De Brusselsche Wereldtentoonstelling.
Nieuwe Uitgaven.
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
DINSDAG 6 AUGUSTUS 1933
HA ARE EM'S DA GEE AD
(Van onzen correspondent).
Het. Britsche paviljoen, een compositie van
strakke en gebogen vlakken, is van een zelf
bewuste en gesloten voornaamheid. Wan
neer men binnentreedt bevindt men zich in
een hooge imposante hal waar een wereld
bol van reusachtige afmetingen langzaam
rondwentelt en de uitgestrektheid van het
Britsche wereldrijk toont. Hetgeen in de zij
zalen is tentoongesteld kenmerkt zich door
rust. distinctie en traditie. Tusschen de in
zendingen op economisch gebied (wij noemen
slechts de Britsche machine-industrie en de
scheepsbouw) en die op artistiek gebied is
een zeker evenwicht bereikt, dat in de meeste
paviljoens verre te zoeken is: het eene domi
neert hier niet ten koste van het andere. De
boekdrukkunst is vrij ruim vertegenwoordigd,
op het gebied der kunstnijverheid noemen
wij het gladde en voorname zilversmeedwerk
Het geheel getuigt van een conservatieve
geest.
Zeer geslaagd zijn de Zweedsche en Deen-
sche expositiegebouwen, welke vlak naast
elkaar liggen. Het eerste is van lichtblauw
hout, glas en blinkend metaal opgetrokken
en maakt een uitstekende indruk. In de voor
hal vallen ons de gelukkige toepassingen van
fotomontage op. De inhoud van het pavil
joen is op al te eenzijdige wijze samengesteld
De machine-industrie domineert ten koste
der kunstnijverheid, welke van goede kwali
teit is, maar niets opvallends biedt. Het veel
grootere Deensche paviljoen, dat er met zijn
eenvoudige lijnen, lichtgroene tint en de aar
dige versiering van de drie blauwe nationale
leeuwtjes, heel prettig uitziet, is een der best
geslaagde van de gansche tentoonstelling.
Het vele statistische materiaal en and-ere
wetenschappelijke gegevens, welke wij er
aantreffen, zijn op een tegelijk zakelijke,
overzichtelijke en artistieke manier verwerkt.
Niets is in dit paviljoen vervelend, alles boeit
en wekt de belangstelling. De kunstnijver
heid is ruim vertegenwoordigd, met name
de porseleinfabrieken en de zilversmeden
stellen hier veel ten toon. dat van goeden
smaak en distinctie getuigt, maar, evenals
bij Zweden en Engeland het geval was. wor
den wij hier zelden verrast door originaliteit
en individualiteit.
Het ruime Zwitsersche paviljoen is van
een sobere, moderne architectuur, waarbij
voornamelijk van hout en glas gebruik ge
maakt is. Buiten staat een groote electrische
klok, die er ons direct aan herinnert, dat wij
ons hier in li-et land der uurwerkindustrie
bevinden. Een der groote zalen bevat niets
anders dan horloges, welke op smaakvolle
wijze in, in de wand ingebouwde vitrines
zijn geëtaleerd. Wij kunnen hier een schitte
rende collectie van antieke uurwerken be
wonderen. Wanneer men over een lang bal
kon, dat aan het toerisme gewijd is en waar
men in luie stoelen prettig kan liggen, is
gewandeld, komen wij in een groote hal, vol
machines, welke echter niets sombers heeft
door het heldere licht, dat hier van alle
zijden door de glazen wanden binnenstraalt.
Vele typisch-Zwitsersche producten zijn voorts
in,,.dit paviljoen tentoongesteld zooals cho
colade en kaas, alles op buitengewoon aan
trekkelijke wijze.
Het Oostenrijksche paviljoen van wit hout
en glas gemaakt, heeft uiterlijk wel wat van
het Zwitsersche weg, maar is veel kleiner.
Wij treffen hier een verzameling zeldzaam
mooie foto's van Weenen, van het Oosten
rijksche landschap en van de diverse na
tionale kleederdrachten. Verder voornamelijk
producten van Weensche kunstnijverheid,
zooals mooi zilver van een strakke voornaam
heid en tal van andere sierlijke voorwerpen
van een geraffineerde elegantie. Doch alles
is hier hopeloos traditioneel, van een stre
ven naar vernieuwing geen spoor: men teert
op oude glorie. Dichtbij temidden van de
boomen staat een rustiek jachtpaviljoen van
ruwe boomstammen gemaakt.
Zeer bizonder is het pasgeopende Grieksche
paviljoen, een synthese van stijlelementen
van Kreta en Mycene uit den tijd der Griek
sche procivilisatie (ongeveer 900 jaar voor
Christus). Het is opgetrokken in een kleurig
geel, versierd met hel rood en blauw. Op een
der wanden vindt men een muurschildering
in sepia en zwart. Grieksche wagenmenners
voorstellende. De groote deuren van dit pavil
joen tje zijn volgens Myceensche stijl met
koperen knoppen en schilden versierd. Ook
in het inwendige herinnert een reeks foto's
welke een der wanden beslaat, ons aan het
klassieke Griekenland; zoo zien wij een af
beelding van de haven van Ithaca, liet vader
land van Odysseus. Bij de weinige voorwerpen
van kunstnijverheid, die er staan, vinden wij
veel reminiscentie aan oud-Grieksche mo
tieven. In dit paviljoen spreekt het verleden
sterker dan het heden. Tegen het paviljoen
aan bevindt zich een waranda, welke om de
stam van een reusachtige wilg is heen ge
bouwd. Hier kan men op zijn gemak Grieksche
wijnen proeven. Rondom het paviljoen be
vinden zich nog eenige nabootsingen van
oude grafmonumenten, ook uit de tijd van de
Grieksche pro-civilisatie. Aan een hooge
witte obelisk waait de gouden vlag van
Delios.
In de aangenaam koele hal van het Turk-
sche paviljoen klatert een klaar fonteintje.
Alles is hier rust. Dit paviljoen is alleen ge
wijd aan de producten, welke in Turkije
object van staatsmonopolie zijn. Men treft er
allerlei soorten tabak en sigaretten, evenals
wijnen en likeuren in veelvormige sierlijke
flesschen.
Pittoresk is het paviljoen van Bulgarije,
een klein Bulgaarsch huis, witgekalkt en met
veel bruine houten balken. In het inwendige
hangen warmkieurige tapijten. Veel is hier
geëxposeerd van Bulgaarsche folklore. Wij
genoten van een kleine prachtige collectie
populaire Bulgaarsche sieraden, volkskunst
van een fijnen smaak. Er ligt hier een schit
terend stel zilveren gespen, zooals door de
eerste comitadjis gedragen werden. Men
voelt zich hier zoo in een andere sfeer, dat
de enkele foto's, welke hier hangen, bepaald
storend aandoen.
Het Finsche paviljoen is wel van een zeer
origineele conceptie. Men hoeft er bijna niet
binnen te stappen, om-dat men door de
groote glazen wanden, eigenlijk alles ziet,
wat er staat. Een groote hoefijzervormige
zaal is geheel gewijd aan het toerisme. De
muren zijn versierd met de wapens der negen
Finsche provincies. Propaganda en decoratie
zijn op knappe wijze tot een aangenaam ge
heel vereenigd. Al vormt het toerisme de
hoofdzaak, wij treffen toch ook een collectie
kunstvoorwerpen. Vooral op het gebied van
glas en ceramiek vallen eenige fraaie objec
ten te bewonderen.
V-de uitgebreide Fransche deelneming
met zijn verschillende gebouwen van groote
Een rondwandeling door
dri e-en-twintig paviljoens
afmetingen is het bijna niet doenlijk, een
zij het dan nog zoo globaal overzicht te
geven. Het Fransche hoofdgebouw, evenals
het gebouw, dat aan de Fransche koloniën
is gewijd, zijn opgetrokken in een trieste en
banale expositiestijl. Origineeler is het pavil
joen van Parijs, met een smallen toren van
bijna vijftig meter hoogte, waarop zich het
schip van de stad Parijs bevindt. Een der in
teressantste afdeelingen, is de groote zaal
van het hoofdpaviljoen, welke gewijd is aan
schoone kunsten, waar bizonder veel aantrek
kelijks staat. Naast het artistieke element
is ook het wetenschappelijke goed vertegen
worodigd. Het inwendige geeft blijk van den
soberen smaak, persoonlijkheid en intelli
gentie, welke kenmerkend zijn voor de beste
uitingen der Fransche cultuur.
Het Roemeensche paviljoen is grootsch
opgezet en van een harmonische lijn. In de
voorname en rijk ingerichte voorhal, bevin
den zich een aantal vitrines met voorwerpen
van religienze kunst uit de verschillende
eeuwen. Van de huidige Roemeensche kunst
is vooral de boersche kunst ruim vertegen
woordigd met allerhande sieraden, weefsels
en tapijten. Ondanks de kleurenrijkheïd is
deze landelijke kunst niet zonder eentonig
heid. De foto's op toeristisch gebied, welke
wij aantreffen zijn bizonder fraai.
Het Egyptische paviljoen is alleen bestemd
voor propaganda voor vreemdelingenverkeer.
Het uiterlijk is van een ..authentieke" Egyp
tische stijl, welke ons maar matig kon be
koren. Het inwendige is vooral merkwaardig
door de reconstructie van een Egyptische
tempel, welke men er vindt en die bijna
evengroot is als het heele paviljoen.
Het paviljoen van Palestina is opgetrokken
in Nieuw-Palestijnsche stijl, geïnspireerd op
oude Oostersche motieven. Aardig is de bin
nenplaats, welke een 'beeld geeft van' Oos-
tersc-h marktleven. Joodsche kooplieden prij
zen hun sieraden en snuisterijen aan. Het
overige deel van dit paviljoen dat pas ge
opend werd, is nog niet ingericht. Maar wij
gelooven, dat voor de bezoekers ds aan
trekkelijkheid van dit paviljoen, voornamelijk
zal liggen in de bekoring van het gebouw,
dat de nieuwere stijlopvattingen op harmo
nische wijze vereenigt met oude Oostersche
elementen.
JAN GRESHOFF.
Smaakzin bij bijen.
Na tien jaar proefnemingen ontdekt.
De bekende Duitsche bioloog prof. K. von
Frisch uit Münehen heeft, zooals bekend, tal
van proeven op bijen genomen. Hij heeft o.a.
vastgesteld, dat deze insecten in staat zijn,
kleuren waar te nemen. Uit zijn experimen
ten is o.a. gebleken, dat de bijen ultra-violet
licht, waarvoor het menschelijke oog onge
voelig is, kunnen waarnemen, terwijl ze voor
rood licht kleurenblind zijn. Bovendien heeft
men vastgesteld, dat deze dieren een tempera
tuur- en een tijdz-in bezitten en dat ze even
eens over zintuigen, beschikken, waarmee, ze
zich in de ruimte kunnen orienteeren.
Onlangs is prof. von Frisch er nu in ge
slaagd, ook den smaakzin van bijen nauw
keurig te analyseeren. De tijd. dien hij voor
deze proeven noodig had. besloeg tien jaar.
Prof. von Frisch dresseerde voor dit doel een
aantal bijen zoodanig, dat zij op een bepaalde
suikeroplossing afkwamen en haar opdron
ken. Vóór hij met de proeven begon, schakelde
hij echter den reukzin van deze dieren uit, op
dat de toevallige geur van een oplossing geen
invloed kon uitoefenen op de resultaten.
Voorts bood de onderzoeker den proefdieren
suikeroplossingen van verschillende concen
traties aan om te kunnen vaststellen, hoe fijn
de smaak bij deze dieren is'ontwikkeld.
Het bleek, dat een hongerige bij een oplos
sing. die 2rietsuiker bevat, nog net als zoet
ondervindt, terwijl voor den mensch een op
lossing, die vijf keer zoo zwak is, nog een
zoete smaak bezit.
Bovendien bleek uit de experimenten, dat
verschillende oplossingen, die suiker van een
andere chemische samenstelling bevatten,
door de bijen niet als zoet werden waargeno
men. terwijl de mensch deze nog zoet noemt.
De bijen drinken intusschen deze oplossingen
graag, als men er wat rietsuiker bij doet.
Daaruit kan men de conclusie trekken, dat de
dieren de desbetreffende oplossingen niet on
aangenaam vinden, maar dat ze de suiker, die
deze oplossingen bevatten, niet kunnen proe
ven. Saccharine wordt door de bijen eveneens
niet als zoet waargenomen.
Prof. von Frisch onderzocht intusschen niet
slechts den smaakzin der bijen voor zoet maar
eveneens haar reacties op zuur, bitter en zout.
Voor dit doel bood hij den dieren suikerop
lossingen aan, die een bepaalde hoeveelheid
zoute, bittere of zure stoffen bevatten.
Uit deze proeven bleek, dat de bij op zuur
op dezelfde wijze reageert als de mensch, ter
wijl ze voor zout zelfs gevoeliger is dan wij.
Van de bittere stoffen, die prof. von Frisch
bij zijn experimenten toepaste, ondervonden
de dieren slechts ae kinine als bitter .terwijl
ze de cocaïne, die de mensch zeer bitter vindt,
niet als bitter waarnamen.
Uit de hier beschreven experimenten is dus
duidelijk gebleken, dat de bijen op zoet, zout,
bitter en zuur op verschillende wijze reagee-
ren. Het stond intusschen nog niet duidelijk
vast, of ze werkelijk een verschil kunnen waar
nemen tusschen bitter en zout; want het zou
toch kunnen zijn, dat ze deze beide smaken
eenvoudig als onprettig afwijzen, zonder er
een verschil tusschen te kunnen vaststellen.
Prof. von Frisch heeft echter ook nog proe
ven genomen, waaruit duidelijk is gebleken,
dat de dieren op zout anders re ageer en dan
bij voorbeeld op kinine. Als men den dieren
namelijk een kleine hoeveelheid kinine in een
suikeroplossing aanbiedt, drinken ze het op.
als ze honger hebben, terwijl ze dezelfde op
lossing met een heel klein beetje zout steeds
versmaden.
Verder heeft de onderzoeker den bijen nog
andere bittere stoffen aangeboden, zooals bij
voorbeeld salicine. Een oplossing, die deze stof
bevat, wordt nooit aangenomen.
Daaruit kan men de conclusie trekken, dat
deze insecten zelfs in staat zijn, verschillende
bittere smaken te onderscheiden. Het is in
tusschen ook mogelijk, dat zij organen bezitten
voor „smaakkwaliteïten", waarover wij niets
kunnen zeggen, omdat wij ze niet kennen. In
elk geval reageeren deze dieren op verschil
lende bittere stoffen gevoeliger dan de mensch.
Welke verklaring we hiervoor moeten geven,
moeten verdere onderzoekingen aantoonen.
Men kan in ieder geval nu al uit deze proe
ven opmaken, dat deze dieren, die op een veel
lager ontwikkelingspeil staan dan de mensch
voor verschillende smaken een fijner onder
scheidingsvermogen bezitten dan wij. De men
schelijke zintuigen mogen dus niet in elk op
zicht als superieur worden beschouwd.
M. H. J.
De waker
in Uw huis!
Shelltox verdelgt motten, muggen,
vliegen Kortom alle ongedierte,
de larven en eitjes incluis. Een
kamerbeurt zonder Shelltox is
slechts half werk. Haal een bus
Shelltox bij Uw drogist!
(Adv. Ingez. Med.)
„ZOMER". Door R. J. de
Stoppelaar. Jan P Strijbos en
A. B. Wigman. Uitgave Schel-
tema Holkema N.V., Am
sterdam.
Daar ligt het derde prachtige boek in de
serie der vier jaargetijden, getiteld „Zomer",
voor ons, dat in woord en beeld de volheid en
veelheid van het leven in den zomer weer
geeft. Vogels en planten vormen er wel de
hoofdschotel van, maar evengoed worden er
insecten besproken en landschappen beke
ken.
R. J. de Stoppelaar vertelt van den zomer
in Weide en Waterland; hij begint op een
boerderij om daarna steeds verder naar bui
ten te trekken, naar de bloeiende landen en
de stille plassen.
„Ho Bruine! bedaar wat! bedaar wat! de
dag is nog lang. Mijn buurman aan de over
zijde spant de beide merries, de bruine en de
zwarte, voor de maaimachine. die, rood en
wit. met glinsterenden vingerbalk. uit het
wagenhuis is gereden. De paarden hebben er
zin in. De vroeg verrezen zon vult hemel en
aarde met licht, over de landen staat de
hooge blauwe hemelkoepel. In den hof
bloeien sering en meidoorn, de vlier staat op
't punt te volgen Geur van lindebloesem
hangt over 't erf. De spotvogel jubelt in een
eschdoorn, op de naald van 't schuurdak zit
een houtduif doffer zich te vermaken met
koeren en buigingen, zwaluwen glippen in en
uit de schuurdeuren. Het is een mooie zo
mermorgen. De wereld is vol zon".
Jan Strijbos neemt ons mee naar het
strand en de duinen, waar de frissche zee
wind waait en waar zooveel vogels huizen,
eenvoudig tusschen de schelpen-, of meer be
schut in duindoorns en vlieren. Hij vertelt
van de scholeksters, die nu al jaren achter
een broeden op het dak van een Texelsche
boerderij, inplaats van. op den grond, zooals
het hun gewoonte is.
..De jongen verlaten als nestvlieders al
spoedig het nest en rollen via het rieten dak
op den grond, zonder zich iets van dien val
aan te trekken. Onbeschadigd en zonder
eenig letsel of nadeel te ondervinden komen
ze in het gras terecht, waar ze direct door
de beide vogels ontvangen en weggeleid wor
den door het lange gras van de bebloemde
wei".
En ook de duinvorming is niet vergeten.
De schrijver wijst nog eens op het nuttelooze
van het planten van helmstekkén bovenop
duintoppen waar geen-aanvoer van zand is.
Want juist die zand- en voedseltoevoer heeft
de helm noodig voor zijn etagegroeï, hetgeen
Dr. J. W. van Dieren in zijn werk heeft uit
een gezet.
Met A. B. Wigman maken we dan nog een
zomerwandeling door bosch en heide, waar
het leven ook in al zijn veelzijdigheid voort
gaat. De vogelzang wordt minder, maar er
bloeit nog van alles en er schuifelen hage
dissen en addertjes over den bodem. Helaas
is het brandgevaar hier geenszins denkbeel
dig. maar dat verandert niets aan den in
houd van de regels waarmee het boek be
sloten wordt:
„Reeds raakt de herfst ons aan met koele
voormiddagen in een gloor van door-ambei*d
zilver; de eerste witte draden, dauw bepa-
reld, glinsteren fonkelend aan het natte,
glanzende hout en een' doorzichtige teeder-
heid, die indruk maakt op menschen met fijn
gevoel en diepen geest, wazigt over alle din
gen en veerkrachtiger dan in Augustus stapt
ge voort op uw omzwervingen, tevreden en
welgemoed, maar toch met een tikje wee
moed, omdat ook deze zomer alweer op zijn
laatste beenen loopt
Het boek bevat een groot aantal prachtige
foto's, een illustratie die inderdaad een ver
siering beteekent.
EEN BUSTE VAN DEN MEEST GEHEIM-
ZINNIGEN ENGELSCHMAN. kolonel
Lawrence, die eenige weken geleden bij een
motorongeval om het leven kwam. Zooals men
zich herinnert, heeft hij verscheidene jaren in
Arabie doorgebracht.
Voor Haarlem's Kantonrechter.
Overbodig lawaai.
We zijn -blij als onze vermoeide hersenen
niet meer bezwaard worden met geraas en
getoeter van motorrijtuigen, geschreeuw en
gebel van venters, gejuich en gejammer van
radiotoestellen of andere al dan niet mecha
nisch gedreven muziek-instrumienten. Maar
eer het zoover is, is 't nacht en dus verlangen
we in den nacht naar rust. In Parijs begrijpt
men dit zoo. dat daar 's nachts geen auto
andere dan lichtsignalen mag geven, in vele
plaatsen in het buitenland is het verboden
's avonds laat piano te spelen, wij Nederlan
ders kennen nog de oer-oude bepaling, die
verbiedt op den openbaren weg rumoer te
verwekken waardoor de nachtrust kan wor
den verstoord: burengerucht heet dat. Bij
plaatselijke verordeningen is dat veelal aan
gevuld met vi i'bodsbepalingen betreffende
hondengeblaf en hanengekraai en zoo ook
moet in Velsen de eigenaar van een hond er
voor zorgen, dat zijn dier 's nachts niet jankt
of blaft.
Elen bakker had daarvoor niet gezorgd; hij
zei, dat hij het niet kon, omdat hij niet thuis
was en volgens getuigen zou dit afwezig zijn
juist oorzaak wezen van het gejank; het
beest had heimwee naar zijn baas.
Dat is nu alles heel mooi, maar de buren
konden van die heimwee niet slapen. Laat de
baas den hond dan meenemen, zei er een,
maar dat kon de baas alweer niet, omdat hij
juist den hond genomen had met het oog op
veiligheid, want er was al een-s bij hem in
gebroken en 200 gulden gestolen.
De kantonrechter wist ook geen weg in
dat labyrinth, maar de hond mocht 's nachts
niet janken en dus kreeg de baas tien gulden
boete.
Een Beverwijker had zich te verantwoor
den voor lawaai, dat hij zelf gemaakt had, dus
dat ging beter, maar die vond zichzelf toch
ook niet de schuldige, want zei hij, als mijn
buurvrouw niet begonnen was met ruzie te
maken, had ik niet noodig gehad 's avonds om
tien uur op straat te gaan schreeuwen.
De nachtrust begint al vroeg in Beverwijk
en wie dit niet mocht gelooven, verwijzen
we naar de verklaring van een getuige, die
zei, dat hij toen al sliep. Toch was de ver
klaring van dien getuige eigenlijk niet af
doende, want de man zei, dat hij niet door
het schreeuwen, wakker was geworden, maar
dat zijn vrouw hem wakker had gemaakt om
hem deelgenoot te maken van de ruzie daar
buiten. Nu, hij werd dan zoo goed wakker,
dat hij zijn bed uit en naar buiten ging om
den schreeuwer een klap to geven. Dit laat
ste vertelde natuurlijk de schreeuwer en deze
vroeg, hoe dat nu zat met dien klap. maar
de klap gaat den kantonrechter niet aan en
dus werd daar geen antwoord op gegeven,
't Eenige antwoord, dat de schreeuwer kreeg,
was vijf gulden boete.
Er was nog een andere schreeuwer, maar
die had niet de nachtrust verstoord, maar de
Zondagsrust, de delinquent was namelijk
een venter van roomijs en die lieden mogen
op Zondag hun waar niet met eenig geluid
aanprijzen; ijsliefhebbers moeten maar uit
kijken, of ze niet zoo'n wit karretje met een
blinkende gong en een ge-uniformden be
stuurder zien. IJscoman vond dit een doo-
dende bepaling voor zijn bedrijf, want juist
de menschen die thuis zitten, worden er door
heldere gongslagen attent op gemaakt, dat
daar een koele versnapering is te verkrijgen
en dan komt ae begeerte er naar bij hen op.
't Mag niet, zei de kantonrechter en zorg
nu maar, dat je niet weer hier komt.
,,'k Heb al weer een bekeuring", zei de IJs
coman en hij vreesde, dat het de laatste
niet zou zijn.
Hij kreeg 4 gulden boete.
De laatste herriemaker, die voorkwam, was
weer een Beverwijker, maar een, die niet ge
wacht had dat het nacht was.
Hij was een garage binnen geloopen en
had geschreeuwd: „Ik steek hem dood, ik
snij hem aan riemen" en die uiting van
moordlust liet niet na een groote menigte
naar de garage te lokken, begeerig om van
het aangekondigde schouwspel getuige te
zijn.
De politie zag daarin een verstoring van de
openbare orde en daarvoor stond de man nu
terecht.
Hij excuseerde zich met de verklaring, dat
hij stom dronken was geweest en niet wist,
wat hij gezegd had en die dronkenschap ex
cuseerde hij weer hiermee, dat hij een brief
van zijn vrouw had gekregen.
Helaas vernamen we niet, wat hem er toe
had bewogen van doodsteken eji aan riemen
snijden te spreken.
De kantonrechter sprak wijze woorden over
het verkeerde van dronkenschap en den na-
deeligen invloed van sterken drank op het
menschelijk lichaam en de man vond, dat de
kantonrechter gelijk had, maar toch vond hij,
dat de rechter niet zoo erg gelijk had met
hem tien gulden boete te geven, doch daar
was niets aan te doen.
Margarine.
Eenigen tijd geleden floreerde in IJmuiden
een handel in een soort boter of margarine,
welke waar buiten de wettelijke bepalingen om
bereid werd en deze had een 'einde genomen
t-oen strenge straffen werden opgelegd. Nu was
de fabricage echter weer begonnen, maar de
politie was op haar hoede en zoodoende werd
een partijtje van die zoogenaamde boter,
waarin aardappelmeel of iets dergelijks was
verwerkt, in beslag genomen, terwijl de ver-
kooper bekeurd werd.
Hij hoorde f 30 boete tegen zich eischen en
vernietiging van de in beslag genomen waar.
De kantonrechter veroordeelde dienovereen
komstig, behalve dat er f 5 van de boete af-
ging.
Frankrijks Moderne Letterkunde,
door Dr. J. W. Marmelstein
Zutphen, Ruys' Uitg. Mij.
Een schat aan inzichten en informatie
biedt dit boek den lezer, die een gids wenscht
door het uitgestrekte gebied van de Fransche
letteren der laten we zeggen laatste
dertig jaar
Het spreekt van zelf dat de schrijver een
man van groote belezenheid is; minder van
zelfsprekend is het dat een auteur als Dr.
Marmelstein, man van een klaarblijkelijk
religieus levensinzicht, zich tegenover een
zoo veelkantige verschijning als de moderne
litteraire kunst zoo royaal gebarend gedraagt
als hier het geval is. Een André Gide komt
volkomen tot zijn recht, al zal de geleerde
schrijver vermoedelijk met grooter persoon
lijke ingenomenheid Alphonse de Chateau-
briant's laatste werk: „La réponse du Seig
neur", uitvoerig behandelen. Die bereidheid
van waardeering is in een werk als dit nood
zakelijk; de heer Marmelstein beschikt daar- -
over en daardoor is zijn boek voor iederen
litteratuurvriend inderdaad van groote waar
de. En men behoeft per slot var rekening nief
LITER PERL
voor slechts
U kunt Perl, den frisschen
gezonden Natuurdrank thans
EXTRA VOORDEELIG
koopen in de Nieuwe Groote
Flesschen van 1 Liter.
Ideaal voor gezinsverbruik
en als er gasten komen!
(Adv. Ingez. Med.),
eens zoo heel rechtzinnig te zijn om te be
grijpen hoe iemand als deze auteur ertoe
komt de wenschelijkheid te betoogen eener
„positieve actie tegen de onbeperkte schaam
teloosheid in de moderne letterkunde". Al
zal men zich, als schrijver dezes, de strijd
middelen dier ectie nog moeilijk kunnen
voorstellen en over de misschien avereeht-
sche resultaten zich ongerust maken. Hoe liet
zijover het schaamtelooze vindt ge in
dit boek niets en waar het zou kunnen ge
vonden zijn, glijdt de schrijver erlangs. Wat
niet belet dat hij veel geeft en op een pret
tige, vlot informeerend-e wijze. Als afgerond
werk hangt het boek een weinig uit elkaar.
Het tweede stuk doet denken aan een her
druk van diverse tijdschriftartikelen. Het
eerste is meer principieel opgezet en geeft
overzichtelijke aanteekeningen over de alge-
meene karaktertrekken der moderne dicht
kunst, romankunst en tooneel, telkens in
korte bespreking van daarop aansluitende
schrijvers vervat. Afzonderlijk belangrijk
zijn dan in het tweede deel de monographieën
over De Stanzen van Moréas. de Les van
Amerika, de reeds genoemde studie over
Chateaubriant en Het Huwelijk in de con
temporaine Fransche romankunst". En tus
schen deze stukken door heeft Dr. Marmel
stein een aantal vertalingen in versvorm
gastvrij opgenomen die het werk zijn van
den Dordtschen heer Stevense; Verlaine, Ver-
haeren en Mallarmé in het Hollandsch te
lezen verschaft geen onvertroebeld genot,
waarmede niets kwaads van de vertaling in
quaestie gezegd wil zijn. Alles bijeengenomen
isdit een boek om te bezitten, het nu en dan
te raadplegen, er veel uit op te steken en
zoo mogelijk er door opgewekt te worden tot
nadere kennismaking met een aantal der
behandelde auteurs. Met, als motto, Paul
Valéry's definitie van wat „modern" is: „het
vrije samenzijn van de ongelijksoortigste
ideeën, van de meest tegenstrijdige levens
inzichten en bronnen in iederen ontwikkel
den geest".
J. H. Leopold. Verzamelde Verzen
Rotterdam, Brusse.
De bewonderaars van Leopold's gedichten
hebben thans in een kloek deel alles bij el
kaar wat reeds gepubliceerd is en wat nog
in portefeuille lag. Alles gerangschikt en een
nawoord van aanteekeningen voorzien voori
den inmiddels tot Leidsch professor benoem
den dichter Mr. P. N. van Eyck.
De ernst waarmee deze zich van zijn taak
gekweten heeft bewijst als dit nog noodig
ware de hooge waard e er ing die de litte
ratoren der kunst van Leopold toedragen
Een modem dicht-oeuvre op deze wijze met
tekst-critische aanteekeningen en veronder
stellingen uitgegeven te zien, doet aan de
verschillende geleerde edities van Homerus
denken: zoo min de verzen van Leopold op
populariteit zijn afgestemd, even weinig zal
dit prachtig uitgegeven werk buiten den kring
der serieuse litteratuurminnaars naar waar
de geschat worden. Dezen echter zal deze uit
gaaf een welkome ^aanleiding tot her
nieuwde bestudeering en langzaam groeiead
genieten zijn van een litterair oeuvre, dat in
het moderne Nederlandsch vrij wel afgezon
derd staat op een eenzame hoogte. Deze
korte aankondiging doet het, werk nit in de
geringste mate voldoende recht, en wil slechts
op zijn verschijning de aandacht vestigen
van wie in de Hollandsche verskunst in haar
schoonste wijsgeerigheid belang stelt.
Lawine. Dooi- Jan van As,
Amsterdam. Van Holkema en
WarendorS.
Een Hollandsch auteur die een eenigszins
ongewoon geval, dat zich in een Zwitsersch
bergbewonersgezin voordoet, op suggestieve
manier behandelt. Hoog in de bergen wonen
op een haast onbereikbare hoeve Moeder
Reisegger en haar twee zoons en eenige
dochter. Een der zoons, bij het stroopen be
trapt, krijgt een schot hagel in de oogen en
verliest het gezicht. Hij is voortaan aan de
hoeve gebonden en leeft in de eenzaamheid
met zijn zuster Christine, terwijl de andere
broer de hoeve verzorgt en de oude moeder
kort na zijn ongeval sterft. Tusschen
Christine en den blinde ontstaat een ver
houding die door den schrijver met talent
en omzichtigheid geteekend wordt en die tot
een dramatische ontknooping leidt, waarbij
als een straf van den hemel het drietal onder
een lawine bedolven wordt. Een niet-alle-
daagsche historie met talent verteld, doch
waarvan het merg en dat niet alleen door
de vreemde landstreek waarin het geval zich
afspeelt weinis eïgendommelijk Hollandsch
is.
T H. DE BOIS.