BIOSCOPEN.
Radiomuziek der week
ZATE R DAG 22 JUNI 1933
HAAEL'E M'S DAGBEAD
TOONEELSTUKKEN.
Charivarius. De Appel van Eris. Mythologi
sche klucht in één bedrijf. (Uitg. Dil. Tooneel.
H. D. Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem.)
Attisch zout is zeldzaam in Nederland. Een
der weinigen, die het geheim der samenstel
ling van dit kostbaar product kent, is Chari
varius en wanneer deze uitzonderlijk geestige
Haarlemmer in ons land misschien niet ge
heel naar zijn volle waarde geschat wordt,
dan komt dat alleen, omdat ons volk over
het algemeen meer van grof keukenzout dan
,van het fijne Attische houdt.
Ik heb onlangs Charivarius' naar Lu-
cianus bewerkte Goden gesprekken nog eens
doorgelezen en deze lectuur heeft mij weer
eenige oogenblikken van kostelijk vermaak
geschonken. In dit boekje van nauwelijks 40
bladzijden het is verschenen bij H. D.
Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem vindt
men meer geestigheid en verrassenden humor
bijeengebracht dan in twintig Nederlandsche
zoogenaamd humoristische boeken te zamen.
Uit dit boekje nu heeft Charivarius een der
geestigste Godengesprekken in een tooneel-
stukje De Appel van Eris. mythologische
klucht in één bedrijf verwerkt. Deze klucht
durf ik een unicum in zijn soort te noemen.
Ik ben bij de lezing alleen reeds telkens weer
in den lach geschoten; hoe daverend zal het
lachsucces bij een gcede opvoering dan niet
zijn! Is het al niet een heerlijke vondst om in
dezen tijd van schoonheidswedstrijden en
Europeesche en Amerikaansche „Misses" den
klassieken wedstrijd om den schoonheidsprijs
en den titel van ..Miss Olympus" tusschen de
drie Godinnen Athene, Hera en xAphrodite uit
de Grieksehe mythologie op het tooneel te
brengen en daarmee te bewijzen, dat er heden
ten dage niets nieuws onder de zon is?
U kent waarschijnlijk en als u het niet
kent, dan leert u het uit deze dol-vermakelijke
klucht het oude verhaal van Eris, de twist
godin, die, omdat zij niet op een Godenfeest
geïnviteerd was, uit wraak een appel met het
opschrift „Voor de Schoonste" te midden dei-
gasten wierp en daarmee bewees de Godinnen,
aan wie niets menschelijks vreemd was, vol
komen to kennen. Zij ontketende daarmee
den strijd tusschen Athene, Hera en Aphro
dite, in weiken strijd op last van Zeus de
Trojaansche herder Paris als eenig jurylid
fungeerde en den prijs aan Aphrodite toeken
de, welke beslissing den Trojaanschen oorlog
na zich sleepte.
Charivarius nu heeft dit op zich zelf reeds
aan humor en menschenkennis zoo rijke ge
geven allergeestigst in zijn klucht verwerkt.
Wanneer hij in zijn inleiding schrijft, dat de
humor van zijn stuk niet van hem, maar van
den Grieksehen satyricus Lucianus, die 150
jaar na Christus leefde, afkomstig is, dan is
hij wat al te bescheiden. Want het moge waar
zijn, dat hij zich zooals hij schrijft
streng aan het systeem van zijn Grieksehen
voorganger'heeft gehouden, hij heeft het toch
in een tconeelkleed gestoken en het met zijn
persoonlijk, tintelend vernuft een eigen en
nieuw leven ingeblazen.
„Het essentieele element van den humor is
de tegenstelling", schrijft Charivarius in zijn
voorrede op de Godengesprekken en hij geeft
hiervan het bewijs in zijn Appel van Eris. De
tegenstelling ligt hier en in dit opzicht heeft
hij Lucianus nagevolgd in de nuchtere, hui
selijke, dikwijls heel familiare taal, die zoo con
trasteert met de voorstelling, welke wij ons
van deze plechtstatige Godenwereld maken en
daarom zoo onweerstaanbaar komisch werkt.
Ik kan dit niet beter aantoonen dan door
eenige citaten uit deze groteske en potsier
lijke klucht weer te geven.
Wanneer Jupiter in den proloog aan Mer-
curius heeft opgedragen met de 3 Godinnen
naar de aarde te reizen om Paris de uitspraak
te laten doen. geeft hij Mercurius zijn instruc
ties en beschrijft de Godinnen ais volgt:
.Minerva is hard, Venus koket en Juno
nukkig".
Mercurius: Wie met drie vrouwen reist,
die is nog niet gelukkig.
Jupiter: Dat zeg je wel. Enfin, je praat
maar zoo wat dcor, je houdt ze het gewicht
van dezen wedstrijd voor. Dan zwets je wat
van „Paris is niet om te koopen" en dat hij
niet op eenig voordeel heeft te hopen.
Mercurius: Ja, en van „eerlijkheid". Ja,
ik bedenk wel wat; ik heb dat al zoo dikwijls
bij de hand gehad. Is Paris knap?
Jupiter: Ja. ja!
Mercurius. Dat 's lastig met die vrou
wen.
Jupiter: Precies, nou 's 't juist jouw taak
daar 't oog wat op te hoüen.
Mercurius: Met Juno en Minerva zal
het nog wel gaan, maar Venus stelt zich altijd
mal met mannen aan. Is Paris ook getrouwd?
Jupiter: Nou! En niet zoo'n klein beetje.
Zij geeft de lakens uit en hoe dat gaat, dat
weet je.
Wanneer Mercurius met de 3 Godinnen op
aarde is aangeland en hij Paris ziet aankomen,
waarschuwt hij:
O, daar is Paris al. Loop nog een eindje
door, dan ziet hij hoe je stapt. Je beste been
tje voor.
Venus: Zeg, zit mijn gordel goed?
Mercurius: Daar zal die niet op letten.
Minerva; Die helm is me te wijd. 'k Wou
dat 'k 'm af kon zetten.
Juno: Mijn haai- is in de war. 't Was ook
zoo'n harde wind.
Mercurius: Och, kom, ik denk, dat Paris
dat wel aardig vindt.
Wanneer de „keuring" is afgeloopen, komt
Mercurius bij Paris terug en als hij hoort, dat
■deze Venus tutoyeert, zegt hij:
„Jij? Jij? 't Is tusschen jullie blijkbaar koek
en ei. Een boer en een godin? Dat lijkt me
toch niet wenschlijk."
Paris: Nou, onder ons gezegd, ik vond ze
nogal menschlijk. 't Was soms op 't kantje af.
Mercurius: Nou ja, dat is d'r vak.
Paris: Ja, 'k voelde me met haai- nog 't
minst op mijn gemak. Ze heeft 'n zoontje, he?
Mercurius: Ja. Amor. Dat 's zoo'n loeder,
die is nog haast een grooter deugniet dan zijn
moeder.
Paris: Och ja, de appel valt zoo ver niet
van den boom.
Mercurius: Brutaal, zeg, als de beul.
'k Geneer me soms als oom.
Ik behoef zeker wel niet te zeggen, dat deze
„familiare" humor van Charivarius en niet
van Lucianus is.
Wil men een aardig voorstukje voor De
Appel van Eris, dan zou ik kunnen aanbevelen
Toe Maar door Dr. M. H. van der Zeyde en
Drs. J. H. Hoornweg. (Uitg. Van Gorcum en
Comp., Assen).
Deze klucht in één bedrijf is een moderne
bewerking van de bekende Middel-Nederland-
sche „Genouchelycke Clute van Nu Noch". De
heeren van der Zeyde en Hoornweg hebben de
klucht van den pantoffelheld, die zijn vrouw
tracht te temmen door op alles, wat zij zegt
met „Toe Maar" te antwoorden, in begrijpe
lijke taal en vlot rijm pasklaar gemaakt voor
het tegenwoordig publiek, zoodat het gemak
kelijker verstaanbaar is dan in de oorspron
kelijke. oude versie. Het rijm is niet zoo vir
tuoos en verrassend als dat van Charivarius,
maar het stukje is toch zeer geslaagd en zou
zeker heel goed samengaan op een program
ma met De Appel van Eris.
J. B. SCHUIL.
REMBRANDT-THEATER.
De Vroolijke Scheiding.
Ginger Rogers en Fred Astaire in
„De Vroolïjke Scheiding".
Meneer A. is getrouwd met mevr. B„ welke
laatste wil scheiden. Ze roept daartoe de hulp
in van een advocaat, die haar aanraadt zich
door den echtgenoot te laten verrassen met
meneer C. In tusschen ontmoet mevr. B. een
meneer D„ waarmee ze wonderwel kan op
schieten. Als de avond van verrassing aan
breekt (het begint op 5 December te lijken!)
vergist ze zich in den persoon en ziet meneer
D. voor den gehuurden meneer C. aan, waar
uit natuurlijk allerlei verwikkelingen, voort
komen, die grooter worden, als meneer C. óók
nog opduikt, en die nóg grooter afmetingen
aannemen, als een kellner zijns ondanks in
het complot betrokken wordt. Meneer A. vindt
C. en D. en den kellner aan het ontbijt met
zijn vrouw, maar trekt zich daar bijzonder
weinig van aan en van een scheiding zou zelfs
dan nog niets gekomen zijn.als de kellner
niet eenige onthullingen omtrent meneer A.
deed, die daarop heenging.
Dit is het verhaal uit de Amerikaansche
film. welk verhaal uitgewerkt is door regis
seur Mark Sanarich op de wijze, waarop de
meeste Duïtsche films" van zulk een genre
worden vervaardigd, dus grappig door de
dwaze situaties. Echter missen die Duirsche
films de geweldige shows, die de Amerikanen
kunnen toonen en die ook in deze film worden
gegeven. En dan doelen we speciaal op de
Continental, een nienwe dans, die eerst won
derlijk elegant en met een ware virtuositeit
door Ginger Rogers en Fred Astaire uitge
voerd wordt. De dansregisseur Dave Gould,
zorgde daarna voor een grootsche dansshow,
waarin de fraaie costumes in wit en zwart
geroemd kunnen worden. De dans zelf begint
bijzonder vlot en aantrekkelijk en eindigt in
een algemeene huppelpartijterwijl de
uitvoerenden elkaar „knietjes" geven,
Het scheen geapprecieerd te worden in de
zaal.
De bezetting der rollen is heel goed. Be
halve het reeds genoemde duo. dat ook blij
kens Flying down to Rio geknipt is voor deze
films, treden E-dw., Everett Horton als een
onbenullige advocaat en Alice Brady als oen
nog onncozeler Tante op. Zij weten den komi
scher. kant zeer juist te belichten. De muziek
is van goed gehalte. Componisten en tekst
schrijvers als Harry Revel. Mack Gordon, Con
Conrad. Cole Porter en Herbert Magidson
hebben verscheidene songs geleverd, waarvan
Night and Day en the Continental de be
kendste zijn.
Uit de Leon Schlesingerproductie der Mer
ry Melodie komt een gekleurde teekenfilm op
het doek, de wonderlijkste avonturen behel
zend van een ondeugend haasje, dat ten
slotte zelfs een haantje wordt! De gebruixe-
lijke journaals gaan voor-af. Op het tooneel
vertoonen de Wilburry's verbluffende staaltjes
acrobatiek, die terecht een langdurig applaus
verwierven.
FRANS HALS THEATER.
Vader's Eerewoord.
Zoo is de kleine Shirley Temple dan in
Haarlem gekomen, en naar ik vermoed, heeft
ze Haarlem veroverd ook. Ze treedt op in Va
der's Eerewoord, met Gary Cooper en Carole
Lombard, onder regie van Henry Hathaway,
die in staat gesteld werd de ultmundende fiim
Bengaalsche Lansiers te maken, nadat hij
met Now and Forever (Vader's Eerewoord) be
wezen had ook wat anders te kunnen dan al
leen Wild West films in elkaar te zetten.
Gary is een gentleman-oplichter. die met
Carole de wereld rondreist, daarbij steeds de
politie ontvluchtend. Gary is vroeger ge
huwd geweest, doch heeft na den dood van
zijn vrouw hun dochtertje Shirley achterge
laten in de hoede van zijn schoonbroer, die
het kind graag wil adopteeren. Als Gary eens
aan den grond zit, besluit hij het kind voor
75.000 dollar aan zijn broer te laten. Hij kan
op het juiste oogenblik echter geen afstand
doen van zijn kind en neemt het mee naar
Parijs, waar Carole hem wacht. Ondanks zijn
goede voornemens valt hij terug in zijn avon
tuurlijk leven van voorheen en tenslotte steelt
hij een kostbaar halssnoer, wat Shirley merkt.
Gary geeft haar zijn eerewoord, dat hij het
snoer niet stal. Het kind komt desondanks
achter de waarheid en is gebroken door deze
onoprechtheid van haar vader. De zaken ko
men tenslotte in zoover-re in orde. dat Shir
ley weer goede maatjes wordt met haar Dad
dy en Carole en een goede opvoeding tegemoet
.gaat bij een lieve oude dame en dat Gary en
Carole bij elkaar blijven, zij het voorloopig
nog in gezelschap van agenten
Het verhaal is beter dan van de doorsnee
film en de karakters van Gary en Carole zijn
psychologisch uitstekend geteekend en voor
gesteld. Een prachtrol is die van Sir Guy
Standing als oplichter, die Gary meesleept en
bijna ten val brengt. Shirley geeft een be
wonderenswaardige vertolking van haar rol.
cliché
Shirley Temple en Gary Cooper in „Vader's
Eerewoord", in het Frans Hals Theater.
Ze is schattig, hoewel ons een tikje te eigen
wijs in deze rolprent voor haar zes jaar. Het
Is jammer, dat ze gedwongen werd een liedje
te zangen, daar dat zichtbaar- aangeleerd was,
terwijl ze vo-or het overige toch vrij natuurlijk
speelde. De regisseur heeft de film knap in
elkaar gezet.
In het bij programma troffen wij de gebrui
kelijke journaals aa-n waarvan de aardige
teekeningen in de titels opvielen van de
Eclairjoumal, een natuurfilmpje, jachten op
een beer en een poema weergevend, en een
komische twee-acter met Harry Langdon,
waarmee het publiek zich amuseerde.
LUXOR THEATER.
De Poolsche Jood.
Een goed voorprogramma met als groot
lachsucces een klucht van Cohen en Kelly"
gaat aan de hoofdfilm vooraf. Die klucht was
werkelijk om te schateren.
In De Poolsche Jood speelt Harry Baur de
hoofdrol, de rol van burgemeester Mathis.
Van dezen knappen filmacteur hebben we
al verscheidene films gezien, aaiaar een uit
beelding zooals hij in deze film geeft, is
niet te evenaren. Nog nooit zijn we zoo on
der den indruk van het spel van een film
acteur gekomen, als ditmaal. De martelingen
:die een onzuiver geweten den mensch te
dragen geeft, de telkens weerkeerende angst
voor ontdekking, den schijn, die hij tegen
over zijn vrouw, zijn kind en zijn vrienden
moet bewaren, dit alles geeft Baur met zoo
onverbeterlijke suggestie, dat zijn ellende
onze ellende is. We lijden met hem mee.
Wanneer we de belletjes, die hem, in den
zenuwtoestand waarin hij zoo langzamer
hand gekomen is, doen ineenkrimpen van
angst, omdat ze hem herinneren aan de bel
letjes van de slede van den Poolschen Jood
hooren. klopt ons het hart- in de keel om
hem. omdat we weten, wat dat voor hem is.
We weten, dat hij den Poolschen Jood ver
moord heeft om het geld dat deze bij zich
had en niettegenstaande dat, heeft hij toch
onze sympathie. Hij is een innig liefhebbende
vader voor zijn dochter, een goede echtge
noot voor zijn vrouw en een hartelijke vriend
voor zijn vrienden, maar zijn vreeselijk ge
heim heeft- bezit genomen van zijn heele
zijn. het ondermijnt hem en kwelt hem en
maakt van ziin leven een voortdurenden in
ner!'ii-en striid.
narry Baur in „De Foolsche
Jood", de film van Luxor.
De groote waarde van Baur in deze film
is, dat hij in de kleine scènes even groot
is als in de groote. Elk gebaar, elk lijden, elk
woord heeft zijn bete-ekenis. Er is climax in
de film, die culmineert in de door hem ge
droomde rechtszitting, waar hij door een
magnetiseur in slaap gebracht, zijn misdaad
bekeiit en het geheele verloop er van ver
telt. Hij doorleeft dien gansehen gruwelnaeht
nog eens, de verleiding, zijn strijd er tegen,
zijn verademing, als hij denkt dat de Pool,
niet komt, en even later de vreeselijke daad.
In uiterste spanning -volgen we hem in
zijn helsche droomen, we voelen, dat het meer
is dan een mensch kan dragen, zijn dood
weten we dan ook als een verlossing voor
hem uit dit leven. Hij heeft zijn misdaad
zwaar geboet. Van de film zelf zou ik nog
kunnen vertellen dat er levendige, vroolijke
tooneeltjes Jn voorkomen, dat Lucien Dayle
een uitstekende vriend des huizes. Walter is,
enz., maar de film is eigenlijk enkel en alleen
Harry Baur in topprestatie.
CINEMA PALACE.
Marcel Wittrisch in „Stim-
itien der liebe".
Maria Beling en Marcel Wittrisch in „Die
Stimme der Liebe", de film in Cinema Palace.
In het hoofdnummer „Stimmen -der Liebe"
treedt de zanger Marcel Wittrisch (bekend
van Radio en gramof-oon) op als vervuiler
van de hoofdrol. Dat hij ook als i'imster
triomfen viert, komt niet omdat- hij daarvoor
tot nu toe verborgen talenten heeft ontplooid
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONG
Wat onder het opschrift „Men vraagt en
Wij draaienaangekondigd wordt, mag
beschouwd worden als een inwilliging van den
wensch van vele luisteraars. Ik vind voor
Zondagavond Wagner's Siegfried-Idylle onder
dat opschrift en meen dus ook naar den
wensch van velen te handelen door iets over
dat orkeststuk te schrijven. De idyllische mo
menten, de oogenblikken van lieflijke rust en
vrede waren in Richard Wagner's stormach
tig bewogen leven niet talrijk, althans niet
vóór dat hij in zijn Bayreuther villa „Wahn-
fried" de relatieve bevrediging van zijn
wenschen vond. Heen en weer geslingerd tus
schen armoede, verbanning en miskenning
had hij een groot deel van zijn leven doorge
bracht. Tot de weinige zonnige perioden van
die jaren behoort de tyd, dien hij na zijn hu
welijk met Cosima Liszt de gescheiden
vrouw van Hans von Bülow in het aan het
Vierwouastedenmeer gelegen dorpje Trieb-
schen vertoefde. Daar werd hem zijn zoon
Siegfried geboren, in 1869. Zijn vreugde over
deze blijde gebeurtenis uitte zich in de com
positie der S.-Idylle, een werkje, dat oor
spronkelijk slechts voor uitvoering in den
nuiselijken kring bedoeld was en dan ook
slechts een kleine orkestrale bezetting ver-
eischt. Doch het is verwonderlijk wat Wagner
met deze weinige instrumentale middelen aan
rijkdom en bekoorlijkheid van klank heeft
weten te bereiken. Het thematische materiaal
is aan de tweede en de derde acte van zijn
muziekdrama „Siegfried" het derde van
de tetralogie „Der Ring des Nibelungen"
ontleend. Het hoofdthema is het „reinheids
motiefuit het drama en het is wel zeer fijn-
gevoeld dat de vader aan de reinheid van
moeder en kind de eerste plaats toekende in
de huldiging, die hij beiden bracht, toen de
jonge Siegfried het levenslicht had aan
schouwd. Nog een ander motief treedt er zin
rijk in op: dat van het „liefdesverbond", dat
door de dalende tertsschreden in de bas ge
kenmerkt is.
De vioolsonate van Franck, die Maandag
door Hilversum uitgezonden wordt, is niet on
der den titel „gevraagde werken" of iets der
gelijks aangekondigd, maar zou denkelijk in
een keuzeprogramma ook een groot aantal
voorkeurstemmen op zich vereenigen. Inder
daad is dit in 1886 geschreven en aan den
beroemden violist Eugène Ysaye opgedragen
werk niet alleen een der belangrijleste duo
sonates voor piano en viool maar ook een der
meest geliefde. Het cyclische principe, dus de
verbinding van verschillende hoofddeelen tot
een grooter eenheid door gebruikmaking van
dezelfde thema's is in deze sonate evenzeer
toegepast als in Franck's symphonic, klavier-
kwintet, strijkkwartet, Prélude, Choral et
Fugue en Prelude, Aria et Final. Vincent
d'Indy zegt, dat de vioolsonate voor Franck
het eerste en zuiverste model van dat prin
cipe in den voa*m der sonate aangewend, le
vert. Hij noemt dit werk een „muzikaal mo
nument" en onderscheidt er drie kiemmotie-
ven in, die respectievelijk in het 1ste, 2de en
3de hoofddeel voor het eerst optreden. Maar
het 2de én 3de motief beschouwt hij als eigen
lijk van het eerste afgeleid. Die motieven zijn
1. d-fis-d. waarmee het Allegretto begint; 2.
ais-b-d-cis, dat in het volgende Allegro een
groote rol speelt en waarvan ook het begin-
thema van dat Allegro afgeleid is; 3. fis-b-
fis-cis-fis. dat in het Recitativo-Fantasia zijn
intree doet. (Men spelp desnoods deze drie mo
tieven even op een instrument om ze beter
in 't gehoor te prenten). Nu vormen alle drie
eigenlijk een overeenkomstige figuur, uit een
stijgende en een dalende schrede bestaande
en daarom leidt D'Indy ze uit elkaar af. In
de finale worden ze alle aangewend. De eer
ste drie noten dier finale vormen weer het
bekende figuurtje; er groeit echter een zeer
lang thema uit, dat terstond als canon in de
octaaf (de viool zet één maat later en een
octaaf hooger dan de piano in) behandeld
wordt. Als overgangsgroep fungeert motief 3,
als zangthema motief 1. Motief 2 komt in de
doorwerking terug. Ook de slotgroep is cano-
nisch behandeld; de strenge canonische vorm
is echter door Franck met een gratie omkleed,
die haar ook voor minder geschoolde ooren
bevallig doet schijnen. Doch de schoone me
lodische ideeën en het warme, bewogen ka
rakter geven niet minder dan de bewonderens
waardige technisch-muzikale structuur de
hooge artistieke waarde aan dit kamermuziek
werk en hebben het zoo algemeen geliefd ge
maakt.
Ook in het klavierkwartet op. 44 van Schu
mann. een omstreeks 1840 geschrevene en
dus veel oudere compositie dan de sonate
van Franck is een zeker onderling verband
tusschen eerste en laatste hoofddeel ge
bracht doordat het hoofdthema van het eer
ste hoofddeel in de coda der finale terug
keert, te zamen met het eenigszins gewij
zigde hoofdthema der finale. De mid d en-
déelen van het kwintet blijven geheel buiten
dat Verband en dus is van eigenlijke cycli
sche structuur hier minder sprake dan b.v.
bij Schumann's d. mineur Symphonie, welker
bouw de uitspi-aak van V. d'Indy, dat Franck
de uitvinder zou zijn, eigenlijk als niet geheel
juist doet schijnen. Het is jammer dat Hil
versum dit kwintet Maandag des voormid
dags uitzendt, want dan is de gelegenheid
tot rustig beluisteren maar voor weinigen
aanwezig
Bij ae symphonie „Die Uhr" van Haydn
(Hilversum, Di) lette men op de met speel -
sche gemakkelijkheid neergeschreven com
binaties in eerste Allegro en finale; de bij
naam is. zooals men weet, te danken aan de
begeleidingsfiguur in het Andante, die aan
het tikken van een klok herinnert.
De Ouverture „Der Barbier von Bagdad"
van Peter Cornelius (182474), die Vrijdag
door Huizen uitgezonden wordt is eigenlijk
de tweede voor die opera geschrevene; zij
werd in de nalatenschap van C. gevonden en
door den bekenden Wagner-dirigent Felix
Mothl geïnstrumenteerd. Het thematische
materiaal is uit de opera genomen. Terstond
in de eerste maten treedt de hoofdpersoon
der muzikale comedie, de barbier Aboel Has
san Ali Ebe Bekar op, een even veelzijdig
genie als Figaro. In het Andante is een lief
desthema verwerkt. Hieraan sluit een ge
deelte in snel tempo. De laatste beide the
ma's worden kunstig met elkaar verbonden.
maar omdat de film zich geheel aanpast bij
zijn kwaliteiten als zanger. Hij heeft niet
veel anders te doen dan hij altijd doet
mooi zingen! Eaa dat is immers uitstekend
aan hem toevertrouwd!
De intrige is al heel eenvoudig, Een be
roemd zanger zoekt de ware liefde, de vrouw
die hem zelf en niet zijn stem bemint. Hij
meent haar eindelijk gevonden te hebben in
een eenvoudig meisje, waarmede hij in ken
nis gekomen is toen hij zich om aan de ach
tervolging van op zijn stem verliefde dames
te ontkomen, uitgegeven heeft voor zijn eigen
huisknecht. Maar ook het meisje is geen
kind uit het volk, maar een freule. Er zijn
natuurlijk heel wat verwikkelingen noodig
Marcel Wittrisch moet heel veel zingen!
voor de twee verliefden elkaar ontmaskerd
hebben en toch eenwig trouw beloven.
Maar al is het gegeven der film eenvoudig,
toch is het een genot de avonturen op het
doek te volgen, omdat alles frisch en na
tuurlijk is en bovendien heel goed gespeeld
wordt. Maria Beling, die de rol van de ver
liefde jonge dame vervulde, was onverbeter
lijk.
De humor in deze film is niet vergeten.
Zeer vermakelijk waren de tooneeltjes waar
in de echte huisknecht zich voor zanger gaat
uitgeven en op een concert zal optreden ini
een glansrol van zijn meester.
Eduard Kunnecice heeft voor deze film de
muziek geschreven. Daarvoor krijgt hij
een 10
Wie dus van goede muziek, mooien zang
en een aardige film genieten wil, weet dat
een gang naar de Cinema hem deze week
niet zal teleurstellen!
De muziekliefhebbers worden ook nog ver
gast op het optreden van de 4 Kaeths. twee
dames en twee heeren die op de concert
harmonica virtuozen zijn.
Er is ook voor een goed bijprogramma ge
zorgd. De film-journals brengen interessan
te en actueele beelden.
Een natuurfilm laat de toeschouwers ge
nieten van de heerlijke omgeving van het
Gorda-meer.
Tenslotte brengt het teeken-filmpje een
reeks dolle avonturen op geestige wijze in
beeld.
Lectuur voor onze Jeugd.
Jan Blok en de Vliegtocht,
door S. Franke, uitgave van
Holkema en Warendorf N.V,
Amsterdam.
Dit boek is niet een sterke eenheid, zijn
inhoud is nogal tweeledig, maar toch zal het
graag gelezen worden door de jeugd, die zich
voor de vliegerij interesseert. Eensdeels is er
een natuurgetrouwe beschrijving van de
hoofdzaken van de bekende Londen
Melbourne-race, waarbij het avontuurlijke
niet is vergeten.
Daar doorheen loopt de geschiedenis van
Jan Blok, een Amsterdamsche jongen, die
er voortdurend van droomt vliegenier te
worden. Om de start der vliegtuigen in Mil-
denhall te kunnen zien, gaat hij per fiets
naar Rotterdam en hij weet Engeland te be
reiken als blinde passagier in een stoom
schip. Maar reeds op de kade wordt hij door
de politie gegrepen en achter slot en grendel
gezet; en intusschen snorren de vliegtuigen
naar Australië. Mr. Robertson, de organisator
van de race, interesseert zich voor de ver
stekeling Jan Blok, als hij van diens reis
en doel gehoord heeft. Zijn afgezant, Mr.
Johnson, komt, enkele dagen nadat Jan onder
politiegeleide naar huis is gebracht, met
Jan's vader en moeder praten, die hij ten
slotte weet over te halen erin toe te stemmen;
dat Jan naar Amerika gaat, waar hij bij een
groote vliegtuigenfabrïek tot piloot zal wor
den opgeleid.
Het boek bevat een aantal platen van
de LondenMelbourne-race en de schrijver
herdenkt in zijn voorwoord die andere be
manning en het ongeluk dat, zoo kort na
de roemrijke tocht, met de Uiver is ge
schied.
De omslagplaat: Jan Blok, een vliegtuig en
de LondenMelbourne-route, is van Rie
Reinderhoff.
Bij dezelfde uitgevers verscheen van het
aardige boek van Piet Kramer „Ons Honk"
een tweede druk.
Moed, door Anna van Gogh-
Kaulbach. Uitgeversmaatsch.
De Tijdstroom. Lochem.
Moed, is een goed meisjesboek. De heldin
van 't verhaal Rosalind ten Bosch betoont
moed en juist in de kleine dingen van 't leven
Ze is moedig, als ze terwille van vader's ont
slag het kantoorbaantje bij den weinig sym
pathieken oom Anton aanvaardt. Ze is moe
dig, als ze na korten tijd vrijwillig heengaat
omdat ze bemerkt, dat ze een ander ver
dringt van haar plaats. Ze is moedig in haar
functie bij het wonderlijke echtpaar van der
Land. meesterlijk beschreven. Rosalind heeft
het niet gemakkelijk in den Bloeienden hof.
Maar hoe moedig slaat ze er zich dorheén.
Als door een noodlottig ongeval den hond
Freya wordt doodgeschoten en Rosalind de
bitterste verwijten moet aanhooren, dan is
het zeker een bewijs van zedelijken moed,
als ze niet heengaat, maar trouw haar werk
verricht. Ze wil doorzetten Ze wil volharden,
omdat zij eenmaal hoopt haar doel te kun
nen bereiken, n.l. te gaan studeeren voor
kinderarts. Maar de weg is lang en niet ge
makkelijk. Wanneer de liefde in haar leven
komt in den vorm van Hans Lelieveldt, dan
vraagt ze hem nïoedig te wachten, tot haar
lievelingswensch vervuld is.
In vlotten stijl wordt ons dit alles be
schreven. zoodat alle entourage <fc>k boeit.
De verstrooide vader, de rustige moeder (van
wie eigenlijk wel wat meer had kunnen uit
gaan) de zusters en de broer, ze interes
seeren ons, omdat de schrijfster ze voor ons
leven doet.
Op het laatste blad van het boek heeft
A. Gerdes Oosterbeek een aai-dig landhuisje
geschetst. De bovenste regel der bladzijde
ver-meldt: Acht jaar later en nog vele jaren
daarna. Voor 't huis vermeldt een groot bord
ons, dat daar wonen Ir. Lelieveldt en Rosa
lind Lelieveldtten Bosch. Kinderarts.
Rosalind's moed is ten volle beloond.
W. B. Z.
HAANTJES VOOR HENNETJES.
Dezer dagen heeft bij den winkelier-nluim-
veehouder E. v. d. Craats. te Barneveld. een
geraffineerde diefstal plaats gehad. Uit een
fesloten hok ziin niet minder dan 300 jonge
hennetjes gesloten. Om dezen diefstal te
oamoufleeren. hadden de dieven evenveel
ionge haantjes van dezelfde kleur en grootte
als het aantal gestolen hennetjes in het' hok
los gele+pn Dit inr| tengevolge, dat de eige
naar. die door een hem vroeger overkomen
mio-eiuk niet schern van gezicht is, den dief
stal pas eenigen tijd later heeft ontdekt.
Bij de politie is aangifte gedaan.