Motie v. d. Tempel verworpen.
Haarlem's Kunstschatten.
woensdag 2 October 1935
HAARDE M'S D A G B E A D
3
TWEEDE KAMER
Behandeling bezuinigingsontwerp
voortgezet.
DEN HAAG Dinsdag.
Als hors d' oeuvres een stemming over de
motie-v. d. Tempel (s.d.) tegen de voorgeno
men verlaging der ambtenarensalarissen. Prof.
Aalberse zette uiteen, dat het in strijd met
den geest der Grondwet ware, zoo het parle
ment zich te voren bemoeide met het salaris-
vraagstuk, een aangelegenheid die immers tot
de bevoegdheid van de kroon en niet tot die
der volksvertegenwoordiging behoort. Achter
af heeft de Kamer natuurlijk het recht op
een der gelijken maatregel van Regeerings-
beleid kritiek uit te oefenen, doch zij moet niet
gaan zitten op den stoel van de uitvoerende
macht. Dat is toch al te veel gebeurd tot
schade van het aanzien van het parlementaire
stelsel. Met 5625 (socialisten, communisten
en de heeren v. Houten (c.d.) en Arts (R.K.D.)
verwierp de Kamer de motie.
Waarna bij de af-
deeling „Binnenland-
sche Zaken" de even-
tueele opheffing van
Armenraden de tongen
van Mevr. Mr. Bakker-
Nor t (v.d.) benevens
van de heeren Snoeck
Henkemans (c.hj, IJs-
selmuiden (r.k.) en
Drees (s.d.) los maak
te. Zij allen drongen
in het belang eener
goede armenverzorging
op zoo groot mogelijke
matiging aan. Minister
de Wilde verklaarde groote waardeering voor
het werk van de Armenraden te hebben. De
Regeering zal nagaan welke van die colleges
voor opheffing in aanmerking komen en
daarbij zal natuurlijk ook wel met enkele ge
meenten overleg worden gepleegd. Bleef alles
bij het oude, d.w.z. bij de thans in de wet
voorkomende regeling dan zou de Regeering
steeds moeten bewijzen, dat een armenraad
niet aan zijn doel beantwoordt. Dit zou tot
onverkwikkelijke debatten in de Kamer leiden.
Of de opheffing regel dan wel uitzondering
zal zijn, zal van het resultaat van het onder
zoek afhangen. Zonder hoofdelijke stemming
passeert deze paragraaf, wat na een korte ge-
d achten wisseling tusschen den heer Drees
(s.d.) en den Minister ook gebeurt met de
paragraaf betreffende herberekening der pen
sioenen.
De voorgestelde wijziging der Gemeentewet
om in gemeenten beneden 5000 inwoneres de
combinatie burgemeester-secretaris of secre
taris-ontvanger mogelijk te maken, nam de
Kamer de ontworpen regeling aan, met slechts
3 stemmen tegen (Mr. Vervoorn, Ds. Faber
(s.d.) en de heer Erven (r.k.)).
Mevr. de VriesBruins (s.d.) besprak het
artikel, dat voor niet onbelangrijke beperking-
van de verplegingskosten van armlastige
krankzinnigen wil maken.
De Minister wees er op. dat ook ten dezen
helaas versobering geboden is: momenteel
vergt deze verpleging niet minder dan 20 mil-
lioen gulden per jaar van de publieke geld
middelen. Slechts 20 leden (socialisten en
communisten) stemden tegen de betreffende
paragraaf. Hierna kon de Minister van Bin-
iienlandsche Zaken, zonder dat ook maar een
halve cent zijner bezuinigingsvoorstellen te
loor was gegaan, weer departementwaarts
trekken om plaats te maken voor zijn ambt
genoot van Financiën, die allereerst in ver
band met hetgeen t.a.v. vermindering van de
uitgaven wegens Nationale Schuld door con
versie wordt voorgesteld den heer Drees op
zijn weg ontmoette.
De s.-d. spreker
klaagde over te veel
vuldige ontheffing
der couponbelasting
bii conversie. Jhr. Mr.
de Geer ic.-h.) vond
het goed. dat het Par
lement. dank zij de in
het wetsontwerp ge
troffen regeling, voort
aan het tijdstip van
conversie aan de Re
geering overlaat,
maar waarschuwde
tegen voortgaan op
den z.i. verkeerden
weg. dien men tegenwoordig nogal eens in
slaat door den looptiid van de geconverteerde
schuld langer te doen zijn dan die. van de
oorspronkelijke schuld.
Minister Oud wees er den heer Drees op,
dat het ontwerp aan de Regeering alleen een
bevoegdheid geeft om bij conversie de door
dien spreker bedoelde vrijstellingen te ver-
leenen.
Inzake de kwestie van den looptijd bleken
de Minister en de heer de Geer tenslotte vrij
dicht bij elkaar te staan.
Mr. Teulings (R.-K.sprak uitvoerig over
de ontworpen wijziging der beleggingswet,
waarin hij een regeling zag. die op te exclu
sieve wijze de belangen der fondsen zal tref
fen.
Dit bezwaar kon de heer v. d. Tempel (s.-d.)
die te kennen gaf. dat de fondsen niet in on
gunstiger positie mogen komen, onderschrij
ven. Hem ging de bevoegdheid om de rente
en aflossingsvoorwaarden te wijzigen, te ver.
Minister Oud zette uiteen, dat er geen reden
voor ongerustheid'bestaat en betoogde verder
o.rn. dat Mr, Teulings en de heer v, d. Tempel
de fondsen ten onrechte beschouwen als de
genen, die het geld leenen en het Rijk als
degene die het geld ter leen ontvangt.
Een nieuwe hoofdpersoon verschijnt ten
toon eel e in den persoon van Dr. Colijn. ad in
terim Minister van Defensie, als het capitu-
lantenstelsel aan de orde komt.
Dit onderwerp gaf den heer IJsselmuiden
(r.-k.) aanleiding zijn vrees te kennen te ge
ven, dat hierdoor, op het stuk van personeels-
benoemingen. de zeggenschap der gemeenten
weer in bedenkelijke mate zou worden inge
krompen. Voortaan immers zal Den Haag ten
dezen, dank zij de regeling i.z. de capitulan
ten, z.i. al te veel aan de touwtjes kunnen
trekken. Dit tot schade van het gehalte van
het personeel. Tot dusverre moet het ge
meente-personeel aan allerlei examen- en op-
leidingseischen voldoen. Zal dat echter ook
nog het geval zijn als daar de capitulanten
hun intree doen?
De heer Ter Laan (s.-d.) herinnert er
aan, dat het nu voorgestelde capitulanten -
stelsel als twee druppels water lijkt op wat
Minister Lambooy in 1928 had ontworpen,
systeem waarvoor de Kamer toen geen goed
woord over had. Toen waren o.a. de heeren
Tilanus. v. Rappard. Duymaer v. Twist.
Deckers en Oud er fel tegen. Tot amusement,
der Kamer las deze spreker eenige citaten
der hier genoemde afgevaardigden op. van
wie de twee laatstgenoemden thans lid zijn
van het Kabinet, dat met dit voorstel voor
den dag komt. Op zijn beurt zette nu de s.d.
woordvoerder uiteen, dat er aan heel dit
stelsel vele nadeelen verbondenzijn. terwijl
hij o.a. nog opmerkte, dat de capitulanten
zelf geen rechtszekerheid hebben en het
kind van de rekening zullen zijn als zij voor
de burgerbetrekking .niet geschikt blijken te
wezen.
Van het capitulantenstelsel wordt een bezui
niging van 20 millioen verwacht. Dit heeft na
tuurlijk uit besparingsoogpunt een zekere be
koring en zoo was de strijd der tegenstanders
heden verre van gemakkelijk. Een nieuw be
zwaar sproot voort uit de uitsluiting van
sociaaldemocraten van vrijwillige defensie-
diensten. Daardoor toch zou een aanmerkelijk
deel der bevolking straks bij het verkrijgen
van speciaal voor de capitulanten beschik
bare burgerlijke betrekkingen ten achter ko
men te staan bij hen. die wel een militaire
functie mogen bekleeden. In de avondverga
dering informeerde de heer Schilthuis (v.d.)
hoe Dr. Colijn deze moeilijkheid dacht op te
lossen.
Ir. Albarda (s.d.) moest nü ook wel aan het
debat deelnemen om nog eens zijn licht te la
ten schijnen op de onbillijkheid van het even
tueel uitsluiten van socialisten van burger
lijke betrekkingen als gevolg van het capitu
lantenstelsel. De heer Duymaer v. Twist (a.r.)
wenschte te voorkomen en diende daartoe
dan ook 'n amendement in dat capitulan
ten genoodzaakt zouden worden een betrek
king te aanvaarden waarmee Zondagsarbeid
gepaard gaat, indien zij daartegen gewetens
bezwaren hebben. Van de overige sprekers
noemen we nog den heer Schaepman (R.K.),
die steeds voorstander van het capitulanten
stelsel is geweest en dus thans bijzonder in
zijn nopjes is.
Minister Colijn gaf te verstaan, dat de a.r.
spreker voor de gevaren, dat capitulanten te
gen hun zin betrekkingen met Zondagsarbeid
zouden moeten aanvaarden, in de praktijk
niet zoo beducht hoeft te zijn. Wat nu het
onderwerp betrof door de heeren Schilthuis
en Albarda aangevoerd, gaf de Minister te
verstaan, dat hij momenteel nog niet precies
weet hoe hij het probleem zal oplossen. Hij zal
zoeken naar een synthese tusschen wegneming
van wat hij zelf beschouwt als een zedelijk
onrecht (gevolgen van de uitsluiting van so
ciaaldemocraten èn anderzijds het waken
voor de belangen van het leger, n.l. dat de
krijgstucht niet wordt aangetast.
De stemming over het amendement Duymaer
vindt Woensdag plaats. Nog eenige gedachten-
wisseling over de in het bezuinigingsontwerp
opgenomen wijzigingen der Dienstplichtwet,
en toen stonden we precies vijf minuten over
middernacht op straat. Het eenige belangwek
kende van dezen avond was eigenlijk de
frischheid, waarmee Minister Colijn achter de
Regeeringstafel de verschillende heeren van
antwoord diende en dit op glasheldere wijze.
De oud-Minister van Oorlog bleek zich -op
Defensie, dat hij nu tijdelijk onder zich heeft,
weer terstond voortreffelijk thuis te voelen.
E. v. R.
ONTSLAG AAN DE ZINKWITFABRIEK TE
EISDEN.
In de zinkwitfabriek te Eisden is een ken
nisgeving voor de arbeiders aangeplakt, waar
in met een opzeggingstermijn van zes dagen
ontslag wordt aangezegd. (A.N.P.)
HAACSCHE WIND EN
HAACSCHEMENSCHEN
Een paar Haagsche verhaaltjes over Haag-
sche menschen.
Een dokter vertelt mijvorige week komt er
een dame bij mij, in een kostbare bontmantel
gehuld. Zij wil zich graag door mij laten be
handelen, maar mijn tarieven zijn haar te
hoog. Zij vertelt mij dat haar man een heel
klein salarisje verdient en overigens geruï
neerd is. Waarop ik haar tegen een tot een
schijntje verlaagd tarief zeg te zullen behan
delen. Drie dagen later komt er een andere
dame bij mij, 'die zegt: dokter, ik wil graag
door u behandeld worden, maar mag ik eerst
weten welke uw tarieven zijn? Wanneer ik
haar dat gezegd heb: „dat valt mee, ik dacht
dat u véél duurder was, mijn vriendin zei:
dat u een goede dokter bent maar héél erg
duur." Die vriendin was die éérste dame.
Dat is typisch Haagsch.
Ik ontvang een circulaire van een Haagschen
dansmeester. Er staat in, dat hij zulk een def
tige inrichting heeft en allemaal cliënten
„van het beslist betere genre: het absoluut
gegoede publiek". En met dikke letters staat
er onder: „dienst- of bedienend personeel kan
niet tot onze lessen worden toegelaten."
Dat is typisch Haagsch.
Ik zit in een gelegenheid waar het vrij
prijzig is. Kopje koffie zestig cent. Kopje thee
zestig cent. Plombière f 1,25. Naast mij zitten
twee dames, moeder en dochter, ieder met een
plombière voor zich.Een uur later kom ik
in een sigarenwinkel. De winkelier vraagt of
ik mevrouw X. ken. Jawel. „Die mevrouw heeft
mij vanmiddag een sjaal in pand gegeven voor
een doosje cigaretten van een kwartje, dat zij
niet betalen kon" zegt de winkelier, met een
geamuseerde glimlach van wat-zegt-u-me-
daarvan. Dat was de mevrouw van achter de
plombière.
Dat is typisch Haagsch.
Het mevrouwtje bij mij in de buurt komt
eenige malen in de week mijn rijwielplaatje te
leen vragen. Zij kan die drie gulden met geen
mensche-mogelijkhéid van haar huishoudgeld
missen en ze hebben nooit meer eens een
extraatje. Maar ze hebben een auto. Ze moe
ten beslist naar de première van Fritz Hirsch
en „ik ga liever niet naar de bioscoop dan dat-
ik niet op een héél goede plaats zit."
Dat is typisch Haagsch.
Dit zijn vier kleine, ik verzeker u: werke
lijke, eerlijke Haagsche verhaaltjes.
Een beetje zielige verhaaltjes
Geschiedenisjes van den schijn.
De schijn is een geliefde maatschappelijke
sprookjesmantel, waarin kleine Haagsche
menschen de trieste werkelijkheid trachten te
verbergen.
Ik verzeker u dat niet alle Hagenaars zóó
zijn als deze.
Maar het is merkwaardig dat wie zoo zijn
uit zoo verschillenden kring komen.
Uit de kleine portiekwoningen.
En uit groote statige huizen.
En die beide groepen zijn bijster handig in
een verschillend soort mimicry.
Maar generaliseeren moogt ge niet. Het is
slechts een klein percentage van onze 470.000
dat zoo is. De rest, de groote meerderheid,
leeft zijn eigen leven, zooals gij en ik.
Doch die weinigen, die ge overal ziet: in de
dure cafë's, bij de groote mondaine gebeurte
nissen, in de deftige of kwasi-deftige restau
rants, m op afbetaling gekochte auto's en
bontjassen, die houden die taaie legende in
leven, dat alle Hagenaars houten-ham-klui
vers zijn. dat wij allemaal onze aardappelen
in vioolkisten halen en parelcolliers huren bij
den juwelier.
En die zorgen dat de Haagsche wind niet
krimpt.
Mr. E. ELI AS.
De gestrande „Rotterdam"
Gedeelte der bemanning heeft het schip
verlaten.
Bij de directie der Holland Amerika
Lijn te Rotterdam is telegrafisch be
richt ontvangen, dat alle passagiers
van de gestrande „Rotterdam" te
Kingston zijn ontscheept. Een gedeelte
van de bemanning heeft eveneens het
schip verlaten.
Omtrent de mogelijkheid het schip
te bergen valt uit de beschikbare ge
gevens nog niets positiefs mede te
deelen.
Duitschers arresteeren Neder-
landsch reserve-officier.
Hij zou de illegale Communistische partij
gesteund hebben.
Een afdeelingschef van een bekende
firma in de hoofdstad was in het begin
van de maand September voor een
particulier bezoek naar Duitschland
vertrokken, doch sindsdien heeft men
niets meer van den man gehoord.
Thans blijkt, dat hij te Keulen is aan
gehouden en ingesloten is te Düssel-
dorf. Hij wordt ervan verdacht een
geldbedrag aan een instantie van de
illegale communistische partij te neb
ben overhandigd.
De directie van de zaak, waar hij werkzaam
is, is echter niet bekend dat de man betrek
kingen zou hebben onderhouden met de com
munistische beweging.
De gearresteerde is bovendien reserve-luite
nant-waarnemer te Soesterberg en heeft daar
nog deelgenomen aan de herhalingsoefeningen
in de maand Augustus.
Binnenkort zal hij zich voor de Duitsche
rechtbank hebben te verantwoorden. Het mis
drijf valt volgens het Duitsche wetboek van
strafrecht onder „hoogverraad".
Een halve eeuw geleden
Uil Haarlem's Dagblad van 1885.
2 October
Dinsdag j.l. werd hier ter stede in de
bovenzaal van het café der Gebrs.
Brinkmann de 25ste algemeene verga
dering gehouden van de Maatschappij
ter Bevordering der Bouwkunst. De
heer C. Muysken. te Amsterdam, nam
het voorzitterschap waar. Zestig leden,
afgevaardigd uit verschillende oorden
des lands, waren tegenwoordig. Om tien
uur opende de heer Jacques Lcyh.
architect dezer gemeente, als voorzitter
van de afd. Haarlem, de vergadering,
door den aanwezigen het welkom toe
te roepen.
Na de opening kwam in behandeling
een motie, ingediend door den heer De
Haas en gewijzigd op voorstel van den
heer Sanders, luidende: ..De Maat
schappij te rBevordering der Bouw
kunst, steeds er naar strevende, onze
nationale nijverheid in verband met
het bouwvak te ondersteunen en aan
te moedigen, noodigt haar leden en
alle betrokkenen zeer dringend uit. bij
de tegenwoordige schaarschte van
werk meer dan ooit er op bedacht te
zijn, alle werkzaamheden, vatbaar voor
geschikte uitvoering, hier te lande te
bevorderen en niet dan na gebleken
dringende noodzakelijkheid door
vreemden arbeid en materialen te doen
vervangen.'
Met algemeene stemmen werd deze
motie aangenomen.
Opleggers weer in de vaart.
Vraag naar scheepsruimte in Ned.-Indië.
Naar wij vernemen, zijn dezer dagen in
verband met vraag naar scheepsruimte in
Neclerlandsch-Indië twee oudere vrachtsche
pen van de Scheepvaart Maatschappij „Ne
derland", de stoomschepen „Saleier" en
„Enggano", welke geruimen tijd opgelegd zijn
geweest, naar zee vertrokken. De schepen
maken de reis rond de Kaap de Goede
Hoop.
Heden om 12 uur zou ook het stoomschip
„Zembilan" van genoemde maatschappij, dat
eveneens opgelegd is geweest, via Kaap de
Goede Hoop naar Indië vertrekken.
Gerril Bcrkheyde. De Noordkant
van de Groote Markt (Frans Hals
museum)
Eén zaaltje is er in ons Gemeente-museum
waar ik met voorliefde vertoef, al vindt men
er niet de glorieuse stukken van Haarlem's
kunstbezit. Door afmeting, aankleeding en
het er prettig heerschende licht, is dat zaal
tje dat officieel als nr. 12 gemerkt is
en dat gemeenlijk de nieuwe aanwinsten her
bergt, voor mij te verleidelijk om er niet tel
kens even te toeven en aan de daar geplaatste
kunstwerken hernieuwde aandacht te schen
ken.
Al is er noch Rembrandt, noch Frans Hals
te zien, de Hollandsche kunst der zeventiende
eeuw is er in al haar rijke verscheidenheid op
aantrekkelijke wijs vertegenwoordigd: het
landschap door een geestig-bewesglijken Van
Goyen en den steeds problematischen Hercules
Seghers, het interieur door Van Ostade's sla
gerijtje, waarin het opgehangen geslachte
varken voor Haarlem beduidt wat Rem
brandt's os voor het Parijsche Louvre betee-
lcent; het alleraardigst zeestuk met schepen
door Verbeeck, dat met. een ander, door Mu
iier, dat genre op verrassende manier verte
genwoordigt, een figuurstuk door Van Ever-
dingen en een leerzaam specimen van collabo
ratie in het Landschap van Bleker met de fi
guren door Duyster.en dat overzicht in
zakformaat dan nog aangevuld met de ar-
chitectuurschildevijen waarvoor onze stad het
onderwerp leverde, de beide visies op stukken
van de Groote Markt, door Saenredam en
Berkheyde.
De Vischmarkt; van den laatste vindt ge
hiernaast afgebeeld. Dit en nog enkele an
dere werken uit zaal XII willen wij. juist om
dat ze niet of bijna niet gereproduceerd zijn,
thans bezien en bespreken.
De Berkheyde's er zijn twee broers zijn
geboren en getogen Haarlemmers. Dit verkla-
re dan, zoo noodig. den voorrang dien wij
Gerrit's Vischmarkt verleenen. Hiob of Job
Berkheyde was acht jaar ouder dan Gerrit.
Elders in ons museum vindt ge ook van hem
werken (een kerkinterieur en een landschap
met figuren). Hij was in 1637 geboren en
maakte een kunstreis naar Duitschland, waar
op hij zijn broer meenam. Het verhaal wil
dat hij zich bij die gelegenheid op heel han
dige wijze onder de aandacht, van den kunst-
lievenden Keurvorst van de Paltz bracht. Toen
het hem namelijk niet gelukt zou zijn tot den
vorst door te dringen, ging hij met Gerrit eens
kijken, toen deze voor de jacht met groot ge
volg uitreed. Hij nam de heeren scherp in zich
op, ging naar huis en maakte er een schilderij
van. Kocht waarschijnlijk een lakei om, die
de schilderij in de vestibule van het paleis
pootte, zoodat de vorst erlangs komend, het
zien zou ende list gelukte. De vorst kwam.
zag en vroeg naar den maker die waar
schijnlijk al in de portiersloge zat te wachten
en kocht niet alleen de schilderij, maar
verleende den schilder bovendien verschillen
de gunsten. Job schijnt dus, wat men noemt,
een „linke jongen" geweest te zijn. Gerrit
was later minder fortuinlijk. In zijn 52ste jaar
stapte hij op een avond dat het heel erg laat
geworden was. één van Haarlem's grachten
in en verdronk. Dat was in 1698. Wij komen
dus al heel dicht bij de achttiende eeuw met
onzen Gerrit, en daar wij nu wel kunnen aan
nemen dat het hier afgebeelde schilderij uit
zijn laatsten, rijpsten tijd afkomstig is en wij
letten op de kleedij der heeren die over de
Vischmarkt wandelen, vooral op de plat-
bollige hoeden die ze dragen dan is het niet
vreemd dat wij uit het geheel reeds een in
druk van die rustige, keurige, welverzorgde 18e
eeuw krijgen, indruk, die nog versterkt wordt
als ge de schilderij met een ander straatbeeld
uit ons museum, bij voorbeeld met dat van
Nicolaas Hals, dat we hier vroeger bespraken,
vergelijkt. Een handig schilder is ook Gerrit
Berkheyde geweest; men zie eens hoe de stof
lage de poppetjes op de schilderij juist
verdeeld en geplaatst zijn! Dat hondje, daar
rechts op den voorgrond aan het snuffelen
staat daar maar niet zoo toevallig, als ge
misschien denken zoudt; het vult met zijn
levendig wit van kop en hals dat onderstuk
der compositie juist genoeg en is even een
rustpunt voor ons oog. Denk het hondje weg
of bedek het met den vinger en de rechtsche
huizenrij loopt oo onnoozele wijze rechts in
de lijst weg. Zoo'n hondje houdt dan zooals
men dat noemt, de compositie in evenwicht
en vervult er, om zoo te zeggen een pictura-
len plicht. Het staat daar niet omdat Berk
heyde het zoo'n lief diertje vond, dat hij wil
de portretteeren, maar eenvoudig omdat de
schüder in dien rechtschen onderhoek een,
de aandacht trekkend stuk kleur in de breedte,
noodig had. als steun voor de verdere recht
sche peinture. Wanneer de kunstbeschouwer
op zulke dingen gaat letten zal hij zien hoe
bij alle goede kunst die schijnbare kleinig
heden een functie vervullen. De geboren ar
tist plaatst die noten en accenten bijna on
bewust juist en ter plaatse, de serieuse be
schouwer beleeft er zijn plezier aan als hij
voor zichzelf kan verklaren waarom juist een
bepaalde vulling, een bepaald accent hem de
idee van rust en evenwicht in een compositie
geeft.
Gerrit Berkheyde hield er van sterke te
genstelling in licht en schaduw zijn compo
sitie te doen beheerschen. Hier zien wij dat
al heel sterk, maar toch ontkomt hij schit
terend aan het bezwaar dat zijn voorstelling
naar links overbelast, zou kunnen omtuime
len. Het massale van het kerkgebouw in
schaduw weet hij door de aardige figuren-
groep der vischvrouwtjes met hun klanten,
te verzachten en dat daartegenover de in de
zon liggende huizenrij niet te iel wordt, daar
voor zorgt onder andere dat hondje. Het
principe der balans herhaalt zich, zooals
men ziet, links en
rechts op de schilde
rij, met tegengestel
de bedoeling', en ver
klaart waarom het
kunstwerk ons aan
genaam beroert. In
derdaad, Gerrit was
een Iknap schilder,
die wist wat hij deed
en een artist, wiens
intuïtie hem den
juisten weg wees.
Van de huizenrij is
na tweehonderd vijf
tig jaar niet veel
meer over. De zetel
der vereeniging Haer
lem in 's Graven wo
ning op het Zand. is
nog te herkennen. Er
naast, daar waar de
luifel wat schaduw
brengt, huppelen
deze week Szöke Sza-
kall en Felix Bres-
sart en nog meer be
roemde komieken
over een wit doek en
smullen we choco-ijs
waarvan we tenmin
ste, zelfs na de twee
de voorstelling, niet
in de gracht zullen
vallen, zooals onzen
armen Gerrit overko
men is. Wat betreft
is er toch maar veel
erbeterd, al die ja-
en.
J. H. DE BOIS
Door onze lens gesnapt.
DE HEER W. L. A. WARNIER
De heer W. L. A. Warnier werd 25 Septem
ber 1875 te Kampen geboren.
Hij bezocht de H. B. S. met 5-j. cursus te
Haarlem en deed eindexamen in 1S93. Daarna
ging hij studeeren voor militair apotheker bij
het leger in Ned. O. Indie. In December 1897
legde hij met goed gevolg het apothekers
examen af, waarna in 1898 zijn aanstelling
volgde tot militair apotheker 2e klasse bij
het Ned. Ind. leger Ge luit.) Hij deed onder
zoekingen betreffende thee, koffie en cacao
aan het Koloniaal Instituut te Haarlem, on
der leiding van Dr. M. Greshoff.
Januari 1899 vertrok hij naar Indië. werd
geplaatst aan het Militair Hospitaal te Ba
tavia, spoedig daarna aan het Laboratorium
te Weltevreden. Na nog eenige overplaatsingen
ging hij in 1904 met ziekteverlof naar Europa.
Tijdens zijn verloftijd was hij assistent, eerst
aan het Rijkslandbouw-Proefstation te Gro
ningen en vervolgens aan de Utrechtsche Uni
versiteit voor de pharmacie.
In 1907 keerde de heer Warnier terug naar
Indië: hij werd geplaatst te Makassar, daar
bevorderd tot militair apotheker le klasse
(kap.) en in 1910 overgeplaatst naar Ambon.
In 1914 ging hij naar Europa met verlof we
gens langdurigen dienst. Toen de oorlog uit
brak werd hij gemobiliseerd en te Nijmegen
geplaatst. In 1916 kwam hij tijdelijk bij het
Koloniaal Etablissement te Amsterdam, als
scheikundige, waarna hij het volgend jaar
ontslag vroeg uit den militairen dienst en de
finitief te Amsterdam geplaatst werd, bij het
Koloniaal Etablissement, waaraan hij na
eenige jaren den post van onder-directeur
kreeg. Met ingang van 1 November a.s. is hij
nu benoemd tot directeur van genoemd Eta
blissement.
De heer Warnier, die drager is van het Kruis
voor Belangrijke Krijgsverrichtingen (Atjeh en
Celebes) en van het Kruis voor Vijftienjarigen
Dienst en die bovendien ter gelegenheid van
het 69-jarig jubileum van het Koloniaal
Etablissement in Januari 1934 benoemd
werd tot Officier in de Orde van Oranje
Nassau, heeft sedert een tiental jaren zitting
in verschillende Normalisatiecommi?sies van
het Centraal Normalisatiebureau in Neder
land.
KANTOORBEDIENDE WEGENS VERDUISTE
RING AANGEHOUDEN.
Door de politie te Alkmaar is een kantoor
bediende aangehouden, die zich gedurer.''e
een reeks van jaren had schuldig gemaakt
aan verduistering van gelden, ten nadeele van
een handelskantoor te Alkmaar tot een bedrag
van f 3800. Hij is hedenmorgen ter beschik
king van den Officier van Justitie gesteld en
naar het huis van bewaring overgebracht