De Bekoring van een andere Streek. BRIEVEN VAN DE HEI. •DE UITVERKOOP v.AMERONGEN's STOOMEN VERVEN STOPPAGE OTTGERING. DONDERDAG 13 JUNI 1933 HAAREEM'S DAG BEAD 9 In de zomermaanden steekt menigeen zijn beenen bij een ander onder de tafel, zooals het heet, velen genieten van al het mooie en aantrekkelijke dat een onbekende streek hun kan aanbieden en meermalen wordt dan de verzuchting geslaakt: hier zou ik willen wonen. De familie A gaat bij de familie B. op be zoek, de eerste komen uit onze streek, de laatste wonen in het Oosten in een klein dorp, dat zeer rijk is aan natuurschoon. Wat is het hier heerlijk, vinden zij, wanneer zij den heelen middag buiten onder de boo- men hebben genoten. En iedereen is hier zoo vriendelijk, ze groeten allemaal. En wat een ruimte om verrukkelijk te wandelen, bij ons ben je altijd maar op die smalle kuststrook aangewezen. Aldus de familie A, waartegen over de familie B dan maar een ruiling van huizen voorstelt, z ij wil nu juist zoo graag in het westen wonen ,in het drukke centrum, vlak bij zee en bij alle steedsche genoegens. De werkzaamheden laten dit natuurlijk niet toe, en dus trekken zij maar weer in hun eigen huisje met de gedachte: als ik nog eens los van het werk kom, zal ik toch probee- ren in hun streek te gaan wonen. In een ander geval wordt de wensch geuit, om naar een waterrijke streek te verhuizen; heerlijk om zoo maar te kunnen visschen uit je eigen tuin. Of weer een ander voelt zich intens door een huisje op de hei bekoord, in een einde- looze rust. In de praktijk komt er meestal van dergelij ke illusies weinig terecht, en dat is misschien maar goed ook. Wie in de kracht van zijn leven en van zijn werk is, kan zich uit de dagelijksche omgeving niet heelemaal losma ken, omdat zijn werk dit niet toelaat. Doet hij dit wel, behalve natuurlijk wanneer het nood gedwongen is, dan is hij vóór zijn tijd uit het bewegende leven geraakt, en komt naast de maatschappij te staan inplaats van erin. Dat dit tijdelijk een groote bekoring kan uitoefenen, is niet verwonderlijk: iedereen is weieens moe, iedereen heeft weieens over stelpend veel moeilijkheden, iedereen ziet bo vendien de bezwaren van zijn eigen werk het meest en daarom kan het aanlokkelijk zijn, om alles achter zich te laten en te gaan naar een streek die niet alleen de bekoring van het nieuwe heeft, maar die men tevens on der de meest gunstige omstandigheden van een vacantie heeft gezien. Huisvrouwen kunnen dit gevoel ook zoo sterk hebben, wanneer de dagelijksche sleur haar begint te bezwaren: hoe gemakkelijk gaat dan alles in een hotel of pension, geen gezeur met personeel en leveranciers, volkomen vrijheid. Maar na verloop van tijd verlangen beiden naar hun werk, de man voelt zich buiten het leven geplaatst, de vrouw ondervindt het be nauwend-onpersoonlijke van een hotelleven op den langen duur. En omdat iedereen toch zijn eigen ik altijd met zich meedraagt, komen de oude zorgen in de nieuwe omgeving weer bo ven of men schept zich nieuwe zorgen, die er vroeger nooit geweest zijn. Maar hoe is het nu met oudere menschen, die hun tijd gehad hebben, die met vreugde afstand doen van hun werk en die zich dan ook best in een rustig leven kunnen schikken'? Nu kan de illusie van de andere omgeving in vervulling gaan, maar de werkelijkheid blijkt lang niet zoo mooi te zijn als het leek. Op ouderen leeftijd worden nieuwe vrienden moeilijk gemaakt, de nieuwe omgeving blijkt, niet op hen te hebben gewacht, en zij voelen zich in den eersten tijd vrijwel geheel buiten gesloten, de dagelijksche zorgjes blijken de zelfde te zijn als vroeger, en al het nieuwe gedoe met leveranciers en personeel is voor hen dubbel vermoeiend omdat zij weinig meer verdragen kunnen. Bovendien hecht men zich het meest aan de streek waar men zijn beste jaren heeft doorgebracht. Alleen menschen, die hun heele leven uit hoofde van hun beroep van de eene plaats naar de andere verhuisd zijn, kunnen op hun ouden dag zich nog even gemakkelijk aan passen, zij hebben immers nooit anders ge kend, maar het maakt voor hen ook niet veel uit waar zij wonen. Veel illusies zullen in de reismaanden weer gemaakt worden van andere plaatsen waar het zoo heerlijk wonen is; maar laten de men schen die daardoor ontevreden worden op hun eigen omgeving, zoo mogelijk in den komenden winter op een regen- of mistdag eens naar diezelfde plaats gaan; zij zullen merken dat de bekoring die er voor hen aan was, in hoofd zaak zomer-bekoring beteekende. En probeer dan ook uw eigen woonplaats eens te zien met de oogen van een vreemde; met wat moeite lukt dat best en hoe aantrek kelijk zal onze omgeving in onze eigen oogen dan weer zijn. E. E. JP. WAT ETEN WE DEZE WEEK? Zondag: tomatensoep; saucijsjes, bloemkool met witte saus, gekook te aardappelen; vruchtenpuddin g. Maandag: kalfslappen. peulen, gekookte aardappelen; sneeuwpudding. osselappen, postelein, gekookte aardappe len; fruit. Woensdag: gelaakt, worteltjes, gekookte aardappelen, chocoladepudding. Donderdag: biefstuk, andijvie, gekookte aardappelen; gries met rozijnen; y? r ij d a g: eieren, spinazie, gebakken aardappelen; rijst met pruimen. Zaterdag: roastbeef, spercieboonen (bus), gekookte aardappelen; rabarber. JAPONNEN VOOR DE HONDSDAGEN Zijde is, vooral in de warme dagen, een ideale dracht. Dit koele, luchtige materiaal, dat zich zoo uitstekend laat verwerken, be hoort dan ook wel tot de lievelingsmaterialen van iedere vrouw. En om het zijdegebruik te stimuleeren, brengen de zijdefabrikanten ieder seizoen nieuwe dessins. De bovenstaande teekening toont u een vier tal modellen, die speciaal voor zijde ontwor pen zijn. Links ziet u een japon met completeerende cape van gebloemde zijde: .een donker fond met lichte bloemen. De garneering bestaat uit een jabot van witte of ivoorkleurige crêpe satin. Daarnaast een model van geruite taftzijde- waarvan de ruit zoowel recht als schuin ver werkt is. Het jasje, dat er op gedragen wordt, is van donkerblauwe taftzij de en heeft een drie-kwart lange mouw. De shawl van de ja pon wordt over het jasje gedragen en met een groote strik gesloten. Het model ernaast is bijponder aardig voor jonge meisjes. Het is van gebloemde taftzijde. Het maakseltje is eenvoudig en jeugdig. De hals is hoog gesloten en heeft een opstaande volant; ook de mouwtjes zijn smalle volants. De rok heeft twee ingezette banen, die aan den bovenkant in een volant eindigen. De ceintuur is van lichte zijde en wordt van ach teren met een strik gesloten. Tenslotte nog een leuke jongedamesjurk van lichte zijde. Het model lijkt wel iets op dat van de vorige ja pan, maar toch zijn er verschillen. De inge zette banen in de rok zijn in plooien gelegd. Vooral de snit van het mouwtje is heel apart. Bij deze japonnen worden groote modellen hoeden gedragen van fijn stroo. Wit, naturel- kleurig en zwart zijn de bevoorrechte tinten. Ook witte schoenen zal men veel dragen de zen zomer. Een groot voordeel van witte schoenen is dat men ze bij iedere kleur kan dragen. Aardig is: hoed. handschoenen, schoe nen en tasch in dezelfde tint te kiezen. Ja, waarom zou ik zelf niet gaan verven? Ik heb nog een aardig groen wollen japonnetje boven, er is een jasje ook bij, en een breed doorgestikt ceintuur. Alleen de kleur verveelt mij. En jurken met jasjes draag je nu bijna niet meer. Dus ga ik het heele geval verven, en dan vermaken. Misschien kan er een spor tief rokje met manteltje uit, en anders een wollig bloesje, eventueel met apart mantel tje of baretje. Maar veel menschen zeggen dat zelf verven moeilijk is. Het schijnt lastig te zijn om pi*e- cies een bepaalde kleur te krijgen, en „leeken" vergeten ook wel eens dat je rood noodt meer zuiver wit kunt krijgen en zoo. Dus omzeil ik al deze moeilijkheden, en ga mijn „complet" zwart verven. Ik heb juist ergens een artikel gelezen over Slavische volkskunst, zwart met frisschen aardige kleuren, geel, blauw en rood. Waarom zou ik dus mijn nieuwe voor- jaars toiletje niet een sportief Slavisch ka rakter geven? Het lukt buitengewoon goed. Er gaat juist een trein naar de stad, en dus kan ik meteen mijn plannen ten uitvoer brengen en inkoopen gaan doen. Eerst stap ik naar mijn wolwin keltje, daar hebben ze zulk prachtig rood. Ik koop er vier strengetjes van en twee strenge tjes chromaat-geel en twee okergeel, dan kan ik thuis probeeien wat ik het leukst vind. Blauw heb ik nog in drie soorten: twee knot ten over van mijn pullover, drie strengetjes van het kleed voor Oma, en een uitverkoops- kno t j e -da t-nergens-bij -paste Dan komt nog een moeilijke kwestie: de keuze van verf-merk. Wat zijn er een massa! Gelukkig ontbreekt het me niet aan goeden raad van den veukooper. Ik neem kleine fleschjes verf die niet behoeven te koken, want anders krimpt mijn jurk zoo en kan er geen rok en jasje meer uit. Ik koop er een finken voorraad van en ook vast 2 donkerblau we en een roode; als het lukt verf ik meteen mijn grijze rok, en het fleschje rood komt stellig van pas voor mijn witte ijsmuts met handschoenen. „Voor alles moet je alle gebruiksaanwij zingen goed bestudeeren: „Men neemt een a twee liter kokend water en voege de vloeistof druppelsgewijze daarin tot het water de kleur aanneemt welke men wenscht. Men voege een kopje azijn bij het verfbad alvorens men gaat verven. (Voor het gebruik de flacon goed schud den"). Dat is allemaal heel eenvoudig, maar er staat nog wat vetgedrukt bij„Het goed moet geheel ondergedompeld zijn". Ik schiet even in een lach, stel je voor dat je een mouw ei buiten laat zwieren, die groen blijft. Dus ga ik aan den gang. Ik meet eerst af hoeveel liters water ik wel noodig heb. voor mijn jurk, mijn jasje, en mijn doorgestikte ceintuur „geheel ondergedompeld zijn. Maar liefst 8 L. water! Dust kost mij dat 5 a 6 fleschjes verfzou zelf-verven toch niet zoo voordeelig zijn? De groote moeilijkheid is nu met het ke- teltje-van-binnen-van-de-kachel, het elec- trisch keteltje en- de fluitketel-van-de-keu ken tegelijkertijd kokend water te fabricee- ren. Maar het lukt tenslotte. En dan is het grootsche moment daar, dat de kurketrekker het eerste fleschje bewerkt en de vloeistof „duppelsgewijze" in het kokende water te rechtkomt. Het tweede fleschje levert meer maoeihjkheden op, de kurk wil er niet uit, en als ik het met extra-inspanning nog eens pro beer, schiet de kurk naar binnen, en komt de vloeistof „spatgewijze" op mijn handen, ar men, wangen en keukentafel terecht. Het derde fleschje vergeet ik te schudden, en de eerste waterachtige druppels worden opgevolgd door een dikke zwarte slijmerige massa. Na het vierde fleschje wordt het water iets donkerder, maar „de gewenschte kleur" is het- nog niet. Dus besluit ik het vijfde en zesde fleschje ook te offeren. Ten einde raad sla ik ei* buiten den kop maar af, maar mijn handen vangen tenslotte meer verfstof op, dan het klaargemaakte kommetje. Gelukkig bedenk ik nog bijtijds d£t ik ook azijn moet toevoegen. Het spijt me geweldig, maar de „keuken-azijnflesch" is leeg, en dus zit er niets anders op dan het „lekkernijpotje" uit den kelder te halen en er de augurkjes en uitjes eerst uit op te visschen. En daai ben ik eindelijk in mijn element. „Ik laat de stof een half-tot-een-heel-uur in het verfbad staan, doch draai ze af en toe hierin om". Dan staat er „dat ik ze in de scha duw moet laten drogen en daarna strij ken". Helaas zoover ben ik nog niet. Het heel- tot-half uur is om. en ik ben ijverig bezig met twee nagelschuiertjes, warm sodawater, ter- petijn en zeep mijn vingers weer blank te ma ken. Mijn handen zijn nl. pikzwart.(Dat zou je de gewenschte kleur kunnen noemen!) maar mijn japonnetje met jasje en doorgestikte ceintuur van groene wollen stofzijn nog steeds van wol en de stof.... alleen is het jasje drie tinten donkerder geworden, en de jurk van boven vaal en grijs, van onder dof groen. De doorgestikte ceintuur is gevlekt. En ik vrees, als ik het geval zooeens aanzie, dat het geheel danig gekrompen is ook. Ik verf zelf niet meer! Stellig niet!!! H. v. d. S. BIJ HOEDEN MAGAZIJNEN ANEGANG 24. FRANKESTRAAT 3—5 (Adv. Ingez* Med.) GR. HOUTSTRAAT 5a TELEF. 10771 (Adv. Ingez. Med.) HET HEERENCOSTUUM EN ZIJN VERZORGING. Het is geen ydelheid, dat mannen, die in het leven vooruit willen komen, waarde hech ten aan „er verzorgd uitzien". Daar de aan- schaffingskosten van een heerencostuum altijd vrij hoog zijn, is het de taak van de huisvrouw te zorgen, dat een costuum zoo goed mogelijk verzorgd wordt, zoodat het zoo lang mogelijk netjes blijft. Zij moet er voor zorgen, dat het costuum, iedere keer, nadat het gedragen is, stof- en vlekkenvrij in de kast gehangen wordt. Het wordt in de buitenlucht flink geklopt en ge borsteld. Dit is tevens om te voorkomen, dat er motteneieren of -larven in blijven zitten. Met te tra of benzine (voorzichtig met dit laatste; niet in de buurt van vuur komen!) verwijdert men de vlekken. Bij het strijken gaat men eveneens zorg vuldig te werk. De pantalon is natuurlijk het eenvoudigst. Men perst dit kleeding- stuk met een zware bout en een natte doek op. Men denke er vooral aan, de vouwen pre cies op dezelfde plaats te strijken, waar ze eerst gezeten hebben. Men mag de bout niet verschuiven, maar moet hem telkens op tillen en dan neerzetten. Daarna neemt men de doek weg en klopt de nog vochtige plek ken voorzichtig af, om de damp weg te krij gen. Als men de jas strijken wil, heeft men twee kussens noodig: een voor de armsgaten en een voor de rug. De volgorde, die men bij het strijken in acht moet nemen is de vol gende schouders, bovengedeelte van de rug. bovenmouw, ondermouw, onderste- gedeelte van de rug, voorkanten, en tenslotte kraag en revers. Het te strijken gedeelte wordt glad op de plank gelegd (het kussen wordt in het armsgat geschoven) en dan met een vochtige doek geperst. Ook hierna wordt het uitgeklopt. Ieder gedeelte van het costuum moet vol komen droog zijn, voor men aan het andere begint. Het strijken van het vest is zoo eenvou dig, dat men hiervoor geen nadere aanwijzi- ging behoeft. Is men klaar met strijken, dan hangt men de pantalon in de broekklem. de jas en het vest op een kleerenhanger. Nu iaat men het geheel nog eerst een poosje drogen, voor men het in de kast bergt. Het verdient aanbeveling het pas geperste cos tuum niet dadelijk maar bijvoorbeeld eerst, den vol erend p'n dag te dragen. SEZQNDH. EN SCHOONHEIDS-INSTITUUT Cat Htiiostnau GEDIPLOMEERD VERPLEEGSTER EN SCHOONHEIDS-SPECIALISTE WAGENWEG 2 a rood HAARLEM TELEF. 15694 Gez.massage. - Stoom - Lichtbad. (Adv. Ingez. Med.) HANDSCHOENEN. Waar het gaat om de kieinigneden, die ons toilet voltooien, zelf te maken, bedenkt de handige vrouw telkens iets nieuws. Het mo dernste op het oogenblik is wel handschoenen maken. Handschoenen verheugen zich namelijk in de groote belangstelling der mode. We dragen zooveel mogelijk handschoenen van hetzelf de materiaal als de japon of de mantel, die ze completeeren. Er zijn verschillende manieren om de handschoenen passend te maken bij het toilet. Op waschleer of glacé handschoenen kunnen we kappen zetten van het gewenschte materiaal. Dat is natuurlijk een betrekkelijk eenvoudig en toch dankbaar werkje. Heele handschoenen maken, vereischt meer moeite. Het beste doen we, oude handschoenen uit- elkaar te tornen en uit goedkoop materiaal deze vormen na te knippen en te naaien. Lijkt deze handschoen op iets, dan wage men zich pas aan het fluweel, het leer of zijde. De vingers naait men met de hand, met een gewone stiksteek tegen elkaar. Onze afbeelding toont een paar moderne kaphandschoenen, die, als men de kunst eenmaal een weinig machtig is, geen moeite meer veroorzaken. Ze worden aan de binnen kant met drie knoopjes gesloten. De stiksels maakt men voor men de deelen aan elkaar naait. Eveneens de stiksels op de bovenkant van de hand. ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Nr. 559: jurk voor jonge meisjes van be drukte voile, met effen gegarneerd. Be- noodigd materiaal 2.50 M. bedrukte voile en 1.50 M. effen voile van 90 cM. breedte. Nr. 569: mooie japon van bedrukte geor gette. Benoodigd materiaal: 4 meter van 90 cM. breedte. Beide patronen zijn tegen de prijs van 50 ct. per stuk in alle maten te verkrijgen bij het bureau van dit blad. Den lezeressen wordt vriendelijk verzocht bij bestelling van een der patronen duidelijk het gewenschte nummer en tevens de ver langde maat d.w.z. boventaille-, heupwijdte, enz. nauwkeurig op te geven. Gelieve verder naam en adres zoo volledig mogelijk te vermelden; men voorkomt, daar door onnoodige vertraging in de opsturing. DE EERSTE AARDBEIEN. Nu de aarobeien nog te duur zijn, om in ruime hoeveelheden te eten, kan men ze op verschillende manieren tot een smakelijk dessert maken. Een daarvan is natuurlijk met room, maar waar dit nogal weelderig is, kan de room vervangen worden door custard- vla. De aardbeien worden dan een half uurtje van tevoren overlangs doorgesneden, en met suiker bestrooid weggezet. Wanneer de vla wat afgekoeld is, wordt ze laag om laag met de aardbeien en het daaruit geloopen vocht in de vlakom gedaan, waarna bovenop ter garneering nog wat aardbeien worden gelegd. Zijn de vruchten niet erg versch meer, dan worden zij met wat water, suiker en een paar druppels citroensap even opgekookt, maar zoo dat de vruchten zooveel mogelijk heel blijven. Dit mengseltje wordt over eenige beschuiten gegoten en koud opge diend. Ook voor een vruchtensla leenen de aard beien zich uitstekend. Wie dit wat eenvoudig wil doen, neemt er alleen bananen bij en zet deze in schijfjes gesneden, gedurende een uur met wat sitroensap weg, tegelijker tijd de aardbeien, weer doorgesneden, met wat suiker bestrooid. Daarna worden de vruchten dooreer emengd en dadelijk opge diend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 7