H VISCH EN VISSCHEN OP JAVA. HET GELE GEVAAR BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1935 HAARDE M'S DAGBLAD 5 Een net vol visch: een caleidoscoop. In het holst van den nacht rijden wij door Batavia's straten, maar het is er haast even druk als overdag. Overal Javanen, den picolan of wel draagstok over den schouder, zware man den torsend met al wat een groote stad in den vroegen morgen vraagt, Wat bij ons voor dag en dauw door ratelende vrachtwagens wordt binnengebracht, greenten en melk en vleesch en vruchten, het komt hier alles on gemerkt in 't klein, geruischloos, door den nauwelijks hoorbaren tred der kleine krach tige gestalten, die meezwiepen met den stok onder den last. Ook aan de haven bedrijvig heid;, hier en daar flikkeren fakkels, maar het vertrótiwde dagelijksche werk van het zeil klaar maken der schepen kan best in de aller eerste schemering of bij het heerlijke licht van den helderen sterrennacht gedaan worden. Vischbroed in manden bij Tjipanas. Vóór het aquariumgebouw, dat nog schijnt uit te rusten van de gezellige drukte der bezoekers overdag, ligt de Max Weber, de motorboot van het Zoölogisch Instituut, klaar en terwijl de stuurman nog rondstommelt om onze bagage te stuwen, glijdt bijna geruischloos de eene forsche prauw na de andere voorbij. Een Ja- vaansch vrouwtje peddelt langs in een prauw tje van twee meter lang, in den eersten sche mer zien we al een paar zeilen zich ontplooien en als het. snel lichter wordt varen we de haven uit, tusschen allerlei ranke vaartuigjes door, soms alleen door een ..uitlegger" van bamboe in evenwicht gehouden. Als wij een maal buiten de haven zijn steken overal de langwerpig-vierkante zeilen prachtig af tegen de kleuren van het morgenrood. Tweemaster- tjes zijn er ook. Over eik boord een zeil. net vlinders. Maak de camera's maar klaar! Maar dat valt niet mee. Eén groote prauw met een man of twaalf aan boord kunnen we nog net inhalen, maar de rest loopt flink uit op onze motorboot, die koers zet naar Haarlem, een dei- koraaleilanden voor de kust om wat nieuwe visschen voor het aquarium te halen en tevens ons in de gelegenheid te stellen de wondere weelde der riffen nog eens nader te bekijken. Want daar krijg je nooit genoeg van. Ze mo gen vertellen wat ze willen van de zeetuinen van Ambon en de wonderen van Catalina- eiland in Californië: Er is maar één Haarlem, en dat is dat één van de duizend eilanden in de baai van Batavia. Weet ge wel dat al die prachtig gevormde witte koraaltakken, wan neer ge ze levend onder water tegen komt, prijken in de prachtigste kleuren. Bruin is de hoofdkleur en er is geelbruin en roodbruin, maar ook smaragdgroen en blauwviolet. En dan is er hemelsblauw van zeesterren en knal rood van orgelkoraal. Er staan de starre ko raalmassieven en de wuivende anemonen, soms overschaduwd door polypenkolonies, die als teere varens heen en weer wuiven op de dei ning. En dan de visschen. Een caleidoscoop, anders kan ik het niet noemen. In een minuut of tien telde ik vanmorgen veertig soorten en alle even in het oog loopend door vorm en kleur. Daar bijna tegen de koraalbanken aan lig gen nu ook visschers, maar ze zorgen wel, dat ze er net even vandaan blijven, want de scherpe punten der koraalstruiken zouden het net hopeloos verscheuren en zelfs de lijnen, waar hier vooral mee gevischt wordt, zouden zoo verward raken in het gewirwar van tak ken en struiken, dat verlies onvermijdelijk zou zijn. En toch liggen de visschen dicht bij het koraal, want dat is niet alleen een gevarieerde, maar ook een zeer rijke dierenwereld. Hier en daar liggen ook prauwen midden in zee. Ze kennen hun vak, deze lieden. Waarschijnlijk hebben ze opgemerkt, dat zich in de.schaduw van een stilliggende prauw altijd visschen verzamelen. Elk drijvend stuk hout heeft zijn commensalen. Dus: Maak schaduw! En de visscher bindt een paar groote cocospalmbla- deren aan elkaar. Een paar flesschen, een paar leege noten als drijvers en het drijvend eiland is klaar, veel vlugger dan hun verwanten, die dienen moeten voor steunpunten der lucht vaart op den Atlantischen Oceaan! Altijd ver zamelt zich een collectie visschen onder zoo'n paar palmbladeren. Het net wordt er omheen gelegd, nauwer en nauwer toegehaald, een jongen springt in het water, waardoor al velen in het net schieten en als hij het eiland over de kurkenlijn heensleept is de rest verloren. Want er wordt hier meest met drijfnetten ge werkt. net als bij onze haringvisscherij, net ten. drijvende aan kurken en bezwaard met steenen of lood (deden de oude Friezen en de Batavieren het ook niet zoo! D Vaak wordt de visch dan door plonzen in het net gejaagd. Daar zijn natuurlijk weer allerlei methoden voor gevonden. Tegelijk met de visschersvloot zeilen we het haventje van Batavia weer in. Met een handigen zwaai wordt het zeil om de ra gewikkeld en neergelaten totdat het ho rizontaal een paar meter boven boord in een gaffel komt te liggen. Twee gaffels eigenlijk, verbonden door een stok, waarin eetketeltjes hangen en bundeltjes met het Zondagsche pak en alles wat verder droog moet blijven aan boord van het ranke vaartuigje, waar nog al eens een golf over den rand in loopt. Leuke manier. Er is meer leuk. In voorsteven en roer zijn vaak aardige figuren gesneden, steeds in heldere kleuren geschilderd. En als de glin sterende visch uitgedragen wordt blijkt, dat ze behalve de zilver glanzende volle zeevisch ook heel wat prachtig gekleurde koraalvis- schen hebben bemachtigd. Ik wijs bewonde rend een paar prachtstukken aan. De visscher knikt goedkeurend: „Saja toewan, ennak be- toel". (Ja mijnheer, die is bijzonder lekker». Zou hij de kleuren niet zien. Uitgesloten voor zoo kunstzinnige menschen. Maar eten is de hoofdzaak. En.'t geld dat de zaak inbrengt. Dat is eenig om te zien hoe de visscher zijn waar sorteert, telkens 5 precies even groote vischjes uitzoekt, ze in waaiervorm legt, de staarten op elkaar, dan vijf iets grootere en zoo porties maakt van 2 V2 er. 3 en 4 cent, wat wij bij ons een bakzoodje zouden noemen. Daarbij wordt de grootevisch per stuk of in mooten verhandeld, meest aan grossiers in de stad. Maar voor wij zoover zijn zien wij nog andere visscherij. Het Noordstrand van Java is zeer vlak en vaak slijkerig. Dan groeien daar im mers boomen, de mangrove tot viak in zee. Bladeren en vruchten geven voedsel aan my riaden garnaaltjes en vischjes en dus vinden wij daar steeds Inlanders, die met een derge lijk vierkant net als waarmee wij onze paling visschen, maar dan nog veel fijner, het slijk als het ware uitzeven. De vangst van zoo'n visscher of vischvrouw, die daar eenige uren in het water heeft rond gebaand, bestaat dan uit een paar pond kleine garnaaltjes en krab ben. zoo groot, dat je kop en staart net on derscheiden kunt. Dat rommeltje wordt ge droogd, half verrot en nog eens gedroogd, tot dat het nóg veel erger stinkt dan scharretjes en vormt dan als trassi een extra lekkernij of de zaak wordt zóó verorberd, gekookt, ge roosterd in pisangblad of croquant in olie ge braden. Erg lekker hoor, vooral als er niets anders ie eten is bij de rijst, die het ho.ofd- voedsel van den inlander vormt, maar waarbij visch de onmisbare eiwitaanvulling is. Immers ook in elke rivier kunt ge vrouwen met den zegen zien werken of met een typisch In- landsch vischinstrument, dat is een halfbol- vormige mand van gevlochten bamboe met openingen van 25 m.M. Daarmee worden de waterplanten doorzeefd, de heele rivier afge schept en.... de rijstvelden grondig van al wat eetbaar is gezuiverd. Want dat is weer zoo merkwaardig bij onzen Javaan èn Soen- danees èn Bantammer enz., dat al vóór de rijst immers ook jong vischbroed op de Sawah wordt geplant, vischbroed, dat gekweekt wordt in speciale vischvijvers bij Soekaboemi en Tjapanas en langs de dorpen uitgevent. Voor een paar dubbeltjes wordt zoo'n sawah volgeplant met goudkarpers, die straks hand groot zullen zijn als de rijst geoogst is. Dan wordt het water afgelaten en al wat mee- zwemt in bamboekorven of netten opgevan gen. Als zoo de groote buit binnen is, begint een geweldig geploeter. Het heele huisgezin, alle erfbewoners, baggeren het water in met groote korfzeven. om de modder een voet diep om te werken. Daar huist de kleine modder vette meerval met zijn gevaarlijken gifstekel aan de kieuwen. En dan allerlei kleine visch. garnaaltjes, krabben, slakjes, alles is welkome buit. Af en toe gaat een gejuich op als een schildpad gevangen wordt, dat is een groote hap, of een geweldig getier, gegil, een uiteen stuiven naar alle kanten als een slang in zijn rust gestoord, een goed heenkomen zoekt. Als het een gewone bruine sawahslang is laat men hem rustig begaan. Dat is een goede vriend, een rattenverdelger. Maar rijst de gevaarlijke platte kop van een cobra sissend uit de sa- wahkant op, dan wordt het een wilde jacht om dezen levensgevaarlijken klant te dooden. Een heel interessante visscherij is ook die met vergif; soms met derriswortel. de toeba, waaruit het Rotanon gefabriceerd wordt, dat als insectendoodend middel groote beteekenis krijgt, maar ook zaden van andere planten. Vooral aan de Zuidkust wordt dan bij eb een groote waterpoel uitgezocht, alle uitgangen met palmblad dichtgestopt en dan het gif in het water gemengd. Al spoedig worden de visschen flauw, zwemmen kantelend rond. Vrouwen kneden het gif. mannen verspreiden het in het water en jongens hebben de gaten dichtgestopt en de kleine meisjes probeeren het eerst met hun korven een vischje te schep pen. Neen, de eerste visch is voor de reigers, die meteen weten wat ei' te doen is. En dan duurt het niet lang of oud en jong, man en vrouw gaan te water om de visch in zijn ele ment te achtervolgen. Meest zijn het vischjes van vingerlengte of zoo, slechts enkele groo tere worden buitgemaakt. De heele kampong werkt een heelen dag voor een paar pond visch. Als wij naar huis wandelen staat er midden in de geul, waardoor een riviertje over het strand in zee vloeit, een oud vrouwtje. Ze trappelt voortdurend met de voeten het zand los. de stroom sleurt het mee, door een vier kant net, een kleine zegen, en elke paar mi nuten tilt ze het net op en laat een paar kleine aalachtige vischjes in den korf van bamboe glijden, dien ze om het middel gebon den heeft. Wat leven deze menschen toch gemakkelijk, wat zijn ze vindingrijk. En wat helpt de na tuur hen om iedereen, ook de armsten, als hij zijn handen maar gebruiken wil, geregeld het buikje vol te laten eten. Een gelukkig land! Wat doen wij eigenlijk in de kou? Dr. VAN DER SLEEN. A ZIE in 1935. H u De ware aard van de Japansche concurrentie. Reorganisatie de eenige verdediging. e prijzen, die ik in het voorafgaand artikel genoemd heb, lijken mij vol doende voor het geven van een al- gemeenen indruk van den levens standaard in Japan. Al die cijfers kunnen slechts de feiten weer geven, die niemand meer ontkent, maar die wellicht vragen om een bestudeering op een nieuw plan. Het is te gemakkelijk om de conclusie te trekken, dat, waar de levensstandaard de.' Japansche arbeiders oneindig veel lager is dan die der Europeesche en der Amerikaan- sche arbeiders, iedere strijd met normale middelen onmogelijk is geworden, omdat hel uitgesloten is den levensstandaard van den blanken arbeider op dien van den gelen ar beider terug te brengen, d.w.z. hem te ver plichten zich te voeden met een schotel rijst, gedroogde visch en wat- thee. Er zou dus geen ander alternatief zijn dan zich te verdedigen, hetzij met steeds hoogere douanerechten, hetzij door een waren Chi- neeschen muur in den vorm van een ver bod van Japanschen invoer. Chineesche muur- het woord vloeit als van zelf uit de pen en kenschëtst wel duidelijk de ommekeer in den toestand. Het zijn de „gelen" geweest, die eenmaal, in China door den Muur, in Japan door den vreemdelingen en hun producten den toegang te verbieden zich verdedigden tegen de invasie van de blanken en den blanken handel. Nu zijn het de blanken, dié, nu zij aan de gelen het geheim van hun techniek verloren of liever verkocht hebben, in angst zitten vor hun broodwinning. Hebben wij niet steeds den spot gedreven met den Chineeschen muur en de Japan sche isolatie? En staan we ondanks dat nu zelf k'r. ar om ons met die middelen te ver dedigen? Sinds de meer dan honderd jaar. dat de machines draaien, hebben de blanken het noodzakelijk geacht motoren te bouwen, dit minder brandstof en minder olie verbrui ken. Waarom hebben zij niet ingezien, dat hetgeen gold voor de machine ook op de menschen van toepassing was? Dezelfde machines, bediend door arbeids krachten. die minder verteren en minder uit geven zouden noodzakelijkerwijs veel goeö- koopere artikelen produceeren en eenheid scheppen in den Aziatischen. Europeeschen en Amerikaanschen wereldhandel. De westersche wereld, die haar economi sche onafhankelijkheid wenscht te verzeke ren, ziet slechts één oplossing: tolmuren, contingenten en zelfs algeheele invoerver boden. Deze middeien zijn het gemakkelijkst en veroorloven ons. bij gebrek aan een werke lijk afdoende oplossing, het vraagstuk te verschuiven. Terwijl inmiddels niet alleen Japan veld wint. maar ook China ontwaakt en groote vorderingen begint te maken. De dag zal komen, waarop de Aziaten in navolging van de Japanners, die de Chinee sche markt met kanonschoten openden, toen deze zich al te sterk verzette, ook een ad miraal Perry naar Europa of Amerika zul len zenden om de blanken te dwingen hun markt voor den Aziatischen handel open te stellen. Dat is de toekomst, die ons bij een alge heele sluiting van de blanke markten te Door EMILE SCHREIBER Vischvijver van Tjipanas. wachten staat. Maar is een dergelijke slui ting te verwezenlijken.? Een eenheid van eco nomische actie is baj de blanke volken nog moeilijker te bereiken dan een gemeenschap pelijk politiek front. In een geval van onver biddelijke noodzaak, bij een militaire bedrei ging der gelen, zou de solidariteit der blan ken misschien een rol kunnen spelen zeker is het niet maar de mogelijkheid en de wensch voordeelen te trekken uit artikelen die in Azië goedkooper gefabriceerd zijn sluit iedere algemeene boycot van die artikelen door de westersche landen uit. Als Frankrijk, Engeland en Italië er toe zouden overgaan hun grenzen en wat nog moeilijker is die van hun koloniën te sluiten voor de invasie van Aziatische pro ducten, zullen er altijd een of meer blanke landen zijn, die deze artikelen accepteeren. zelfs om ze onder het etiket van eigen fabri kaat voordeelig te verkoopen. Op een of andere manier komen de goed koop-ere producten altijd de grenzen over. Hoe kan men denken aan een verbod van Aziatischeproducten in een verdeeld Europa en Amerika, terwijl het al onmogelijk is ge bleken een alcoholverbod te verwezenlijken In het vereenigde en georganiseerde Ame rika? Het zouden bovendien de slechte elementen zijn, de „gangsters" van den internationalen handel, die het meest van deze gemeenschap pelijke krachtmaatregelen zouden profitee- ren Wij zullen dus vroeg of laat een ander mid del moeten vinden en ons op het eenige juiste terrein dienen te begeven, namelijk dat van den natuurlijken strijd. Tusschen de negatieve en kunstmatige ver dediging door middel van invoerverboden en de economische reorganisatie, bestemd voor het terugleiden van de concurrentie naar het terrein van den natuurlijken strijd, zal men hebben te kiezen. De eerste oplossing leidt onvermijdelijk tot oorlogen misschien tot overheerschingende tweede vereischt een onmiddellijke poging on ze gemeenschap op nieuwe grondslagen te reconstrueer en. Deze alleen zal den blanken veroorloven, zoo niet hun oude plaats in de wereld te her nemen, dan toch tenminste de plaats te be houden, welke zij nog steeds innemen. (Nadruk verboden.) EEN* ZIGEUNERIN* DOCTOR IN DE FILOSOFIE. De Parijsche Sorbonne heeft dezer dagen aan de zesentwintigjarige zigeunerin Maria Gioran den doctorstitel verleend. Deze Maria Gioran is een rasechte zigeunerin, die in een woonwagen in de Pyreneeën het levenslicht aanschouwde. Een rijke zijdefabrikant werd haar pleegvader en liet haar een universi taire opleiding geven, daar zij zeer begaafd bleek te zijn. GEMENGD NIEUWS De Groote Beer. Volgens de Basken is deze op de volgende wijze ontstaan. Een boer kwam op een morgen tot de ontdekking dat zijn twee ossen gestolen waren. Het spoor van de dieven was duidelijk te volgen en hij zond dadelijk zijn knecht uit om de dieven te ach terhalen en de ossen weer terug te brengen. Maar de knecht kwam niet terug. Toen zond de boer de meid uit. om den knecht en de os sen op te sporen. Doch ook de meid kwam niet terug, evenmin als de hond. die de meid achterna was geloopen. Ten slotte ging de boer er zelf op uit om te zoeken, doch hoe hij ook zocht, hij vond niets. Woedend over dit vergeefsche zoeken, begon hij op een aller vreselijkste manier te vloeken en tot straf hiervoor werd hij veroordeeld om eeuwig met de ossen, de knecht en de meid en de hond achter elkaar aan te loopen en zoo werd hij in 't zevengesternte geplaatst, dat wij de Groote Beer noemen. De beide onderste ster ren zijn de ossen, de twee daarboven de die ven, de 3 alleenstaande sterren zijn de knecht, de meid en de boer en het kleine sterretje er naast is de hond. De keur op ons goud en zilver. Terwijl de keuring van levensmiddelen nog maar sinds enkele jaren is ingevoerd, is de keuring van goud en zilver al eeuwen oud. Reeds de oude Romeinen hielden toezicht op het gehalte van goud en zilver en in de Middeleeuwen werd in onze streken door de gilden toezicht gehouden op 't goud en zilver. In 1484 werd te Utrecht het eerste plakkaat daarover uit gevaardigd. In 1S15 werd in ons land een wet uitgevaardigd voor net toezicht op "t goud en zilver, welke wet in 1852 werd herzien en 6inds dien tyd is ingevoerd het zoogenaamde 14 karaats goud. d.w.z. het goud dat op 1 kilo gram 583 aeelen zuiver goud bevat Men ver werkt in ons land 4 soorten en wel goud dat 916, 833, 750 en 583 deelen zuiver goud per ki logram bevat. De kenmerken dezer 4 soor ten zijn voor het le. 2e en 3e soort een leeuw met het cijfer 1. 2 of 3. Voor het 4de soort, het 14 karaatsgoud is het kenmerk of de keur een eikeblad met het cijfer 4. Voor het zilver, waarvan men maar 2 soorten verwerkt, dat 934 en 833 deelen zuiver zilver per kilogram zijn deze merken een staande en loopende leeuw met het cijfer 1 of 2; terwijl men voor kleine voorwerpen van zilver een zwaard met het cijfer 1 of 2 heeft aangenomen. Bovendien vindt men vaak op gouden of zilveren voor werpen een V; dit is 't bewijs dat het edel metaal van vreemden oorsprong is. Staat er een I op, dan bewijst dit dat het voorwerp van inlandsch goud gemaakt is of dat het oud goud is. De snelheid vroeger en nu. Omstreeks 1600 legde een postkoets 3.6 K.M. per uur af, in 1700 was de snelheid toegenomen tot 4.6 K.M. per uur; in 1786 was het al 5.5 KM. in 1816 al 6.8 KM. en in 1834 zelfs 9.7 KM. Met den spoortrein ging het natuurlijk al heel wat vlugger; in 1867 was hiervan de snelheid 59 K.M per uur in 1887 was het 63 K.M. en se dert 1900 rijdt de bliksemtrein 90 K.M. per uur ONZE BOLLEN BINNENSHUIS. De traditie der zeven weken. et begin is er: de catalogi van alle firma's die u wel eens met een or der hebt vereerd. En terwijl in deze heete dagen de musschen van 't dak vallen, en onze dahlia's en vroege asters staan te verleppen in de zon. kunnen we ons al weer gaan verdiepen in de aanlokkelijke kolommen: vroege tulpen. Mei-bloeiers, bol len voor potcultuur. kleingoed Een goed tuinman heeft nimmer rust. On getwijfeld is u nu alweer aan het bedenken wat er tegen October allemaal den grond in moet voor 't volgend voorjaar. Vergeet u daarbij vooral de afdeeling „binnen" niet: in ons ongestadig klimaat kan het lang du ren, eer uw tuin weer genietbaar wordt. De bloeiende bollen op de vensterbank zullen er dan dèh' zinkenden moed weèr inhouden. Het is met die bollen-binnen een eigen aardig geval. Iedereen is er enthousiast voor, er bestaat geen Hollandsch huis zonder bol- lenglazen, en de afname van bloembollen speciaal voor binnencultuur is geweldig. Maar de resultaten beantwoorden zelden aan de gemaakte kosten en gedane moeite. De re den? Onze nationale stijfkoppigheid. De een of andere profeet op bollengebied heeft in oude. oude tijden eens gedecreteerd dat een hyacinth op glas zeven weken in het don ker moet staan en dan voor het venster mag komen. Met bewonderenswaardige nauwkeu righeid wordt sindsdien dit voorschrift ge houden. Stipt na zeven weken komen de bollen op glazen voor het raam. Stukjes in vakbladen, waarschuwingen in alle mogelijke plantenrubrieken van onze talrijke tijd schriften richten vrijwel niets uit: zeven we ken is het parool, dus Want dat geen twee bollen gelijk zijn, dat de ééne na zeven weken nog nauwelijks een puntje bovenaan en wat wortels onderaan heeft gevormd, terwijl de andere al veel verder is. dat dcet er immers niet toe. Ook niet. dat de donkere kast bij den eenen mensch veel warmer is dan bij de ander, wat natuurlijk invloed heeft op de bollen. Men weet nu eenmaal van die zeven weken en dus blijft dat zoo Maarals dan in Februari scheef ge zakte exemplaren met veel te lang uitge groeid loof. waartusschen in de diepte een bekneld, armoedig trosje, voor de ramen prij ken. dan is men met dat resultaat óók niet tevreden. en dan krijgt bijna altijd de han delaar de schuld! Toch is de zaak zoo eenvoudig, en met wat geduld kunnen we zonder uitzondering alle maal goed ontwikkelde, mooie bloemtrossen aan onze hyacinten krijgen. De kwestie is, dat de bollen hun geheele bloemtros uit den bol gebracht moeten hebben, voordat ze in het licht mogen. We moeten dus geregeld voelen aan den „neus", tusschen vinger en duim. of de dikke knobbel die binnen de bladeren verscholen zit. al heelemaal boven den bol uit is gegroeid. Er onder moeten we dan weer een dunner gedeelte van een cen timeter of wat voelen, de bloemstengel. Als we dan de glazen voor het raam zetten, zal het loof nooit boven de tros uitgroeien en krijgen we nooit zoo'n slordige scheefgezakte vertooning. Maar de traditie der zeven we ken moet dan over boord. Precies zoo gaat het met de hyacinten in water en grint, in aai'de of bulb-fibre. Als u er wat geduld mee heeft, zullen de resul taten veel beter zijn dan bij „haastige spoed". En tenslotte is er nog de donkere kast. Niet iedere kast is daar goed voor. De ideaal plaats moet volkomen donker zijn, koel maar vorstvrij, en zonder kans op schim mel. Een kast in een onverwarmde kamer zal hier wel het dichtste bij komen, 's Nachts kunnen we de kast dan openzetten, om te luchten. Is het een kast waar we overdag dikwijls in moeten, dan zullen we vei^Urr.dig doen met een karton of zoo voor de glazen te zetten tegen het telkens invallende licht. Ook de plaats aan het raam is belangrijk. Op het Zuiden verwarmt de zon het water te veel en in zoo'n lauw badje ontwikkelen zich heel gemakkelijk ziektekiemen, die de wortels aantasten en alles laten mislukken. En wanneer we dan nog weten dat onze bol- lenglazen voor het gebruik volkomen schoon, gemaakt moeten worden, dat we steeds zuiver leidingwater moeten gebruiken en het glas altijd weer moeten bijvullen tot vlak onder den bol, dan zien we dus wel dat er nog een en ander bij de hyacinten-houderïj komt kij ken. Toch is dat maar een kleinigheid ver geleken bij de voldoening die we aan 't eind van den winter zullen hebbne: een rijtje kaarsrechte, volle trossen boven stevig kort loof' r. s.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9