HET HUIS No. 83.
/St
De overstroomingsramp in Noord Italië. Een overzicht Yan de verwoesting, welke in de vallei bij
Ovada werd aangericht
Het carillon van het Koninklijk Paleis
op den Dam te Amsterdam wordt
schoongemaakt. De beiaardier, de
heer J. Vincent, tijdens de werkzaam
heden
Op het hoogste
punt van de nieuwe
brug over de
Waalte Nijmegen,
de grootste over
spanning van Euro
pa, zag de foto
graaf een rader
boot op de rivier
passeeren
Het gedeelte van de haven te Southampton, waar een
vlieghaven zal worden ingericht teneinde post en passagiers
sneller van de mailschepen naar het buitenland te kunnen
vervoeren
Attolico, de nieuwe Italiaansche gezant te Berlijn, bij aan
komst met zijn echtgenoote aan het station Friedrichstrasse
in de Duitsche hoofdstad
Lacquehaye wist Donderdag bij de internationale wielerwedstrijden te Brussel het wereld
kampioenschap der stayers te behalen
De minister-president dr. H. Colijn, die thans voor eenigen tijd te Oberstdorf
verblijft, voor den ingang yan het hotel, waarin hij zijn intrek heeft genomen
FEUILLETON.
Een oorspronkelijke roman
3)
Ir. J. C. L. B. PET.
Mijn ooms waren al lang dood en van de er
fenis was geen sou meer over. Al mijn vrien
den zaten even erg op zwart zaad als ik, zoo
dat er niets te leenen viel. Ik had werkelijk
een heelen nacht noodig om een plannetje te
bedenken. Maar U drinkt niet, meneer, U ver
smaadt dit kostelijke vocht! Kom, kom, het
wordt voor de ganzen niet gebrouwen."
Christiaan wist niet wat te doen. Werktui
gelijk keek hij naar het meisje, dat in dit ge
zelschap nog de beste gids scheen om hem
raad te geven. Zij knikte hem toe; de uitdruk
king in haar gezicht zei hem, dat het maar
het beste was, den ouden heer zijn zin te
geven.
Hij dronk dus voorzichtig het glas leeg.
„Zoo mag ik het zien," zei de overste tevre
den, en schonk het glaasje weer vol, tegelijker
tijd zichzelf bedienend.
„Goed, ik zei dan, dat ik een heelen nacht
noodig had om een financieel saneeringsplan
te ontwerpen. Nu komt het geniale. Den vol
genden avond stond er een advertentie in de
dagbladen, dat er een onfeibaar middel was
uitgevonden om rupsen te verdelgen. Het
kostte maar een rijksdaalder. Meneer de Groot,
,de rijksdaalders stroomden binnen. Bij die
gelegenheid werd het mij duidelijk, welk een
overlast onze nijvere boerenstand ondervindt
yan de rupsen, die met niets ontziende vraat
zucht groenten en vruchtboomen verwoesten.
'Voor eiken rijksdaalder verzond ik twee plank
jes, die met scharnieren aan elkaar waren
óbevestigd. De fabriek die ze voor mij maakte,
Sverkte dag en nacht door. Bij elk paar plank-
'jes voegde ik een gebruiksaanwijzing, die als
volgt luidde; Neem een rups, leg hem (of
haar) op het onderste plankje, en klap het
bovenste met kracht hierop. Neem vervolgens
een tweede rups en handel hiermee op over
eenkomstige wijze. Ga zoo door tot alle rupsen
zijn vernietigd. Wat zegt U hiervan, heeren?
Was dit niet een kostelijk systeem, geniaal in
zijn eenvoud?"
Met doffe stem ging hij door; „Ik was erg
trotsch op deze bron van inkomsten. Maar de
legerleiding, die bestond uit officieren van
andere wapens, grove lieden, zonder gevoel
voor humor, dacht er anders over. Wat eerst
een overwinning leek, werd een nederlaag. Ik
werd smadelijk gepensionneerd. ik, die gene
raal had kunnen zijn".
Christiaan had het verhaal geamuseerd aan
gehoord maar vond het nu welletjes. Hij had
ondertusschen gelegenheid gehad de rest van
het gezelschap eens op te nemen, en was tot
de conclusie gekomen, dat het niet uit bijster
verheffende lieden bestond.
In den hoek, bij de kachel zat een man met
een bleek smal gezicht, waarin twee donkere
oogen onrustig rondkeken. Zijn haar was met
te veel zorg gepommadeerd en achterover ge
kamd, zijn das was te correct gestrikt. Wat
Christiaan het meeste tegenstond waren zijn
schoenen; het waren lage lange smalle schoe
nen, waarvan het bovendeel uit grijs glacé en
het onderdeel uit gelakt leer bestond.
„Een man met dergelijke schoenen", dacht
Christiaan, „deugt niet. Hij hoort thuis in
clandestiene nachtgelegenheden en tweede
rangs speelholen."
Naast dezen dandy zat een kort en breed
man, gekleed in een bruin pak met groote
ruiten. Een groote roode lok viel over zijn
vierkante bleeke gezicht, Hij kon van alles
zijn, van glazenwasscher tot beroepsinbreker.
Op den rooden man volgde de overste; daar
naast zat een slungel van negentien jaar
met een sigaret tusschen de lippen en een te
groote jockeypet op, waarvan de klep zijn half
gesloten oogen overschaduwde. Het mannelijke
deel van het gezelschap werd gecompleteerd
door een dikken lobbes van een man, die met
'een goedig rood gezicht op een vochtig peukje
sigaar kauwde, en bij elke nadrukkelijke be
weging van den overste goedkeurend en glim
lachend knikte.
Christiaan dronk zijn tweede glas jenever
leeg, stond op en stak den ouden heer zijn
hand toe.
„Overste", zei hij, „het spijt mij heel erg,
maar ik kan niet langer blijven. Uw verhaal
heeft mij zeer getroffen, en ik zal er mijn
voordeel mee doen, als ik eens in financieele
moeilijkheden kom. Maar ik moet nu werke
lijk gaan."
„Maar meneer de Groot", sputterde de over
ste. „na den onschatbaren dienst, dien U Ziska
hebt bewezen."
„Zeg eens overste," vroeg Christiaan scherp,
„welken dienst heb ik deze dame eigenlijk be
wezen?"
„Welken dienst heb ik deze dame bewe
zen?" vroeg de oude heer, verbaasd den ge-
amuseerden kring rondziend, „welken dienst
heb ik deze dame bewezen? U bent toch de
heer, die den kerel, die haar aanviel hebt
neergeschoten?"
„Ik? Geschoten? Hoe komt U erbij?"
Hij keek nu het meisje, dat naast hem
stond, recht in de oogen.
Zij keek hem glimlachend aan en ant
woordde:
„Schaamt U zich maar niet hoor. Ik vond
het geweldig flink van U".
„Maar ik heb niet geschoten," protesteerde
Christiaan wanhopig, „ik heb niet eens een
revolver".
„En wat zie ik daar dan in Uw jaszak?"
vroeg de overste dreigend, met uitgestoken
vinger wijzend op den linker jaszak van den
jongen man.
Werktuigelijk stak hij zijn hand erin, en
vond een kleine nikkelen revolver. Hjj keek
verbijsterd op, en zag nu de vijf mannen, die
allen waren opgestaan, en hem grijnzend
aankeken.
Plotseling begreep hij, dat hij in een val was
geloopen.
„Schurken!" schreeuwde hij, „ploerten! Laat
mij eruitj,"
En hij hief de revolver omhoog, om de ke
rels te bedwingen.
Op dat oogenblik kreeg hij een harden klap
op zijn achterhoofd en zakte hij bewusteloos
in elkaar,
II.
Christiaan de Groot weigert bruine
boonen met spek te eten.
De klap op het hoofd van Chrisiaan de Groot
was goed aangekomen. Twee nachten en een
dag bleef hij bewusteloos. Den morgen daarop
opende hij voor het eerst weer de oogen, die
versuft en niets ziend ronddwaalden.
„Margot", mompelde hij. „Margot".
„Zoo, langslaper, word je eindelijk wak
ker?" klonk een opgewekte maar gedempte
vrouwenstem naast zijn bed.
Met een schok draaide hij zijn hoofd om in
de richting waaruit de stem kwam. Een kreet
van pijn ontsnapte hem; zijn hoofd verdroeg
deze bruuske beweging nog niet. Even sloot
hij de oogen; toen hij ze weer opende zag hij
een klein tenger meisje met blonde haren en
bleeke smalle lippen. Hulpeloos trachtte hij
zich te herinneren waar hij was, en waar hij
dit meisje meer had gezien.
Zijn hand streek over zijn voorhoofd, als
om een floers weg te schuiven dat over zijn
oogen lag en waardoor hij niet kon zien.
„Waar is Margot?" vroeg hij angstig.
„Ik weet niet waar Margot is," zei het meisje
ernstig, „in elk geval kun je haar nu nog niet
zien."
„Waar ben ik?"
„Niet zoo veel vragen, mijn jongen; je hebt
een flinken tik gehad en je moet je een beetje
rustig houden. Straks zullen wij over Margot
praten. Nu moet je eerst wat eten. Ik heb
grauwe erwten met gebakken spek.
Christiaan de Groot was niet kieskeurig; in
Frankrijk at hij kikker biefstukjes, in Italië
smulde hij van inktvisschen. (Hij wist zelfs
met een zeker aplomb te beweren dat die uit
de „Adriatico" beter zijn dan die uit de Ty-
renico").
In Algiers had hij met genoegen zijn tong
verbrand door schapenvleesch te eten dat
droop van kokend en ranzig vet.
Er was echter onder alle gerechten, die de
koks over de geheele wereld vanaf het Neo-
lithische tijdperk hebben bedacht, uitgevon
den, geconcipieerd of gecomponeerd één dat
hem met de uiterste walging vervulde. Dit
eene en uitzonderlijke gerecht heette grauwe
erwten met gebakken spek.
- Met inspanning van alle krachten (hij voel
de zich erg slap) strekte hij beide handen uit
in een afwerende beweging en uitte een lang
gerekt en welgemeend: „Bah!"
Overmand door deze buitengewone inspan
ning zakte hij weer terug in een toestand van.
halve bewusteloosheid. Hij zag dus niet hoe
het meisje hem eerst met stomme verbazing
en daarna met eenige minachting aankeek,
en vervolgens schouderophalend het vertrek
verliet.
Even later keerde zij terug met een bordje,
waarop vier sneedjes brood lagen; in de an
dere hand hield zij een beker thee.
„Kom, luilak", riep zij vroolijk, „lekkerbek!
Hier is wat anders voor meneer. Versch
brood".
Christiaan ontwaakte weer en keek het
meisje aan in zijn geheugen zoekend waar hij
haar had leeren kennen. Na een oogenblik
begreep hij, dat het beter -was, dit onderzoek
tot later op te schorten, en eerst zijn aandacht
te besteden aan het ontbijt.
Het brood smaakte hem uitstekend, en on
der het eten kreeg hij langzamerhand zijn
zelfvertrouwen terug, hoewel een licht gevoel
van duizeligheid bleef, en zijn geheugen nog
geheel in de war was. Van het meisje ging een
rustigen en vertrouwen wekkenden invloed
uit die zijn zelfvertrouwen versterkte en als
het ware uitnoodigde tot een vriendschappe
lijke mededeelzaamheid.
(Wordt vervolgd).