Motie v. d. Tempel verworpen. Haarlem's Kunstschatten. woensdag 2 October 1935 HAARDE M'S D A G B E A D 3 TWEEDE KAMER Behandeling bezuinigingsontwerp voortgezet. DEN HAAG Dinsdag. Als hors d' oeuvres een stemming over de motie-v. d. Tempel (s.d.) tegen de voorgeno men verlaging der ambtenarensalarissen. Prof. Aalberse zette uiteen, dat het in strijd met den geest der Grondwet ware, zoo het parle ment zich te voren bemoeide met het salaris- vraagstuk, een aangelegenheid die immers tot de bevoegdheid van de kroon en niet tot die der volksvertegenwoordiging behoort. Achter af heeft de Kamer natuurlijk het recht op een der gelijken maatregel van Regeerings- beleid kritiek uit te oefenen, doch zij moet niet gaan zitten op den stoel van de uitvoerende macht. Dat is toch al te veel gebeurd tot schade van het aanzien van het parlementaire stelsel. Met 5625 (socialisten, communisten en de heeren v. Houten (c.d.) en Arts (R.K.D.) verwierp de Kamer de motie. Waarna bij de af- deeling „Binnenland- sche Zaken" de even- tueele opheffing van Armenraden de tongen van Mevr. Mr. Bakker- Nor t (v.d.) benevens van de heeren Snoeck Henkemans (c.hj, IJs- selmuiden (r.k.) en Drees (s.d.) los maak te. Zij allen drongen in het belang eener goede armenverzorging op zoo groot mogelijke matiging aan. Minister de Wilde verklaarde groote waardeering voor het werk van de Armenraden te hebben. De Regeering zal nagaan welke van die colleges voor opheffing in aanmerking komen en daarbij zal natuurlijk ook wel met enkele ge meenten overleg worden gepleegd. Bleef alles bij het oude, d.w.z. bij de thans in de wet voorkomende regeling dan zou de Regeering steeds moeten bewijzen, dat een armenraad niet aan zijn doel beantwoordt. Dit zou tot onverkwikkelijke debatten in de Kamer leiden. Of de opheffing regel dan wel uitzondering zal zijn, zal van het resultaat van het onder zoek afhangen. Zonder hoofdelijke stemming passeert deze paragraaf, wat na een korte ge- d achten wisseling tusschen den heer Drees (s.d.) en den Minister ook gebeurt met de paragraaf betreffende herberekening der pen sioenen. De voorgestelde wijziging der Gemeentewet om in gemeenten beneden 5000 inwoneres de combinatie burgemeester-secretaris of secre taris-ontvanger mogelijk te maken, nam de Kamer de ontworpen regeling aan, met slechts 3 stemmen tegen (Mr. Vervoorn, Ds. Faber (s.d.) en de heer Erven (r.k.)). Mevr. de VriesBruins (s.d.) besprak het artikel, dat voor niet onbelangrijke beperking- van de verplegingskosten van armlastige krankzinnigen wil maken. De Minister wees er op. dat ook ten dezen helaas versobering geboden is: momenteel vergt deze verpleging niet minder dan 20 mil- lioen gulden per jaar van de publieke geld middelen. Slechts 20 leden (socialisten en communisten) stemden tegen de betreffende paragraaf. Hierna kon de Minister van Bin- iienlandsche Zaken, zonder dat ook maar een halve cent zijner bezuinigingsvoorstellen te loor was gegaan, weer departementwaarts trekken om plaats te maken voor zijn ambt genoot van Financiën, die allereerst in ver band met hetgeen t.a.v. vermindering van de uitgaven wegens Nationale Schuld door con versie wordt voorgesteld den heer Drees op zijn weg ontmoette. De s.-d. spreker klaagde over te veel vuldige ontheffing der couponbelasting bii conversie. Jhr. Mr. de Geer ic.-h.) vond het goed. dat het Par lement. dank zij de in het wetsontwerp ge troffen regeling, voort aan het tijdstip van conversie aan de Re geering overlaat, maar waarschuwde tegen voortgaan op den z.i. verkeerden weg. dien men tegenwoordig nogal eens in slaat door den looptiid van de geconverteerde schuld langer te doen zijn dan die. van de oorspronkelijke schuld. Minister Oud wees er den heer Drees op, dat het ontwerp aan de Regeering alleen een bevoegdheid geeft om bij conversie de door dien spreker bedoelde vrijstellingen te ver- leenen. Inzake de kwestie van den looptijd bleken de Minister en de heer de Geer tenslotte vrij dicht bij elkaar te staan. Mr. Teulings (R.-K.sprak uitvoerig over de ontworpen wijziging der beleggingswet, waarin hij een regeling zag. die op te exclu sieve wijze de belangen der fondsen zal tref fen. Dit bezwaar kon de heer v. d. Tempel (s.-d.) die te kennen gaf. dat de fondsen niet in on gunstiger positie mogen komen, onderschrij ven. Hem ging de bevoegdheid om de rente en aflossingsvoorwaarden te wijzigen, te ver. Minister Oud zette uiteen, dat er geen reden voor ongerustheid'bestaat en betoogde verder o.rn. dat Mr, Teulings en de heer v, d. Tempel de fondsen ten onrechte beschouwen als de genen, die het geld leenen en het Rijk als degene die het geld ter leen ontvangt. Een nieuwe hoofdpersoon verschijnt ten toon eel e in den persoon van Dr. Colijn. ad in terim Minister van Defensie, als het capitu- lantenstelsel aan de orde komt. Dit onderwerp gaf den heer IJsselmuiden (r.-k.) aanleiding zijn vrees te kennen te ge ven, dat hierdoor, op het stuk van personeels- benoemingen. de zeggenschap der gemeenten weer in bedenkelijke mate zou worden inge krompen. Voortaan immers zal Den Haag ten dezen, dank zij de regeling i.z. de capitulan ten, z.i. al te veel aan de touwtjes kunnen trekken. Dit tot schade van het gehalte van het personeel. Tot dusverre moet het ge meente-personeel aan allerlei examen- en op- leidingseischen voldoen. Zal dat echter ook nog het geval zijn als daar de capitulanten hun intree doen? De heer Ter Laan (s.-d.) herinnert er aan, dat het nu voorgestelde capitulanten - stelsel als twee druppels water lijkt op wat Minister Lambooy in 1928 had ontworpen, systeem waarvoor de Kamer toen geen goed woord over had. Toen waren o.a. de heeren Tilanus. v. Rappard. Duymaer v. Twist. Deckers en Oud er fel tegen. Tot amusement, der Kamer las deze spreker eenige citaten der hier genoemde afgevaardigden op. van wie de twee laatstgenoemden thans lid zijn van het Kabinet, dat met dit voorstel voor den dag komt. Op zijn beurt zette nu de s.d. woordvoerder uiteen, dat er aan heel dit stelsel vele nadeelen verbondenzijn. terwijl hij o.a. nog opmerkte, dat de capitulanten zelf geen rechtszekerheid hebben en het kind van de rekening zullen zijn als zij voor de burgerbetrekking .niet geschikt blijken te wezen. Van het capitulantenstelsel wordt een bezui niging van 20 millioen verwacht. Dit heeft na tuurlijk uit besparingsoogpunt een zekere be koring en zoo was de strijd der tegenstanders heden verre van gemakkelijk. Een nieuw be zwaar sproot voort uit de uitsluiting van sociaaldemocraten van vrijwillige defensie- diensten. Daardoor toch zou een aanmerkelijk deel der bevolking straks bij het verkrijgen van speciaal voor de capitulanten beschik bare burgerlijke betrekkingen ten achter ko men te staan bij hen. die wel een militaire functie mogen bekleeden. In de avondverga dering informeerde de heer Schilthuis (v.d.) hoe Dr. Colijn deze moeilijkheid dacht op te lossen. Ir. Albarda (s.d.) moest nü ook wel aan het debat deelnemen om nog eens zijn licht te la ten schijnen op de onbillijkheid van het even tueel uitsluiten van socialisten van burger lijke betrekkingen als gevolg van het capitu lantenstelsel. De heer Duymaer v. Twist (a.r.) wenschte te voorkomen en diende daartoe dan ook 'n amendement in dat capitulan ten genoodzaakt zouden worden een betrek king te aanvaarden waarmee Zondagsarbeid gepaard gaat, indien zij daartegen gewetens bezwaren hebben. Van de overige sprekers noemen we nog den heer Schaepman (R.K.), die steeds voorstander van het capitulanten stelsel is geweest en dus thans bijzonder in zijn nopjes is. Minister Colijn gaf te verstaan, dat de a.r. spreker voor de gevaren, dat capitulanten te gen hun zin betrekkingen met Zondagsarbeid zouden moeten aanvaarden, in de praktijk niet zoo beducht hoeft te zijn. Wat nu het onderwerp betrof door de heeren Schilthuis en Albarda aangevoerd, gaf de Minister te verstaan, dat hij momenteel nog niet precies weet hoe hij het probleem zal oplossen. Hij zal zoeken naar een synthese tusschen wegneming van wat hij zelf beschouwt als een zedelijk onrecht (gevolgen van de uitsluiting van so ciaaldemocraten èn anderzijds het waken voor de belangen van het leger, n.l. dat de krijgstucht niet wordt aangetast. De stemming over het amendement Duymaer vindt Woensdag plaats. Nog eenige gedachten- wisseling over de in het bezuinigingsontwerp opgenomen wijzigingen der Dienstplichtwet, en toen stonden we precies vijf minuten over middernacht op straat. Het eenige belangwek kende van dezen avond was eigenlijk de frischheid, waarmee Minister Colijn achter de Regeeringstafel de verschillende heeren van antwoord diende en dit op glasheldere wijze. De oud-Minister van Oorlog bleek zich -op Defensie, dat hij nu tijdelijk onder zich heeft, weer terstond voortreffelijk thuis te voelen. E. v. R. ONTSLAG AAN DE ZINKWITFABRIEK TE EISDEN. In de zinkwitfabriek te Eisden is een ken nisgeving voor de arbeiders aangeplakt, waar in met een opzeggingstermijn van zes dagen ontslag wordt aangezegd. (A.N.P.) HAACSCHE WIND EN HAACSCHEMENSCHEN Een paar Haagsche verhaaltjes over Haag- sche menschen. Een dokter vertelt mijvorige week komt er een dame bij mij, in een kostbare bontmantel gehuld. Zij wil zich graag door mij laten be handelen, maar mijn tarieven zijn haar te hoog. Zij vertelt mij dat haar man een heel klein salarisje verdient en overigens geruï neerd is. Waarop ik haar tegen een tot een schijntje verlaagd tarief zeg te zullen behan delen. Drie dagen later komt er een andere dame bij mij, 'die zegt: dokter, ik wil graag door u behandeld worden, maar mag ik eerst weten welke uw tarieven zijn? Wanneer ik haar dat gezegd heb: „dat valt mee, ik dacht dat u véél duurder was, mijn vriendin zei: dat u een goede dokter bent maar héél erg duur." Die vriendin was die éérste dame. Dat is typisch Haagsch. Ik ontvang een circulaire van een Haagschen dansmeester. Er staat in, dat hij zulk een def tige inrichting heeft en allemaal cliënten „van het beslist betere genre: het absoluut gegoede publiek". En met dikke letters staat er onder: „dienst- of bedienend personeel kan niet tot onze lessen worden toegelaten." Dat is typisch Haagsch. Ik zit in een gelegenheid waar het vrij prijzig is. Kopje koffie zestig cent. Kopje thee zestig cent. Plombière f 1,25. Naast mij zitten twee dames, moeder en dochter, ieder met een plombière voor zich.Een uur later kom ik in een sigarenwinkel. De winkelier vraagt of ik mevrouw X. ken. Jawel. „Die mevrouw heeft mij vanmiddag een sjaal in pand gegeven voor een doosje cigaretten van een kwartje, dat zij niet betalen kon" zegt de winkelier, met een geamuseerde glimlach van wat-zegt-u-me- daarvan. Dat was de mevrouw van achter de plombière. Dat is typisch Haagsch. Het mevrouwtje bij mij in de buurt komt eenige malen in de week mijn rijwielplaatje te leen vragen. Zij kan die drie gulden met geen mensche-mogelijkhéid van haar huishoudgeld missen en ze hebben nooit meer eens een extraatje. Maar ze hebben een auto. Ze moe ten beslist naar de première van Fritz Hirsch en „ik ga liever niet naar de bioscoop dan dat- ik niet op een héél goede plaats zit." Dat is typisch Haagsch. Dit zijn vier kleine, ik verzeker u: werke lijke, eerlijke Haagsche verhaaltjes. Een beetje zielige verhaaltjes Geschiedenisjes van den schijn. De schijn is een geliefde maatschappelijke sprookjesmantel, waarin kleine Haagsche menschen de trieste werkelijkheid trachten te verbergen. Ik verzeker u dat niet alle Hagenaars zóó zijn als deze. Maar het is merkwaardig dat wie zoo zijn uit zoo verschillenden kring komen. Uit de kleine portiekwoningen. En uit groote statige huizen. En die beide groepen zijn bijster handig in een verschillend soort mimicry. Maar generaliseeren moogt ge niet. Het is slechts een klein percentage van onze 470.000 dat zoo is. De rest, de groote meerderheid, leeft zijn eigen leven, zooals gij en ik. Doch die weinigen, die ge overal ziet: in de dure cafë's, bij de groote mondaine gebeurte nissen, in de deftige of kwasi-deftige restau rants, m op afbetaling gekochte auto's en bontjassen, die houden die taaie legende in leven, dat alle Hagenaars houten-ham-klui vers zijn. dat wij allemaal onze aardappelen in vioolkisten halen en parelcolliers huren bij den juwelier. En die zorgen dat de Haagsche wind niet krimpt. Mr. E. ELI AS. De gestrande „Rotterdam" Gedeelte der bemanning heeft het schip verlaten. Bij de directie der Holland Amerika Lijn te Rotterdam is telegrafisch be richt ontvangen, dat alle passagiers van de gestrande „Rotterdam" te Kingston zijn ontscheept. Een gedeelte van de bemanning heeft eveneens het schip verlaten. Omtrent de mogelijkheid het schip te bergen valt uit de beschikbare ge gevens nog niets positiefs mede te deelen. Duitschers arresteeren Neder- landsch reserve-officier. Hij zou de illegale Communistische partij gesteund hebben. Een afdeelingschef van een bekende firma in de hoofdstad was in het begin van de maand September voor een particulier bezoek naar Duitschland vertrokken, doch sindsdien heeft men niets meer van den man gehoord. Thans blijkt, dat hij te Keulen is aan gehouden en ingesloten is te Düssel- dorf. Hij wordt ervan verdacht een geldbedrag aan een instantie van de illegale communistische partij te neb ben overhandigd. De directie van de zaak, waar hij werkzaam is, is echter niet bekend dat de man betrek kingen zou hebben onderhouden met de com munistische beweging. De gearresteerde is bovendien reserve-luite nant-waarnemer te Soesterberg en heeft daar nog deelgenomen aan de herhalingsoefeningen in de maand Augustus. Binnenkort zal hij zich voor de Duitsche rechtbank hebben te verantwoorden. Het mis drijf valt volgens het Duitsche wetboek van strafrecht onder „hoogverraad". Een halve eeuw geleden Uil Haarlem's Dagblad van 1885. 2 October Dinsdag j.l. werd hier ter stede in de bovenzaal van het café der Gebrs. Brinkmann de 25ste algemeene verga dering gehouden van de Maatschappij ter Bevordering der Bouwkunst. De heer C. Muysken. te Amsterdam, nam het voorzitterschap waar. Zestig leden, afgevaardigd uit verschillende oorden des lands, waren tegenwoordig. Om tien uur opende de heer Jacques Lcyh. architect dezer gemeente, als voorzitter van de afd. Haarlem, de vergadering, door den aanwezigen het welkom toe te roepen. Na de opening kwam in behandeling een motie, ingediend door den heer De Haas en gewijzigd op voorstel van den heer Sanders, luidende: ..De Maat schappij te rBevordering der Bouw kunst, steeds er naar strevende, onze nationale nijverheid in verband met het bouwvak te ondersteunen en aan te moedigen, noodigt haar leden en alle betrokkenen zeer dringend uit. bij de tegenwoordige schaarschte van werk meer dan ooit er op bedacht te zijn, alle werkzaamheden, vatbaar voor geschikte uitvoering, hier te lande te bevorderen en niet dan na gebleken dringende noodzakelijkheid door vreemden arbeid en materialen te doen vervangen.' Met algemeene stemmen werd deze motie aangenomen. Opleggers weer in de vaart. Vraag naar scheepsruimte in Ned.-Indië. Naar wij vernemen, zijn dezer dagen in verband met vraag naar scheepsruimte in Neclerlandsch-Indië twee oudere vrachtsche pen van de Scheepvaart Maatschappij „Ne derland", de stoomschepen „Saleier" en „Enggano", welke geruimen tijd opgelegd zijn geweest, naar zee vertrokken. De schepen maken de reis rond de Kaap de Goede Hoop. Heden om 12 uur zou ook het stoomschip „Zembilan" van genoemde maatschappij, dat eveneens opgelegd is geweest, via Kaap de Goede Hoop naar Indië vertrekken. Gerril Bcrkheyde. De Noordkant van de Groote Markt (Frans Hals museum) Eén zaaltje is er in ons Gemeente-museum waar ik met voorliefde vertoef, al vindt men er niet de glorieuse stukken van Haarlem's kunstbezit. Door afmeting, aankleeding en het er prettig heerschende licht, is dat zaal tje dat officieel als nr. 12 gemerkt is en dat gemeenlijk de nieuwe aanwinsten her bergt, voor mij te verleidelijk om er niet tel kens even te toeven en aan de daar geplaatste kunstwerken hernieuwde aandacht te schen ken. Al is er noch Rembrandt, noch Frans Hals te zien, de Hollandsche kunst der zeventiende eeuw is er in al haar rijke verscheidenheid op aantrekkelijke wijs vertegenwoordigd: het landschap door een geestig-bewesglijken Van Goyen en den steeds problematischen Hercules Seghers, het interieur door Van Ostade's sla gerijtje, waarin het opgehangen geslachte varken voor Haarlem beduidt wat Rem brandt's os voor het Parijsche Louvre betee- lcent; het alleraardigst zeestuk met schepen door Verbeeck, dat met. een ander, door Mu iier, dat genre op verrassende manier verte genwoordigt, een figuurstuk door Van Ever- dingen en een leerzaam specimen van collabo ratie in het Landschap van Bleker met de fi guren door Duyster.en dat overzicht in zakformaat dan nog aangevuld met de ar- chitectuurschildevijen waarvoor onze stad het onderwerp leverde, de beide visies op stukken van de Groote Markt, door Saenredam en Berkheyde. De Vischmarkt; van den laatste vindt ge hiernaast afgebeeld. Dit en nog enkele an dere werken uit zaal XII willen wij. juist om dat ze niet of bijna niet gereproduceerd zijn, thans bezien en bespreken. De Berkheyde's er zijn twee broers zijn geboren en getogen Haarlemmers. Dit verkla- re dan, zoo noodig. den voorrang dien wij Gerrit's Vischmarkt verleenen. Hiob of Job Berkheyde was acht jaar ouder dan Gerrit. Elders in ons museum vindt ge ook van hem werken (een kerkinterieur en een landschap met figuren). Hij was in 1637 geboren en maakte een kunstreis naar Duitschland, waar op hij zijn broer meenam. Het verhaal wil dat hij zich bij die gelegenheid op heel han dige wijze onder de aandacht, van den kunst- lievenden Keurvorst van de Paltz bracht. Toen het hem namelijk niet gelukt zou zijn tot den vorst door te dringen, ging hij met Gerrit eens kijken, toen deze voor de jacht met groot ge volg uitreed. Hij nam de heeren scherp in zich op, ging naar huis en maakte er een schilderij van. Kocht waarschijnlijk een lakei om, die de schilderij in de vestibule van het paleis pootte, zoodat de vorst erlangs komend, het zien zou ende list gelukte. De vorst kwam. zag en vroeg naar den maker die waar schijnlijk al in de portiersloge zat te wachten en kocht niet alleen de schilderij, maar verleende den schilder bovendien verschillen de gunsten. Job schijnt dus, wat men noemt, een „linke jongen" geweest te zijn. Gerrit was later minder fortuinlijk. In zijn 52ste jaar stapte hij op een avond dat het heel erg laat geworden was. één van Haarlem's grachten in en verdronk. Dat was in 1698. Wij komen dus al heel dicht bij de achttiende eeuw met onzen Gerrit, en daar wij nu wel kunnen aan nemen dat het hier afgebeelde schilderij uit zijn laatsten, rijpsten tijd afkomstig is en wij letten op de kleedij der heeren die over de Vischmarkt wandelen, vooral op de plat- bollige hoeden die ze dragen dan is het niet vreemd dat wij uit het geheel reeds een in druk van die rustige, keurige, welverzorgde 18e eeuw krijgen, indruk, die nog versterkt wordt als ge de schilderij met een ander straatbeeld uit ons museum, bij voorbeeld met dat van Nicolaas Hals, dat we hier vroeger bespraken, vergelijkt. Een handig schilder is ook Gerrit Berkheyde geweest; men zie eens hoe de stof lage de poppetjes op de schilderij juist verdeeld en geplaatst zijn! Dat hondje, daar rechts op den voorgrond aan het snuffelen staat daar maar niet zoo toevallig, als ge misschien denken zoudt; het vult met zijn levendig wit van kop en hals dat onderstuk der compositie juist genoeg en is even een rustpunt voor ons oog. Denk het hondje weg of bedek het met den vinger en de rechtsche huizenrij loopt oo onnoozele wijze rechts in de lijst weg. Zoo'n hondje houdt dan zooals men dat noemt, de compositie in evenwicht en vervult er, om zoo te zeggen een pictura- len plicht. Het staat daar niet omdat Berk heyde het zoo'n lief diertje vond, dat hij wil de portretteeren, maar eenvoudig omdat de schüder in dien rechtschen onderhoek een, de aandacht trekkend stuk kleur in de breedte, noodig had. als steun voor de verdere recht sche peinture. Wanneer de kunstbeschouwer op zulke dingen gaat letten zal hij zien hoe bij alle goede kunst die schijnbare kleinig heden een functie vervullen. De geboren ar tist plaatst die noten en accenten bijna on bewust juist en ter plaatse, de serieuse be schouwer beleeft er zijn plezier aan als hij voor zichzelf kan verklaren waarom juist een bepaalde vulling, een bepaald accent hem de idee van rust en evenwicht in een compositie geeft. Gerrit Berkheyde hield er van sterke te genstelling in licht en schaduw zijn compo sitie te doen beheerschen. Hier zien wij dat al heel sterk, maar toch ontkomt hij schit terend aan het bezwaar dat zijn voorstelling naar links overbelast, zou kunnen omtuime len. Het massale van het kerkgebouw in schaduw weet hij door de aardige figuren- groep der vischvrouwtjes met hun klanten, te verzachten en dat daartegenover de in de zon liggende huizenrij niet te iel wordt, daar voor zorgt onder andere dat hondje. Het principe der balans herhaalt zich, zooals men ziet, links en rechts op de schilde rij, met tegengestel de bedoeling', en ver klaart waarom het kunstwerk ons aan genaam beroert. In derdaad, Gerrit was een Iknap schilder, die wist wat hij deed en een artist, wiens intuïtie hem den juisten weg wees. Van de huizenrij is na tweehonderd vijf tig jaar niet veel meer over. De zetel der vereeniging Haer lem in 's Graven wo ning op het Zand. is nog te herkennen. Er naast, daar waar de luifel wat schaduw brengt, huppelen deze week Szöke Sza- kall en Felix Bres- sart en nog meer be roemde komieken over een wit doek en smullen we choco-ijs waarvan we tenmin ste, zelfs na de twee de voorstelling, niet in de gracht zullen vallen, zooals onzen armen Gerrit overko men is. Wat betreft is er toch maar veel erbeterd, al die ja- en. J. H. DE BOIS Door onze lens gesnapt. DE HEER W. L. A. WARNIER De heer W. L. A. Warnier werd 25 Septem ber 1875 te Kampen geboren. Hij bezocht de H. B. S. met 5-j. cursus te Haarlem en deed eindexamen in 1S93. Daarna ging hij studeeren voor militair apotheker bij het leger in Ned. O. Indie. In December 1897 legde hij met goed gevolg het apothekers examen af, waarna in 1898 zijn aanstelling volgde tot militair apotheker 2e klasse bij het Ned. Ind. leger Ge luit.) Hij deed onder zoekingen betreffende thee, koffie en cacao aan het Koloniaal Instituut te Haarlem, on der leiding van Dr. M. Greshoff. Januari 1899 vertrok hij naar Indië. werd geplaatst aan het Militair Hospitaal te Ba tavia, spoedig daarna aan het Laboratorium te Weltevreden. Na nog eenige overplaatsingen ging hij in 1904 met ziekteverlof naar Europa. Tijdens zijn verloftijd was hij assistent, eerst aan het Rijkslandbouw-Proefstation te Gro ningen en vervolgens aan de Utrechtsche Uni versiteit voor de pharmacie. In 1907 keerde de heer Warnier terug naar Indië: hij werd geplaatst te Makassar, daar bevorderd tot militair apotheker le klasse (kap.) en in 1910 overgeplaatst naar Ambon. In 1914 ging hij naar Europa met verlof we gens langdurigen dienst. Toen de oorlog uit brak werd hij gemobiliseerd en te Nijmegen geplaatst. In 1916 kwam hij tijdelijk bij het Koloniaal Etablissement te Amsterdam, als scheikundige, waarna hij het volgend jaar ontslag vroeg uit den militairen dienst en de finitief te Amsterdam geplaatst werd, bij het Koloniaal Etablissement, waaraan hij na eenige jaren den post van onder-directeur kreeg. Met ingang van 1 November a.s. is hij nu benoemd tot directeur van genoemd Eta blissement. De heer Warnier, die drager is van het Kruis voor Belangrijke Krijgsverrichtingen (Atjeh en Celebes) en van het Kruis voor Vijftienjarigen Dienst en die bovendien ter gelegenheid van het 69-jarig jubileum van het Koloniaal Etablissement in Januari 1934 benoemd werd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau, heeft sedert een tiental jaren zitting in verschillende Normalisatiecommi?sies van het Centraal Normalisatiebureau in Neder land. KANTOORBEDIENDE WEGENS VERDUISTE RING AANGEHOUDEN. Door de politie te Alkmaar is een kantoor bediende aangehouden, die zich gedurer.''e een reeks van jaren had schuldig gemaakt aan verduistering van gelden, ten nadeele van een handelskantoor te Alkmaar tot een bedrag van f 3800. Hij is hedenmorgen ter beschik king van den Officier van Justitie gesteld en naar het huis van bewaring overgebracht

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 5