H
VISCH EN VISSCHEN OP JAVA.
HET GELE GEVAAR
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1935
HAARDE M'S DAGBLAD
5
Een net vol visch: een caleidoscoop.
In het holst van den nacht rijden
wij door Batavia's straten, maar het
is er haast even druk als overdag.
Overal Javanen, den picolan of wel
draagstok over den schouder, zware man
den torsend met al wat een groote stad
in den vroegen morgen vraagt, Wat bij ons
voor dag en dauw door ratelende vrachtwagens
wordt binnengebracht, greenten en melk en
vleesch en vruchten, het komt hier alles on
gemerkt in 't klein, geruischloos, door den
nauwelijks hoorbaren tred der kleine krach
tige gestalten, die meezwiepen met den stok
onder den last. Ook aan de haven bedrijvig
heid;, hier en daar flikkeren fakkels, maar het
vertrótiwde dagelijksche werk van het zeil
klaar maken der schepen kan best in de aller
eerste schemering of bij het heerlijke licht
van den helderen sterrennacht gedaan worden.
Vischbroed in manden bij Tjipanas.
Vóór het aquariumgebouw, dat nog schijnt uit
te rusten van de gezellige drukte der bezoekers
overdag, ligt de Max Weber, de motorboot van
het Zoölogisch Instituut, klaar en terwijl de
stuurman nog rondstommelt om onze bagage
te stuwen, glijdt bijna geruischloos de eene
forsche prauw na de andere voorbij. Een Ja-
vaansch vrouwtje peddelt langs in een prauw
tje van twee meter lang, in den eersten sche
mer zien we al een paar zeilen zich ontplooien
en als het. snel lichter wordt varen we de
haven uit, tusschen allerlei ranke vaartuigjes
door, soms alleen door een ..uitlegger" van
bamboe in evenwicht gehouden. Als wij een
maal buiten de haven zijn steken overal de
langwerpig-vierkante zeilen prachtig af tegen
de kleuren van het morgenrood. Tweemaster-
tjes zijn er ook. Over eik boord een zeil. net
vlinders. Maak de camera's maar klaar! Maar
dat valt niet mee. Eén groote prauw met een
man of twaalf aan boord kunnen we nog net
inhalen, maar de rest loopt flink uit op onze
motorboot, die koers zet naar Haarlem, een dei-
koraaleilanden voor de kust om wat nieuwe
visschen voor het aquarium te halen en tevens
ons in de gelegenheid te stellen de wondere
weelde der riffen nog eens nader te bekijken.
Want daar krijg je nooit genoeg van. Ze mo
gen vertellen wat ze willen van de zeetuinen
van Ambon en de wonderen van Catalina-
eiland in Californië: Er is maar één Haarlem,
en dat is dat één van de duizend eilanden in
de baai van Batavia. Weet ge wel dat al die
prachtig gevormde witte koraaltakken, wan
neer ge ze levend onder water tegen komt,
prijken in de prachtigste kleuren. Bruin is de
hoofdkleur en er is geelbruin en roodbruin,
maar ook smaragdgroen en blauwviolet. En
dan is er hemelsblauw van zeesterren en knal
rood van orgelkoraal. Er staan de starre ko
raalmassieven en de wuivende anemonen, soms
overschaduwd door polypenkolonies, die als
teere varens heen en weer wuiven op de dei
ning. En dan de visschen. Een caleidoscoop,
anders kan ik het niet noemen. In een minuut
of tien telde ik vanmorgen veertig soorten en
alle even in het oog loopend door vorm en
kleur.
Daar bijna tegen de koraalbanken aan lig
gen nu ook visschers, maar ze zorgen wel, dat
ze er net even vandaan blijven, want de
scherpe punten der koraalstruiken zouden het
net hopeloos verscheuren en zelfs de lijnen,
waar hier vooral mee gevischt wordt, zouden
zoo verward raken in het gewirwar van tak
ken en struiken, dat verlies onvermijdelijk zou
zijn. En toch liggen de visschen dicht bij het
koraal, want dat is niet alleen een gevarieerde,
maar ook een zeer rijke dierenwereld. Hier en
daar liggen ook prauwen midden in zee. Ze
kennen hun vak, deze lieden. Waarschijnlijk
hebben ze opgemerkt, dat zich in de.schaduw
van een stilliggende prauw altijd visschen
verzamelen. Elk drijvend stuk hout heeft zijn
commensalen. Dus: Maak schaduw! En de
visscher bindt een paar groote cocospalmbla-
deren aan elkaar. Een paar flesschen, een
paar leege noten als drijvers en het drijvend
eiland is klaar, veel vlugger dan hun verwanten,
die dienen moeten voor steunpunten der lucht
vaart op den Atlantischen Oceaan! Altijd ver
zamelt zich een collectie visschen onder zoo'n
paar palmbladeren. Het net wordt er omheen
gelegd, nauwer en nauwer toegehaald, een
jongen springt in het water, waardoor al velen
in het net schieten en als hij het eiland over
de kurkenlijn heensleept is de rest verloren.
Want er wordt hier meest met drijfnetten ge
werkt. net als bij onze haringvisscherij, net
ten. drijvende aan kurken en bezwaard met
steenen of lood (deden de oude Friezen en de
Batavieren het ook niet zoo! D Vaak wordt de
visch dan door plonzen in het net gejaagd.
Daar zijn natuurlijk weer allerlei methoden
voor gevonden. Tegelijk met de visschersvloot
zeilen we het haventje van Batavia weer in.
Met een handigen zwaai wordt het zeil om de
ra gewikkeld en neergelaten totdat het ho
rizontaal een paar meter boven boord in een
gaffel komt te liggen. Twee gaffels eigenlijk,
verbonden door een stok, waarin eetketeltjes
hangen en bundeltjes met het Zondagsche pak
en alles wat verder droog moet blijven aan
boord van het ranke vaartuigje, waar nog al
eens een golf over den rand in loopt. Leuke
manier. Er is meer leuk. In voorsteven en roer
zijn vaak aardige figuren gesneden, steeds in
heldere kleuren geschilderd. En als de glin
sterende visch uitgedragen wordt blijkt, dat
ze behalve de zilver glanzende volle zeevisch
ook heel wat prachtig gekleurde koraalvis-
schen hebben bemachtigd. Ik wijs bewonde
rend een paar prachtstukken aan. De visscher
knikt goedkeurend: „Saja toewan, ennak be-
toel". (Ja mijnheer, die is bijzonder lekker».
Zou hij de kleuren niet zien. Uitgesloten voor
zoo kunstzinnige menschen. Maar eten is de
hoofdzaak. En.'t geld dat de zaak inbrengt.
Dat is eenig om te zien hoe de visscher zijn
waar sorteert, telkens 5 precies even groote
vischjes uitzoekt, ze in waaiervorm legt, de
staarten op elkaar, dan vijf iets grootere en
zoo porties maakt van 2 V2 er. 3 en 4 cent, wat
wij bij ons een bakzoodje zouden noemen.
Daarbij wordt de grootevisch per stuk of in
mooten verhandeld, meest aan grossiers in de
stad.
Maar voor wij zoover zijn zien wij nog andere
visscherij. Het Noordstrand van Java is zeer
vlak en vaak slijkerig. Dan groeien daar im
mers boomen, de mangrove tot viak in zee.
Bladeren en vruchten geven voedsel aan my
riaden garnaaltjes en vischjes en dus vinden
wij daar steeds Inlanders, die met een derge
lijk vierkant net als waarmee wij onze paling
visschen, maar dan nog veel fijner, het slijk
als het ware uitzeven. De vangst van zoo'n
visscher of vischvrouw, die daar eenige uren
in het water heeft rond gebaand, bestaat dan
uit een paar pond kleine garnaaltjes en krab
ben. zoo groot, dat je kop en staart net on
derscheiden kunt. Dat rommeltje wordt ge
droogd, half verrot en nog eens gedroogd, tot
dat het nóg veel erger stinkt dan scharretjes
en vormt dan als trassi een extra lekkernij
of de zaak wordt zóó verorberd, gekookt, ge
roosterd in pisangblad of croquant in olie ge
braden. Erg lekker hoor, vooral als er niets
anders ie eten is bij de rijst, die het ho.ofd-
voedsel van den inlander vormt, maar waarbij
visch de onmisbare eiwitaanvulling is. Immers
ook in elke rivier kunt ge vrouwen met den
zegen zien werken of met een typisch In-
landsch vischinstrument, dat is een halfbol-
vormige mand van gevlochten bamboe met
openingen van 25 m.M. Daarmee worden de
waterplanten doorzeefd, de heele rivier afge
schept en.... de rijstvelden grondig van al
wat eetbaar is gezuiverd. Want dat is weer
zoo merkwaardig bij onzen Javaan èn Soen-
danees èn Bantammer enz., dat al vóór de
rijst immers ook jong vischbroed op de Sawah
wordt geplant, vischbroed, dat gekweekt
wordt in speciale vischvijvers bij Soekaboemi
en Tjapanas en langs de dorpen uitgevent.
Voor een paar dubbeltjes wordt zoo'n sawah
volgeplant met goudkarpers, die straks hand
groot zullen zijn als de rijst geoogst is. Dan
wordt het water afgelaten en al wat mee-
zwemt in bamboekorven of netten opgevan
gen. Als zoo de groote buit binnen is, begint
een geweldig geploeter. Het heele huisgezin,
alle erfbewoners, baggeren het water in met
groote korfzeven. om de modder een voet diep
om te werken. Daar huist de kleine modder
vette meerval met zijn gevaarlijken gifstekel
aan de kieuwen. En dan allerlei kleine visch.
garnaaltjes, krabben, slakjes, alles is welkome
buit. Af en toe gaat een gejuich op als een
schildpad gevangen wordt, dat is een groote
hap, of een geweldig getier, gegil, een uiteen
stuiven naar alle kanten als een slang in zijn
rust gestoord, een goed heenkomen zoekt. Als
het een gewone bruine sawahslang is laat men
hem rustig begaan. Dat is een goede vriend,
een rattenverdelger. Maar rijst de gevaarlijke
platte kop van een cobra sissend uit de sa-
wahkant op, dan wordt het een wilde jacht
om dezen levensgevaarlijken klant te dooden.
Een heel interessante visscherij is ook die
met vergif; soms met derriswortel. de toeba,
waaruit het Rotanon gefabriceerd wordt, dat
als insectendoodend middel groote beteekenis
krijgt, maar ook zaden van andere planten.
Vooral aan de Zuidkust wordt dan bij eb een
groote waterpoel uitgezocht, alle uitgangen
met palmblad dichtgestopt en dan het gif in
het water gemengd. Al spoedig worden de
visschen flauw, zwemmen kantelend rond.
Vrouwen kneden het gif. mannen verspreiden
het in het water en jongens hebben de gaten
dichtgestopt en de kleine meisjes probeeren
het eerst met hun korven een vischje te schep
pen. Neen, de eerste visch is voor de reigers,
die meteen weten wat ei' te doen is. En dan
duurt het niet lang of oud en jong, man en
vrouw gaan te water om de visch in zijn ele
ment te achtervolgen. Meest zijn het vischjes
van vingerlengte of zoo, slechts enkele groo
tere worden buitgemaakt. De heele kampong
werkt een heelen dag voor een paar pond
visch.
Als wij naar huis wandelen staat er midden
in de geul, waardoor een riviertje over het
strand in zee vloeit, een oud vrouwtje. Ze
trappelt voortdurend met de voeten het zand
los. de stroom sleurt het mee, door een vier
kant net, een kleine zegen, en elke paar mi
nuten tilt ze het net op en laat een paar
kleine aalachtige vischjes in den korf van
bamboe glijden, dien ze om het middel gebon
den heeft.
Wat leven deze menschen toch gemakkelijk,
wat zijn ze vindingrijk. En wat helpt de na
tuur hen om iedereen, ook de armsten, als hij
zijn handen maar gebruiken wil, geregeld het
buikje vol te laten eten. Een gelukkig land!
Wat doen wij eigenlijk in de kou?
Dr. VAN DER SLEEN.
A ZIE in 1935.
H
u
De ware aard van de Japansche concurrentie.
Reorganisatie de eenige verdediging.
e prijzen, die ik in het voorafgaand
artikel genoemd heb, lijken mij vol
doende voor het geven van een al-
gemeenen indruk van den levens
standaard in Japan.
Al die cijfers kunnen slechts de feiten weer
geven, die niemand meer ontkent, maar die
wellicht vragen om een bestudeering op een
nieuw plan.
Het is te gemakkelijk om de conclusie te
trekken, dat, waar de levensstandaard de.'
Japansche arbeiders oneindig veel lager is
dan die der Europeesche en der Amerikaan-
sche arbeiders, iedere strijd met normale
middelen onmogelijk is geworden, omdat hel
uitgesloten is den levensstandaard van den
blanken arbeider op dien van den gelen ar
beider terug te brengen, d.w.z. hem te ver
plichten zich te voeden met een schotel rijst,
gedroogde visch en wat- thee.
Er zou dus geen ander alternatief zijn dan
zich te verdedigen, hetzij met steeds hoogere
douanerechten, hetzij door een waren Chi-
neeschen muur in den vorm van een ver
bod van Japanschen invoer.
Chineesche muur- het woord vloeit als van
zelf uit de pen en kenschëtst wel duidelijk de
ommekeer in den toestand. Het zijn de
„gelen" geweest, die eenmaal, in China door
den Muur, in Japan door den vreemdelingen
en hun producten den toegang te verbieden
zich verdedigden tegen de invasie van de
blanken en den blanken handel.
Nu zijn het de blanken, dié, nu zij aan de
gelen het geheim van hun techniek verloren
of liever verkocht hebben, in angst zitten
vor hun broodwinning.
Hebben wij niet steeds den spot gedreven
met den Chineeschen muur en de Japan
sche isolatie? En staan we ondanks dat nu
zelf k'r. ar om ons met die middelen te ver
dedigen?
Sinds de meer dan honderd jaar. dat de
machines draaien, hebben de blanken het
noodzakelijk geacht motoren te bouwen, dit
minder brandstof en minder olie verbrui
ken. Waarom hebben zij niet ingezien, dat
hetgeen gold voor de machine ook op de
menschen van toepassing was?
Dezelfde machines, bediend door arbeids
krachten. die minder verteren en minder uit
geven zouden noodzakelijkerwijs veel goeö-
koopere artikelen produceeren en eenheid
scheppen in den Aziatischen. Europeeschen
en Amerikaanschen wereldhandel.
De westersche wereld, die haar economi
sche onafhankelijkheid wenscht te verzeke
ren, ziet slechts één oplossing: tolmuren,
contingenten en zelfs algeheele invoerver
boden.
Deze middeien zijn het gemakkelijkst en
veroorloven ons. bij gebrek aan een werke
lijk afdoende oplossing, het vraagstuk te
verschuiven. Terwijl inmiddels niet alleen
Japan veld wint. maar ook China ontwaakt
en groote vorderingen begint te maken.
De dag zal komen, waarop de Aziaten in
navolging van de Japanners, die de Chinee
sche markt met kanonschoten openden, toen
deze zich al te sterk verzette, ook een ad
miraal Perry naar Europa of Amerika zul
len zenden om de blanken te dwingen hun
markt voor den Aziatischen handel open te
stellen.
Dat is de toekomst, die ons bij een alge
heele sluiting van de blanke markten te
Door EMILE SCHREIBER
Vischvijver van Tjipanas.
wachten staat. Maar is een dergelijke slui
ting te verwezenlijken.? Een eenheid van eco
nomische actie is baj de blanke volken nog
moeilijker te bereiken dan een gemeenschap
pelijk politiek front. In een geval van onver
biddelijke noodzaak, bij een militaire bedrei
ging der gelen, zou de solidariteit der blan
ken misschien een rol kunnen spelen zeker
is het niet maar de mogelijkheid en de
wensch voordeelen te trekken uit artikelen
die in Azië goedkooper gefabriceerd zijn sluit
iedere algemeene boycot van die artikelen
door de westersche landen uit.
Als Frankrijk, Engeland en Italië er toe
zouden overgaan hun grenzen en wat nog
moeilijker is die van hun koloniën te
sluiten voor de invasie van Aziatische pro
ducten, zullen er altijd een of meer blanke
landen zijn, die deze artikelen accepteeren.
zelfs om ze onder het etiket van eigen fabri
kaat voordeelig te verkoopen.
Op een of andere manier komen de goed
koop-ere producten altijd de grenzen over.
Hoe kan men denken aan een verbod van
Aziatischeproducten in een verdeeld Europa
en Amerika, terwijl het al onmogelijk is ge
bleken een alcoholverbod te verwezenlijken
In het vereenigde en georganiseerde Ame
rika?
Het zouden bovendien de slechte elementen
zijn, de „gangsters" van den internationalen
handel, die het meest van deze gemeenschap
pelijke krachtmaatregelen zouden profitee-
ren
Wij zullen dus vroeg of laat een ander mid
del moeten vinden en ons op het eenige
juiste terrein dienen te begeven, namelijk
dat van den natuurlijken strijd.
Tusschen de negatieve en kunstmatige ver
dediging door middel van invoerverboden en
de economische reorganisatie, bestemd voor
het terugleiden van de concurrentie naar het
terrein van den natuurlijken strijd, zal men
hebben te kiezen.
De eerste oplossing leidt onvermijdelijk tot
oorlogen misschien tot overheerschingende
tweede vereischt een onmiddellijke poging on
ze gemeenschap op nieuwe grondslagen te
reconstrueer en.
Deze alleen zal den blanken veroorloven,
zoo niet hun oude plaats in de wereld te her
nemen, dan toch tenminste de plaats te be
houden, welke zij nog steeds innemen.
(Nadruk verboden.)
EEN* ZIGEUNERIN* DOCTOR IN DE
FILOSOFIE.
De Parijsche Sorbonne heeft dezer dagen
aan de zesentwintigjarige zigeunerin Maria
Gioran den doctorstitel verleend. Deze Maria
Gioran is een rasechte zigeunerin, die in een
woonwagen in de Pyreneeën het levenslicht
aanschouwde. Een rijke zijdefabrikant werd
haar pleegvader en liet haar een universi
taire opleiding geven, daar zij zeer begaafd
bleek te zijn.
GEMENGD NIEUWS
De Groote Beer. Volgens de Basken is
deze op de volgende wijze ontstaan. Een boer
kwam op een morgen tot de ontdekking dat
zijn twee ossen gestolen waren. Het spoor van
de dieven was duidelijk te volgen en hij zond
dadelijk zijn knecht uit om de dieven te ach
terhalen en de ossen weer terug te brengen.
Maar de knecht kwam niet terug. Toen zond
de boer de meid uit. om den knecht en de os
sen op te sporen. Doch ook de meid kwam
niet terug, evenmin als de hond. die de meid
achterna was geloopen. Ten slotte ging de
boer er zelf op uit om te zoeken, doch hoe hij
ook zocht, hij vond niets. Woedend over dit
vergeefsche zoeken, begon hij op een aller
vreselijkste manier te vloeken en tot straf
hiervoor werd hij veroordeeld om eeuwig met
de ossen, de knecht en de meid en de hond
achter elkaar aan te loopen en zoo werd hij
in 't zevengesternte geplaatst, dat wij de
Groote Beer noemen. De beide onderste ster
ren zijn de ossen, de twee daarboven de die
ven, de 3 alleenstaande sterren zijn de knecht,
de meid en de boer en het kleine sterretje er
naast is de hond.
De keur op ons goud en zilver. Terwijl de
keuring van levensmiddelen nog maar sinds
enkele jaren is ingevoerd, is de keuring van
goud en zilver al eeuwen oud. Reeds de oude
Romeinen hielden toezicht op het gehalte
van goud en zilver en in de Middeleeuwen
werd in onze streken door de gilden toezicht
gehouden op 't goud en zilver. In 1484 werd
te Utrecht het eerste plakkaat daarover uit
gevaardigd. In 1S15 werd in ons land een wet
uitgevaardigd voor net toezicht op "t goud
en zilver, welke wet in 1852 werd herzien en
6inds dien tyd is ingevoerd het zoogenaamde
14 karaats goud. d.w.z. het goud dat op 1 kilo
gram 583 aeelen zuiver goud bevat Men ver
werkt in ons land 4 soorten en wel goud dat
916, 833, 750 en 583 deelen zuiver goud per ki
logram bevat. De kenmerken dezer 4 soor
ten zijn voor het le. 2e en 3e soort een leeuw
met het cijfer 1. 2 of 3. Voor het 4de soort, het
14 karaatsgoud is het kenmerk of de keur
een eikeblad met het cijfer 4. Voor het zilver,
waarvan men maar 2 soorten verwerkt, dat
934 en 833 deelen zuiver zilver per kilogram
zijn deze merken een staande en loopende
leeuw met het cijfer 1 of 2; terwijl men voor
kleine voorwerpen van zilver een zwaard met
het cijfer 1 of 2 heeft aangenomen. Bovendien
vindt men vaak op gouden of zilveren voor
werpen een V; dit is 't bewijs dat het edel
metaal van vreemden oorsprong is. Staat er
een I op, dan bewijst dit dat het voorwerp
van inlandsch goud gemaakt is of dat het oud
goud is.
De snelheid vroeger en nu. Omstreeks
1600 legde een postkoets 3.6 K.M. per uur af,
in 1700 was de snelheid toegenomen tot 4.6
K.M. per uur; in 1786 was het al 5.5 KM. in
1816 al 6.8 KM. en in 1834 zelfs 9.7 KM. Met
den spoortrein ging het natuurlijk al heel wat
vlugger; in 1867 was hiervan de snelheid 59
K.M per uur in 1887 was het 63 K.M. en se
dert 1900 rijdt de bliksemtrein 90 K.M. per uur
ONZE BOLLEN BINNENSHUIS.
De traditie der
zeven weken.
et begin is er: de catalogi van alle
firma's die u wel eens met een or
der hebt vereerd. En terwijl in deze
heete dagen de musschen van 't dak
vallen, en onze dahlia's en vroege asters
staan te verleppen in de zon. kunnen we ons
al weer gaan verdiepen in de aanlokkelijke
kolommen: vroege tulpen. Mei-bloeiers, bol
len voor potcultuur. kleingoed
Een goed tuinman heeft nimmer rust. On
getwijfeld is u nu alweer aan het bedenken
wat er tegen October allemaal den grond in
moet voor 't volgend voorjaar. Vergeet u
daarbij vooral de afdeeling „binnen" niet:
in ons ongestadig klimaat kan het lang du
ren, eer uw tuin weer genietbaar wordt. De
bloeiende bollen op de vensterbank zullen
er dan dèh' zinkenden moed weèr inhouden.
Het is met die bollen-binnen een eigen
aardig geval. Iedereen is er enthousiast voor,
er bestaat geen Hollandsch huis zonder bol-
lenglazen, en de afname van bloembollen
speciaal voor binnencultuur is geweldig. Maar
de resultaten beantwoorden zelden aan de
gemaakte kosten en gedane moeite. De re
den? Onze nationale stijfkoppigheid. De een
of andere profeet op bollengebied heeft in
oude. oude tijden eens gedecreteerd dat een
hyacinth op glas zeven weken in het don
ker moet staan en dan voor het venster mag
komen. Met bewonderenswaardige nauwkeu
righeid wordt sindsdien dit voorschrift ge
houden. Stipt na zeven weken komen de
bollen op glazen voor het raam. Stukjes in
vakbladen, waarschuwingen in alle mogelijke
plantenrubrieken van onze talrijke tijd
schriften richten vrijwel niets uit: zeven we
ken is het parool, dus
Want dat geen twee bollen gelijk zijn, dat
de ééne na zeven weken nog nauwelijks een
puntje bovenaan en wat wortels onderaan
heeft gevormd, terwijl de andere al veel
verder is. dat dcet er immers niet toe. Ook
niet. dat de donkere kast bij den eenen
mensch veel warmer is dan bij de ander, wat
natuurlijk invloed heeft op de bollen. Men
weet nu eenmaal van die zeven weken en
dus blijft dat zoo
Maarals dan in Februari scheef ge
zakte exemplaren met veel te lang uitge
groeid loof. waartusschen in de diepte een
bekneld, armoedig trosje, voor de ramen prij
ken. dan is men met dat resultaat óók niet
tevreden. en dan krijgt bijna altijd de han
delaar de schuld!
Toch is de zaak zoo eenvoudig, en met wat
geduld kunnen we zonder uitzondering alle
maal goed ontwikkelde, mooie bloemtrossen
aan onze hyacinten krijgen. De kwestie is,
dat de bollen hun geheele bloemtros uit den
bol gebracht moeten hebben, voordat ze in
het licht mogen. We moeten dus geregeld
voelen aan den „neus", tusschen vinger en
duim. of de dikke knobbel die binnen de
bladeren verscholen zit. al heelemaal boven
den bol uit is gegroeid. Er onder moeten we
dan weer een dunner gedeelte van een cen
timeter of wat voelen, de bloemstengel. Als
we dan de glazen voor het raam zetten, zal
het loof nooit boven de tros uitgroeien en
krijgen we nooit zoo'n slordige scheefgezakte
vertooning. Maar de traditie der zeven we
ken moet dan over boord.
Precies zoo gaat het met de hyacinten
in water en grint, in aai'de of bulb-fibre. Als
u er wat geduld mee heeft, zullen de resul
taten veel beter zijn dan bij „haastige
spoed". En tenslotte is er nog de donkere
kast. Niet iedere kast is daar goed voor. De
ideaal plaats moet volkomen donker zijn,
koel maar vorstvrij, en zonder kans op schim
mel. Een kast in een onverwarmde kamer zal
hier wel het dichtste bij komen, 's Nachts
kunnen we de kast dan openzetten, om te
luchten. Is het een kast waar we overdag
dikwijls in moeten, dan zullen we vei^Urr.dig
doen met een karton of zoo voor de glazen te
zetten tegen het telkens invallende licht.
Ook de plaats aan het raam is belangrijk.
Op het Zuiden verwarmt de zon het water
te veel en in zoo'n lauw badje ontwikkelen
zich heel gemakkelijk ziektekiemen, die de
wortels aantasten en alles laten mislukken.
En wanneer we dan nog weten dat onze bol-
lenglazen voor het gebruik volkomen schoon,
gemaakt moeten worden, dat we steeds zuiver
leidingwater moeten gebruiken en het glas
altijd weer moeten bijvullen tot vlak onder
den bol, dan zien we dus wel dat er nog een
en ander bij de hyacinten-houderïj komt kij
ken. Toch is dat maar een kleinigheid ver
geleken bij de voldoening die we aan 't eind
van den winter zullen hebbne: een rijtje
kaarsrechte, volle trossen boven stevig kort
loof'
r. s.