De film in onze samenleving.
Een Nederlandsch ontdekkingsreizigster.
WÖENSD A" G 16 OCTOBER 1935
H 'A A R E E M'S D A G B E A D
10
Belangwekkende bijeenkomst
Drie belangwekkende voordrachten
van prof. H. Rosse, mr. A. Tepe en den
heer D. van Staveren, na een inleiding
van den heer D. Hamburger hebben
met de vertooning van een film sa
mengesteld uit oude en nieuwe films,
in het Koloniaal Instituut te Amster
dam het hoogtepunt gevormd in de
filmfeestweek.
De heer D. Hamburger, voorzitter van den
Nederlandschen Bioscoopbond wijdde een korte
beschouwing aan de beteekenis van het film
wezen in economisch opzicht Hij vatte zijn
beschouwing samen in enkele sprekende cijfers,
waarin heel de veelbewogen geschiedenis der
cinematografie besloten ligt. Volgens de laat
ste in Amerika verzamelde statistische gege
vens bedroeg het aantal bioscopen, dat over
de geheele wereld verspreid is. eind 1934
61 923. Hiervan waren in Europa gevestigd
30 623. in Amerika 25.688. in Azië 3013. in
Australië 1908 en in Afrika 691. Slechts 50%
van deze ruim 60.000 bioscopen waren uitge
rust met geluidsfilm-weergave-apparaten. zoo
dat nog de helft der bestaande bioscopen zoo
genaamde stomme films vertoont. In Europa is
het percentage der geluidsfilmtheaters circa 65.
Als een teeken. hoe voortvarend de onderne
mers in het Nederlandsche bioscoopbedrijf zijn
geweest, moge gereleveerd worden, dat in Ne
derland alle bioscooptheaters in totaal 331, met
een geluidsfilminstallatie zijn uitgerust! Het
kapitaal, dat over de geheele wereld in de film
industrie is geïnvesteerd, heeft reeds de 12
milliard gulden overschreden. Verhoudings
gewijs is hier te lande in het film- en bios
coopbedrijf geïnvesteerde kapitaal van meer
dan 60 millioen gulden grooter dan in de
meeste andere landen. Hieruit valt af te lei
den, dat onze bioscooptheaters beter zijn ge
bouwd en kostbaarder en fraaier zijn inge
richt dan in het buitenland. Hier komt nog
bij. dat ons land tot voor kort voor het ver
krijgen van films geheel was aangewezen op
het buitenland, waardoor het Nederlandsche
bioscoopbedrijf belangrijke offers moest bren
gen om de beschikking te krijgen over de kost
bare buitenlandsche films, die alleen geleverd
werden tegen betaling van zeer groote som
men voor de vertooningsrechten in Nederland
Dat de exploitatie onzer bioscopen daardoor
veel duurder is geworden, behoeft geen betoog.
Helaas valt het ook niet te verwachten, dat
Nederlandsche films, waarvan de vervaardi
ging nog betrekkelijk kort geleden ter hand
is genomen, het kostenniveau der Nederland
sche bioscopen spoedig zullen verlagen.
Het stemt tot verheugenis, dat het bioscoop
bezoek gestadig is toegenomen. Een schaduw
zijde is, dat de bioscoop-exploitanten door de
omstandigheden gedwongen werden hun en
treeprijzen aanzienlijk te verlagen. Het kos
tenniveau der bioscopen is evenwel gelijk ge
bleven. eerder zelfs, als gevolg van de hoogere
eischen. die door het publiek aan films en
theaters worden gesteld, iets gestegen.
Dat de druk der lasten, die van overheids
wege op de bioscoop-exploitanten is gelegd,
thar.s zeer zwaar wordt gevoeld, spreekt ook
vanzelf.
Het standhouden van het Nederlandsche
bioscoopbedrijf in de economische depressie is
ook te danken aan het regelend optreden van
den Nederlandschen Bioscoopbond op het ge
bied van de interne zakelijke verhoudingen van
het bedrijf. De Nederlandsche Bioscoopbond
vormt op filmgebied in Europa een unicum,
doordat alle Nederlandsche filmproducenten,
filmimporteurs, filmverhuurders en bioscoop
exploitanten daarin zijn vereenigd. Speciaal
vestigde hij de aandacht op het in het begin
van dit jaar genomen besluit om de stichting
van nieuwe filmfabrieken, filmverhuurkanto
ren en bioscooptheaters voorloopig onmogelijk
te maken, hetgeen noodzakelijk was om onge
zonde expansie te voorkomen.
Vervolgens voerde in deze bijeenkomst het
woord prof. H. Rosse, uit Delft over „De
aesthetische beteekenis van de film".
..Op aesthetisch gebied, zegt spr.. wordt er i
aan de cinema vee! verweten en dikwijls ten
onrechte. Hoe dikwijls niet wordt de film
producent voorgesteld als een symbolische ge
stalte van het „kwaad", die besloten heeft de
aesthetische ontwikkeling van de film voor
altijd den kop in te drukken of die het erop
gemunt heeft, de moraal te ondermijnen.
Deze aantijgingen tegen de kunst van de
film berusten op een verkeerd begrip van het
type van kunst of kunstindustrie, dat de cine
ma vertegenwoordigt. De cinema is geen in
dividualistische kunst, zooals schrijven, schil
deren of beeldhouwen De cinema als kunst is
volkskunst; als kunstnijverheid, een onderne
ming. waar de verbruiker alleenheerscher is.
Slechts wat dit publiek van millioenen film
enthousiasten mooi vindt, kan gemaakt wor
den zonder financieeie opoffering. Geen won
der dus. dat de producent luistert naar elk
woord, dat een veranderde smaak aanduidt.
Ten onrechte dus worden door intellectuee-
len en aesthetici verwijten gemaakt aan de
filmproducenten.
Slechts één factor in deze keuze van het pu
bliek is zeker: telkens wil men zorgvuldig toe
bereide films, wat natuurlijk gestadig rijzende
productiekosten met zich medebrengt. Een
gemiddelde goedkoope film van tegenwoordig
kost f 250.000 een dure vier a vijf millioen.
terwij! de meest zorgvuldig gemaakte ..3 ree-
Iers" uit 1910 nog met tweeduizend gulden te
betalen waren.
Bovendien is de film altijd een groepsproduct
dat de samenwerking omvat van artisten van
zeer verschillenden aard.
Men stelt in het algemeen voor dit groep-
product den regisseur verantwoordelijk. In de
cinema komen echter zooveel technieken in het
spel, dat die voor één man te veel zijn om
scheppend deel aan te nemen.
De varieerende standaard van de verlan
gens van het publiek is wat de cinema in het
leven houdt. De cinema op haar beurt maakt
juist door het voldoen aan de verlangens, dat
men gestadig hoogere eischen stelt. Telkens
verandert het publiek van inzicht en aesthe
tische appreciatie en elke verrijking van het
filmdrama heeft een correspondeerende ver
ruiming van de ontvankelijkheid van het pu
bliek tengevolge gehad. De toevoeging van het
woord heeft zonder twijfel reeds ingrijpende
veranderingen teweeg gebracht. Nog nooit
heeft de dramatist zich tot een publiek van
zoo'n omvang kunnen wenden.
Dat de amusementsfilm zich ooit in het
groot tot speciale groepen van het publiek zal
richten door het maken van speciale intellec-
tueele films van een zekeren aesthetischen in
houd. die slechts tot een groep spreekt, is on
waarschijnlijk, tenz»' veel goedkoopere pro-
ductiebewijzen worden ontwikkeld of een vee!
grootere eenheid van aesthetische standaard
zou worden verkregen.
in de Lumière-week.
Elke kunst, zoo besloot prof. Rosse, omvat
nu eenmaal twee factoren: de maker en de
genieter, de kunstenaar en zijn publiek. De
schilder uit de middeleeuwen had de kerk als
lastgever; de x-enaissance artist had zijn vor
stelijke patroon. De filmartist heeft als pa
troon het groote publiek, dat door zijn tal
rijkheid een meest vorstelijk betalende pa
troon is, die gedurende de veertig jaar, dat de
film nu heeft bestaan, zijn standaard van
appreciatie gestadig heeft ontwikkeld.
Mr. A. Tepe, voorzitter van de Katholieke
Film Centrale te Leiden sprak over „De cul-
tureele beteekenis van de film".
Spr. behandelt de volgende vragen; „Welke
beteekenis heeft de film in de 40 jaar van haar
bestaan gehad in cultureel opzicht?" en ,.Wat
mogen en moeten wij van den cultureelen in
vloed van de film in de toekomst verwachten?"
Ter voorkoming van misvattingen gaf de
heer Tepe eerst enkele verklarende beschou
wingen over film en cultuur.
Daarbij, concludeert hij, dat de film. instede
van als nutteloos, ja schadelijk te woi-den ver
oordeeld. veeleer de allergrootste belangstelling
verdient en opeischt van een ieder, maar zeer
in het bijzonder van hen, die door aanleg en
talenten, of op grond van hup maatschappelijke
positie in de eerste plaats verplicht en geroe
pen zijn om de cultureele belangen van het
volk te behartigen.
Het verschil in levensbeschouwing veroor
zaakt en verklaart de uiteenloopende inzich
ten inzake inhoud en beteekenis van het cul
tuurbegrip. Volgens den heer Tepe is cultuur
de volledige ontwikkeling van den mensch als
zedelijk wezen en van het menschdom als
zedelijk organisme.
Cultuur is derhalve de ontwikkeling van
alle geestelijke krachten en mogelijkheden.
Zoowel van de verstandelijke als van de zede
lijke. Voornamelijk zelfs van de zedelijke.
En de vervulling van 's menschen zedelijke
taak staat wederom in het nauwste verband
met den godsdienst; deze toch is eenerzijds de
juiste erkenning en verwezenlijking en ander
zijds het richtsnoer en het doel voor de ver
volmaking van zijn zedelijk leven. Waaruit
volgt, aldus de spreker, dat de godsdienst de
belangrijkste factor is in het cultureele leven.
Thans onder de oogen ziende de vraag,
welke beteekenis de film in de eerste jaren
van haar bestaan in cultureel opzicht heeft
gehad, onderscheidt hij de documentaire film
en de speelfilm.
Niemand kan de juistheid betwisten van de
bewering, dat er reeds thans een onnoemlijk
aantal films beschikbaar is, welhaast op elk
terrein van menschelijke activiteit en kennis
der natuur, vervaardigd en geschikt om be
langstelling te wekken, kennis bij te brengen,
liefde te kweeken, ondernemingsgeest te sti-
muleeren.
De vraag, of de film een bruikbaar en ge-
wenscht hulpmiddel is bij het onderwijs, heeft
opgehouden een strijdvraag te zijn en men be
ijvert zich in veie landen met succes om niet
alleen de kennis van bepaalde 'Vakken, maar
ook algemeene cultuur-problemen door middel
van de film nader te brengen tot de studee-
rende jeugd.
Wat de speelfilm betreft, deze heeft in cul
tureel opzicht een nog belangrijker taak te
vervullen dan de documentaire film.
Terwijl de documentaire film de stoffelijke
wereld, de physiek waarneembare dingen voet
voor voet, inwendig en uitwendig, in hun ont
staan en groei, hun aard en samenstelling,
hun beweging en rhythme uitvorscht. analy
seert, beweegt zich de speelfilm op het terrein
van het zooveel subtielere zieleleven van den
mensch, het menschelijk handelen, individueel
en sociaal.
De heer Tepe erkent echter het goed recht,
ja het nut. zelfs in indirect cultureel belang,
van de indifferente, pretentielooze. zuiver en
alleen op amusement en verpoozing gerichte
speelfilm, los van alle psychologische proble
men. mits en voorzoover zij noch ethisch, noch
aesthetisch aanvechtbaar zijn.
Wijs gehanteerd door in alle opzichten be
voegde kunstenaars is de film in staat het be
schavingspeil van het volk, in zijn verstande
lijke vermogen en zijn zedelijke behandeling
gunstig te beïnvloeden.
Het is daarom de taak van de overheid om.
met meer recht, dan waarmede zij maatregelen
treft tegen vervalsching van levensmiddelen,
te waken tegen vervalsching en bederf van dit
geestelijk voedsel en om stimuleerend of han
delend op te treden, naarmate van het te kort
schieten van het particulier initiatief.
Deze spreker besloot met den wensch.'dat
het Nederlandsche bioscoopbedrijf de hooge
cultureele roeping van de film, voor zooveel
dat in zijn vermogen is, zal helpen bevorderen.
Tenslotte sprak de heer D. van Staveren,
voorzitter van de Centrale Commissie voor de
Filmkeuring over: „Louis Lumière en de his
torische ontwikkeling van zijn uitvinding."
De menschheid heeft door alle tijden heen
getracht in beelden weer te geven wat haar
belang inboezemde. En steeds poogde zij in
die afbeeldingen het element der beweging tot
zijn recht te laten komen. Zoo ontstond er,
van de graffiti der holbewoners via de afbeel
dingen op tempels, paleizen en grafmonumen
ten, tot het tegenwoordige geluidsfilmjournaal,
één groote documentaire der wereldgeschiede
nis.
Het was een feit van zeer groote beteekenis,
toen de gebroeders Auguste en Louis Lumière,
geleerden en fabrikanten van optische artike
len te Lyon, op 13 Februari 1895 patent vroe
gen op hun uitvinding, die in staat stelde tot
het opnemen en het weergeven van levende
beelden op een zoodanige manier, dat ze voor
de oogen van een groot publiek op een scherm
geprojecteerd konden worden.
De eigenlijke uitvinder, ook volgens het ge
tuigenis van zijn broer, was Louis Lumière,
die toen dertig jaren oud was. Auguste bezat
vooral belangstelling voor vraagstukken, op
het gebied van de physiologie en der biologie.
Louis was de man van de fotografie en de
werktuigkunde.
Hun heele leven hebben de beide broeders
ten nauwste samengewerkt. Ook de projectie
der levende beelden had hun beider belang
stelling. Doch vooral aan de kennis en de
ijzeren wilskracht van Louis Lumière was het
te danken, dat de lang gezochte oplossing voor
de vraag, hoe men uit de chronofotografie kon
komen tot de cinematografie, in 1895 ge
vonden werd.
Groot is het aantal uitvindingen en ontdek
kingen, dat zij in gemeenschappelijken arbeid
tot stand brachten. Talrijk zijn de eerbewij
zen. die hun te beurt gevallen zijn.
Op 28 December 1895 werd de cinematograaf
voor het. eerst in het publiek vertoond in den
kelder, de .Salon Indien", van het Grand
Café aan den Boulevard des Capucines te
Parijs, De eigenaar wilde zijn kelder niet ver
huren voor d-a helft van de opbrengst.
Hij eischte een huur van dertig francs per
dag. Later heeft hij zeker spijt gehad van zijn
gemis aan vertrouwen, want al heel spoedig
liep het storm. Er konden slechts 120 men
schen in den kelder. De „séances" duurden 20
minuten. Men betaalde 1 franc entrée, zag
daarvoor 10 films, elk met een lengte van ge
middeld 16 Meter en somswaren er 2000
bezoekers per dag.
Na Parijs kwam Lyon en daarna heel spoe
dig Londen. Van 1895 tot 1900 trokken de
operateurs met het Lumière-apparaat en de
eerste Lumière-filmpjes door Europa en Ame
rika. Van de zwerftochten van den heer Pro-
mio in die jaren zou een aardige film te maken
zijn.
Toen na 1900 de toepassing der cinemato
graaf zich meer en meer orienteerde in de
richting van het theater, trok Lumière zich
terug. Hij was geen theater-man en wilde dat
niet zijn. Hem interesseerde slechts de toepas
sing der wetenschap. Om gewin is het hem
nimmer te doen geweest.
Het leven van Alexandrine Tinne.
Zelfs in den tegenwoordigen tijd zou een
figuur als die van Alexandrine Tinne ze
heette Alexandrine, hoewel ze gewoonlijk
Alexine genoemd werd, en het meest bekend
was ze eigenlijk als Freule Tinne, hoewel die
titel haar officieel niet toekwam de aan
dacht van velen op zich vestigen, terwijl
toch de positie van de vrouw in de maat
schappij in de laatste honderd jaar heel wat
veranderd is en vrouwen met ondernemings
geest op geen enkel gebied meer tot de zeld
zaamheden behooren. Nederland kent wel
iswaar ook tegenwoordig nog geen vrouwe
lijke ontdekkingsreizigers van een naam en
faam als die van Alexine Tinne dat pri
vilege schijnt trouwens vrijwel uitsluitend te
behooren aan dat merkwaardig reislustige
ras, de Engelschen, met hun Rosita Forbes,
Lady Delamere en anderen maar het be
grip ontdekkingsreizigster is toch over het
algemeen geen novum meer. Maar honderd
jaar geleden! Een vrouw, een jonge vrouw
zelfs, een vrouw van uitstekende familie, die
een opvoeding genoten had zooals maar wei
nigen die krijgen, met een onmetelijk fortuin
tot haar beschikking, die verkeerde aan het
hof en die boven de geneugten, die het
Haagsche leven haar kon bieden, de een
zaamheid, de ongemakken, de ontberingen
verkoos van het bestaan van ontdekkings
reizigster; die Cairo het Cairo van hon
derd jaar geleden, let wel! als woonplaats
prefereerde boven de residentie; en die zelfs
haar moeder en tante twee geboren freu
les van Cappelen, die beide hofdame van Ko
ningin Sophie waren geweest meesleep
te in haar roekelooze dwaasheden. In het
's-Gravenhage van een eeuw geleden gingen
rond de figuur van Alexine Tinne de meest
wilde en lang niet altijd fraaie geruch
ten; en het heeft lang geduurd tot na
haar dood voordat de algemeene opinie
aan de figuur van Freule Tinne het recht
heeft doen wedervaren, dat haar toekwam.
Want Alexine Tinne was allerminst dat,
waarvoor men haar placht uit te maken: een
excentrieke zottin, die haar geld bij handen
vol weggaf, die in Afrika in het wilde weg
slaven vrij kocht en hen dan als vrije men
schen liet gaan, die mallottige ontdekkings
tochten op touw zette naar bronnen van den
Nijl, die niemand interesseerden, en die zich
als het meest erge type van blauwkous druk
maakte voor wetenschappelijke onderwerpen
en zelfs wetenschappelijke boeken uitgaf, die
toch niemand las. Zij vertegenwoordigde
slechts het vrij veel voorkomende psycholo
gische geval van de zeer intelligente, hoog
staande en fijngevoelige vrouw, die groote
teleurstellingen en desillusies doorleefd
heeft, die de overblijvende leegte tracht te
vullen met een intellectueel levensdoel en te
gelijkertijd, omdat ze weet wat leed is. be
zield is van de behoefte om anderen, die ook
in moeilijkheden verkeeren, te helpen.
Bezien in dit licht wordt het leven van
Alexine Tinne dat oppervlakkig beschouwd
inderdaad veel merkwaardigs en onbegrijpe
lijks inhoudt, vooral als men in aanmerking
neemt dat het zich honderd jaar geleden af
speelde en dat zij, de „rijkste erfgename''
van Nederland zich toch ook heel makkelijk
een aanmerkelijk ander bestaan had kunnen
scheppen zoo klaar en doorzichtig als een
stuk kristal. Het lot had haar de kans ont
nomen om van haar leven dat te maken, wat
toch bijna iedere vrouw er bij voorkeur van
maakt; zij was er slechts de persoonlijkheid
niet naar om bij de pakken neer te zitten en
wierp zich met onverwoestbaren ijver en
energie op een ander levensdoel. Dat ze dat
slechts ten deeie bereikt heeft en dat ze, nog
geen vier en dertig jaar oud. in Afrika door
inboorlingen vermoord moest worden, doet
aan de grootheid van dit vrouwenleven wei
nig af wie weet bovendien, hoe zij mis
schien dien vroegtijdigen dood verwelkomd
heeft, die haar bevrijdde van een bestaan.
C1>
Daarom heeft Louis Lumière des te meer
aanspraak op onze warme dankbaarheid, onze
diepe genegenheid, onze oprechte vereering.
Het is een waarlijk groot man, die groote
dingen heeft gewrocht, eindigde de laatste
spreker.
Hierop volgde de vertooning van een film.
die samengesteld was uit deelen van films die
in den loop der jaren werden uitgebracht van
de eerste opname van Lumière af totde
openingsplechtigheid van dienzelfden morgen,
eenige uren eerder opgenomen.
Voor de toeschouwers was deze film een
documentatie van zeer groot gewicht. Wanneer
ooit. dan kon men hier een glashelder over
zicht verkrijgen van de ontwikkeling en ver
schijningsvormen.
Vóór deze film werd vertoond heeft de heer
Hamburger aan den heer Louis Lumière het
eere-lidmaatschap van den bioscoopbond aan
geboden.
dat haar van haar grootste illusie beroofd
had en dat haar dikwijls alles wijst er op
onnoemelijk zwaar moet zijn gevallen.
Toen Alexine Tinne in 1856 haar eerste
reis naar N.-Afrika ondernam de reis, die
er ooi-zaak van werd, dat zij bijna haar
heele verdere leven in dat land door zou
brengen was zij één en twintig jaar oud.
Haar vader. Philip Tinne, een Hollandsch
koopman, die zich tijdens de Fransche over-
heersching in Engeland gevestigd en in de
Engelsche kolonie Demarar reusachtige rijk
dommen verzameld had. was in 1844 overle
den; de moeder woonde toen met haar doch
ter een tijd lang in het Zuiden van Frank
rijk, in Pau, en verhuisde vervolgens naar
Den Haag, waar Alexine opgevoed werd Ook
in die jaren leden trouwens moeder en doch
ter al in ernstige mate aan een in die tijden
nog maar tamelijk sporadisch voorkomende
ziekte, namelijk de reislust: Noorwegen,
Zweden, Italië en Duitschland hadden al op
het programma gestaan voor zij in Italië
voet aan boord zetten van de boot. die hen
naar Egypte zou brengen. Van dien tocht
keerden ze nog eenmaal terug naar Den
Haag; in 1861 echter verlieten ze Nederland
voor goed en vestigden zich in een groot
huis in het oude deel van Cairo, nadat
Alexines plannen om door den Duitschen
architect Frank uit Wiesbaden op het eiland
Rhoda in den Nijl een kasteeltje te laten
bouwen schipbreuk hadden geleden op den
tegenstand van Ibrahim Pascha, onderko
ning van Egypte, die de woonplaats der
Hollandsche dames niet zoo dicht in zijn om
geving wilde hebben.
De schilder Gentz, die een groot vriend
van Alexine was, beschrijft dat oude huis in
het hart van Cairo, waar alle plannen tot
Alexines latere tochten naar de bronnen van
den Nijl gesmeed werden, op fantastische
wijze. „Door de donkere gangen van de be
nedenverdieping zonder vensters, die onze
aan den Nijl onbekende kelderruimten ver
vangen, kwam ik door een kleinen Egypte
naar geleid, op een open voorplaats, waar ik
weer adem kon halen. Op steenen trappen
zaten apen; kleine, vrijgekochte negerslaven,
knapen en meisjes, lagen in den warmen
zonneschijn op den grond, grootere Soeda-
neesche meisjes staken nieuwsgierig haar
wollige hoofden met glanzende oogen en
tanden uit de ramen; langharige Nubisc-he
windhonden, tot de valkenjacht op gazellen
gedresseerd, sprongen tegen mij op een
oude Berber met een witten baard, zooals die
gewoonlijk tot deurwachters van Egyptische
huizen worden aangesteld ontving mijn kaart
om me bij de freule te meldenWas het
wonder dat in een dergelijke fantastische
omgeving ook fantastische plannen gemaakt
werden? Fantastisch maar in geenen
deele onpractisch; want hoewei Alexine zich
op wetenschappelijk gebied al naam ver
worven had met het publiceeren van een
plantenatlas die naar haar genoemd werd
en den naam van „Plantae Tinneanae" ont
ving overschatte ze zich zelf in geenen
deele. Na haar eerste expeditie den Nijl op.
werd het ernst met haar plannen om haar
leven te wijden aan het in kaart brengen
van nog onbekende streken in het boven-
stroomgebied van den Nijl en voor haar
verdere ondernemingen engageerde zij twee
zeer bekende geleerden: Baron Theodor von
Heuglin, aardrijkskundige, en dr. Steudner
medicus en natuurkundige.
De „Contessa Hollandese", zooals Alexine
allerwegen in Cairo genoemd werd. was in-
tusschen in de stad en daarbuiten door haar
mildheid en goedheid tot een soort van won
derbaarlijke sprookjesfiguur geworden, waar
over tot onder Toearegs en andere stam
men in Noord-Afrika de meest fantastische
verhalen de ronde deden. Alexine begaf zich
zonder schromen op de slavenmarkten, kocht
er slaven in grooten getalen vrij. bracht er
een koelen dronk of voedsel aan degenen, die
zij niet helpen kon en ageerde ook op ander
gebied, bij hoogere instanties, waar zij door
«nmiHREH
middel van haar fabelachtig fortuin aan haar
argumenten de noodige kracht wist bij te zet
ten, op allerlei wijzen tegen de slavernij. Ze
won zoo de harten van heel het lagere volk;
de legenden omtrent haar rijkdom groeiden
uit tot steeds sprookjesachtiger verhalen en
men vereerde haar als een prinses uit de
Duizend en Eén Nacht. Hoe kon het ook
anders: een vrouw als zij, mooi. slank en
tenger, die leefde in een reusachtig huis in
oud-Cairo, omringd door een kring van per
soneel, die wel een hofhouding leek, die zich
bijij voorkeur hulde in Egyptische gewaden,
die uittrok op fantastische tochten, met een
onafzienbaren stoet van kameelen en die dan
woonde in een met Oostersche weelde inge
richte tent waarop echter altijd de Hol
landsche vlag wapperde? Daarbij kwam bo
vendien dat haar menschenliefde haar altijd
bracht tot gestes, die diepen indruk maakten
op het volk: toen in Cairo de cholera uitbrak,
verpleegde ze persoonlijk haar bediende en
was tot het laatst toe bij de stervenden; ze
stapte op groote tochten zelf herhaaldelijk
van haar rijdier om gewonde slaven te laten
rijden en volbracht bij dergelijke gelegenhe
den urenlange marschen te voet door diepe
moerassen en ondoordringbare bosschen.
Het noodlot heeft gewild, dat de fantasti
sche roep, die van haar persoonlijkheid uit
ging, tenslotte indirect de oorzaak is gewor
den van haar dood: onder de Toearegs ver
telde men elkaar, dat de waterzakken, die aan
weerszijden van haar kameelen hingen, ge
vuld waren met zuiver goud en de Toearegs
waren het. die haar op een gegeven oogenblik
verrieden en vermoordden
In 1863 vingen de groote tochten naar het
bronnengebied van den Nijl aan, die Alexine
haar grootsten roem zouden brengen be
halve roem echter ook het noodige leed, want
zoowel haar moeder als haar tante en Dr.
Steudner overleden gedurende de eerste aan
moeraskoortsen, zoodat nog slechts Von
Heuglin haar vergezelde, toen zij in 1864 weer
in Cairo arriveerde.
Niettegenstaande al deze rampspoed liet
Alexine zich echter niet uit het veld slaan,
en grondiger nog dan de eerste keeren rustte
ze een tweede expeditie uit. Ditmaal wilde ze
het bronnengebied van den Nijl niet over
en langs de rivier zelf benaderen de erva
ring had haar de gevaren daarvan doen in
zien maar er dwars door de woestijn naar
toe te trekken. Ze reisde naar .Europa, gaf
haar stiefbroer John Tinne opdracht een
jacht voor haar te koopen en met een Hol
landsche bemanning uit te rusten en vestigde
zich eerst in Algiers en later, toen dat een
beter uitgangspunt bleek te zijn, in Tripoli,
waar de voorbereidingen drie maanden in be
slag namen. In die drie maanden maakte
ze zich in Tripoli nog een goed vriend in den
Nederlandschen consul-generaal Jonkheer
Testa, en aan diens correspondentie met haar
en haar toohtgenooten is het te danken, dat
de geschiedenis van haar laatsten tocht niet
onbekend is gebleven. Met het oog op de
steeds toenemende onlusten onder de Noord-
Afrihaansche stammen, had hij namelijk eerst
geprobeerd haar van haar plannen af te bren
gen en toen hij daar niet in slaagde, haar
doen beloven, dat zij hem geregeld berichten
zou zenden. En zoo heeft men de geschiedenis
van dien laatsten tocht op den voet kunnen
volgen tot op den dag, waarop de Toearegs,
die in haar dienst waren, haar verrieden, de
Hollandsche matrozen en door haar vrijge
kochte negerslaven, die haar beschermen
wilden, neersloegen en een eind maakten aan
het leven van één van de dapperste en meest
bewonderenswaardige vrouwen, die Nederland
ooit gekend heeft. Het kamp werd totaal ge
plunderd en de Toearegs verdwenen met ach
terlating van een troostelooze ruïne.
Waar zij begraven is weet men niet precies;
de grafsteen van haar ouders op Oud Eik en
Duinen in den Haag (het stoffelijk overschot
van haar moeder werd naar Holland overge
bracht en in den Haag bijgezet), vermeldt,
dat het graf hunner dochter Alexandrine Pe-
tronelle Francine Tinne ligt in Berdjoug
Abeid, Schouchdal, land der Toearegs, in.
Noord Afrika. Volgens anderen is zij, met de
twee Hollandsche matrozen, die hun leven
voor haar lieten, begraven in Bersjoes.
Jonkheer Testa diende een aanklacht wegens
moord in bij de Turksche rechtbank in Tri
poli, doch de Arabieren beletten den voort
gang van het proces en een uitspraak of
vonnis is nooit gevolgd, zoodat hij ij tenslotte
zijn pogingen moest opgeven. Het wonderlijke
feit bestaat echter, dat de Toearegs, die haar
eerst vereerden en toen verrieden en ver
moordden, de figuur van de Alexine nooit
hebben kunnen vergeten en dat tot op den
huidigen dag bijna zeventig jaar na haar
dood onder de Toearegs van Noord-Afrika
wonderlijke verhalen gaan over een blanke
en geheimzinnige prinses, die lang geleden ge
leefd moet hebben en de meest fantastische
wonderen kon verrichten.
Zoo wonderlijk springt het leven soms met
ons om. Die „machtige prinses" der Toearegs
is niemand anders dan Alexine Tinne, een
Haagsch meisje, dat voor honderd jaar werd
geboren en dat zich in een kort leven groote
verdienste voor de wetenschap en nog grootere
voor de menschheid verwierf. Zoo ooit, dan is
het nu de tijd een paar gedachten aan
haar te wijden: een bewonderende, omdat ze
haar leven zoo dapper leefde en een wee
moedige, omdat ze zoo jong was, toen ze
stierf.
WILLY VAN DER TAK.
VERHOOGING ZOOLLEDERPRIJZEN.
De Federatie van Vereenigingen van Ne
derlandsche Lederfabrikanten te Den Haag
deelt ons het volgende mede:
In verband met de sterk verhoogde hui-
denprijzen zijn de vache-zoollederfabrikan-
ten opnieuw verplicht, de lederprijzen aan
de verhooging aan te passen.
DE COLLECTE VOOR HET CRISISCOMITé.
Met hartelijken dank aan allen, die op
eenigerlei wijze aan de collecte hebben me
degewerkt en aan ieder die zijn bijdrage
heeft geschonken, deelt het Haarlemse!?
Crisis-Comité nader mede. dat de collecte
heeft opgebracht f 3408.85V2. waaronder een
gift van de firma C en A. groot f 400.
ORGELBESPELING
in de Groote- of St. Bavokerk te Haarlem
op Donderdag 17 October 1935 des namid
dags van 34 uur, door den heer George
Robert.
Programma.
1. 10de Concert
Adagio
Allegro
Aria
Allegro (quasi presto)
2. Aria
3. Sonate f kl. t.
Prélude
Allegro
Sicilienne
Courante
Menuet
4 Chant du Soir
6. Etude symphonique
17 October 1835 1 Augustus 1869.
onb. auteur.
Padre Martini.
Enrico Bossi.
E. Bossi.