DONDERDAG 22 AUGUST
US 1935
HAAELE M'S DAGBLAD
3
Credietmoeilijkheden door
onzekerheid over den gulden.
yerstrekken van geld onder
hypothecair verband.
Iii verband met de stagnatie die er heerscht
Inzake het verstrekken van geld onder hypo
thecair verband heeft de Minister van Sociale
Zaken, mr. M. Slingenberg namens de Regee
ring een bespreking gehouden met vertegen
woordigers van de Vereeniging van Directeu
ren van Hypotheekbanken, van de Nederland-
sche Spaarbank, van den Beleggingsraad en
van de Vereeniging tot Bevordering van het
Levensverzekeringswezen.
De Minister streeft er naar, in den bestaan-
den toestand in gemeenschappelijk overleg
verbetering te brengen.
Tijdens de besprekingen, die een bevredi
gend verloop hadden, werd in het bijzonder
naar voren gebracht dat de onzekerheid die
er heerschte omtrent het lot van den gulden,
zoomede het wetsontwerp inzake de vaste las
ten de credietmoeilijkheden hadden gestimu
leerd.
De aan de bespreking deelnemende instel
lingen zullen de Regeering, hetzij individueel,
hetzij gemeenschappelijk, nader schriftelijk
van advies dienen.
Onvoorzichtige wielrijders
oorzaak van verkeersongeval.
Twee gewonden.
Op den Hemweg te Amsterdam is Woensdag
avond te half acht een ernstig verkeersongeval
geschied, waarbij een motorrijder levensge
vaarlijk werd gewond en een wielrijder een
hersenschudding heeft opgeloopen.
De motorrijder, een gemeente-veldwachter
uit Ommen, reed met op de duo een 59-jarige
man, eveneens te Ommen woonachtig, in de
richting van Amsterdam, toen uit den Molen
weg aan den kant van het kanaal, twee wiel
rijders kwamen. Inplaats van den motorrijder
voorrang te geven, trachtte het tweetal voor
hem den Hemweg te bereiken, hetgeen nood
lottig werd.
Het motorrijwiel dat geheel aan den rech
terkant van den weg had gereden, kwam met
de beide fietsers in botsing, met het gevolg
dat de veldwachter en één der wielrijders, een
jongeman van 21 jaar, zeer ernstig kwamen
te vallen. De veldwachter was er het ergst aan
toe. De G.G.D. vervoerde hem met een schedel-
basisfractuur in zorgwekkenden toestand naar
het Wilhelmina Gasthuis. Naar hetzelfde gast
huis werd ook de wielrijder vervoerd, die zijn
onvoorzichtigheid met een hersenschudding
had moeten bekoopen. De duorijder kwam er
wonderlijk genoeg zonder letsel af, terwijl ook
de andere wielrijder geen verwondingen op
liep.
Het motorrijwiel en een der fietsen werden
zwaar beschadigd.
BRAND IN EEN GARAGE TE BORCULO
Door onbekende oorzaak is brand uitgebro
ken in de garage van den heer G. v. d. Heide
aan de Spoorstraat te Borculo. De brand
breidde zich zeer snel uit en weldra sloegen
de vlammen over naar een groote schuur,
waarin zich een aantal kippen en varkens be
vond. De dieren konden nog bijtijds in vei
ligheid gebracht worden, de schuur brandde
totaal uit. Ook een derde gebouw, dat eveneens
dienst deed als garage, werd nog door het
vuur aangetast, doch kon door de brandweer
gedeeltelijk behouden worden. Eenige vracht
auto's die in laatstgenoemde garage gestald
waren, konden nog naar buiten gebracht
worden. Een personenauto, die in de garage
stond, waarin het vuur was ontstaan, benevens
een groote hoeveelheid onderdeelen en ge
reedschappen werden een prooi der vlammen.
De gebouwen waren verzekerd, de onderdeelen
en gereedschappen ter waarde van 1500.
echter niet.
80.000 K.G. HOOI VERBRAND.
In een hooiberg, welke eigendom is van den
heer A. Zouthuizen te Eemnes, is door hooi-
broei brand ontstaan. Weldra sloeg het vuur
over naar een daarnaast staanden hooiberg ter
wijl ook een bij dezen hooiberg behoorende
schuur spoedig werd aangetast.
Er stond geen sterke wind, zoodat er weinig
gevaar bestond, dat de brand over zou slaan
naar eenige gebouwen, welke in de directe
nabijheid van de schuur zijn gelegen.
In de beide hooibergen bevond zich in totaal
80.000 K.G., welke een prooi der vlammen zijn
geworden.
De schade wordt door verzekering gedekt.
Luitenant Van Boven gaat in
hooger beroep.
Verantwoordelijke autoriteiten hadden z. i.
gestraft moeten worden.
DE-N HELDER, 21 Augustus. Naar wij
van luitenant ter zee H. L. van Boven ver
nemen, heeft hij appèl aangeteekend tegen
het vonnis, dat door den zeekrijgsraad te
Willemsoord tegen hem uitgesproken is (drie
maanden gevangenisstraf en ontslag uit den
zeedienst). Hij zal nu in hoogste instantie
in appèl komen bij het hoog militair ge
rechtshof. Omtrent den reden van zijn appèl
deelde luitenant Van Boven ons mede. dat
zijn rechtsgevoel niet is bevredigd, waar het
de uitleg van art. 143 van het wetboek van
militair strafrecht betreft, gezien het feit,
dat geheel conform dezen uitleg, zoowel de
militaire commandant van Atjeh als de com
mandant der zeemacht in Nederlandsch-
Indië gestraft behoorden te worden.
„Daar deze autoriteiten geheel vrijuit zijn
gegaan en ik", aldus de heer Van Boven, „hoe.
wel veel jonger in jaren, dezelfde verant
woordelijkheid had als deze autoriteiten
aangezien ik bij afwezigheid van orders ge
heel naar eigen inzicht moest handelen, kon
het niet de bedoeling van den wetgever zijn
dat ten aanzien van mij een anderen maat
staf wordt toegepast".
De zeekrijgsraad verklaarde in zijn vonnis
dat verdachte zijn plicht voortvloeiend uit
art. 143 voornoemd, heeft verzaakt en de
motieven, die hem tot die verzaking geleid
hebben, hoezeer ook naar inzicht juist dooi
den zeekrijgsraad ais ondeugdelijk verworpen
Worden.
Minister Van Lidth de Jeude
bij het polderfeest.
Op 21 Augustus 1930 viel de Wieringermeer
droog! Woensdag werd dit feit op feestelijke
wijze in den polder gevierd.
Des morgens was reeds een blijde stem
ming in den polder merkbaar. De goochelaar
Mr. Palmer gaf voor de schoolkinderen uit de
geheele Wieringermeer een demonstratie van
zijn toeren, waarna de kinderen zich met spe
len vermaakten.
Des middags vond de officieele herdenking
plaats door den minister van waterstaat, Jhr.
Ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, die, nadat hij
door den burgemeester van Medemblik, den
heer P. C. J. Peters was verwelkomd, een rede
hield.
De minister begon zijn rede met er op te wij
zen hoe op 21 Augustus 1930 de wateropper
vlakte in de Wieringermeer in land was her
schapen, nadat hieraan jaren van ingespan
nen arbeid waren voorafgegaan.
Vervolgens besprak de minister de onwik-
keling van den Wieringermeerpolder op land
bouwkundig-technisch gebied en op sociaal-
economisch gebied, waarbij hij vooral lette op
de toekomst.
De minister sprak er zijn voldoening over
uit dat zoovelen naar de Wieringermeer wa
ren gekomen om de feestelijkheden bij te wo
nen en eindigde met de woorden: „Ik hoop dat
zegen op uw arbeid moge rusten en ik wensch
dat uwe kinderen en kindskinderen komende
polderdagen mogen vieren met opgewektheid,
naar uw voorbeeld".
Hierna'sprak de heer Z. S. Smeding, die de
bevolking van de Wieringermeer wees op het
nut eensgezind de toekomst in te gaan.
Een demonstratie en eenige behendigheids-
toeren met rupstrekkers volgde hierop, waar
voor de bevolking groote belangstelling be
toonde. Daarna gaven eenige ruiters nog een
demonstratie.
De directie van den Wieringermeerpolder
heeft van vele zijden telegrammen van ge-
lukwensclien ontvangen, ook van de Veree-
nigde Landarbeidersorganisaties.
WERKSTER VAN EEN LADDER
GEVALLEN.
Terwijl zij bezig was met schoonmaken
in de Mulo-school te Deventer, viel de 52-
jarige mej. O. van een ladder. Zij werd be
wusteloos naar het ziekenhuis vervoerd,
waar zij zonder tot bewustzijn te zijn gekomen
is overleden.
PERKOETOET WEER IN DE LUCHT
De „Perkoetoet" is Woensdag op de thuis
reis te Cairo aangekomen.
De „Gelria" nog in goeden
staat.
Ook de „Flandria" en „Zeelandia" op de
markt.
Vóór de komst der Italiaansche deskundigen
heeft Woensdag de inspecteur voor de
Scheepvaart te Amsterdam, de heer C. A. G.
van der Boom, de „Gelria", welke binnenkort
voor haar nieuwe bestemming naar Triëst zal
vertrekken, voorloopig geïnspecteerd.
Het 22 jaar oude mailschip is thans in de
Coenhaven aan de kade gemeerd en ofschoon
het een jaar opgelegd is geweest, verkeert het,
dank zij de zorgen, welke de Koninklijke Hol
landsche Lloyd er voortdurend aan heeft be;
steed, nog in uitstekenden staat. Het zit goed
in de verf en als straks in het dok ook het
scheepsgedeelce onder de waterlijn zal zijn
schoongemaakt en voorts de ketel- en ma
chine-installatie in orde worden bevonden,
staat niets het vertrek naar Triëst meer in
den weg. Eerst in die haven zal het schip on
der Italiaansch gezag worden geplaatst. On
danks haar ouderdom behoort de „Gelria"
nog tot de vrij snelle passagiersschepen: de
snelheid, waartoe de turbines haar in staat
stellen, bedraagt 17 mijl.
In de Coenhaven zijn thans nog opgelegd
de „Jaarstroom" en „Zaanstroom" van de
Hollandsche Stoomboot Maatschappij, nietige
scheepjes gelijkend, wanneer men er van de
brug der ^Gelria" af op neerziet; voorts de
„Klipfontein" van de Ver. Ned. Scheepvaart
Mij., alsmede de „Flandria" en „Zeelandia"
van den Koninklijken Hollandschen Lloyd.
Ook laatstgenoemde twee schepen zijn. zoo
als de term luidt, voor den verkoop op de
markt gebracht. In het vertrek van de „Klip
fontein", welke indertijd naar Italië was ver
kocht, is vertraging opgetreden doordat er
moeilijkheden zijn gerezen.
IN PLAATS VAN BRUCTOLLEN
VERHOOGDE BENZINEPRIJS?
Dan zou druk over het heele land
gelijkmatig verdeeld zijn.
Om den bouw van de bruggen over de groote
rivieren zonder tolheffing te financieren,
heeft de regeering volgens de Tel. besloten
den benzineprijs over het heele land met Y*
cent per liter te verhoogen.
Alvorens tot dit besluit te geraken,
heeft men te 's-Gravenhage rijpelijk
het voor en tegen er van overwogen.
Er tegen pleit de overweging, dat v.n.
zekere steden en streken profiteeren
van oude en nieuwe bruggen. Niette
min zullen thans de kosten drukken
op het geheele land.
Daar staat tegenover dat alle provin
cies groote voordeelen trekken uit de publieke
werken, die over het geheele land worden
uitgevoerd. Juist de Noordelijke provincies
Groningen en Friesland, die van den
nieuwen bruggenbouw slechts in beperkte
mate profiteeren. hebben een niet on
aanzienlijk voordeel uit de millioenen besteed
voor den afsluitdijk, die voor de automobi
listen uit Noord-Brabant en Gelderland weer
van minder beteekenis is.
Dit neemt niet weg, dat iedere nieuwe ver
hooging van den benzineprijs als een zwaar
euvel moet worden beschouwd en dat zelfs
de verhooging met is cent aan het land in
het geheel ten minste zoo zware lasten op
legt, als dit met de tolheffingen het geval
zou zijn geweest. Een eenvoudige berekening
toont dat aan.
Weer een automobilist, die
doorreed.
Ijsventer door aanrijding levensgevaarlijk
gewond.
Gisteravond c.a, 10 uur reed op den Rijks
straatweg den BoschGrave onder Schayk.
de 38-jarige ijsventer, van H.. uit Heesch.
komende van de Velpsche kermis, met zijn
driewieler huiswaarts. Nabij de steenoven
werd de man door een hem achterop rijden
de vrachtauto aangereden. De man werd van
zijn rijwiel geslingerd en kwam met groote
kracht op den weg terecht.
Voorbijgangers vonden het slachtoffer be
wusteloos naast zijn totaal vernield rijwiel
liggen. Onmiddellijk waarschuwden zij dr.
Sluiters uit Ravenstein. die de eerste hulp
verleende. Hij achtte den toestand van het
slachtoffer zoo ernstig dat onmiddellijke
overbrenging per ziekenauto naar het St.
Canisius ziekenhuis te Nijmegen noodzake
lijk bleek. Men vreest voor het leven van v.
H. De automobilist is zonder naar het slacht
offer om te zien doorgereden.
ZIEKTE VAN WEILL IN HET KAGERMEER.
De directeur van den Gem. Geneeskundigen
en Gezondheidsdienst te Leiden, dr. M. D,
Horst, deelt aan het L.D. mede. dat zich een
licht geval van de ziekte van Weil heeft voor
gedaan bij iemand, die in het Kagermeer
heeft gezwommen.
Dringend wordt aangeraden ver van de
oevers te zwemmen.
187 KAPPERSZAKEN SNEUVELDEN.
De Ned. Kappersbond schrijft ons. dat in
de eerste 7 maanden van dit jaar niet minder
dan 187 kapperszaken in Nederland zijn op
geheven. Hiervan waren er 32 in den Haag en
37 in Amsterdam. Ongeveer 80 procent dei-
opgeheven zaken was in de laatste drie jaar
opgericht.
BOERENWONING UITGEBRAND.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag
ontstond door tot nog toe onbekende oorzaak
brand in de woning van de weduwe De Wit te
Schijndel. In korten tijd stond de woning in
lichter laaie. De inboedel werd een prooi dei-
vlammen. De woning brandde geheel uit. De
schade wordt door verzekering gedekt.
Sierteeltcentrale stelt boomen
ter beschikking.
Om vernietiging te voorkomen.
In het afgeloopen jaar heeft de Neder-
landsche sierteeltcentrale ten behoeve van
verschillende gemeenten en instellingen een
groot, aantal planten en boomen beschikbaar
gesteld voor beplanting van wegen, plant
soenen enz.
Blijkens een mededeeling in het Weekblad
voor gemeentebelangen heeft de sierteelt
centrale thans aan de Vereeniging van Ne-
derlandsche gemeenten medegedeeld, dat het
in het voornemen ligt om zulks in het komen
de seizoen wederom te doen. De regeering
heeft n.l. aan de centrale gelden beschikbaar
gesteld om bij wijze van steunmaatregel, van
de kweekerijen eerste kwaliteit boomen,
heesters, enz. op te koopen. Hierdoor heeft
de centrale de beschikking over honderd
duizenden boomen en planten van alle mog-
Iijke typen en soorten, die een nuttige be
stemming moeten krijgen, teneinde een onge-
wenschte vernietiging te voorkomen.
Voor de beschikbaarstelling van deze
boomen en planten komen in aanmerking:
provinciale terreinen, waterschappen, ge
meenten waarin vestingwallen, wegen, ont
spanningsterreinen en dergelijke gelegen zijn
en die met het oog op de kosten onbeplant
zijn gebleven of zullen blijven, doch waarvan
de beplanting door de bevolking ten zeerste
op prijs zou worden gesteld: verder stichtin
gen van openbaar nut, die eveneens een nor
male beplanting niet kunnen bekostigen. De
centrale vestigt er verder in het bijzonder
de aandacht op. dat als beplantingsobject
alleen in aanmerking zullen mogen komen
die beplantingen, welke zonder de faciliteiten
welke de centrale ten opzichte van het mate
riaal verleent, niet tot stand zouden komen,
en verder, dat deze faciliteiten niet in eenig
opzicht den vrijen handel concurrentie zullen
mogen aandoen. De beschikbaarstelling moet
dus betreffen de uitvoering van bijzonder
werk, dat geen verband houdt met de ge
wone instandhouding van bestaande objec
ten.
De sierteeltcentrale zou voor het komende
seizoen binnenkort een overzicht willen gaan
samenstellen van die terreinen en wegen in
ons land. waarop beplantingen met boven
bedoelde planten en boomen mogelijk zouden
zijn. In verband hiermede zullen de gemeen
ten, publiekrechtelijke organisaties, als ook
vereenigingen. stichtingen, enz. die voor de
verstrekking van planten en boomen in aan
merking wenschen te komen, zich zoo spoedig
mogelijk in verbinding moeten stellen met
het bureau der Nederlandsche sierteeltcen
trale te 's Gravenhage.
De doodslag te Zoeterwoude.
In hooger beroep bevestiging van de
vonnissen geëischt.
In hooger beroep hebben Woensdag voor
het Gerechtshof in den Haag terecht gestaan
een 57-jarig los werkman en zijn 26-jarige
zoon. een fabrieksarbeider, uit Zoeterwoude,
die op 25 April j.l. door de rechtbank te 's-Gra
venhage waren veroordeeld, de vader tot twee
jaar, wegens zware mishandeling, de zoon,
wegens doodslag, tot vijf jaar gevangenisstraf.
De verdachten hebben, volgens de oorspron
kelijke dagvaarding, in den avond van 27
Januari 1935 te Zoeterwoude tezamen en in
vereeniging, althans ieder voor zich, Johan
nes van Polanen. opzettelijk gewelddadig ge
slagen, gestoken en gesneden, tengevolge
waarvan deze kort daarop is overleden.
De officier van juLstitie, die tegen beide ver
dachten een hoogere straf had geëischt, was
evenals zij. in hooger beroep gekomen.
De advocaat-generaal, mr. J. A. de Visser
had negen getuigen gedagvaard terwijl van de
zijde der verdediging dr. J. P. Hulst uit Lei
den, als deskundige a décharge werd gehoord.
Na uitvoerig getuigenverhoor eisehte de
advocaat-generaal bevestiging van het boven
genoemde vonnis der rechtbank
De Hollandsche Schilderkunst
in de 17e eeuw.
De Leidsche professor in de Kunsthistorie,
Dr. W. Martin, heeft een breed opgezet werk
onder bovenstaanden titel onder handen,
waarvan het eerste deel gereed is en van welk
eerste deel de uitgeefster, de firma Meulenhoff
te Amsterdam, ons de eerste tachtig bladzij
den ter aankondiging toezond. Deze tachtig-
pagina's vormen een zesde deel van dat eerste
boek en kunnen dus slechts doen vermoeden
hoe uitmuntend het worden zal. Maar daar dit
eerste 'boek juist over Frans Hals en zijn tijd
handelt en dus voor ons, Haarlemmers, van
buitengewoon belang is, kan dat eerste hoofd
stuk met algemeene en bijzondere inleidingen
tot onze schilderkunst der gouden eeuw. ons
alleen maar naar het vervolg nieuwsgierig
maken. Voorloopig kunnen wij dus slechts on
ze lezers deelgenoot maken van onze nieuws
gierigheid door over te vertellen wat beloofd
wordt, terwijl van een man als Prof. Martin
volkomen vertrouwd kan worden dat hij zijn
beloften op schitterende wijze inlost.
Al is de kennis onzer schilderkunst, en
vooral van die onzer zeventiende-eeuwsche
meesters in stapels vaklitteratuur, monogra-
phieën en dissertaties opgehoopt, een modern,
overzichtelijk werk, waarin van al die kunde
gebruik gemaakt wordt op een wijze waar
door zoowel den kunstminnenden leek als den
zich ambtelijk met kunst bezig houdenden
kunst-student een samenvattende blik in
die royale materie geboden wordtzulk een
werk ontbreekt tot nu toe.
Het zeer verdienstelijke werk van W. J.
Steenhoff, indertijd voor de Wereldbibliotheek
over de schilderijen in het Rijksmuseum ge
schreven, kan voor den leek zijn plaats behou
den: wat thans door Prof. Martin is onder
nomen, zal door zijn uitvoeriger gedocumen
teerdheid. door de beperking van de te behan
delen stof en de meerdere compleetheid bin
nen die beperking, ook voor hen onontbeerlijk
blijken, die meer dan een overzicht in vogel
vlucht verlangen.
De heer Martin verstaat, als ervaren docent,
de kunst, zijn wetenschap, waar noodig, ook
op „gemeinverstandliche" wijs voor te dragen.
Wie zijn dissertatie over Dou, zijn samen
met G. H. Marius geschreven boek over Bos
boom. zijn Alt-Hollandische Malerei kent,
waardeert dat. Men kan dus van een aange-
namen en betrouwbaren gids verzekerd zijn.
Zien wij thans hoe dit nieuwe werk door
schrijver en uitgever geprojecteerd werd. On
ze zeventiende eeuwsche kunst zal in twee ge
lijkvormige boeken behandeld worden: men
scheidt van elkaar die van vóór en die van
na Rembrandt. De eerste wordt gegroepeerd
rondom Frans Hals, de tweede rondom Rem
brandt, Van het eerste boek is de tekst gereed;
het tweede is in bewerking. Het eerste is in
twee onderafdeelingen verdeeld: onze zeven
tiende eeuwsche schilderkunst in het alge
meen en ten tweede: de opkomst van Frans
Hals en ziin kring.
Chronologisch gaat die splitsing natuurlijk
niet op daar, na 1640 ongeveer, de groep
Rembrandt en de groep Hals gelijktijdig aan
den arbeid zijn. maar die indeeling is blijkbaar
voor de overzichtelijkheid gekozen. De wijze
waarop voor het begin van het boek van ieder
hoofdstuk een résumé gegeven wordt, doet
denken aan die beknopte samenvattingen die
op onze volksuniversiteiten gebruikelijk zijn;
ze zullen ongetwijfeld het telkens naslaan van
Martin's werk vergemakkelijken en vereen
voudigen.
Ten slotte wil ik den lezer een staal geven
van den trant, doceerend causeerend. waarin
Prof. Martin schrijft; trant, die naar het ons
voorkomt voor een werk als dit, voortreffelijk
is. Wij kiezen daarvoor het begin der Alge
meene Karakteristiek:
„De eerste eigenschap der nationale Hol
landsche schilderkunst, die een buitenlander
u zal noemen, is dat zij burgerl ij k is. Met
dit adjectief meent men de schilderkunst van
het land van Rembrandt nog steeds bovenal
te moeten bestempelen. Niet alleen omdat zij
burgerlijk is in tegenstelling tot kerkelijk en
hoofsch, maar ook omdat men haar burger
lijk vindt in de beteekenis van ongedistin
geerd. Ook indien men het juist opvat duidt
dit woord slechts op één harer eigenschappen,
maar deze is niet de voornaamste. De beste
hoedanigheden onzer schilderkunst zijn haar
adel en menschelijkheid, haar vrije en on
afhankelijke geest, haar nieuwheid als ver
schijnsel en als gezonde, op realistischen
grondslag gevestigde reactie tegen den zwier
van den barok, haar schilderachtige gevoelig
heid en haar technische volmaaktheid. „Laat
ons desniettemin met het „burgerlijke" begin
nen. Wij onderschrijven die eigenschap als te
genstelling tot die van een kunst, die de kerk
of de vorsten naar de oogen ziet. Van dit
laatste waren onze groote meesters afkeerig
en aldus bezien is hun kunst, in tegenstelling
b.v. tot die van Rubens en Van Dyck, in hooge
mate burgerlijk, in den zin van democratisch.
Het is een volkskunst, uit de bevolking ge
sproten en daarvoor bedoeld. Zij ontstaat
grootendeels uit haar midden, steunt op haai
en ontleent er haar kracht aan. Zij is ook,
naar den schijn, burgerlijk in zooverre als de
typen, die onze portret en figuurschilders aan
het dagelijksch leven ontleenen, grootendeels
tot die burgermaatschappij behooren. Edel
lieden en vorsten waren in het Hollandsche
leven der zeventiende eeuw een zeldzaamheid.
Naast het stadhouderlijk hof voerden de re
genten en kooplieden den boventoon en dezen
konden zich, al deden zij daarvoor ook op den
duur nog zoo hun best. de allure der ware
vorsten en edellieden niet eigen maken. „Geen
wonder dat de vreemdeling, die in onze kunst
de uiterlijke charme mist zoowel van de met
geflatteerde gracie afgebeelde internationale
noblesse als van de natuurlijke grandezza, die
hij bewondert in Titiaan en Tintoretto, in
Rubens en Van Dyck. in Velasquez en Goya.
in Gainsborough en Reynolds, deze uiterlijke
burgerlijkheid der afgebeelden houdt voor een
innerlijke eigenschap der afbeelders.
„Burgerlijk het zij zoo! Maar dan in de
zen zin, dat onze schilderkunst bovenal de
spiegel is van die allerbeste eigenschappen on
zer burgerij: stoer doch goedhartig; gemoe
delijk en huiselijk: niet weidsch, maar ingeto
gen; in den uiterlijken vorm soms bot of te
rughoudend, maar in waarheid scherp en vol
geest; in eigen kring opgewekt en openhartig,
ia ronduit en, zij het vaak op platte wijze, de
dingen bij hun naam noemend. Niet devoot,
maar gehoorzamend aan een streng geloof en
een krachtige moraal. Gezond en van alle
exaltatie te eenenmale gespeend".
Ik geloof dat wij het hiermee voorloopig wel
doen kunnen. Van wat dan wél ookmaar
van anti-nationale gezindheid zal men den
Leidschen prof. niet kunnen verdenken. Zoo
iemand moet enthousiast over onze gouden
eeuw schrijven.
Onnoodig nog te zeggen dat ook het il
lustratiemateriaal ruim en goed verzorgd
werd. Bij voorkeur gekozen uit openbare col
lecties waardoor het lezen tot gaan-kijken
kan opwekken. Wij hopen als het zoover is
op Hals en zijn kring terug te komen, en
vertellen dan daaruit nog iets verder.
J. H. DE BOIS
Door onze lens gesnapt.
Dr. L. C. PROOT.
Op 17 September a.s. zal het 60 jaar ge
leden zijn, dat Dr. L. C. Proot promoveerde
tot doctor in de geneeskunde.
Zijn vader oefende hier de geneeskunst
uit, toen „de jonge Proot". zooals hij destijds
genoemd werd. na eerst een jaar assistent te
zijn geweest bij Prof. Simon Thomas, vervol
gens bij Prof. Hu-et, zich in zijn geboortestad
Haarlem vestigde, nadat hij eerst een vrij
langdurige reis had gemaakt.
.Van de oprichting der Maria Stichting af,
in 1899. is Dr. Proot leider der interne afdee-
ling geweest, welke functie hij bijna 25 ja
ren heeft vervuld, tot hij. bij het klimmen
zijner jaren, zijn werk eenigszins wensch te te
beperken. In de Maria-Stichting werd hij
door allen hoog geacht om zijn bekwaam
heid en gewaardeerd om zijn opgewekt,
vriendelijk optreden. Dr. Proot heeft zich ook
steeds van de nieuwste ervaringen en inzich
ten op medisch gebied op de hoogte gehou
den en toonde zich altijd een man van bree-
de opvattingen.
Toen hij. 20 jaar geleden, bij zijn 40-jarig
jubileum, zich aan alle huldebetoon had
onttrokken door de stad te verlaten, hebben
toch tal van vrienden en patiënten hem van
hun belangstelling doen blijken: o.a. ontving
hij bloemstukken van de R.-K. vereeniging,
van oud-weezen en van het Hofje „De Groe
ne Tuin", waarvan hij bestuurder was.
Bij zijn 50-jarig jubileum werd hij harte
lijk gehuldigd door een comité, dat daarbij
optrad namens patiënten, vrienden en col
lega's. De toenmalige Bisschop van Haarlem,
wijlen Mgr. A. J. Callier, kwam hem persoon
lijk gelukwenschen; de jubilaris hield een
zeer druk bezochte receptie en de Maria-
Stichting en de Geneeskundige Kring, waar
van hij eenige jaren voorzitter was, bleven
niet achter bij de huldiging. Dr. Proot werd
toen ook benoemd tot Officier in de orde van
Oranje Nassau.
Nog steeds heeft Dr. Proot de opgewekt
heid en de kracht, om de geneeskunst uit te
oefenen. Wie hem over de straat ziet gaan
hij heeft nooit gebruik gemaakt van de mo
derne vervoermiddelen, fiets en auto zal
hem zeker zijn 82 jaren niet geven.
Steun aan erkende vlastelers.
De minister van Economische Zaken heeft
bepaald, dat uit het Landbouwcrisisfonds ten
behoeve van de erkende vlastelers steun zal
worden verleend over de opbrengst van ten
hoogste 10.000 H.A. met vlas beteclde opper
vlakte. met dien verstande, dat, a.: in den
vorm var. een teeltpremie, uit te keeren aan
deze telers, in totaal geen hooger bedrag aan
steun zal worden uitgekeerd, dan overeen
komt met een bedrag van f 150.— per H.A,,
berekend over de totaal met vlas bebouwde
oppervlakte; b. in den vorm van een bewer
kingspremie, uit te keeren aan de erkende
vlassers in totaal geen hooger bedrag aan
steun zal worden uitgekeerd, dan overeen
komt met f 75.per H.A., berekend over de
totaal met vlas bebouwde oppervlakte, voor
zoover de opbrengst daarvan in Nederland
tot vlaslint wordt bewerkt.
TERAARDEBESTELLING
JOH. C, HERBSCHLEB.
Onder groote belangstelling had Woensdag
middag op de Nieuwe Oos ter beg raaf plaats
te Amsterdam, de teraardebestelling plaats
van het stoffelijk overschot van Joh. C.
Herbschleb, in leven oud-concertmeester van
het Concertgebouw-orkest. Onder de aan
wezigen merkten wij op den heer M. Bois-
sevain, bestuurslid van het Concertgebouw,
mevrouw H. van Dam van IJsselt. referen
daris van Kunstzaken, den heer Anton Tierie,
den dirigent Alph. Vranken. een deputatie
van Toonkunst, vele leden van het Concert
gebouw Orkest en andere musici.
TWEEHONDERD GULDEN UIT DEN TREIN
VERLOREN.
En toch nog teruggevonden.
Een reiziger, die dezer dagen met den snel
trein van Groningen naar Meppel reisde,
heeft daarbij een onaangename ervaring ge
had, welke voor hem echter nog goed is af
geloopen, meldt het N.v h. N.
Te Meppel moest hij aangifte doen van
het feit, dat hij twee bankbiljetten van f 100
had verloren. Bij navraag bleek de grootste
kans te bestaan, dat dit gebeurd was tijdens
zijn bezoek aan de W.C., ongeveer ter hoogte
van het station Koekange.
Natuurlijk werd Koekange gewaarschuwd,
ook al leek de kans heel klein, dat het ver
lorene zou worden teruggevonden. Toch ging
men aan het zoeken, waarbij het ongeloofe-
lijke gebeurde. Het personeel vond in de na
bijheid van het station de vermiste biljetten
terug.