het bosch en toen hadden ze het ongeluk de jachtstoet te hinderen. De oude heer van Laren orga niseert n.l. ieder jaar een vossenjacht. En door toedoen van mijnheer de Rees kon de vos toen ontsnappen. Je begrijpt dat de oude heer woest was. En sindsdien mogen de leerlingen van onze school niet meer door het bosch loopen". „Dan zou het eigenlijk wel eens goed zijn, te probeeren den ouden heer te vermurwen. Ik zal hem eens vragen, of hij ons weer wil toe staan op zijn grondgebied te komen". „Wees geen ezel, Peter". do or W. B. Z. Op een warmen zomerdag Werd het haantje wakker, Kuklekuu. kuklekuu Klonk het op den akker. Jongens, meisjes, gauw naar buiten, 'k Hoor de vogeltjes al fluiten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 19