De Brusselsche Wereldtentoonstelling. Nieuwe Uitgaven. LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN. DINSDAG 6 AUGUSTUS 1933 HA ARE EM'S DA GEE AD (Van onzen correspondent). Het. Britsche paviljoen, een compositie van strakke en gebogen vlakken, is van een zelf bewuste en gesloten voornaamheid. Wan neer men binnentreedt bevindt men zich in een hooge imposante hal waar een wereld bol van reusachtige afmetingen langzaam rondwentelt en de uitgestrektheid van het Britsche wereldrijk toont. Hetgeen in de zij zalen is tentoongesteld kenmerkt zich door rust. distinctie en traditie. Tusschen de in zendingen op economisch gebied (wij noemen slechts de Britsche machine-industrie en de scheepsbouw) en die op artistiek gebied is een zeker evenwicht bereikt, dat in de meeste paviljoens verre te zoeken is: het eene domi neert hier niet ten koste van het andere. De boekdrukkunst is vrij ruim vertegenwoordigd, op het gebied der kunstnijverheid noemen wij het gladde en voorname zilversmeedwerk Het geheel getuigt van een conservatieve geest. Zeer geslaagd zijn de Zweedsche en Deen- sche expositiegebouwen, welke vlak naast elkaar liggen. Het eerste is van lichtblauw hout, glas en blinkend metaal opgetrokken en maakt een uitstekende indruk. In de voor hal vallen ons de gelukkige toepassingen van fotomontage op. De inhoud van het pavil joen is op al te eenzijdige wijze samengesteld De machine-industrie domineert ten koste der kunstnijverheid, welke van goede kwali teit is, maar niets opvallends biedt. Het veel grootere Deensche paviljoen, dat er met zijn eenvoudige lijnen, lichtgroene tint en de aar dige versiering van de drie blauwe nationale leeuwtjes, heel prettig uitziet, is een der best geslaagde van de gansche tentoonstelling. Het vele statistische materiaal en and-ere wetenschappelijke gegevens, welke wij er aantreffen, zijn op een tegelijk zakelijke, overzichtelijke en artistieke manier verwerkt. Niets is in dit paviljoen vervelend, alles boeit en wekt de belangstelling. De kunstnijver heid is ruim vertegenwoordigd, met name de porseleinfabrieken en de zilversmeden stellen hier veel ten toon. dat van goeden smaak en distinctie getuigt, maar, evenals bij Zweden en Engeland het geval was. wor den wij hier zelden verrast door originaliteit en individualiteit. Het ruime Zwitsersche paviljoen is van een sobere, moderne architectuur, waarbij voornamelijk van hout en glas gebruik ge maakt is. Buiten staat een groote electrische klok, die er ons direct aan herinnert, dat wij ons hier in li-et land der uurwerkindustrie bevinden. Een der groote zalen bevat niets anders dan horloges, welke op smaakvolle wijze in, in de wand ingebouwde vitrines zijn geëtaleerd. Wij kunnen hier een schitte rende collectie van antieke uurwerken be wonderen. Wanneer men over een lang bal kon, dat aan het toerisme gewijd is en waar men in luie stoelen prettig kan liggen, is gewandeld, komen wij in een groote hal, vol machines, welke echter niets sombers heeft door het heldere licht, dat hier van alle zijden door de glazen wanden binnenstraalt. Vele typisch-Zwitsersche producten zijn voorts in,,.dit paviljoen tentoongesteld zooals cho colade en kaas, alles op buitengewoon aan trekkelijke wijze. Het Oostenrijksche paviljoen van wit hout en glas gemaakt, heeft uiterlijk wel wat van het Zwitsersche weg, maar is veel kleiner. Wij treffen hier een verzameling zeldzaam mooie foto's van Weenen, van het Oosten rijksche landschap en van de diverse na tionale kleederdrachten. Verder voornamelijk producten van Weensche kunstnijverheid, zooals mooi zilver van een strakke voornaam heid en tal van andere sierlijke voorwerpen van een geraffineerde elegantie. Doch alles is hier hopeloos traditioneel, van een stre ven naar vernieuwing geen spoor: men teert op oude glorie. Dichtbij temidden van de boomen staat een rustiek jachtpaviljoen van ruwe boomstammen gemaakt. Zeer bizonder is het pasgeopende Grieksche paviljoen, een synthese van stijlelementen van Kreta en Mycene uit den tijd der Griek sche procivilisatie (ongeveer 900 jaar voor Christus). Het is opgetrokken in een kleurig geel, versierd met hel rood en blauw. Op een der wanden vindt men een muurschildering in sepia en zwart. Grieksche wagenmenners voorstellende. De groote deuren van dit pavil joen tje zijn volgens Myceensche stijl met koperen knoppen en schilden versierd. Ook in het inwendige herinnert een reeks foto's welke een der wanden beslaat, ons aan het klassieke Griekenland; zoo zien wij een af beelding van de haven van Ithaca, liet vader land van Odysseus. Bij de weinige voorwerpen van kunstnijverheid, die er staan, vinden wij veel reminiscentie aan oud-Grieksche mo tieven. In dit paviljoen spreekt het verleden sterker dan het heden. Tegen het paviljoen aan bevindt zich een waranda, welke om de stam van een reusachtige wilg is heen ge bouwd. Hier kan men op zijn gemak Grieksche wijnen proeven. Rondom het paviljoen be vinden zich nog eenige nabootsingen van oude grafmonumenten, ook uit de tijd van de Grieksche pro-civilisatie. Aan een hooge witte obelisk waait de gouden vlag van Delios. In de aangenaam koele hal van het Turk- sche paviljoen klatert een klaar fonteintje. Alles is hier rust. Dit paviljoen is alleen ge wijd aan de producten, welke in Turkije object van staatsmonopolie zijn. Men treft er allerlei soorten tabak en sigaretten, evenals wijnen en likeuren in veelvormige sierlijke flesschen. Pittoresk is het paviljoen van Bulgarije, een klein Bulgaarsch huis, witgekalkt en met veel bruine houten balken. In het inwendige hangen warmkieurige tapijten. Veel is hier geëxposeerd van Bulgaarsche folklore. Wij genoten van een kleine prachtige collectie populaire Bulgaarsche sieraden, volkskunst van een fijnen smaak. Er ligt hier een schit terend stel zilveren gespen, zooals door de eerste comitadjis gedragen werden. Men voelt zich hier zoo in een andere sfeer, dat de enkele foto's, welke hier hangen, bepaald storend aandoen. Het Finsche paviljoen is wel van een zeer origineele conceptie. Men hoeft er bijna niet binnen te stappen, om-dat men door de groote glazen wanden, eigenlijk alles ziet, wat er staat. Een groote hoefijzervormige zaal is geheel gewijd aan het toerisme. De muren zijn versierd met de wapens der negen Finsche provincies. Propaganda en decoratie zijn op knappe wijze tot een aangenaam ge heel vereenigd. Al vormt het toerisme de hoofdzaak, wij treffen toch ook een collectie kunstvoorwerpen. Vooral op het gebied van glas en ceramiek vallen eenige fraaie objec ten te bewonderen. V-de uitgebreide Fransche deelneming met zijn verschillende gebouwen van groote Een rondwandeling door dri e-en-twintig paviljoens afmetingen is het bijna niet doenlijk, een zij het dan nog zoo globaal overzicht te geven. Het Fransche hoofdgebouw, evenals het gebouw, dat aan de Fransche koloniën is gewijd, zijn opgetrokken in een trieste en banale expositiestijl. Origineeler is het pavil joen van Parijs, met een smallen toren van bijna vijftig meter hoogte, waarop zich het schip van de stad Parijs bevindt. Een der in teressantste afdeelingen, is de groote zaal van het hoofdpaviljoen, welke gewijd is aan schoone kunsten, waar bizonder veel aantrek kelijks staat. Naast het artistieke element is ook het wetenschappelijke goed vertegen worodigd. Het inwendige geeft blijk van den soberen smaak, persoonlijkheid en intelli gentie, welke kenmerkend zijn voor de beste uitingen der Fransche cultuur. Het Roemeensche paviljoen is grootsch opgezet en van een harmonische lijn. In de voorname en rijk ingerichte voorhal, bevin den zich een aantal vitrines met voorwerpen van religienze kunst uit de verschillende eeuwen. Van de huidige Roemeensche kunst is vooral de boersche kunst ruim vertegen woordigd met allerhande sieraden, weefsels en tapijten. Ondanks de kleurenrijkheïd is deze landelijke kunst niet zonder eentonig heid. De foto's op toeristisch gebied, welke wij aantreffen zijn bizonder fraai. Het Egyptische paviljoen is alleen bestemd voor propaganda voor vreemdelingenverkeer. Het uiterlijk is van een ..authentieke" Egyp tische stijl, welke ons maar matig kon be koren. Het inwendige is vooral merkwaardig door de reconstructie van een Egyptische tempel, welke men er vindt en die bijna evengroot is als het heele paviljoen. Het paviljoen van Palestina is opgetrokken in Nieuw-Palestijnsche stijl, geïnspireerd op oude Oostersche motieven. Aardig is de bin nenplaats, welke een 'beeld geeft van' Oos- tersc-h marktleven. Joodsche kooplieden prij zen hun sieraden en snuisterijen aan. Het overige deel van dit paviljoen dat pas ge opend werd, is nog niet ingericht. Maar wij gelooven, dat voor de bezoekers ds aan trekkelijkheid van dit paviljoen, voornamelijk zal liggen in de bekoring van het gebouw, dat de nieuwere stijlopvattingen op harmo nische wijze vereenigt met oude Oostersche elementen. JAN GRESHOFF. Smaakzin bij bijen. Na tien jaar proefnemingen ontdekt. De bekende Duitsche bioloog prof. K. von Frisch uit Münehen heeft, zooals bekend, tal van proeven op bijen genomen. Hij heeft o.a. vastgesteld, dat deze insecten in staat zijn, kleuren waar te nemen. Uit zijn experimen ten is o.a. gebleken, dat de bijen ultra-violet licht, waarvoor het menschelijke oog onge voelig is, kunnen waarnemen, terwijl ze voor rood licht kleurenblind zijn. Bovendien heeft men vastgesteld, dat deze dieren een tempera tuur- en een tijdz-in bezitten en dat ze even eens over zintuigen, beschikken, waarmee, ze zich in de ruimte kunnen orienteeren. Onlangs is prof. von Frisch er nu in ge slaagd, ook den smaakzin van bijen nauw keurig te analyseeren. De tijd. dien hij voor deze proeven noodig had. besloeg tien jaar. Prof. von Frisch dresseerde voor dit doel een aantal bijen zoodanig, dat zij op een bepaalde suikeroplossing afkwamen en haar opdron ken. Vóór hij met de proeven begon, schakelde hij echter den reukzin van deze dieren uit, op dat de toevallige geur van een oplossing geen invloed kon uitoefenen op de resultaten. Voorts bood de onderzoeker den proefdieren suikeroplossingen van verschillende concen traties aan om te kunnen vaststellen, hoe fijn de smaak bij deze dieren is'ontwikkeld. Het bleek, dat een hongerige bij een oplos sing. die 2rietsuiker bevat, nog net als zoet ondervindt, terwijl voor den mensch een op lossing, die vijf keer zoo zwak is, nog een zoete smaak bezit. Bovendien bleek uit de experimenten, dat verschillende oplossingen, die suiker van een andere chemische samenstelling bevatten, door de bijen niet als zoet werden waargeno men. terwijl de mensch deze nog zoet noemt. De bijen drinken intusschen deze oplossingen graag, als men er wat rietsuiker bij doet. Daaruit kan men de conclusie trekken, dat de dieren de desbetreffende oplossingen niet on aangenaam vinden, maar dat ze de suiker, die deze oplossingen bevatten, niet kunnen proe ven. Saccharine wordt door de bijen eveneens niet als zoet waargenomen. Prof. von Frisch onderzocht intusschen niet slechts den smaakzin der bijen voor zoet maar eveneens haar reacties op zuur, bitter en zout. Voor dit doel bood hij den dieren suikerop lossingen aan, die een bepaalde hoeveelheid zoute, bittere of zure stoffen bevatten. Uit deze proeven bleek, dat de bij op zuur op dezelfde wijze reageert als de mensch, ter wijl ze voor zout zelfs gevoeliger is dan wij. Van de bittere stoffen, die prof. von Frisch bij zijn experimenten toepaste, ondervonden de dieren slechts ae kinine als bitter .terwijl ze de cocaïne, die de mensch zeer bitter vindt, niet als bitter waarnamen. Uit de hier beschreven experimenten is dus duidelijk gebleken, dat de bijen op zoet, zout, bitter en zuur op verschillende wijze reagee- ren. Het stond intusschen nog niet duidelijk vast, of ze werkelijk een verschil kunnen waar nemen tusschen bitter en zout; want het zou toch kunnen zijn, dat ze deze beide smaken eenvoudig als onprettig afwijzen, zonder er een verschil tusschen te kunnen vaststellen. Prof. von Frisch heeft echter ook nog proe ven genomen, waaruit duidelijk is gebleken, dat de dieren op zout anders re ageer en dan bij voorbeeld op kinine. Als men den dieren namelijk een kleine hoeveelheid kinine in een suikeroplossing aanbiedt, drinken ze het op. als ze honger hebben, terwijl ze dezelfde op lossing met een heel klein beetje zout steeds versmaden. Verder heeft de onderzoeker den bijen nog andere bittere stoffen aangeboden, zooals bij voorbeeld salicine. Een oplossing, die deze stof bevat, wordt nooit aangenomen. Daaruit kan men de conclusie trekken, dat deze insecten zelfs in staat zijn, verschillende bittere smaken te onderscheiden. Het is in tusschen ook mogelijk, dat zij organen bezitten voor „smaakkwaliteïten", waarover wij niets kunnen zeggen, omdat wij ze niet kennen. In elk geval reageeren deze dieren op verschil lende bittere stoffen gevoeliger dan de mensch. Welke verklaring we hiervoor moeten geven, moeten verdere onderzoekingen aantoonen. Men kan in ieder geval nu al uit deze proe ven opmaken, dat deze dieren, die op een veel lager ontwikkelingspeil staan dan de mensch voor verschillende smaken een fijner onder scheidingsvermogen bezitten dan wij. De men schelijke zintuigen mogen dus niet in elk op zicht als superieur worden beschouwd. M. H. J. De waker in Uw huis! Shelltox verdelgt motten, muggen, vliegen Kortom alle ongedierte, de larven en eitjes incluis. Een kamerbeurt zonder Shelltox is slechts half werk. Haal een bus Shelltox bij Uw drogist! (Adv. Ingez. Med.) „ZOMER". Door R. J. de Stoppelaar. Jan P Strijbos en A. B. Wigman. Uitgave Schel- tema Holkema N.V., Am sterdam. Daar ligt het derde prachtige boek in de serie der vier jaargetijden, getiteld „Zomer", voor ons, dat in woord en beeld de volheid en veelheid van het leven in den zomer weer geeft. Vogels en planten vormen er wel de hoofdschotel van, maar evengoed worden er insecten besproken en landschappen beke ken. R. J. de Stoppelaar vertelt van den zomer in Weide en Waterland; hij begint op een boerderij om daarna steeds verder naar bui ten te trekken, naar de bloeiende landen en de stille plassen. „Ho Bruine! bedaar wat! bedaar wat! de dag is nog lang. Mijn buurman aan de over zijde spant de beide merries, de bruine en de zwarte, voor de maaimachine. die, rood en wit. met glinsterenden vingerbalk. uit het wagenhuis is gereden. De paarden hebben er zin in. De vroeg verrezen zon vult hemel en aarde met licht, over de landen staat de hooge blauwe hemelkoepel. In den hof bloeien sering en meidoorn, de vlier staat op 't punt te volgen Geur van lindebloesem hangt over 't erf. De spotvogel jubelt in een eschdoorn, op de naald van 't schuurdak zit een houtduif doffer zich te vermaken met koeren en buigingen, zwaluwen glippen in en uit de schuurdeuren. Het is een mooie zo mermorgen. De wereld is vol zon". Jan Strijbos neemt ons mee naar het strand en de duinen, waar de frissche zee wind waait en waar zooveel vogels huizen, eenvoudig tusschen de schelpen-, of meer be schut in duindoorns en vlieren. Hij vertelt van de scholeksters, die nu al jaren achter een broeden op het dak van een Texelsche boerderij, inplaats van. op den grond, zooals het hun gewoonte is. ..De jongen verlaten als nestvlieders al spoedig het nest en rollen via het rieten dak op den grond, zonder zich iets van dien val aan te trekken. Onbeschadigd en zonder eenig letsel of nadeel te ondervinden komen ze in het gras terecht, waar ze direct door de beide vogels ontvangen en weggeleid wor den door het lange gras van de bebloemde wei". En ook de duinvorming is niet vergeten. De schrijver wijst nog eens op het nuttelooze van het planten van helmstekkén bovenop duintoppen waar geen-aanvoer van zand is. Want juist die zand- en voedseltoevoer heeft de helm noodig voor zijn etagegroeï, hetgeen Dr. J. W. van Dieren in zijn werk heeft uit een gezet. Met A. B. Wigman maken we dan nog een zomerwandeling door bosch en heide, waar het leven ook in al zijn veelzijdigheid voort gaat. De vogelzang wordt minder, maar er bloeit nog van alles en er schuifelen hage dissen en addertjes over den bodem. Helaas is het brandgevaar hier geenszins denkbeel dig. maar dat verandert niets aan den in houd van de regels waarmee het boek be sloten wordt: „Reeds raakt de herfst ons aan met koele voormiddagen in een gloor van door-ambei*d zilver; de eerste witte draden, dauw bepa- reld, glinsteren fonkelend aan het natte, glanzende hout en een' doorzichtige teeder- heid, die indruk maakt op menschen met fijn gevoel en diepen geest, wazigt over alle din gen en veerkrachtiger dan in Augustus stapt ge voort op uw omzwervingen, tevreden en welgemoed, maar toch met een tikje wee moed, omdat ook deze zomer alweer op zijn laatste beenen loopt Het boek bevat een groot aantal prachtige foto's, een illustratie die inderdaad een ver siering beteekent. EEN BUSTE VAN DEN MEEST GEHEIM- ZINNIGEN ENGELSCHMAN. kolonel Lawrence, die eenige weken geleden bij een motorongeval om het leven kwam. Zooals men zich herinnert, heeft hij verscheidene jaren in Arabie doorgebracht. Voor Haarlem's Kantonrechter. Overbodig lawaai. We zijn -blij als onze vermoeide hersenen niet meer bezwaard worden met geraas en getoeter van motorrijtuigen, geschreeuw en gebel van venters, gejuich en gejammer van radiotoestellen of andere al dan niet mecha nisch gedreven muziek-instrumienten. Maar eer het zoover is, is 't nacht en dus verlangen we in den nacht naar rust. In Parijs begrijpt men dit zoo. dat daar 's nachts geen auto andere dan lichtsignalen mag geven, in vele plaatsen in het buitenland is het verboden 's avonds laat piano te spelen, wij Nederlan ders kennen nog de oer-oude bepaling, die verbiedt op den openbaren weg rumoer te verwekken waardoor de nachtrust kan wor den verstoord: burengerucht heet dat. Bij plaatselijke verordeningen is dat veelal aan gevuld met vi i'bodsbepalingen betreffende hondengeblaf en hanengekraai en zoo ook moet in Velsen de eigenaar van een hond er voor zorgen, dat zijn dier 's nachts niet jankt of blaft. Elen bakker had daarvoor niet gezorgd; hij zei, dat hij het niet kon, omdat hij niet thuis was en volgens getuigen zou dit afwezig zijn juist oorzaak wezen van het gejank; het beest had heimwee naar zijn baas. Dat is nu alles heel mooi, maar de buren konden van die heimwee niet slapen. Laat de baas den hond dan meenemen, zei er een, maar dat kon de baas alweer niet, omdat hij juist den hond genomen had met het oog op veiligheid, want er was al een-s bij hem in gebroken en 200 gulden gestolen. De kantonrechter wist ook geen weg in dat labyrinth, maar de hond mocht 's nachts niet janken en dus kreeg de baas tien gulden boete. Een Beverwijker had zich te verantwoor den voor lawaai, dat hij zelf gemaakt had, dus dat ging beter, maar die vond zichzelf toch ook niet de schuldige, want zei hij, als mijn buurvrouw niet begonnen was met ruzie te maken, had ik niet noodig gehad 's avonds om tien uur op straat te gaan schreeuwen. De nachtrust begint al vroeg in Beverwijk en wie dit niet mocht gelooven, verwijzen we naar de verklaring van een getuige, die zei, dat hij toen al sliep. Toch was de ver klaring van dien getuige eigenlijk niet af doende, want de man zei, dat hij niet door het schreeuwen, wakker was geworden, maar dat zijn vrouw hem wakker had gemaakt om hem deelgenoot te maken van de ruzie daar buiten. Nu, hij werd dan zoo goed wakker, dat hij zijn bed uit en naar buiten ging om den schreeuwer een klap to geven. Dit laat ste vertelde natuurlijk de schreeuwer en deze vroeg, hoe dat nu zat met dien klap. maar de klap gaat den kantonrechter niet aan en dus werd daar geen antwoord op gegeven, 't Eenige antwoord, dat de schreeuwer kreeg, was vijf gulden boete. Er was nog een andere schreeuwer, maar die had niet de nachtrust verstoord, maar de Zondagsrust, de delinquent was namelijk een venter van roomijs en die lieden mogen op Zondag hun waar niet met eenig geluid aanprijzen; ijsliefhebbers moeten maar uit kijken, of ze niet zoo'n wit karretje met een blinkende gong en een ge-uniformden be stuurder zien. IJscoman vond dit een doo- dende bepaling voor zijn bedrijf, want juist de menschen die thuis zitten, worden er door heldere gongslagen attent op gemaakt, dat daar een koele versnapering is te verkrijgen en dan komt ae begeerte er naar bij hen op. 't Mag niet, zei de kantonrechter en zorg nu maar, dat je niet weer hier komt. ,,'k Heb al weer een bekeuring", zei de IJs coman en hij vreesde, dat het de laatste niet zou zijn. Hij kreeg 4 gulden boete. De laatste herriemaker, die voorkwam, was weer een Beverwijker, maar een, die niet ge wacht had dat het nacht was. Hij was een garage binnen geloopen en had geschreeuwd: „Ik steek hem dood, ik snij hem aan riemen" en die uiting van moordlust liet niet na een groote menigte naar de garage te lokken, begeerig om van het aangekondigde schouwspel getuige te zijn. De politie zag daarin een verstoring van de openbare orde en daarvoor stond de man nu terecht. Hij excuseerde zich met de verklaring, dat hij stom dronken was geweest en niet wist, wat hij gezegd had en die dronkenschap ex cuseerde hij weer hiermee, dat hij een brief van zijn vrouw had gekregen. Helaas vernamen we niet, wat hem er toe had bewogen van doodsteken eji aan riemen snijden te spreken. De kantonrechter sprak wijze woorden over het verkeerde van dronkenschap en den na- deeligen invloed van sterken drank op het menschelijk lichaam en de man vond, dat de kantonrechter gelijk had, maar toch vond hij, dat de rechter niet zoo erg gelijk had met hem tien gulden boete te geven, doch daar was niets aan te doen. Margarine. Eenigen tijd geleden floreerde in IJmuiden een handel in een soort boter of margarine, welke waar buiten de wettelijke bepalingen om bereid werd en deze had een 'einde genomen t-oen strenge straffen werden opgelegd. Nu was de fabricage echter weer begonnen, maar de politie was op haar hoede en zoodoende werd een partijtje van die zoogenaamde boter, waarin aardappelmeel of iets dergelijks was verwerkt, in beslag genomen, terwijl de ver- kooper bekeurd werd. Hij hoorde f 30 boete tegen zich eischen en vernietiging van de in beslag genomen waar. De kantonrechter veroordeelde dienovereen komstig, behalve dat er f 5 van de boete af- ging. Frankrijks Moderne Letterkunde, door Dr. J. W. Marmelstein Zutphen, Ruys' Uitg. Mij. Een schat aan inzichten en informatie biedt dit boek den lezer, die een gids wenscht door het uitgestrekte gebied van de Fransche letteren der laten we zeggen laatste dertig jaar Het spreekt van zelf dat de schrijver een man van groote belezenheid is; minder van zelfsprekend is het dat een auteur als Dr. Marmelstein, man van een klaarblijkelijk religieus levensinzicht, zich tegenover een zoo veelkantige verschijning als de moderne litteraire kunst zoo royaal gebarend gedraagt als hier het geval is. Een André Gide komt volkomen tot zijn recht, al zal de geleerde schrijver vermoedelijk met grooter persoon lijke ingenomenheid Alphonse de Chateau- briant's laatste werk: „La réponse du Seig neur", uitvoerig behandelen. Die bereidheid van waardeering is in een werk als dit nood zakelijk; de heer Marmelstein beschikt daar- - over en daardoor is zijn boek voor iederen litteratuurvriend inderdaad van groote waar de. En men behoeft per slot var rekening nief LITER PERL voor slechts U kunt Perl, den frisschen gezonden Natuurdrank thans EXTRA VOORDEELIG koopen in de Nieuwe Groote Flesschen van 1 Liter. Ideaal voor gezinsverbruik en als er gasten komen! (Adv. Ingez. Med.), eens zoo heel rechtzinnig te zijn om te be grijpen hoe iemand als deze auteur ertoe komt de wenschelijkheid te betoogen eener „positieve actie tegen de onbeperkte schaam teloosheid in de moderne letterkunde". Al zal men zich, als schrijver dezes, de strijd middelen dier ectie nog moeilijk kunnen voorstellen en over de misschien avereeht- sche resultaten zich ongerust maken. Hoe liet zijover het schaamtelooze vindt ge in dit boek niets en waar het zou kunnen ge vonden zijn, glijdt de schrijver erlangs. Wat niet belet dat hij veel geeft en op een pret tige, vlot informeerend-e wijze. Als afgerond werk hangt het boek een weinig uit elkaar. Het tweede stuk doet denken aan een her druk van diverse tijdschriftartikelen. Het eerste is meer principieel opgezet en geeft overzichtelijke aanteekeningen over de alge- meene karaktertrekken der moderne dicht kunst, romankunst en tooneel, telkens in korte bespreking van daarop aansluitende schrijvers vervat. Afzonderlijk belangrijk zijn dan in het tweede deel de monographieën over De Stanzen van Moréas. de Les van Amerika, de reeds genoemde studie over Chateaubriant en Het Huwelijk in de con temporaine Fransche romankunst". En tus schen deze stukken door heeft Dr. Marmel stein een aantal vertalingen in versvorm gastvrij opgenomen die het werk zijn van den Dordtschen heer Stevense; Verlaine, Ver- haeren en Mallarmé in het Hollandsch te lezen verschaft geen onvertroebeld genot, waarmede niets kwaads van de vertaling in quaestie gezegd wil zijn. Alles bijeengenomen isdit een boek om te bezitten, het nu en dan te raadplegen, er veel uit op te steken en zoo mogelijk er door opgewekt te worden tot nadere kennismaking met een aantal der behandelde auteurs. Met, als motto, Paul Valéry's definitie van wat „modern" is: „het vrije samenzijn van de ongelijksoortigste ideeën, van de meest tegenstrijdige levens inzichten en bronnen in iederen ontwikkel den geest". J. H. Leopold. Verzamelde Verzen Rotterdam, Brusse. De bewonderaars van Leopold's gedichten hebben thans in een kloek deel alles bij el kaar wat reeds gepubliceerd is en wat nog in portefeuille lag. Alles gerangschikt en een nawoord van aanteekeningen voorzien voori den inmiddels tot Leidsch professor benoem den dichter Mr. P. N. van Eyck. De ernst waarmee deze zich van zijn taak gekweten heeft bewijst als dit nog noodig ware de hooge waard e er ing die de litte ratoren der kunst van Leopold toedragen Een modem dicht-oeuvre op deze wijze met tekst-critische aanteekeningen en veronder stellingen uitgegeven te zien, doet aan de verschillende geleerde edities van Homerus denken: zoo min de verzen van Leopold op populariteit zijn afgestemd, even weinig zal dit prachtig uitgegeven werk buiten den kring der serieuse litteratuurminnaars naar waar de geschat worden. Dezen echter zal deze uit gaaf een welkome ^aanleiding tot her nieuwde bestudeering en langzaam groeiead genieten zijn van een litterair oeuvre, dat in het moderne Nederlandsch vrij wel afgezon derd staat op een eenzame hoogte. Deze korte aankondiging doet het, werk nit in de geringste mate voldoende recht, en wil slechts op zijn verschijning de aandacht vestigen van wie in de Hollandsche verskunst in haar schoonste wijsgeerigheid belang stelt. Lawine. Dooi- Jan van As, Amsterdam. Van Holkema en WarendorS. Een Hollandsch auteur die een eenigszins ongewoon geval, dat zich in een Zwitsersch bergbewonersgezin voordoet, op suggestieve manier behandelt. Hoog in de bergen wonen op een haast onbereikbare hoeve Moeder Reisegger en haar twee zoons en eenige dochter. Een der zoons, bij het stroopen be trapt, krijgt een schot hagel in de oogen en verliest het gezicht. Hij is voortaan aan de hoeve gebonden en leeft in de eenzaamheid met zijn zuster Christine, terwijl de andere broer de hoeve verzorgt en de oude moeder kort na zijn ongeval sterft. Tusschen Christine en den blinde ontstaat een ver houding die door den schrijver met talent en omzichtigheid geteekend wordt en die tot een dramatische ontknooping leidt, waarbij als een straf van den hemel het drietal onder een lawine bedolven wordt. Een niet-alle- daagsche historie met talent verteld, doch waarvan het merg en dat niet alleen door de vreemde landstreek waarin het geval zich afspeelt weinis eïgendommelijk Hollandsch is. T H. DE BOIS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 8