Denkt U vanavond om de klok 1 1 1
EINDELIJK THUIS.
n
Het werkkamp „Eerde" bij Ommen is Vrijdag officieel door minister Slingert-
berg geopend. Tijdens de rede van den minister
De lialiaansche massa-mobilisatie. - Onmiddellijk na het bekend worden van het
mobilisatie-bevel werden overal in Italië de recruteeringsbureaux bestormd
De Duce spreekt. Een overzicht van de enorme menigte op d*
Plaza Venezia te Rome tijdens de jongste rede van Mussolini
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der
Industrieschool voor meisjes te Rotterdam, wordt
een tentoonstelling gehouden. Een der leer
lingen legt de laatste hand aan een teekening
De jongste dochter van den Keizer van Abessynië (links) arbeidt persoonlijk mede bij
de vervaardiging van verbandmiddelen voor het Roode Kruis in Ethiopië
FEUILLETON.
Roman, door JOE LEDERER.
.Vertaling van EESA KAISER.
Korte Biografie.
Ik werd in Weenen geboren, ik was
èen wonderbare baby, rozig, stevig en
rond, maar later is dit alles verloren
gegaan. Ik werd wie ik ben, met
smallen mond en fijne gewrichten,
oogen donkergrijs. Ik heet Joe maar
ik ben een vrouw en het beste aan
mij zijn de handen en de oogen. Mijn
lippenstift is goed, sun orange, licht
gekleurd. Mooi ben ik niet, maar ik
heb mij met den tijd aan mijn ge
zicht gewend.
Sedert mijn zeventiende jaar heb ik
geld verdiend en dadelijk weer uit
gegeven. Ik heb vijf jaar lang door
verschillende landen gereisd. Ik heb
honger geleden en in dure hotels ge
geten. Mijn lievelingswoorden zijn:
„Zoo is het leven".
Er zijn nachten waarin ik niet sla
pen kan, in het bijzonder in den
herfst, bij een vochtigen Octoberwind
en in zulke nachten zeg ik luid tot
mezelf: „Wees niet bang, slaap, ik
ben bij je".
Ik beveel dit alle menschen die
eer.2aam zijn aan.
Bijzondere eigenschappen: lui,
maar altijd bereid te werken, heel
goed als type-meisje, vluchtige gast,
over het algemeen dom, slechts in
enkele dingen verstandig.
Kortom: een meisje dat den ernst
van het leven nog niet begrijpt. Dat
in den spiegel kijkt en vriendelijk met
zichzelf spreekt.
Een meisje dat haar hart voor een
„niets" in stukken breekt en in vreem
de handen geeft.
Dit is eigenlijk alles:
Ik ben die ik ben en neem mij zoo
aan.
EERSTE HOOFSTUK.
Zij waren sedert acht dagen in Florence
en wilden daar de geheele maand Januari
blijven. Zij woonden in Savoia, een groot
huis, een eerste klasse hotel, met stille gan
gen, ontvangzalen en ontelbare kellners.
Het toeval had hen erheen gebracht, maar
dan waren zij er gebleven, want Jeannine
was verliefd geworden op haar kamer, op
de drie ramen die uitzagen op de Piazza Vit-
torio Emanuele, op de kersenhouten meube
len en op de oude behangsels. Op geelachtige
cretonne zweefden blauwe figuurtjes in hoe
pelrok en met dansschoentjes, zij dansten
tusschen het blauwe koren en bloeiende tak
ken, herders en herderinnetjes, heel teeder
bekoorlijk en verbleekt.
Harald hechtte niet veel waarde aan be
hangsels, ook niet aan verzorgde, antieke
meubelen. Hij had een stille genegenheid voor
kamers waarin het mogelijk was sigaretten-
asch op den vloer te strooien. Hij hield boven
al van zijn gemak. Zijn droom was. in een
huis te wonen waar de bar naast het bed, en
het bed naast het biljard stond
„Dat komt omdat je romantisch bent",
zeide Jeannine nadenkend. „Je moet je best
doen om practisch te zijn. Toen ik zoo oud
was als jij.
Zij was zes en twintig en precies drie
maanden ouder dan hij. Maar reeds als kind
had zij het noodig gevonden hem op te
voeden en hem met neerbuigendheid te be
handelen. Harald had indertijd met haar
trots genoegen genomen en nu nam hij vol
goedmoedigheid haar wijzen raad aan. Hij
was een zachtaardige reus. In zijn groot, on
beholpen lichaam leefde een schuw hart. Het
was hem niet mogelijk Jeannine tegen te
spreken, zelfs dan niet als zij plotseling, zon
der grond, den dag de toekomst en zichzelf
luchtig opnam. Hij zweeg, maar het viel hem
moeilijk te gelooven dat 'Jeannine, in de
twaalf jaren waarin hij haar niet had gezien
zoo verander^ zou zijn.
Overdag slenterden zij door de stad en
voerden kunstige gesprekken met aapjes
koetsiers, krantenjongens en kellners Des
avonds zaten zij in Jeannine's kamer, draai
den de gramofoon op en dronken cognak
met vermouth. Uit de gramofoon klonken
Hawaijang guitaren. In het halfdonker van
de groote kamer dansten de blauwe dames op
den muur, en Harald stelde vast: het was een
plezier om te leven.
Jeannine was naar Florence gekomen om
te fotografeeren. Harald werd hierdoor ge
waar dat Jeannine sedert een jaar bijna een
beroep had: zij fotografeerde haar vriendin
nen, de honden van deze, auto's en tuinen.
Maar nu was het genoeg. Zij zeide dat zij bij
het zien van Pekineesjes, dames en keurige
bloembedden, duizelig werd. Zij zeide dat zij
eindelijk iets waarachtigs en iets verstandigs
voor de camera moest hebben, bouwwerken,
wolken of torens. Zij zeide dat zij niet eer
der zou rusten voordat zij heel Florence op
haar platen had. Maar dan ontbrak haar een
voudig den tijd voor het werk. Zij moest met
Harald heete, schuimende chocolade lepelen
in de lunchroom Gilli en bont gekleurde gla
zen kettingen koopen op de Ponte Vecchio.
Zij brachten Fra Filippo Lippi langdurige
bezoeken en Jeannine verwonderde zich over
de wijsheid die hij had geschilderd. Zij zeide
dat ieder van zijn madonna's een verdrag
was over de geheimen van haar eigen hart.
Harald begreep niet welke geheimen de
schilder van de Cinquecento ontsluierd had,
maar hij zag het mooie eevaarlijke lachje
van diens engelen en dat zij op Jeannine
leken als de eene zuster op de andere. ,Fra
Filippo heeft jou gekend", zeide Harald.
Neen, legde Jeannine trots uit. „Hij heeft
mij voorspeld".
Zij gaf, ter eere van haar profeet, een
souper a deux bij Melini. Zij dronken oude
Bordeaux op zijn gezondheid. Jeannine droeg
een witte avondjapon, een mantel- met pool
vos gegarneerd, viooltjes op haar borst.
Bijna iederen dag verdween Harald ver
scheidene uren, om alleen door de stad te
dwalen. Hij verbeeldde zich dat dit goed voor
zijn gezondheid was. Op één van deze rond
gangen kwam hij in den bloemenwinkel in de
Via Cerretani. Van toen af ging hij er iederen
middag heen, bloemen voor Jeannine koopen
en had minstens twee uur noodig om een bos
mimosa uit te zoeken. Jeannine wilde niet
indiscreet zijn, maar zij had graag geweten
waarom zij met dezen bloemenregen over
stroomd werd. Eindelijk kreeg zij het eruit.
De verkoopster in de Via Cerretani was een
donkerharig meisje, Zelinda geheeten, zij was
vol duistere bekoorlijkheid en trots als een
prinses. „Wij babbelen altijdw een beetje",
bekende Harald weifelend, „maar zij zegt
helaas niet veel.
Jeannine kon zich die twee goed voorstel
len, hoe zij in den vochtig warmen bloemen
winkel zaten en twee uur lang zwegen. Als
Harald terugkwam, bracht hij een zachte
geur van bloemen mee. Het moest een erg
hopelooze liefde zijn. Maar Harald scheen
niets anders te verwachten. Hij was slechts
een toeschouwer in het leven. Wenschloos
bewonderde hij zijn donkere prinses en de
Florentijnsche bloemenkweekerij.
Jeannine gebruikte den tijd, waarin Harald
bezig was, op haar manier. Zij ondernam
doellooze wandeltochten, en de stad werd
haar weldra vertrouwd, zonder evenwel den
geheimzinnigen toover van het vreemde daar
bij te verliezen.
Geliefd Florence, heerlijk Florence, o dolce
lingua. Jeannine had een Italiaansche kin-'
der juffrouw gehad en sprak met het zachte
accent van Toscana. De verbuiging van de
werkwoorden echter was haar een raadsel
gebleven. Zij gebruikte verbuigingen zooals
een ruiter een woest geworden paard berijdt,
op geluk of ongeluk, de gramatica bezweek
weerloos, met sidderende flanken. Het was
een opwindende beleving om met Jeannine
te praten. Zij liet antiquiteitenhandelaars,
dienstmeisjes en kappers, verrukt en be-':
tooverd achter.
Bij Lungarno maakte Jeannine met een
politieagent kennis. Zij had hem om vuur
gevraagd, lachend en vanzelfsprekend alsof da
opdrachten van politieagenten enkel daarin i
bestonden, vreemde dames, die op slanke»
beenen door de schemering wandelden, mek
lucifers te helpen.
„Alstublieft", zeide zij, „alstublieft het kan.
zoo vriendelijk zijn, u zoudt mij vuur hebben
gegeven, een lucifer".
De guardia staarde de signora aan. Heur
haar was hel als versche honing. Uit een
dichtbij zijnde straat kwam een groote zwart
en wit gevlekte dog aanrennen, vloog storm
achtig over het vochtige asphalt.
„Dat is Tommy", vertelde de jonge dame en
boog zich om haar sigaret aan te trekken.
Zoo kwamen zij in gesprek. Zij praatten over
honden, daarna over van alles en nog wat.
De politieagent was in Piemonte geboren. En
de Signora?
De signora met het honingkleurige haar gaf
inlichtingen. Zij kwam uit Parijs, was sedert
jaren op reis, maar geboren was zij in Oos
tenrijk, in Vienna.
De man uit Piemonte zweeg een oogen-
blik. Dan zeide hij. dat het hem verdriet deed
dat de Italianen in den wereldoorlog tegen
Austria gevochte* hadden. Hij zeide dat alles
was een duister Misverstand geweest, en de
signora moest hem gelooven, dat hij en zijl,
familie van het mooie Oostenrijk hielden. j
(Wordt vervolgd)., J