De brand in de radio-tentoonstelling te Berltfru HET HUIS No. S3. De instorting van den in aanbouw zijnden tunnel in de Hermann Goeringstrasse te Berlijn, waarbij verschillende arbeiders werden bedolven. De geweldige ravage op de plaats van het ongeluk Ongeveer 300 athleten vertegenwoordigen veertien landen bij de vierde internationale doofstommen-athletiek- wedstrijden te Londen. Het Hollandsche team maakt zijn entree De nieuwe Spoorwegwerken in Amster- De televisie-apparaten op de radra-tenleenstelling te BeHSp dam-Oost. - De nieuwe voetbrug met konden ,,,d'9 9e,ed wor3en M werd€n in Wendende 7 i 7 7 bo«wen onder bewaking qesteld het seinhuis in aanbouw Pijnenburg luistert naar het bekend maken van den gemaakten tijd bij de revanche-rit tegen den jeugdigen rijder Schotman te Zwolle José Laval, de dochter van den Franschen minister- De brand in de radio-tentoonstelling te Berlijn. Een overzicht van de laaiende vlammenzee R^fde''ChamLn. - DeT^ It haar Yader FEUILLETON. Een oorspronkelijke roman van Ir. J. C. L. B. PET. 6) „Mag ik nu nog een glas water?" vroeg hij. Het meisje wipte op van haar stoel, alsof die vraag haar een groot genoegen deed. Even later kwam zij met een groot glas water terug. „Nu moet je gaan slapen", commandeerde zij, „mogen ben je weer voldoende opgeknapt om weg te gaan. Ik doe het licht uit." Christiaan stak haar de hand toe. „Dag Ziska". zei hij. „ik dank je wel voor het eten. Het was erg lekker, en het heeft me veel goed gedaan." Ze keek hem een oogenblik besluiteloos aan, versmaadde de aangeboden hand, nam het bord en het glas. en draaide de schakelaar van het electrisch licht om. Met een tevreden zucht draaide Christiaan tic'n om. Morgen, wist hij. zou hij sterk genoeg eijn om op te staan. Dan zou hij teruggaan naar Margot. In zijn hoofd zong het verrukt: „Margot, Margot, Margot". Toen viel hij in een gezonden slaap. Een half uurtje later werd hij plotseling, maar zonder schrik wakker. Een hoofd was over het zijne gebogen, wanordelijk kort blond haar viel over zijn wangen; twee smalle lip pen drukten de zijne. Christiaan verzette zich niet. maar hield eich slapende. Toen hoorde hij zachte voet stappen zich verwijderen, de deur werd ge- ruischloos geslottya, en Christiaan sliep ten tweeden male in. V. Hierin wordt verhaald hoe Christiaan de Groot het huis no. S3 verlaat, maar zich, na het doorleven van opwindende avonturen, genoopt ziet, daarin iveer terug te keeren. Den volgenden ochtend ontwaakte Chris tiaan, doordat een zonnestraal, hoewel ver zwakt door het stof op de ruiten in zijn ge zicht viel. Hij gevoelde zich weer heelemaal normaal; de duizeligheid en het gevoel van onmacht, dat hem den vorigen dag had bevangen, wa ren geweken. Hij keek rond; een stoel was naast'zijn bed geschoven, waarop een bordje met vier sneedjes brood stond. Toen Chris tiaan zag dat de appelstroop ontbrak moest hij glimlachen. Eenigszins beschaamd over zich zelf, bemerkte hij, dat hij een zeker ge voel van vriendschap, van een lichte vertee- dering zelfs voor het meisje niet kon onder drukken. „Ik ben een dwaas", bestrafte hij zichzelf, „een vervloekte ijdeltuit. Dat kind heeft haar best gedaan, en zal haar best blijven doen, mij te beschuldigen van poging tot moord op een agent. En alleen, omdat ze me eens twee keer waarachtig heeft gekust, is mijn mannelijke ijdelheid gestreeld. Nonsens!" En. in overmaat van boetedoening veegde hij met den rug van zijn hand langs zijn lip pen, als om de laatste onmerkbare sporen van dien kus af te wisschen. „Nu ga ik naar Margot", troostte hij zich, „naar mijn kleine meisje". En, nu geheel ver vuld van opwinding bij de gedachte, dat zij gauw weer bij elkaar zouden zijn. sprong hij uit het bed. en schoot haastig zijn kleeren aan, onderwijl met groote gulzige happen het brood opschrokkend. Toen hij aangekleed was, en te zelfder tijd zijn ontbijt verorberd had, ging hij vastbera den de deur uit. Hij kwam op een portaaltje, vanwaar een smalle en steile houten trap naar beneden leidde. Toen hij de deur aan het ondereinde van de trap openstootte stond hij in een klein ver trek, niet ongelijk aan dat, waar hij den avond van zijn komst was aangekomen. Op een stoel, die slechts met twee pooten op den vloer rustte, en onder een gevaarlijke helling- achterover hing, leunde de slungel, dien hij ook den eersten avond had ontmoet, De te groote jockeypet hing weer diep over zijn oogen, echter ruimte latend voor een met zorg op het voorhoofd geplakte lok. Een si garet hing scheef uit zijn mondhoek. De han den staken diep in de zakken, de beide beenen bengelden lusteloos over de sporten van den stoel. Het jongmensch nam niet de minste notitie van hem. „Kan ik mij ergens wasschen?" vroeg Chris tiaan. Het groezelige hoofd maakte een flauw knikkende beweging in de richting van een deur, die half open stond. Hierdoor aangemoedigd ging Christiaan dien kant op en kwam in een klem keuken tje, waar in den gootsteen een geëmailleerd teiltje stond. Een stuk zeep lag op het aan recht, een kleffe en groezelige handdoek hing aan een spijker. Niet zonder eenigen weerzin liet Christiaan het teiltje volloopen en stak zijn hoofd erin. Toen, zoo goed en zoo kwaad hei. ging waschte hij zich en stootte daarbij onmiddellijk op den pleister, die op zijn slaap gekleefd was. Een schrijnende pijn maande hem tot voorzich tigheid. Behoedzaam droogde hij zich af, voor zoover de vochtigheidstoestand van den handdoek dat toeliet. Uit zijn zak nam hij een kammetje; hij keek om naar een spiegel, waarvoor hij zijn haar zou kunnen ordenen. In een hoek van de keuken ontdekte hij een stuk van een spiegel, die in een kermistent als lachspiegel goede diensten had kunnen bewijzen. Maar ook zonder de misvorming, die het gevolg was van den spiegel, zou hij ge schrokken zijn van het gezicht, dat hem uit het glas aankeek; een boeventronie. Zijn wan gen, die evenals zijn kin en zijn hals met een dichten stoppelbaard bezet waren, zagen bleek, en onnatuurlijk opgezwollen, zoodat de oogen klein leken, en diep in de kassen weggezon ken. Op den linkerslaap kleefde een groote pleister, waaromheen nog geronnen bloed plekte. „Het gaf zijn zelfvertrouwen, dat bij het op staan zoo groot was geweest een geduchten knak. Het leek, of hij in die paar dagen een ander mensch was geworden, die in zijn ouden kring niet meer thuis hoorde, en er niet zou worden geduld. Toen trok hij vastberaden de schouders op. „Ik zal eerst naar huis gaan, om mij te baden en te scheren", dacht hij. „Zóó kan ik Margot niet onder de oogen komen. Het zou een nieuwen schrik voor haar be- teekenen. Hij stak het kammetje weer bij zich, en ging terug naar het vertrek, waar de apathische jongeling nog steeds op zijn stoel lummelde. Zijn positie had zich niet gewijzigd, alleen was de sigaret van den linker mondhoek naai den rechter afgezakt. „Kunt U mij misschien den weg naar buiten wijzen?" vroeg Christiaan met ijzige beleefd heid. De jongen, wiens kracht in zijn zwijgen scheen te liggen, duwde zich met alle macht, waarover hij scheen te beschikken met zijn rug van den muur af. zoodat zijn voeten te gelijk met de voorste stoelpooten op den stee- nen vloer kletsten. Zonder een woord te zeggen stond hij op en klom de trap op. Christiaan volgde hem, niét zonder een schichtigen blik achteruit in het keukentje te werpen, of hij daar misschien een glimp van het blonde meisje zou zien. Met een ruk draaide hij echter zijn hoofd om, en besloot zijn aandacht te bepalen bij den overigens weinig aantrekkelijken rug van zijn geleider. Die slofte de trap op, opende een deur rechts, ging een zolder over, nog een deur door, kwam toen op een ander portaaltje, daalde een trap af, die gelijk en gelijkvormig was aan degene die zij zooeven waren opge klommen, en opende toen een deur, die toe- gang gaf tot de steeg, waarin Christiaan dien fatalen avond het meisje was gevolgd. Christiaan keek instinctmatig naar het nummer van het huis, dat hij zooeven had verlaten; het was 83. Toen wandelde hij het gansch verlaten straatje uit, sloeg eenige hoeken om, en be landde daarna in de straat, waar hij het meisje met den agent had zien vechten. Schuin tegenover den uitgang van de steeg stond een reclamezuil, die rondom beplakt was met affiches. Een aantal nieuwsgierigen verdrong zich voor één van de aanplakbiljet ten. Christiaan keek onwillekeuirg in die richting, en zag met vette letters de aankon- j diging: Duizend gulden belooning! Daaronder was een portret afgedrukt, dat hem bekend voorkwam. Hij trad eenige stap pen naderbij, en ontdekte dat het zijn eigen foto was, die hem aanstaarde. Even wankelde hij, het bloed scheen uit zijn gezicht weg te vloeien. Toen drong hij zich tusschen de kij kers, en las: „De Commissaris van politie te dezer stede looft een beloon ing uit van duizend gulden voor degene, die aanwijzingen geeft welke leiden tot de aanhouding en voorgeleiding van Christiaan de Groot...." Toen hij tot zijn naam was gevorderd sloeg hij de hand voor zijn oogen. Zoover was het dus gekomen, dat zijn naam, zijn onbevlekte en altijd hooggehouden naam in de straten van zijn voorstad openlijk geafficheerd stond als dien van een schurk op wiens hoofd een prijs was gesteld. Toen hij de hand van zijn oogen wegnam, keek hij recht in die van een klein manneke met een dophoed, dat hem onderzoekend op nam. „Ik moet naar huis", dacht Christiaan ner veus, „eerst moet ik mij opknappen, dan kan ik hier alles uitleggen. Zooals ik er nu uitzie, gelooft niemand mij." .(Wordt vervolgd^./ De vierde overspanning van de nieuwe verkeersbrug over het Hollandsch Diep is Dinsdag naar de plaats van be stemming gebracht- De vierde over spanning tusschen de pijlers

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10