De grootste Russische ijshreker hunkert in ons land. Tholen en Van Lier naar Indië. EINDELIJK THUIS. De bekende chansonniers Tholen en Van Lier, die naar Ned. Indiê vertrekken voor een tournee, bezig met het pakken der koffers, een schijnbaar inspannende karwei voor een der leden van het duo De grootste Russische ijshreker, de „Epmak", is in de Vul kaanhaven te Vlaardingen aangekomen voor het bunkeren van kolen Het afscheid der Engelsche soldaten te Southampton nadat deze émper zes uur na hun aankomst uit Bermuda op vaderlandschen bodem weer naar Egypte moesten vertrekken FEUILLETON Roman, door JOE LEDERER. Vertaling van ELSA KAISER. 10) „Moordende koude", zeide Harald en zucht te. „Waarom zijn er in deze marmeren huizen geen kachels? Heeft men dit huis eigenlijk voor ijskelder bestemd. Als ik nog een paar avonden in dezen prachtsalon zit, honderd acht en negentig snuisterijen voor oogen Harald keek zwaarmoedig om zich heen. „Ik word ziek", zeide hij. „Zullen wij hier in vriezen, of in den trein?" ,,Ik weet het nietmompelde Jeannine Zij hield de handen boven een heel klein testje waarin wat houtskool glom. Het gaf niet veel warmte en de zoete, zware geur van de kooltjes maakte haar moe. „Bekoorlijke Pythia", zeide Harald vol liefde „Profeteer of je morgen misschien zult weten wat je plannen zijn. Wat verbergt de toe komst? Zal de thermometer stijgen?" Corodi luisterde zwijgend. Dikwijls keek hij heimelijk naar Jeannine. Wat was er tus- schen haar en dezen onvasten jongeling? Misschien was hij slechts een familielid, één van die jongelui als in iedere familie voor kwamen en die om hun argloosheid gewaar deerd worden. Mathieu hoopte innig dat deze mijnheer Harald Jost een neef van de derde of vierde graad zou zijn. Maar hoogstwaar schijnlijk was hij een dwaze aanbidder die Jeannine met huwelijksaanzoeken achtervolg de. Mathieu keek met een ontevreden gezicht in zijn wijnglas. Deze knaap moet zijn best doen zijn onzin te onderdrukken. Natuurlijk was Harald slechts een kleine belachelijke figurant en niet ward dat men meer dan één gedachte aan hem verspilde, maar Mathieu zette zijn glas zoo heftig op de tafel dat het brak. „Hoe nu?", grijnsde Harald en maakte, met zijn stoel een kleine zwenking naar Corodi. „Een beetje zenuwachtig?" „Neen!" zeide Mathieu. Hoe graag zou hij dezen knaap de deur uit gegooid hebben. „Het is geen kleinigheid", verkondigde Ha rald genadig. „Zitten we hier niet als schip breukelingen op een vlot? Ik heb gehoord dat zulke menschen de neiging vertoonen el kander langzaam te dooden. Zoogenaamd van honger. Maar ik had reeds in mijn jeugd de overtuiging dat er nog andere redenen Harald hief zijn glas en zeide teeder: Drink, en laten we vergeten dat we schipbreukelin gen zijn". Mathieu probeerde een beleefd lachje. „De koude moet weldra voorbij zijn. Dan zal het hier erg aardig zijn. en ik wilde deze eene week vacantie die ik heb, zoo rustig mogelijk doorbrengen". ,Ik vrees dat je dit hier niet zal geluk ken". zeide Harald. Een poosje druppelde dit gesprek traag verder. Harald stelde de vraag, of als warmtegevend Pommard of Whisky gekozen moest worden. Daar niemand antwoordde, zweeg hij teleur gesteld. Mathieu probeerde tevergeefs, Jeannine's blik op te vangen. Zij zat zeer stil en rechtop, het gezicht half naar het raam gekeerd. Wat zag zij daar, waar luisterde zij naar? Zij had het hoofd achterover gebogen en haar lippen waren half geopend. Buiten was niets dan de nacht en de ijswind. Was dezen mooi ge- vormden mond hongerig naar duisternis en storm? Wat las zij van de donkere vensters, waar waren haar gedachten? Corodi schonk zijn glas vol en dronk het in één teug leeg. O, waarom kon dit meisje niet coquet zijn?, Arme Mathieu! dacht hij. Hij probeerde zich al de vrouwen te herinneren, die zijn weg ge kruist hadden, en dacht dan nog eens: Arme Mathieu!. Zoo merkwaardig gemakkelijk en een beetje treurig was hij altijd geweest. De vrouwen hadden hem nooit tijd gelaten, om verliefd te worden. Nog voordat hij wist of hij haar wilde veroveren, hadden zij hem in zoete zwakheid toegekird: overwonnen Het beste was misschien nog zijn kort huwe lijk met Lena Doriani geweest. Als Doriani danste stuurden de kranten hun beste critici. Zij danste op fuga's van Bach en was heele- maal een dame die men ernstig nam. Toenter tijd was hij zelf nog een „niets" geweest, min der dan iets; op de programma's: een heer, M. Corodi. Een bediende. M. Corodi. Soms stond hij in 't geheel niet op het programma En toen kwam Leni Doriani, of liever: Magdaij lena Hermine, Frau von Dorewitz. Als zij lachte trok zij haar mond in een smalle plooi. Ach. hij had gemeend iets kostbaars en kostelijks te veroveren. Maar het was niets anders dan een stuiverstukje gebleken, opper vlakkig met klatergoud overtrokken. Zelfs het lachje dat hem verblind en ver ward had, was enkel een masker. Doriani was een arme stumper die voor elke critiek beef de, voordat zij optrad een hoefijzer kuste en met haar impresario om procenten streed. Maar het eerste half jaar was mooi ge weest toen hij nog dacht geen artiste, maar een dame uit de groote wereld getrouwd te hebben, en hoopte met haar in deze ge ordende rust te leven zooals, volgens zijn idee, die voorbeeldige menschen leefden die tot de groote wereld behoorden. Brave Lena, zij moest erg veel van hem gehouden hebben dat zij terwille van hem een poosje dit serieuze spel medespeelde. Een jaar later had hij zich, nadenkend en vroolijk tegelijk, van haar laten scheiden. Corodi voelde plotseling een brandend ver- langen om van zichzelf te vertellen. Alles, wat met hem gebeurd was voor deze vreemde vrouw neer te werpen en te vragen: wat denk je daarvan? Maar hij zweeg. Ik heb teveel gedronken, dacht hij. Men moet niet praatziek zijn, dacht hij. Waarschijnlijk zou deze ernstige dame hem afweren en heelemaal niets van al deze merkwaardige belevingen denken. Hij greep naar zijn sigarettenkoker en stak een sigaret op. Terwijl de lucifer brandde, dacht hij: Zij moet mij ernstig nemen. Ik heb mijn weg gebaand. Ik, ik, ik. boeren jongen uit Graubimden, als kind verslagen in de stad Berlijn, in vuil en ellende opge groeid. M. Corodi, tooneelspeler van naam, ik, ik, ik heb mijn weg gebaand! Corodi staarde peinzend op het afgebrande lucifershoutje in zijn hand en begon op het witte, geborduurde tafellinnen, kromme wan kelende sterretjes te teekenen. En hoe was het toen, het eerste succes kwam, de eerste Londensche rok, de eerste auto. In het begin was hij een buitenstaan der zonder voornaam geweest maar nu was hij zoover dat het publiek reeds zijn achter naam vergeten had en „Matjöh" riep als hij zich vertoonde. Nu had hij alles wat hij als hongerige boerenjongen verlangd had, uit den hemel was het in zijn begeerige handen ge vallen, geld en roem. In de gang sloeg een klok. Pas half twaalf? Langzaam schreef hij tusschen de scheeve sterretjes zijn naam: Mathieu. Harald vroeg: „Zullen wij nog een slok drin ken?" „Natuurlijk, graag". Corodi keek op het witte bekraste tafellaken neer. „Zoo eenvoudig is het leven", dacht hij. Met een enkel woord heb ik hier mijn ge- heele biographie opgeschreven „Wij blijven bij Pommard". besliste Harald. Hij schelde, maar er verscheen niemand. „Een kwartier geleden heeft mijnheer Pasquale in de eetzaal met iemand gepraat", zeide Jeannine. „Maar misschien slaapt hij nu al". ,,S<^pbreukelingen, §n zonder alcohol, niet in te denken Harald stond traag op. „Ik zal den goeden Pasquale zien te van gen. al moest ik hem uit zijn bed halen". Hij wandelde dwars door den salon en ver dween. Zijn langzame zware stappen klonken in de gang en verwijderden zich. Het was stil. Ergens in huis moest een raam open staan, men hoorde hoe het steeds opnieuw hard tegen den muur sloeg. „Eindelijk", dacht Mathieu. ,Nu, nu „Deze wind", zeide Jeannine. „Mijnheer Pasquale heeft mij verteld dat in Venetië de Lagunen dichtgevroren zijn". „Zoo", mompelde Corodi. Het raam knalde als een machinegeweer. ..Heeft u nagedacht over dat wat ik u gisteren heb gezegd?" stootte Mathieu plot seling uit. Maar toen liet hij haar heelemaal niet aan het woord komen en voegde er haastig aan toe: „U houdt niet van mij. Maar misschien zult u eens van mij houden?" „Neen", zeide Jeannine. „Neen?", vroeg hij nog eens. Maar zijn stem klonkm at en leeg. „U zult niet van mij houden?" Hij zat daar met gebogen hoofd en staardo voor zich uit. Plotseling herinnerde Jeannine zich het lachje van zijn foto's en zij had medelijden met hem. Zij meende dat hij een goede vriend zou zijn. Het was beslist heerlijk hem ais kameraad te hebben. Maar in plaats van ver standig te zijn, kwelde hij zich met zijn ver liefdheid en zij kon hem niet helpen. Jeannine keek hulpeloos om zich heen. Zij wist niet wat zij tot hem moest zeggen, teleur, gesteld en vernederd als hij nu was. Het liefste zou zij tot hem gezegd hebben: „Laat a mij in Vredes naam het kleine beetje rust dat il* nu nog heb". (Wordt vervolgd). De koepel van het bekende Panoramagebouw te Amsterdam Is Dins- Kijkdag VOOr de groote wolveiling aan de Katherine- dag gesloopt. Het gevaarte, neergestort binnen de muren van het j i i .1 j gebouw dokken te Londen In het kader der herdenking van het veertigjarig bestaan der cinema tografie, is Dinsdag de in ons land vertoevende uitvinder hiervan, de heer Louis Lumière, benevens het bestuur van den Ned. Bioscoopbond namens het Amsterdamsche gemeentebestuur ten stadhuize ontvangen door den loco-burgemeester, wethouder Kropman. Zittend: Louis Lumière De Canadees Jac. May, die als trainer zal optreden van de Neder- landsche ijshockeyspelers

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9