m
mm
mmm
HET BLAUWE SLANGETJE.
VRIJDAG 30 AUGUSTUS 1935
HAAEEEM'S DAGECKD'
9
AAN ALLEN!
Wanneer jullie dit lezen, staat de Septem
bermaand voor de deur. De maand met een r.
dat beteekent, dat we de warmte hebben ge
had, dat de zomer op zijn eind loopt. Nu kan
September nog heel veel mooie, warme dagen
geven. Zelfs October kan zomersch zijn. Maar
we weten ook, dat er najaarsstormen kunnen
komen. De wind zal straks de bladeren overal
heen doen stuiven.
En toch is September een der mooiste maan
den van het jaar. Als je poëtisch bent aange
legd, kon je September wel maand der kleu
ren, noemen. Geen kleurencombinatie kun je
bedenken, of September geeft je die.
September geeft ook veel meer dan andere
maanden. Ze geeft knop, bloem en vrucht. Kijk
eens naar de zonnebloem. Op de uitgebloeide
schijven zie je de pitvruchtjes, maar in de
oksels van de bladen zitten nog nieuwe bloem
knoppen.
Bij de lupinen zie je bloemen en peulvruch
ten aan een stengel. De sneeuwbes zit vol
witte besjes, die zoo fijn klappen als je er op
trapt, maar er tusschen door zie je de rose
bloempjes.
Wanneer je bramen zoekt, zul je verbaasd
zijn over de vele braambloesem. Overal kun
je vrucht en bloem waarnemen, zooals in geen
enkele maand.
't Is of de zomer je alles nog eens volop
wil laten genieten. Alle soorten van bloemen
bloeien nu. De echte herfstbloemen zooals
dahlia's en asters, montbretia's en chrysan
ten, maar tevens ook nog vele zomerbloemen,
zooals rozen, reseda's, lelies, violen enz Zelfs
primula's bloeien nog hier en daar en de dot
ters, die zoo fleurig schitterden in voorjaar,
bloeien nog op de vochtige buitenvelden. Het
grasveld geeft ons nog boterbloemen, klavers,
paardebloemen en madelieven. Langs den vij
ver bij Bloemendaal zag ik Zondag nog prach
tige zwanenbloemen, waterlelies en waterra
nonkels.
In September komen Mei. Juni, Juli en
Augustus, nog eens haar schatten aanbieden.
°t Is net, alsof een goede vriend afscheid
neemt voor lang en nu wil ieder, die hem
gekend heeft, hem nog van iets laten genieten.
De scheidende zomer ontvangt van de ver
schillende maanden het beste, wat ze eens ten
toon spreidden.
Wat een schat van heerlijke vruchten zijn
'er juist in dezen tijd. „Haast voor niet," zegt
de groenteboer; Heerlijk, dat nu ieder daar
van genieten kan. Zoetjes aan komt er over
alle boomen dat wonder mooie waas, een laat
ste tooyerachtige belichting, voor ze onttake
len .-Wanneer tüsschen die kleurenpracht de
roode appels blinken, dan geeft de natuur ons
zóö'n' stukje van groote schoonheid, waar we
stil' bij worden. -
Vul nu vazen en potten met bloemen. Een
klein vaasje met wat late rozen. Een inmaak-
pot met zonnebloemen, waartusschen eike- of
beuketakken. Hooge vazen met allerlei kleu
ren dahlia's. En dan nog een vaasje met as
ters. Wat ook zoo mooi is en bovendien da
gen lang mooi blijft: wat meidoomtakken met
roode besjes en daarbij wat Geldersche roos en
takjes met rozsbottels. Als je dit alles in huis
hebt, kun je het aantal kleuren niet tellen.
Mocht het dan gaan regenen of stormen,
jij hebt zomer- en lenteweelde binnengehaald
Weet je, wat ook zoo eigenaardig is van dezen
tijd? Dat er zooveel bessen zijn. Nu bedoel ik
juist geen eetbare bessen. Maar ik denk aan
lijsterbessen, sneeuwbessen, vlierbessen, braam
bessen enz. Al deze bessen zijn een laatste,
reuzetra eta tie voor zwaluwen, lijsters, spreeu
wen. eksters en musschen. 't Is het afscheids
maal van den zomer. Dagen, ja wekenlang
mogen ze er zich aan te goed doen.
Straks is het September. Zucht nu niet. om
dat deze maand herfstmaand heet, kijk om je
heen en zeg dan: kleurenmaand zou eigenlijk
veel beter zijn.
W. B.Z.
Heer: Die Chineesche klok loopt altijd
voor.
Horlogemaker: Dat spreekt vanzelf meneer
Ze hebben daar een anderen tijd.
DE HOND EN DE HAASJES.
J'l
Twee haasjes liepen hand in hand
genoeglijk door het korenland.
Ze waren opgeruimd van zin,
trokken de wijde wereld in.
Maar plotseling keek de kleinste om,
-van schrik vielen zijn ooren krom....
Want achter hen liep Sprits de hond,
zijn tong begeerig uit zijn mond.
„Naar Huis", zei 't haasje toen „en vlug
en nooit ga ik meer hier terug!"
De wereld in, dat is keel goed
als je er geen honden maar ontmoet.
En toen, zoo vlug ze konden gaan
zijn d' haasjes weer naar huis gegaan.
RITA VAN B.
DE DAAD VAN VALKOOG,
DEN INDIAAN.
Valkoog, de Inaiaan was ongelukkig. Heel
ongelukkig. En daar was een reden toe. Want
als hij door het dorp liep, draaiden de man
nen hem verachtelijk den rug toe en spuwden
op den grond en de squaws en kinderen gichel
den en lachten en joelden hem na.
„Lafaard. Valkoog met het hazenhart.!"
Dan klemde Valkoog zijn tanden op elkaar
en knarste met zijn tanden. Ze scholden hem
voor laf en hij alleen wist, dat het onver
diend was. Het was waar, alle schijn was tegen
hem, Maar er was niemand die hem kon ver
dedigen. Alleen hijzelf en daar was hij te trots
voor.
Het was ook werkelijk een heel ongelukkig
toeval geweest, dat hem den bijnaam van laf
had doen krijgen.
Hij was met zijn oudere broer, Snel voet, op
jacht gegaan. Ze hadden een kamp gemaakt,
een vuurtje gestookt en daar gegeten. Snelvoet
was de omgeving eens gaan verkennen, om te
zien, of er water in de buurt was. Plotseling
had Valkenoog die achtergebleven was een
gil gehoord. Hij greep zijn pijlen en snelde
naar de plaats waar hij het geluid had ge
hoord endaar zag hij zijn broer zwaar
gewond door een grizzly-beer. Op het naderen
van Valkoog was de beer echter gevlucht.
Snelvoet was er slecht aan toe, en terwijl
Valkoog hem zoo goed en zoo kwaad als het
ging, verzorgde, stierf hij.
Zoo was hij met zijn droeve last in het dorp
teruggekeerd en toen hadden de menschen
hem beschuldigd laf te zijn geweest. En Valk
oog was te trotsch geweest om tegen te
spreken.
Maar iederen keer, als de squaws hem uit
lachten, balde hij heimelijk zijn vuisten en
mompelde in zichzelf:
„Ik zal jullie toonen, dat Valkoog niet
laf is."
Het werd winter. Valkoog was nog altijd
uitgesloten van de beraadslagingen der In
dianen. Zijn bijnaam, het Hazenhart, was hij
nog niet kwijt en nog altijd had hij geen ge
legenheid gehad, zijn moed te toonen.
De winter was ongewoon streng, de prai-
rië waren met sneeuw bedekt en de levens-
middelenvoorraad slonk en slonk, Daarbij
kwam nog, dat het dorp geplaagd werd door
de hongerige wolven, die uit het Noorden wa
ren gekomen. Zoo erg werd het, dat de vrou
wen en kinderen niet meer buiten de wigwams
konden komen, zonder gevaar te loopen, aan
gevallen te worden door de hongerige roof
dieren.
Toen begreep Valkoog zijn kans. Op een
ochtend, heel in de vroegte, nam hij zijn boog
en zijn pijlen en sloop zijn wigwam uit Wat
hij ging ondernemen was zeer gevaarlijk:
maar ten koste van alles wilde Valkoog zijn
akeligen bijnaam verliezen.
Zijn plan was gemaakt. Omzichtig sloop hij
verder, tot hij uit het dorp was. Een eind ver
der zocht hij een stevigen boom uit en daar
ging hij met zijn rug tegenaan staan. Wat hij
verwacht had, gebeurde, het duurde niet lang
of de wolven roken hem en kwamen op hem
af. Maar daar had Valkoog op gerekend.
Met zijn pijl schoot hij er eenige neer. De
hongerige wolven vielen dadelijk op deze aan.
Toen wachtte hij zijn kans af, tot de aanvoer
der van de troep het waren er ongeveer
acht vlak voor hem was en schoot hem
met een welgericht schot neer. Huilend
vluchtten de anderen. Zoodra ze uit het ge
zicht verdwenen waren, bond Valkoog de poo-
ten van de wolf aan een tak en sleepte hem
naar het dorp.
Wat waren de mannen verbaasd, toen ze
hem zagen terugkeeren.
„Heelemaal alleen gedaan, Valkoog?-' vroe
gen zij. Maar trots als deze gezwegen had,
toen men hem van lafheid beschuldigde, zoo
zweeg hij nu trots, om zijn daad op te he
melen.
Maar in de eerstvolgende raad der Ouden
werd hem plechtig zijn bijnaam, het Hazen
hart, kwijtgescholden.
RITA VAN BEEK.
Oostersch sprookje.
Er was eens een kalief, genaamd Osman,
die door al zijn onderdanen geëerd en be
mind werd, omdat hij zoo'n goed vorst was.
In zijn omgeving was niemand ongelukkig en
■hij zond- telkens zijn dienaren door het ge
heeld land, om' de armen te helpen en hun
nood te verzachten.
Op zekeren dag meldde zich een bedelaar,
bedekt met lompen, een kistje onder zijn arm
houdend, aan de paleispoorten.
„Ik wil den kalief spreken," zei hij, toen men
hem vroeg wat hij kwam doen. Koppig weiger
de hij het motief van zijn bezoek op te geven
en Osman, die hem door zijn raam had zien
komen, gaf bevel, dat men hem binnen zou
laten.
„Wat wilt ge van mij, .0 grijsaard?" vroeg
hij aan den bedelaar, die hem rustig aankeek.
„Ontbreekt het je aan iets? Ben je getroffen
door het ongeluk?"
„Neen,", antwoordde de onbekende, „niets
van dat alles."
De kalief bleef een oogenblik nadenken,
keek toen zijn vreemde bezoeker nogmaals
onderzoekend aan.
„Zend uw dienaren weg, o heer," zei deze,
„als we alleen zijn, zal ik u zeggen, waarom
ik gekomen ben."
Nieuwsgierig maakte Osman een gebaar
met zijn hand en oogenblikkelijk verlieten de
dienaren de zaal. Hij was alleen met den
vreemdeling.
,Wijze der wijzen,-' zei deze laatste, „ik ben
gekomen om u een kostbaar geschenk te
brengen!"
En het kistje openend dat hij onder zijn
arm gedragen had, zag de kalief een kristal
len kistje, waarin een klein, blauw slangetje
lag, met diamanten oogjes.
„Kijk, 0 kalief," hernam de bedelaar. „Dit
slangetje is een levend talisman, dat aan mij
toevertrouwd werd. Gij, de wijste der kaliefen
kunt op deze manier uw macht vergrooten.
Zet dit kistje, goed in het oog loopend voor.
u en iederen keer, als ge iets wilt ondernemen,
raadpleeg dan de blauwe slang. Hij zal u be
hoeden voor ongeluk; want indien uw besluit
eens verkeerd zal zijn, zal hij door wanhopige
bochten en kronkelingen uw aandacht pro-
beeren te trekken, terwijl als een onderne
ming met succes bekroond zal worden, hij
zich langzaam en kalm zal kronkelen."
„Dank u, brave grijsaard", zei de kalief ont
roerd. „Ge doet me daar een prachtig geschenk
dat ik nooit vergeten zal. Ik zal je met goud
beloonen."
„Nee, neen." protesteerde de bedelaar. „Ik
verlang niets; want ik ben gelukkig, zooals ik
ben. Maar ik heb u nog niet alles gezegd: de
slang heeft een doodelijk gif bij zich en als
zijn bezitter een slechte daad verricht, doodt
hij hem onmiddellijk met een enkele beet. Dit
kan natuurlijk geen betrekking hebben op u, 0
wijze kalief; maar gij moet alles weten!"
Dit .gezegd hebbende, verdween de grijsaard
plotseling, na het kistje aan de voeten van
den kalief te hebben--neergezet. Men zag hem
nooit meer en nooit'is de kalief te weten ge
komen, vanwaar zijn vreemde bezoeker geko
men was.
Vanaf dat oogenblik kende de macht van
de kalief geen grenzen meer.
Jaren gingen voorbij. De kalief, die tot nu
toe aldoor begunstigd was door het geluk, ont
moette tegenslag op zijn weg. Het kleine,
blauwe slangetje kronkelde heftig, als hij het
vertelde welke voornemens hij van plan was.
De macht van Osman scheen te wankelen. Zijn
schatten raakten uitgeput en op den duur
heerschte er zelfs armoede in het land, dat
tot nu toe alleen maar rijkdom en voorspoed
gekend had.
Osman moest ophouden met schatten rond-
deelen en een heeleboel dienaren ontslaan.
Zijn karakter, dat zoo vriendelijk geweest
was, in den tijd van voorspoed, veranderde.
Zijn humeur werd verschrikkelijk en heele
uren kon hij het blauwe slangetje bekijken,
dat niet meer rustig scheen te kunnen worden
De vijanden verschenen; men kon hun
vloot aan den horizon van de zee zien; ze
wachten slechts op hun kans.
„Zou ik hen aanvallen?" dacht Osman bij
zichzelf. Maar dadelijk kronkelde het slan
getje, als wilde het zeggen:
„Doe dat niet; je wordt verslagen en je
volk komt in slavernij te leven."
Maar op zekeren dag werd de kalief ra
zend om dit heen en weer kronkelen.
„Dat is verkeerd," schreeuwde hij, toen hij
hoorde, dat er weer een groote vloot aan den
horizon verschenen was.
„De taiisman leidt me ten verderve. Ik wil
opnieuw schatten veroveren."
En ondanks de .wanhopige kronkelingen
van het blau-/e slangetje, liet hij zijn snelste
schepen bewapenen en nam zelf op een daar
van plaats.
Toen gebeurde iets vreemds: de geheele
vijandelijke vloot nam de vlucht en Osman
keerde onverrichterzake terug. Maar vlak bij
de haven ontmoette hij een nieuws vloot, ge
zonden door een land waarmee Osman in
vrede was en gekomen om handel te drijven.
„Zooveel te erger," dacht Osman. „Ik moet
nieuwe schatten hebben."
E11 hij viel de vloot, die hem met het volste
vertrouwen tegemoet zeilde aan, en veroverde
nieuwe schatten en slaven.
In zijn paleis teruggekeerd kon hij een
gevoel van angst echter niet onderdrukken.
Toen zag hij, dat het kristallen kistje er nog
stond en dat het slangetje zich nog steeds
wanhopig kronkelde.
„Leugenachtige talisman", schreeuwde de
kalief, terwijl hij de goede daden van het
slangetje vergat, „ik veracht je, want je
houdt noch je beloften, noch je dreigemen
ten." En hij hield een groote zak goud in de
hoogte en stampte op den grond.
•Dadelijk begon de aarde te trillen en de
muren kraakten, alsof ze ineen zouden stor
tenhet kristallen kistje viel op de mar
meren tegels, brak met luid geraas en de
blauwe slang met de diamanten oogen sprong
in- de richting van den doodelijk beangsten
kalief....
LAM.
VERRASSING.
Als j-e van bovenstaand plaatje alle vakken,
waarin je een stip ziet staan, met potlood of
inkt invult, zul je een aardig danseresje te
voorschijn zien komen.
TANTE TINE.
ALS DE LEESTIJD KOMT.
Een en dertig Augustus, Koninginnedag,
vormt altijd een slot van de zomerva-
cantie. al volgen er misschien voor velen
van jullie nog enkele vrije dagen. Treuren,
omdat de vacantie om is en omdat de school
weer begint, doen onze Hollandsche jongens
en meisjes niet en waarom ook? Als je een
paar weken vrij hebt gehad, verlang je er ten
slotte toch weer naar aan 't werk te kunnen
gaan.
En zie maar eens om je heen: ieder maakt
zich klaar voor het winterwerk: badplaatsen,
pensions, hotels, alles loopt leeg; de menschen
gaan weer aan hun gewone werk. De vacan
tie is voorbij!
Ook in de natuur doet zich een nieuw le
ven voor. Treuren de boomen, omdat- er on
der hun bladergewelf aan hun dikke stammen
geen kinderen meer spelen? 't Lijkt wel, maar
ga eens in de stad naar de winkeletalages
zien: vol fleur met winterartikelen, uitgestald
in dikwijls bonte rijen. Een nieuw getij, een
nieuw geluid!
En zoo begint ook Onze Bibliotheek weer
haar winterwerk; zij ontwaakt als het ware
uit haar zomerslaap
Er staat, jonge vriendjes en vriendinnetjes
weer een seizoen van negen maanden, het
achtste levensjaar van O. B„ voor de deur. Op
WOENSDAG 4 SEPTEMBER om 4 uur des
middags wordt het uitleenen hervat. De ruil-
tijden zijn als voorheen: iederen Woensdag
van 4 uurkwart voor zes en iederen Zater
dag van 2 uurkwart voor vier. Nieuwe boe
ken komen er in overvloed: wel vier per
maand. Vraagt maar eens de circulaire 1935.
Daar staan ze op.
De letterwedstrijden worden gestaakt. In-
plaats daarvan komen maandelijkse he prijs
vragen met mooie prijzen.
Nieuwe deelnemers geven zich op en betalen
bij hun inschrijving 1 x 10 cent, waarvoor ze
ontvangen behalve een boek voor een leesweek'
(van Zaterdag-Woensdag of omgekeerd), de
volledige boekenlijst 1935 en een opbergmap.
Het leesgeld bedraagt verder slechts 2 cent
per deel en per leesweek.
Wie de circulaire „Als de leestijd komt
graag wil hebben, kan hem aanvragen aan het
ruilbureau op de uitleen tij den of anders per
briefje Groote Houtstraat 93.
Op 4 September wordt er op jullie allemaal
gerekend. Verleden jaar bereikten we een
aantal van 186 deelnemers; jullie helpen na
tuurlijk allemaal mee het dit jaar op min
stens 250 te brengen.
Haarlem, Augustus 1935.
W. L.
UITNOODIGING VOOR ALLE
RUBRIEKERTJES
ZATERDAG. 7 SEPTEMBER, 's middags
half 3, worden alle Rubriekertjes uitgenoodigd
op den Jaarlijkschen Landdag van de Lïcht-
Hoeve. Op het terrein zullen tentjes, gooche
laar en poppenkast aanwezig zijn. Tevens zijn
er gecostumeerde behendigheidswedstrijden,
waarbij prijzen worden uitgeloofd. Jullie mo
gen daar ook aan meedoen.
Dan zijn er twee echte Shetlandsche po-
nies, die heel mak zijn en waarop de kleintjes
mogen rijden.
Nu vragen jullie misschien, hoe komen we
op de Licht-Hoeve? Licht-Hoeve ligt 10 minu
ten afstands van de halte Driehuis-Westerveld,
wanneer je per spoor wou gaan. Met de
IJmuider bus, die achter 't station staat, stap
je af halte Kweekerslaan en je bent er bin
nen 5 minuten. Dus per bus is '"t gemakkelij
ker. Vader en moeder zijn ook hartelijk wel
kom!
DE PRET IS UIT
door W.B.—Z.
Jantje was vroeg opgestaan,
Vroolijk liep hij door de laan.
Daar was 't weiland en de sloot,
Jongens, wat die Jan genoot!
Een leege bus en een net
Kreeg hij laatst van tante Jet.
In die bieede, groene sloot
Zwommen visschen klein en groot.
Jantje ving ze met zijn
Onze Jan had reuze pret.
Nog een enkle waterplant
Die daar groeide aan den kant.
Strakjes werd met groot geduld
Zijn aquarium gevuld.
Strakjes? O, weg was de jool,
Strakjes moest hij weer naar school.
Gauw maar net en pot aan kant
En geloopen over "t land.
Anders kwam hij nog te laat.
Jan wist, dat da*r straf op staat.
Hoor! daar luidt de schoolbel al,
Wat die Jan toch loopen zal.
Maar hij komt precies op tijd.
Heeft van 't draven dus geen spijt.
Ja Jan, uit is nu de pret,
't Beste beentje voorgezet,
Zonder leeren dat 's gewis
Blijf je dom als iedxe viscü.