5 JQ V R' IJ D A G 14 JUNI 1935 HAARDE M'S D AGBEAD EEN PUIK MIDDEL. Een kapper had aan een kaalhoofdigen meneer een haargroei-water verkocht. Toen na eenige weken de heer weer in de kappers zaak verscheen, vroeg de kapper, hoe de re sultaten geweest waren. „Dat zal ik u zeggen meneer. Ik heb de flesch laten slingeren en mijn vrouw dacht dat het een poetsmiddel was. Nu wou ik u vragen, al ons koper- en zilverwerk te komen scheren." WIE ZOEKT ER M"? OPLOSSING VAN DE VORIGE WEEK Hebben jullie gevonden welke voorwerpen je krijgt, wanneer je de ontbrekende lijnen op de teekening ingevuld hebt? Het was niet zoon erg moeilijke opgave, hè? Of toch wel een beetje? De voorwerpen zijn: een mes, een glas, een hamer en een kandelaber. TANTE TINE. DE TIEN GULDEN VAN MARIJKE „Wat een geluksvogel ben jij, Marijke, zoo maar tien gulden van je tante te hebben ge kregen. Wat ga je er mee doen?" „Dat weet ik nog niet. Er zijn een heeleboel dingen, die ik ervoor zou kunnen koopen. Ik kan alleen niet besluiten. Tante gaf ze mij voor mijn rapport," zei Marijke glimlachend. Het groepje meisjes liep druk pratend en lachend door de drukke straten van school naar huis. Ze sloegen een smallen zijweg in. Terwijl de meisjes zoo babbelden, stond bij een der lantaarns een vrouw met een onge veer 10-jarig meisje bij zich. Zij huiveren in haar dunne mantels en de moeder houdt haar hand op als er voorbijgangers komen. Haar gebaar is echter zoo bescheiden, dat niemand het opmerkt. „Mamma, ik heb zoo'n honger „Men zal ons dadelijk wel wat geven, meisje Wees maar niet bang." Marijke en haar vriendinnen komen lachend voorbij de lantaarn. „Hebt medelijden, jongedamesdit is de eerste keermijn dochtertje heeft honger De twee andere meisjes hebben niets ge hoord; maar de grijze oogen van Marijke hebben de smeSkende blik van de moeder ge zien. „Hier.... ga vlug iets eten.... het is hier koud!" „Oh. Marijke, heb je je tien gulden ge geven?" „Nu, dan zal ik maar denken, dat ik ze niet gehad heb," en lachend trekt Marijke haar vriendinnen met zich mee. En terwijl het kleine meisje tegen haar moeder zegt: „Moe der, koop gauw brood," mompelt deze: „Ma rijke, dien naam zal ik nooit vergeten." „Zoo, nu heb ik mijn shawl klaar gekregen. Ik zal hem meteen wegbrengen." „Arm kind, wat moet je toch hard werken," i zegt een klaaglijke stem. „En dat alles door mij." Een heldere lach van het jonge meisje is het antwoord. „Pas op, mamaatje! Geen zwarte gedachten, anders wordt U niet be ter." „Opgewekt te blijven na al onze beproevin gen is heel moeilijk, kind. Inplaats van les te geven op een school, wat je roeping is, zit je nu te breien voor winkels. En zoo geduldig en lief ben je nog altijd. „Mams ik ga; want ik moet op tijd zijn. Mevrouw ter Hees is erg stipt. Waarin ze trouwens gelijk heeft!" Als het meisje voor de deur van de groote zaak komt, waarvoor ze werkt, houdt er juist een klein autotje stil. Een keurig gekleede jongedame, die zelf chauffeerde, stapte uit en ging naar binnen „Oh," denkt Marijke, „een klant: dan zal mevrouw ter Hees wel vriendelijk zijn. Binnen ziet ze de klant met de verkoop ster over een uitstalling shawls gebogen. „Daar is juist onze ontwerpster. Laat U eens zien, juffrouw van Tuyl, wat voor mooie dingen U meegebracht hebt." Marijke maakt haar pak open; maar het meisje kan niet besluiten, ondanks de pogin gen van mevrouw en haar verkoopster. Ze wil al weggaan. Dan mengt Marijke zich in het gesprek. „Ik geloof, dat deze blauwe shawl het beste bij U past. Ik heb het ontwerp pas gemaakt; U kunt er dus zeker van zijn. dat niemand het draagt." Het andere meisje kijkt en luistert. Maar ze denkt niet aan de shawl. Waar heeft ze die mooie grijze oogen toch meer gezien? Een vage herinneringmaar nee. dat zou te toevallig zijn Dat is niet mogelijk! Maar ze moet het weten! „Dus juffrouw, U neemt de blauwe?" vraagt mevrouw ter Hees. „Ja, die neem ik en dan zal ik met mijn moeder terug komen, om nog een te zoe- ken." De jongedame springt in haar auto en schiet het hoekje om. Marijke krijgt haar salaris en gaat naar huis. In gedachten verdiept, merkt ze niet, dat de kleine auto haar volgt. Ze is voor de deur. Deze wordt al openge trokken en een stem roept: „Ben je daar al, Marijke?" In het geroeze moes van de straat, hoort het meisje in de auto niet het antwoord. Marijke is verdwenen achter de dichte deur. Het meisje in de auto blijft even zitten. De dikke groentevrouw, die in het winkeltje woont, naast de deur. waarin Marijke verdween, komt naar buiten en zegt „Een engel van een kind, die juffrouw Marijke van Tuyl. En zoo goed is ze voor haar zieke moeder." Het meisje dankt met een vriendelijk knikje, trapt het gaspedaal in en tuft weg Naar haar eigen huis. Daar wacht een oude grijze dame op haar. „Je bent laat, kind. Kon je niet slagen?" „Ja, mam: maar ik heb een ontdekking ge daan. Ik heb Marijke ontdekt." „Marijke?" zei de moeder. „Weet je zeker dat zij het is?" In korte woorden vertelde het meisje de ge schiedenis. „Ze kwam als een engel op dat oogenblik. nu 8 jaar geleden. Vanaf dat oogenblik is al les weer goed geworden. Nicht Ka trien hielp ons. Na den dood van je vader had iedereen zich van ons afgekeerd omdat we arm ge worden waren Een oogenblik was het stil. „Ik geloof, dat wij nu op het juiste oogen-' blik komen om Marijke te helpen, moeder. Ze heeft het niet rijk." Zoo was het ook. De tien gulden die Ma rijke eens zoo spontaan gegeven had, aan een arme vrouw, die honger had, werd nu rijke lijk beloond. Het meisje kon haar studie voort zetten en de moeder genas in de frissche lucht, waar de anderen haar mee naar toe namen. Zoo werd Marijkes goedheid beloond. A. H. AAN ALLEN! Nu is de natuur wel op haar allermooist. Ik hoop, dat jullie met Pinksteren veel fijne plekjes hebt opgezocht. Zoo n dag buiten in de stilte met boven je den blauwen hemel en om je de groene ruischende boomen doet je alle dagelijksche zorgen vergeten. Vooral in de stilte spreekt de natuur 't meest tot ons. Heb je wel eens 's avonds door een bosch geloopen? Als je 't nog nooit gedaan hebt. hoop ik, dat je het eens doen zult met vader en moeder. En dan eens een poosje mondje dicht, alleen maar luisteren. De vogels slapen. Af en toe een zacht gepiep alsof een klein vogeltje droomde. Veel bloemen slapen ook. zelfs de blaadjes van den klaver zijn opgevou wen, alsof ze hun huisje op 't nachtslot heb ben gedaan. Moeder natuur slaapt niet. Luister maar, hoe er op den grond geritsel is van kevers, mieren, wormen, En boven je fladdert een vleermuis. Jaag hem niet weg. Geloof er niets van, dat deze schuwe dieren vol ongedierte zitten of in je haar gaan kruipen. Er wordt veel kwaads van de vleermuis gezegd en toch doet hij niets dan goed. Van den winter hebben ze geslapen in een hoek van een schuur óf bij den boer op den deel. Nu is het praatje dat de vleermuis onge dierte bij zich heeft, in zooverre waar, dat spinnen en insecten dan graag een warm slaapplaatsje zoeken in het wollige vleermui- zenhaar. Daar komen ze het koude jaarge tijde door. De vleermuis, die je in het bosch ziet, is weer een andere dan die aan den waterkant fladdert. Ze worden ook niet gelijk wakker. De dwerg.vleermuis kun je al vroeg in het voor jaar waarnemen. Ze fladdert soms boven de besneeuwde daken. Voor November denken ze ook niet aan slapen. De laatvlieger, die rosachtig van kleur is, gaat in September al een winterverblijf op zoeken. De grootoorvleermuis zul je niet zien vlie gen als het nog schemert. Hij komt pas te voorschijn, als de zon geheel is ondergegaan. Bij den laatvlieger kun je hetzelfde waarne men. Als de morgen daagt, zijn deze beide soorten reeds lang naaf hun schuilhoeken verdwenen. De vale vleermuis ook wel spekmuis ge noemd, (hoewel hij nooit een stukje spek zal aanraken) kan je zelfs bij daglicht al zien fladderen. Zij zweeft ook' graag in de buurt van booglichten. Je moet eens opletten,.hoeveel geruisehloozer deze dieren,vliegen dan vogels. Als de. vlieg- huid is uitgespreid lijken ze heel wat en toch weegt het lichaampje niet meer dan 12 gram. De vlieghuid is zeer gevoelig. Iedere trilling in de lucht neme» ze er mee waar. Hun ge hoor is ook veel fijner dan 't gezicht. De hoefijzervleermuis heeft een eigenaardiger, uitwas op den kop,'die ook als antenne dienst doet. Je kunt er gerust op aan, dat een. vleer muis zelfs als het pikdonker is, nergens tegen aan zal vliegen. Hij voelt aan de luchttrilingen waar hij zijn moet. Uren aaneen kunnen ze in dezelfde omgeving rondfladderen. Reken maar dat er dan heel wat gevangen wordt. Ze eten-zich 's Zomers dik, om 's Winters op hun vet te kunnen teren. Heb je ze dan wel eens zien hangen, gewikkeld in hun grauwe vlieghuid, als in een vaal dekentje? Laat ze dan ongestoord, want als je ze wakker maakt, fladderen ze wel rond, maar spoedig zullen ze van den honger moeten sterven. Op zoo'n avondwandeling zul je ook de nachtvlinders kunnen waarnemen. De larven' van deze nachtvlinders zijn zeer schadelijk. Daarom is het goed dat de vleermuizen jacht op hen maken, 's Morgens kun je de vleugel tjes op den grond vinden als laatste restantjes van dit vleermuizenmaal. Vooral de behaarde rupssoorten, waar een vogel niet aanraakt, worden door de vleermuizen verorberd. De koekoek is de eenige vogel, die behaarde rupsen eet. Daar er weinig koekoeken zijn, moet de vleermuis wel te hulp komen. Weet je wat je een enkele keer ook kunt waarnemen? Dat een pasgeboren vleermuisje meefladdert met de moeder. Het klemt zich dan vast aan haar borst. Soms zijn het er twee In deze maand kun je de kleine vleermuisjes ook de eerste vliegoefeningen zien doen. Ze leeren het nog veel gauwer dan een vogeltje. W. B. Z. EEN SCHORT VOOR TONY. OüP VISITE. 't Was de avond van een mooien lentedag. Pa Mees riep al zijn kindertjes bij elkaar en vertelde: „Morgen maken wij onzen eersten grooten tocht kinderen. Tenminste als de wind zoo blijft Op de heenweg is die dan tegen, maar terug, als jullie mos zijn, hebben we wind mee. Wie wil er mee?" „Ik, ik!" riepen alle meezenkindertjes te gelijk uit. Maar Pietje vroeg schrander: „Waar gaan we heen, Pa?" „Naar het zusje van je Moeder," antwoordde Pa en stuurde daarna zijn kindertjes naar bed, want ze hadden een vermoeienden dag voor de boeg. Ze sliepen lekker dien nacht en droomden al van de heerlijkheden, die ze op hun tocht zouden zien. Om half acht begon de reis. Pa vloog vooraan met zijn zonen en daar achter Moeder met de dochters. Op de boomen die ze voorbij vlogen, rustten ze zoo nu en dan uit. In een ervan heerschte rouw: den vorigen dag had een kat drie jonge vinkjes opgegeten en nu zat de moeder steeds maar om haar kindertjes te roepen. O, wat hadden ze een medelijden met het arme vinkje, dat zoo wreed van haar kindertjes beroofd was. Pa Mees condoleerde de familie en beloofde het droeve nieuws ook in de andere boomen te vertellen. Zoo kwamen ze eindelijk bij tante Meesje aan. Die had ook kindertjes en ze konden naar hartelust spelen. O, o, wat genoten ze. Ze deden krijgertje, zochten rupsen, speelden verstoppertje en zoo nog veel meer. Tegen vieren moesten ze komen zitten, want ze moesten uitgerust zijn om terug te kunnen vliegen. Nu gaven ze allerlei raadsels op en vader, moeder en tante deden ook mee. Dat was me nog eens een feest! En tot slot kwam tante Meesje nog aandra gen met een heerlijke schaal vol bessen, waar ze zoo veel van mochten eten als ze maar wilden. Zoo werd het nog een heel festijn! Maar er moest ook weer aan teruggaan ge dacht worden Ze groetten tante en bedankten haar voor den prettigen dag. Toen vlogen ze naar huis, weer voorbij de boom waar Moeder Tink zat te roepen om haar kindertjes. Thuisgekomen gingen ze direct in het veilige nest slapen en droomden van de gebeurtenis sen van dien dag. NEL SCHREUDER. EEN HAZENWINDHOND. Ieder van jullie kent natuurlijk hazewind honden, die prachtige, slanke, lange dieren met hun spitsen kop en hun fijne pooten. En ik denk, dat de meesten van jullie wel zoo'n hond willen hebben. Nu, je kunt er een krijgen! Ja heusch! Nee, nee, ik heb niet gezegd een levende. De gene, die je krijgt, ga je zelf maken en hij is van hout. Daar hoef je niet zoo teleurgesteld voor te kijken. We gaan hem zoo mooi maken, dat het nent een echte lijkt. Er voor noodig hebben we triplex (je weet wel, dat is dat dunne gladde hout, dat uit drie laagjes bestaat) van 5 milimeter dikte. Daarop teekenen we dan de verschillende deelen die je hier op de afbeelding ziet. Dat zijn: nr. 1; de kop, nr. 2: de romp (twee deelen). nr. 3: de twee voorpooten. nr. 4: de twee achterpooten. nr. 5: de lange staart. nr. 6: twee oor en. Je moet er op letten, dat de verhouding tus- schen de deelen onderling goed is en dan zaag je alles uit met een figuurzaag. Op de teekening kun je duidelijk de plaats zien, waar de gaatjes moeten komen om het dier in elkaar te zetten. Maar voor we dat doen schilderen we het dier eerst in de goede klem-en. Een hazewind is meestal wit met zwarte of bruine vlekken op den rug. We zor gen er ook voor, dat de zijkantjes met een vijl goed glad gemaakt zijn. Als de verf gedroogd is, beginnen we aan het in elkaar zetten. Dat gebeurt met korte spijkertjes, die aan een zijde dan plat geslagen worden. Ook hierbij moet je er op letten, dat je je niet meer aan deze spijkers bezeefen kunt. Hoe de deelen in elkaar gezet worden, kun je op de afbeelding duidelijk zien. De staart komt tusschen de beide gedeelten van de romp in, evenals de kop. Aan iedere zijde komen de pooten en aan iedere zijde van den kop de ooren. Maar ik geloof niet, dat het vervaardigen van dezen hazewindhond jullie veel moeite zal bezorgen. De teekening is duidelijk genoeg. OOM KEES. GRAPJES. Tootje is ziek en wordt door den dokter onderzocht. Als vader haar 's middags vraagt, wat dok ter gedaan heeft, zegt ze: „O, hij heeft met mijn buik getelefoneerd." Moeder is even de kamer uitgeweest. In den tijd, dat ze weg is, pakken Klaas en Gijs ieder een stuk koek van de schaal. Als moeder terug komt, mist ze de koek en ziet Klaas nog kauwen. „Foei, Klaas," zei ze, „ik had niet gedacht dat er zooiets in je zat." „Och mams," snikt Klaas, „in mij zit maar de helft. Gijs heeft de andere helft opgegeten" Een glazen huis. Een glasmagazijn te Liverpool heeft een glazen vloer, glazen dak pannen en schoorsteen van 105 M. hoogte eveneens van glas. Een oude boom. Men zegt, dat er in Birma in Britsch-Indië een boom staat die meer dan 2200 jaar oud is. Een eigenaardige straf. Koning Chris- tiaan IV van Denemarken veroordeelde in- Chineezen. Men zegt dat meer dan 3 millioen Chineezen buiten hun geboorteland wonen. TANTE TINE We zullen ons ditmaal eens bezig houden met het teekenen van verschillende soorten licht. Op de bovenste teekening dan zie je twee schijnwerpers tegen den donkeren hemel, in hun licht hebben ze. een vliegmachine gevon den. Die zie je als een klein zwart voorwerpje' in de felle stralenbundels Op de teekening links daaronder zie je 'n bom van ouder - wetsch model, die ontploft, terwijl je op het rechtsche plaatje een bom van een nieuw model ziet ontploffen. Hopenlijk zal het alleen maar bij plaatjes blijven en zullen jullie dergelijke dingen nooit en nooit in werkelijkheid zien! TANTE TINE. VAN TWEE ENGELTJES. door W. B.—Z. Maar 's morgens toen ik wakker werd, Kleedde ik mij heel vlug aart, 'k Zag mijn eigen gietertje, Daar in het tuinpad staan. Ik goot mijn bloemen heerlijk nat En al wat bloeide ,'"°eg een bad. &/J Daar kwam ons Engelientje aan. Het konijntje in haar mand. Ik gaf haar toen wat bloemen Al in de andre hand. Vind je ons engeltje geen schat, Zooals ze daar staat in het pad." DE BEURT IS AAN KLEINE TEEKiSNAARS. Ik droomde, dat een engeltje Het 's nachts hard regenen liet. Haar emmertje met sterren Dat leek wel een vergiet De torens van de groote stad Die werden allemaal kletsnat. „Tante Tine," begon Louki. Maar ik viel haar meteen in de rede: „Ik weet het al, ik moet je helpen om het een of ander voor Tony te maken. Heb ik gelijk of niet?" Louki keek me lachend aan: „Natuurlijk hebt u gelijk. De kwestie is, dat ik een schort voor Tony wil maken. Ze knoeit laltijd - verschrikkelijk op haar mooie jurken en dat vind ik zoo jammer. Maar eeflijk ge zegd, ik houd niet erg van schorten, dus als ik er Tony een geef, moet het een heel mooi ■zijn. Daarom kom ik nu hulp en raad vragen U hebt me al een paar keer zoo fijn geholpen, dat ik ook dit keer op u vertrouwen wil. Weet u niets voor Tony, tante?" Ik dacht even na. „Ja, als je een heel mooi schortje wil heb ben, dan vind ik het 't mooiste als je het van witte organdie maakt. 'Eerst nemen we Tony de maat en dan maken we van papier een patroontje. Als dit gepast is en goed zit, dan pas zetten we de schaar in het materiaal. Lijkt het je ook niet aardig, wanneer we het schortje met een smal kantje omzoomen?" Louki knikte enthousiast. „Dan zullen we daarvoor maar een valen- ciennekant-je kiezen. Dat moet je er'netjes langs naaien. Maar denk er aan, dat er geen rafeltjes meer te zienkomen! Als dat gebeurd is, dan maak je aan de voor- en achterzijde van "het schortje twee knoopsgaten, waardoor'een rose, blauw of wit lint gehaald wordt. Daarmee wordt 't schoftje dicht gestrikt. Tenslotte het borduursel. Dat maak je met een platte steelsteek in dezelfde kleur van het lintje. Je ziet, dat het een .vogeltje is. Des noods kun je het ook in verschillende kleu ren uitvoeren. Tenslotte moet je het schortje netjes strijken en het is klaar. Als Tony dit schortje draagt, zal ze wel geen vlekken meer op haar jurk krijgen. En vind je het geen lief schortje?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13