ZATERDAGAVO Peking, de vroegere hoofdstad H' H.D.* BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VERTELLING ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1935 HAARDE M'S DAGBEÏD' 7, A ZIE in 1935. Restauratie onder pressie van Japan? DOOR EMILE SCHREIBER Na onzen terugkeer van Japan op het Azia tische vasteland, waar we de expansie van Japan ter plaatse willen bestudeeren, hebben we eerst een week te Peking doorgebracht. Het was de dag voor het binnentreden der Japan- sche troepen in de stad. Ook wilde ik, voor dat ik mijn aandacht aan het enorme kolo nisatiewerk van Japan in Korea en Mandsjoe- kwo ging wijden, wat indrukken opdoen van deze stad. die zeker de merkwaardigste der Aziatische steden is. Een Europeesch diplomaat met wien wij te Seoul dineerden, had ons reeds een voor proefje van de pracht van de oude Chineesche hoofdstad gegeven. U gaat naar Peking? Wat benijd ik u! Ik ■bij er langen tijd attaché aan het gezant schap geweest. Het is ook nu de merkwaar digste stad van de wereld. En hij zocht een kostbare doos op, waaruit hij een aantal gekleurde plaatjes, optische beelden, te voorschijn haalde, voorstellende Japan honderd jaar geleden. U ziet het, er is niets veranderd. Wat auto's en wat telegraafdraden er bij, dat is alles. Maar de atmosfeer, die deze afbeeldin gen zoo uitstekend weergeven, is dezelfde ge bleven. Alleen mist men feitelijk de geuren op de plaatjes. Ja, die geuren! In iedere wijk ruikt men weer wat anders. Die geuren zijn werkelijk onvergetelijk en ofschoon ze soms van minder aangenamen aard zijn, brengen ze bij den reiziger toch altijd een zekere vreugde teweeg, omdat ze het land van de machtige indrukken weer in zijn herinne ring oproepen, het land, dat haast bij iedere stap, in de straten of op de verlaten voor pleinen der paleizen de ellende of de groot heid van het menschdom demonstreert. In de bovenstad heerscht rust. Er hangt een lucht van kaarsen, gedroogde visch, dro gerijen. of schimmel; in een achteraf-win- keltje dommelt een zwaarlijvig man, hij droomt van vette soep en eendenlever en ont waakt af en toe om vervolgens in een boek eindelooze rekeningen in te schrijven. Iedere straat heeft zijn eigen uiterlijk. De monumenten uit vroeger jaren zien er altijd hetzelfde uit, zijn altijd fraai en kleurig,, zooals u dat op de afbeeldingen gezien hebt Wat ons van onze aankomst in de vroegere Chmeesche hoofdstad af opvalt, dat is die zeldzame mengeling van prachtige lanen, boomen, groen ook van stof en van mo numenten, die zoo imposant en zoo talrijk zijn, dat geen enkele Aziatische stad in staat is den toerist een dergelijke verzameling van schoonheid en grootheid aan te bieden. Peking is opnieuw door een Japansche be zetting bedreigd geweest en wel eenige dagen na ons bezoek. Sinds de affaire met Mandsjoekwo in 1931 hebben de Chineezen begrepen, dat hun administratieve aangele genheden zich daar te dicht bij de Japansche legers van Mandsjoekwo bevonden. Zij heb ben daarom de stad als hoofdstad verlaten om zich te Nanking, 300 kilometer zuidelijker te vestigen. Sindsdien heeft Peking zeer zeker een deel van haar bedrijvigheid ingeboet. Pe king is meer provinciaal geworden, zoo iets in den geest van Versailles. Weliswaar ziet de wijk der gezantsohaps- gebouwen er heel wat moderner uit. dan die paleizen en die winkelstraten, weliswaar ziet men, een paar boeren uitgezonderd, geen enkelen Chinees meer een staart dragen en is het aantal Europeesche costuums of wat er op lijkt grooter geworden; naast de auto mobielen en fietsen zijn de paard-en- wagens hetzelfde gebleven en is binnen een vijftigtal jaren het aantal rikshaws in aantal verdubbeld, hetgeen aan Peking noch een modern noch een westersch aanzien gegeven heeft. Het ontwakende China. Te Nanking ziet maarschalk Tsjang-Kai- Sjek, dien men den Chineeschen Mussolini noemt, zijn macht en invloed met den dag stijgen. Deze zijn vervat in een nieuwe sociale leerstelling, die het ..nieuwe leven" genoemd word en die voor China beteekent, wat het bolsjewisme voor Rusland, het fas cisme voor Italië en het rassisme voor Duitschland is. Hij predikt orde, lichamelijke en moreele tucht en onbaatzuchtigheid: zijn aanhangers worden voortdurend talrijker. Terzelfder tijd moderniseert China zich in een tempo, dat inderdaad nog langzamer is dan dat van Japan, maar dat niettemin een indrukwekkend karakter draagt. De ontwik keling der communicatiemiddelen, die zoo als in ieder land als maatstaf voor den voor uitgang gebruikt kan worden, is werkelijk wonderbaarlijk. Een enkel cijfer is voldoende om dit te bewijzen; terwijl China in 1921 slechts 1500 kilometer aan wegen bezat, be schikt het thans over 100.000 kilometer. Het wil over 15 jaar 250.000 kilometer hebben en iedereen verzekert, dat die er dan zullen zijn. Een machtige vereeniging. de Nationale vereeniging voor goede wegen, waakt over de uitvoering van het program. De vorderingen van de scheepvaart op de rivieren en op de zee en ook van de lucht vaart zijn in vollen gang. Dit zijn de eerste symptomen van het ont waken van China, dat Japan óf zal aan moedigen of vergeefs zal trachten te belem meren. Wij behoeven Peking slechts door te loopen om het enorme contrast te constateeren tus schen een stad, die afgezien van enkele nieuwigheden, sinds vijfhonderd jaar on veranderd is gebleven en het onmiskenbare, maar nog op vele moeilijkheden stuitende reveil van dit reusachtige vclk., dat op zijn beurt, alleen of met den steun van zijn vijanden van gisteren, die economische revo lutie zal veroorzaken, waaraan geen enkel land kan ontsnappen. Het Cliineesch-Japansch conflict. Een merkwaardige atmosfeer hangt er in Peking. Wij voelen de politieks spanning het gevaar van een naderende overschrijding van den Grooten Muur door de Japansche soldaten. Maar de Europeesche veteranen in Peking, die zooveel hebben meegemaakt, gelooven niet aan een definitieve verovering van de stad: ..Misschien zal men eenige patrouilles in de voorsteden zien", zeggen zij, „maar wat wilt u op dit oogenblik de Japanners in Peking laten doen? Als zij Peking nemen is het noodig, dat zij tegelijkertijd alle naburige provincies bezetten en een tweede Mands joekwo vormen. De Japanners zijn echter te verstandig en té methodisch in hun manier van handelen om alles gelijktijdig te willen ondernemen. Zij hebben op z'n minst nog tóen jaar noodig voor de organisatie van Mandsjoekwo. Daarna is hefr evenwel zeer waarschijnlijk, zoo niet zeker, .dat zij. wan neer hun werkwijze geslaagd is, met de pro vincies om Peking een verdrag zullen onder teekenen, dat zij „verdrag van gemeenschap pelijke belangen" noemen. En men weet van het voorbeeld van Mandsjoerije. wat dat beteekent: een verkapte kolonisatie, die niet temin het dient erkend voor het land dat zich op deze wijze onaer mandaat stelt, wezenlijke waarborgen op het gebied van militaire, financieele en zelfs sociale veilig heid biedt. Maar daartegenover staat, dat het een van zijn allerbelangrijkste factoren kwijt raakt: zijn onafhankelijkheid". Nog een paradox: De wijk der gezantschap pen met haar buitenlandsche ambassades blijft te Peking verscheidene kilometers ver wijderd van de nieuwe hoofdstad Nanking om dat de diplomaten aan Peking de voorkeur geven. Hun regeeringen aarzelen nieuwe on kosten te maken. Peking is aangenamer om te verblijven dan Nanking en bovendien is men er nooit zeker van, of er in de naaste toekomst onder auspiciën van Japan nog niet eens een verandering zal plaats hebben. Het zou voor Japan van groot belang zijn. wanneer Peking weer de hoofdstad werd. Dan zou het hart van China immers binnen zijn bereik liggen. Maar juist om dezelfde reden hebben Chineez-en zich destijds te Nanking gevestigd. Misschien zullen de Japanners over eeni- gen tijd een poging doen van Peking een hoofdstad te maken, die naar hun pijpen danst, gelijk met Hsingking, de huidige hoofdstad van Mandsjoerije is geschied en wie weet wellicht zal daar de zelfde keizer zijn intrede doen.... (Nadruk verboden). De Linde eerlijk, nietwaar, de bloeiende linde? Voorbijgangers zien dankbaar naar haar op. Haar? Ja,, ze is de eenige Neder- landsche boom die wij ondanks mr. Mar- chant onder de vrouwelijke wezens blijven rangschikken. Zou 't zijn. omdat ze in heel oude tijden als heilig gewijd was aan Freya, Wodans vrouw? De avondwandelaars blijven, als ze onder de bloeiende linde komen, stilstaan en maken elkaar opmerkzaam op den heerlijken geur, die haar lover onbetroomt. En eskaders van kleine levende tweedekkers komen, aangelokt door de zoete odeur, het loverpaleis binnen. Ze gaan van bloempje tot bloempje om den begeerden nectar dien ze in overvloed vin den. 't Is, of de linde dien nectar uitsluitend voortbrengt voor het kleine goed. Eigenlijk kan dat ook wel zijn. Wat moet ze immers beginnen met al dien overvloed van suiker water? Maar in haar weldadigheid schuilt toch eigen belang. Zie die lange meeldraden maar eens ver buiten het bloempje hangen. Als een insect snoepen wil. moet het willens of onwillens de helmknopjes aanraken en een laagje stuifmeel meedragen naar een ander bloempje. Of op den stamper van het bloempje zelf waaruit het nectar putte, meent u misschien. Dat zou wel de kortste weg zijn tusschen helmknop en stempel, maar deze kortste weg is niet de beste. Want de stamper van een lindbloempje blijft ge sloten, zoolang de helmknopjes van hetzelf de bloempje bloeien. Zal het insect derhalve een stamper bevruchten, dan moet het een bloempje treffen met uitgebloeide meel draden- De hangende bloeiwijzen dragen twee a drie of vijf tot zeven bloempjes. Dit hangt er van af. of je met de Grootblad-linde dan wel met de Kleinbald-linde te doen hebt. De bloeiwijze zit op de stevige middennerf van het lange bleeke schutblad. Wel schuilen de weinig opvallende bloempjes onder de bla deren. wat natuurlijk bij regenachtig weel een afdoende beschutting aan het stuifmeel geeft. Maar bij zonnig weer weten de vlie gende insecten ze wel te vinden. Let eens op de plaatsing der bladeren. Zij vormen een dichte dakbedekking. De kleine re bladeren vullen de ruimten tusschen de grootere keurig aan. Ze staan elkaar nooit in den weg en benemen elkaar geen zonlicht. Ook vormen ze gezamenlijk een afdoende beschutting tegen regen en een doelmatige waterleiding. Zoo krijgen de haarworteltjes die vlak onder den rand der boomkroon lig gen. regenwater en blijven de bloempjes nog droog in een harde bui. Onder de paraplu- vormige kroon kun je dus in een regenbui gerust gaan schuilen. Aan den onderkant der lindebladeren zit ten vaak bosjes gele haartjes. Doe je zoo'n bosje open. dan ontdek je er een troepje mijten in. Wat doen die daar? Overdag rus ten, maar 's nachts maken ze uitstapjes over het blad op zoek naar schimmelplanten. Even voor 't vallen der bladeren stellen die mijten zich in veiligheid over de bladstelen naar de takken en verder in spleetjes van de schors en scheurtjes van het hout. Ze ko men niet terug voor het nieuwe blad ontbot. Misschienbewijzen de mijten de linde een grooten dienst. De linde is al lang onze meest geliefde boom. „die minlixte van scaden en die scoenste van bladen", zegt Jacob van Maer- lant (1250). Gewichtige gebeurtenissen wor den nog altijd gevierd met het planten van linden. Wat zijn er een Wilhelminalinden in ons land! Op 't Kennemerplein werd in '35 een Juliana-Iinde geplant. ,X>e Dikke Boom" bij 't kasteel Verwolde in de Graafschap Zutphen, waarvan ik den stam bij mans hoogte op 6.5 M. omtrek bepaalde. Die minlixte bewaart een vage herinne ring aan Willebrord. die op deze plek het Evangelie zou hebben verkondigd. Aan den 's-Gravenpolderdijk op Zuid-Be veland staan vier linden, die aan Karleman- je zouden herineren. Te Haarlem zouden, ja ren geleden, twee linden zijn geveld die her innerden aan de roemruchte verheffing van Graaf Willem II tot Roomsch koning van 't Heiligee Duitsche rijk (1247). Na 't vellen van de Wodans- en Donars- eiken in de 9de eeuw werd de linde de ge- richts- of dingboom, waaronder de vier schaar recht sprak. En heeft het nooit uw aandacht getrokken, hoe van al onze boomen - vooral de linde in familie-, stads- en straatnamen de eerste rol speelt? Ik ken een Van der Linde, een Ter linde, een Lindeman, een Verlinde (ver van der), een Lindeboom, een Van 't Lin- denhout. een Lindenschot. een Lindenberg, een Lindo. een Lindensmit. Westfalen en Hannover tellen-onder hun steden elk twee Lindau's en een Lindenfels. Onder hun staatslieden tellen zij een Lindeman en een Lindenquist. En welke plaats van eenige be- teekenis roemt niet op het bezit van een Lindenlaan en een Lindengracht? Heeft Ber lijn niet een Unter den Linden? Bloemen- daal niet een Lindenheuvel? Probeer eens dergelijke afleidingen te vin den met Eik, Beuk. en Iep. Verder dan Van Eyck, Eikhout. Eikema, Eikelenboom, Beu- kerna. Beukenhorst, Boekhorst en Boeken rode heb ik het niet kunnen brengen. Ykema en Ypma zullen wel afleidingen van de Frie- sche persoonsnamen Yke en Ype zijn die waarschijnlijk met Eik en Iep niets te ma ken hebben. KERST ZWART. ll—11 De club der Bijgeloovigen. Met z'n dertienen hadden ze 'm gesticht, om er af te komen, van hun bijgeloovigheid. Op 'n Vrijdag den dertiende. Ze plachten bijeen te komen al alle algemeen erkende Christe lijke en Israëlietische ongeluksdagen en di neerden dan met z'n dertienen. Boven de deur van de eetzaal hing een omgekeerd hoefijzer. Bij loting werd ae plaats tegenover de spie gel aangewezen. Tijdens de soep werden der tien zoutvaten omvergeworpen en de messen lagen gekruist naast de borden. De zwarte kat van de hotelhoudersvrouw wandelde gedu rende den geheelen maaltijd door 't vertrek en spon. Zij spon zij bij de bijgeloovigheid. Met dure eeden hadden de leden zich verbonden elkaar nooit iets anders dan zak-, kap- of scheermessen, tuinscharen en dergelijke snijdende voorwerpen ten geschenke te ge ven. Zij waren verplicht onder elke ladder dien zij op straat mochten tegenkomen door te loopen. zelfs al kostte het moeite de pre sident was vrij lijvig en dreigde er schade door witkalk, verf of vallende boomtakken En het lidmaatschap gold tot er de dood op volgde van wege het getal 13. Huiverend deed elk lid de gevaarlijke dingen d'e Statu ten en huishoudelijk reglement van hem eischten, maar bijgeloovig bleven zij. Toen kwam de katastrophe. De president, kreeg een briefje, waarin een der leden zijn lidmaatschap opzei. De ellendige had zich verloofd en was door eenige medeleden op de vingers getikt, omdat hij dit belangrijke feit op een doodgewonen Woensdag den 17den had bekend gemaakt. Dat nam de verloofde niet en met vrouwelijke hardnekkigheid had zij er bij den man harer keuze op aangedron gen dat hij het lidmaatschap van „die rare club" zou opzeggen. En de ongelukkige was bezweken: terwüle van één trouwbelofte aan één enkele vrouw had hij duizend eeden aan twaalf mannen gelb' ken. Somber zaten de twaalf tezamen. Bij de soep bleef één zoutvat onaangeroerd. Twee messen lagen naase elkaar bij een schoon bord en een leegen stoel. Juist toen drie leden sidderend met één lucifer huil sigaret aanstaken, nam de presi dent het woord. In gloeiende kleuren schil- oerde hij den strijd tegen de bijgeloovigheid. die zij zoo lang eendrachtig. schouder aan schouder hadden gestreden. Zijn stem werd heesch, toen hij sprak van het. laag verraad en van de adder der tweespalt, hard en na drukkelijk. toen hij de noodzakelijkheid be toogde van een eenheidsfront tegenover den lafaard die de wegen van eer en plicht had verlaten voor die der lust. Hij eischte een strenge straf in het kader van het vereeni- gingskarakter en besloot met een vurige op roep aan alle leden, de eer der anti-bijgelco- vigen te wreken. Toen werd het een waar complot. Tallooze voorstellen kwamen ter ta fel. werden gewogen en te licht bevonden, tot eindelijk de secretaris een zoo geraffi neerd plan voor den dag bracht, dat men una niem besloot het tot in onderdeelen uitge werkt te verwezenlijken en de bezoedelde vaan van de club door een voorbeeldige wraakoefening van haar smetten te reinigen. De gebochelde roodharige bediende dien het gezelschap na lang zoeken op den kop had getikt, kreeg zijn instructies en het uur der wr-ke naderde. Het was geen bij uitstek fraaie dag, die 13e November. Het regende en hagelde afwis selend. In de rustige buitenwijk, waar het zondige ex-lid zijn kamers had, waren de straten in den laten avond volkomen uitge storven.Door 'n arglistigen streek had de pen ningmeester de oude kamerverhum-ster naar een ander deel der stad gelokt. Een valsche sleutel bezat de club niet, maar een der leden was in het bezit van een looper. In kleine groepjes naderden de samenzweerders, diep in hun overjassen gedoken, het huis. De een na den ander verdween door de deur die op een geheimzinnig tikken werd geopend. Toen de twaalf rillend en wel in het nauwe gangetje stonden en de voorzitter appèl had gehouden, sprak hij zachtjes: Jassen uit, hoeden af. In het stikkedonker ontstond wat geduw en verwarring; toen was het weer doodstil. Pas op, ik maak licht. Een zaklantaarn bescheen het gezelschap. En allen huiverden. Daar stonden twaalf •jfe ■Üf i zwarte duivels met grijzende maskers, ge hoornde 'koppen en zwaaiende staarten. Een rilling doorvoer de satanische gedaanten. Een mompelde zelfs: Is het niet wat al te.Zou hij niet. Maar de elf anderen, schoon al even be duusd over het griezelige effect dat zij maak ten. protesteerden. Hij heeft 't verdiend. Nee, we zijn nu eenmaal begonnen. - Stilte, zei de president. Het licht ging - De derde deur links is zijn slaapkamer. Ze slopen voort op fluweelen pooten. elkaar bij den staart vasthoudend. Bij de slaapka merdeur stonden zij stil. De voorzitter klopte. Geen antwoord. Hij klopte weer. Stilte als des grafs. De deur kraakte. De deur kierde open. Ontwaak ontwaak....! gromde de penningmeester met een stem die hem zelf ippenvel bezorgde. Doodsche stilte. Teen draaide de secretaris den schakelaar om. De lamp bescheen een onbeslapen bed, door het vertrek slingerende kleeren. Op de tafel stond een schoen. Daarnaast lag een telegram: Verwacht je trein 10.59 Hannie. stond er. Twaalf duivels staarden elkaar aan. Twaalf maskers in verstarde grijns. Mislukt. Ontsnapt. Tja. zei toen de penningmeester met zijn gewone stem, hij is er niet. Da's nou verrekt jammer. Wat nu? Nou. dan gaan we maar weer. Ben je gek? Hij zal nog wel komen. De laatste trein is allang binnen. Daar ligt nog een papier, 't Was de re kening van den wijnleverancier voor 12 Les- schen bourgonjc. Ik weet. wat. We gaan naar zijn kamer en drinken al zijn flesschen leeg. Ze slopen de gang door naar de zitkamer. Weldra belichtte de schemerlamp een vreemd schouwspel: twaalf demonische,^ el kaar volkomen gelijke gestalten in de stoe ien, op de divan, cp den grond- Twaalf boos aardige maskers. En buiten gierde de storm. De hagel kletterde. De twaalf flesschen waren ras gevonden. Twaalf glazen stonden op tafel. Het bloed- roode vocht gulpte in de kelken. De klok sloeg twaalf. Toen stond de voorzitter op. Ieder neemt een glas. Mijne heeren. Al is dan Opeens een stem: Ik heb nog niets. Ik heb twaalf glazen ingeschonken, zei de penningmeester, 'k Weet het zeker. Glazen op tafel, commandeerde de pre sident. Het waren er twaalf. Ieder neemt een glas. Twaalf glazen werden opgeheven. Nou heb ik weer geen glas, kwam op eens een stem uit den hoek. Diepe stilte. Toen zei er een en zijn stem was rauw van zenuwachtigheid Groote God. En meteen hadden ze het allemaal be grepen. De baarlijke duivel was in hun mid- Op hetzelfde oogenblik renden ze, storm den ze de deur uit. struikelend over de stoe len de overjassen en de hoeden. Ieder greep wat hij krijgen kon. De deur uit. de deur uit. We" uit dit behekste huis. Ze vlogen de duis ternis in. De storm loeide, de hagel kletterde. Voort, voort! Achter hen klonk een lach, schel en sa- tSmSCh' MAC PETER. pe tijd van den wijnoogst is gekomen, GEMENGD NIEUWS Over een meteoorsteen. In de Amerikaan sche Staat Arizona in 't verre Westen heeft oudtijds een Indianenstam gewoond, die in dertijd spoorloos verdwenen is. Niet alleen de bewoners, maar ook bun woningen. W-aai* was dit alles gebleven. Men heeft allerlei theorieën hierover opgebouwd, doch geen en kele bevredigde, vooral daar hun woonplaats in een woestenij herschapen was. De jongste onderzoekingen hebben de waarheid aan licht gebracht. In 't jaar 1278 is hier een me teoor neergevallen die een middellijn had van 125 meter en met een snelheid van 65 kilomster per seconde naar beneden bewoog en zich 800 meter diep ln den bodem begroef. Het gevaarte woog 12000 millioen kilogrammen. Geen wonder dat het alle le ven in deze streek vernietigde. De kosten van een huwelijk. In de le helft der 18e eeuw betaalde men op 't plat teland en Utrecht als trouwkostenaan den Schout f 2 en 2 stuivers, aan 2 schepenen sa men f 1 en 10 stuivers, aan schrijfloon f 3 en 12 stuivers, aan den bode 12 stuivers, aan den koster 9 stuivers. De Delftsclie horlogemakers. In 1368 gaf de Engelsche koning Eduard III aan de Deut sche horlogemakers vrijgeleide om in zijn land te komen en daar hun handwerk uit te oefenen. Horloges waren toen zeer zeldzaam en men betaalde groote sommen om er een machtig te worden. Koning Hendrik IV en de inwoners der stad Orleans. Deze hadden indertijd het recht gekregen om in bijzijn van den koning zit tend "te mogen drinken en aan dit gebruik wilde de koning een eind maken. Toen eens enkele afgevaardigden der stad Orleans bij hem op bezoek waren, liet hij de heeren wijn aanbieden, maar liet tegelijk hun stoelen weg nemen. Toen de heeren weigerden staande te drinken en de koning bleef weigeren hun. stoelen te geven, gingen de heeren op den grond zitten en dronken hun glas ledig De koning lachte en zei: „Ge hebt me overwon nen mannen! Ik heb vergeten ook dezen stoel te laten wegnemen." Zou bet nog zoo wezen? Oudtijds heette het: Nijmegen de oudste, Roermond de grootste, Zutfen de rijkste en Arnhem de lustigs te.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13