Meer Courantenreclame - Meer Winst Courantenreclame is niet te vervangen. EENDELIJK THUIS. M A A N D A" G 21 OCTOBER 1935 H A" A R L' E M'S DAGBEAD W HET TOONEEL. ENSEMBLE BOUBER. VROUWEN VOOR IEDEREEN. Amsterdam heeft de Boubers een jaar lang moeten missen. Nu zijn ze teruggekeerd en weer in den Plantage Schouwburg getrokken, waar zij zich thuis gevoelen en sinds hun komst loopt dit theater opnieuw eiken avond vol als in de goede dagen van weleer. Het Bouber-Ensemble is het Amsterdamsche ge zelschap bij uitnemendheid. Amsterdammers zijn zoowel de menschen voor als achter het voetlicht. Hier hooren wij de taal en den hu mor van de Groot-Mokumers, in den Plan tage-Schouwburg voelen wij, wanneer de Boubers er spelen, het hart van Amsterdam kloppen. En als in de entre-actes onder het licht van een straatlantaarn een man en een vrouw hun wat sentimenteele liedjes zingen of het zoo geliefde Amsterdamsche instrument, de harmonica, bespelen, dan behoort dit ook zoo volkomen bij de Amsterdamsche sfeer al noemen zij zich dan ook Two Red Head's solisten dat het publiek deze solisten met even oprecht enthousiasme toejuicht, als de deftige Amsterdammers het Willem Mengel berg in het Concergebouw doen. En wat wordt daar door de Boubers en hun gezelschap waarbij zich gelukkig ook weer Anny Verhulst heeft gevoegd prachtig too- neel gespeeld! Ook dat spel if: Amsterdamsch in den besten zin van het woord! In het rea lisme van zoo'n volksstuk toonen de Holland- sche acteurs en actrices zich van hun sterk- sten kant. Waarlijk, het is geen wonder, dat de Russische regisseur Charoid, indertijd opgeto gen was over de voorstelling, die hij bij de Boubers bijwoonde. Zie die Groot-Mokumers daar zitten in het kroegje van Marie! Al die bezoekers zijn le vende menschen, er is een sfeer, die echt is. zuiver en waar. Welk een van leven trillende creatie is zoo n dronken Piet van Herman Bou- ber! Geen gebaar, geen woord, geen accent is er naast! Een dronkaard tot in elke vezel! Dat is in zijn soort superieure tooneelspeelkunst. die herinnert aan de kunst van Jan Steen. En wat 'n warme menschelijkheid is er in die tante Riek. de kamerverhuurster van Aaf Bouber. die den Amsterdamschen humor zoo heerlijk raak en toch zonder eenige nadruk kelijkheid over het voetlicht weet te brengen En hoe ontroerend is het spel van Anny Ver huist als Stien Vermeulen, de vrouw, die des avonds de straat opgaat en toch zoo lijdt door de haar verterende groote liefde voor haar minnaar, Frans van Beek. In dit milieu is Anny Verhulst weer volkomen in haar element, toont zij zich een van onze grootste actrices. Prachtig levend zijn ook al die bijfiguren! Zie zoo'n Janus Lou Kerstens den man van Riek. een chauffeur, die zoo uit zijn wa gen op het tooneel schijnt te zijn gestapt en nergens anders geboren kan zijn dan in het hartje van den Jordaan. Frans van Beek, de commensaal, Gerrit, de kellner, Bolleman, de zwerver, zij behooran allen bij dit Amster damsch milieu. Alleen Marie en Jeanne, hoe levendig ook gespeeld door Jetje Blaser en Betty Kapsenberg, zijn misschien wat te ge polijst, wat te beschaafd voor meisjes van de vlakte in deze omgsving. „Vrouwen voor Iedereen" heeft Bouber zijn nieuwe tooiieelspel genoemd. De titel geeft dus reeds aan, dat het geen stuk voor iedereen is. Toch waakt hij voor een al te drastische schil dering. weet hij den topn te temperen, klinkt de taal nooit pijnlijk rauw. Bouber moraliseert niet. hij veroordeelt deze vrouwen niet. hij geeft ze als menschen, die ook hunkeren naar warme, oprechte liefde en die verteerd worden door jalousie. Tante Riek. de kamerverhuur ster is zelfs een voor deze omgeving wat ge- idealiseerend vrouwspersoon in haar gemoede lijke verdraagzaamheid. Een Heyermans of een Querido zouden haar met feller, sterker kleu ren hebben geschilderd. Het is duidelijk, dat Bouber zijn pubhek niet heeft willen afstooten en alles wat heeft gefatsoeneerd. Nu ja, het beroep van deze vrouwen is niet bepaald eer baar, maar Bouber choqueert ons zoo weinig mogelijk. Voor tante Riek zijn ze gewone huur sters, zooals ook andere vrouwen het zouden zijn. Dat Bouber zoo'n volksstuk knap weet te bouwen, zien wij ook weer in dit spel. Voor treffelijk is het in zijn structuur tot aan de pauze, het slot van het vierde bedrijf, waarin Stien Vermeulen den man dien zij lief heeft, uit worgende jalousie aan de politie overlevert. Eigenlijk zou het stuk dan uit kunnen zijn. maar een zoo troosteloos, droevig slot is niets voor Bouber. Hij laat zijn publiek bijna nooit in een sombere stemming naar huis toe gaan en daarom zorgt hij in het laatste bedrijf, voor een den menschen bevredigend slot. al moet hij daarvoor artistiek dan ook een volte face maken, Frans vergeeft zijn Stien, als hij uit Veenhuizen terugkomt en hij hoort, dat zij niet meer „in het leven" is, maar fatsoenlijk is geworden. Met dat slot overtuigt hij ons het minst, maar het is de blijkbaar noodzakelijke concessie, die hij aan zijn publiek doet. en er nu eenmaal in een volksstuk bij behoort. Het is het minst realistische deel van dit tooneel- spel. al is het dan ook weer handig in elkaar gezet. Het succes van Vrouwen voor Iedereen was Zaterdagavond bijzonder groot en het zou mij niet verwonderen, wanneer dit nieuwe stuk van Bouber weer een Schlager voor hem en zijn gezelschap zou worden. Onder de schrijvers van volksstukken staat Herman Bouber nog1 altijd bovenaan. J. B. SCHUIL. 25 Amerikaansche adver teerders trokken in 1933 6.145.000 meer uit voor courantenrcclame dan in 1932. Zij verdienden dat jaar netto 103.490.902 25 Amerikaansche adver teerders gaven datzelfde jaar $7.461.000 minder uit aan courantenreclame. Zij verdienden dat jaar netto $45.166.134 minder. De tweemaal 25 adverteerders zijn niet maar willekeurig gekozen. In beide groepen zijn telkens dezelfde branches vertegenwoordigd en wel door gelijkwaardige bedrijven. Zoo staat b.v. tegenover een tabaksfirma in de ééne groep ook een tabaksfirma in de andere groep van dezelfde beteekenis. Helaas zijn dergelijke cijfers van Nederland- sche adverteerders niet bekend. Daarom moeten wij wel met deze veelzeggende cijfers uit Amerika volstaan. Maar ook in Nederland geldt: Centraal Bureau voor Courantenpubliciteit, Dam 2a, Amsterdam MUZIEK CONCERT DER H.O.V. Het eerste Zondagnamiddagconcert van dit seizoen had de solistische medewerking van den violist Alex A. Polak. Deze violist behoort niet tot de jongere generatie: hij heeft een langdurigen staat van dient in het orkest van het Concertgebouw achter zich en ver kreeg in het vorige jaar op de meest eer volle wij-ze zijn emeritaat van die instelling. Des te meer mogen we het bewonderen, dat hij ter uitvoering niet een tot het standaard repertoire behoorend werk gekozen had, maar ons in de gelegenheid stelde met het ongeveer vijf jaren geleden gecomponeerde en onge twijfeld interessante Vioolconcert op. 18 van Rudolf Mengelberg kennis* te maken. In de eerste beide hoofddeeien van dit Vioolconcert is aan' het solo-instrument op merkelijk weinig gelegenheid tot virtuoze demonstraties gegeven. Pittige rythmiek en welluidende cantabiliteit wisselen in het Alle gretto capriccioso met elkaar af: in het Molto tranquillo overweegt, een breede lyriek. Het solo-instrument blijft steeds in nauw sym- phonisch verband met het orkest, dat zeer merkwaardig en origineel behandeld is. Uit gesproken modern is Mengelberg's muze niet georiënteerd, men zou zelfs geneigd zijn te zeggen, dat zij in harmonisch en melodisch op zicht meer conservatieve dan progressieve neigingen doet blijken, zonder dat zij daarom bijwijlen nieuwere manieren versmaadt. Het vroeger op een H.O.V.-concert gespeelde solo- werk voor cello en orkest heeft ons getoond welk lange melodische lijnen en welke klank- samenstellingen Rudolf Mengelberg weet te geven: We vinden ze in zijn vioolconcert ook in grooten getale. In net Vivace is aan de virtuositeit van den solist meer speelruimte gegeven: dit hoofddeel maakt eigenlijk meer den indruk van een capriccio dan het eerste doet. Het beginthema er van is eenigszins verwant met dat van den Spaanschen dans van Da Faila. die door Kreisler voor viool be werkt is. Echter hoorden we in dit hoofd deel ook momenten, die wat leeg van klank en inhoud schijnen. Het evenwicht tusschen solo-instrument en orkest is door den com ponist overal bewaard: nergens werd de toon der viool door het orkest overstemd, hoewel het klankvolume, dat Alexi Polak ontwikkel de niet zeer groot was. Diens spel apprecieer den we in de melodische gedeelten het meest. In de grillige sorongen van het Vivace trof zijn intonatie niet steeds volkomen het juiste en werd zijn toon weieens wat dun, evenzoo in de hoogste ügeingen op de g-snaar in het Allegretto. Dit neemt niet weg, dat zijn voordracht groote belangstelling en waar deering wekte, die zich jegens hem en ook jegens den in ae zaal aanwezigen componist op onverholen wijze uitte. Frits Schuurman zorgde voor goed afge wogen samenspel tusschen solist en orkest. De orkestwerken van dezen middag: Wage- naar's Cyrano-Oir.erture en Schubert's Un- vollendste, dirigeeerde hij beide uit het hoofd Zijn ieiding was vurig en toonde zin voor kleurschakeeringen en dramatische tegen stellingen. De temponuances die hij in 't Allegro der symphonie aanbracht waren grooter dan men gewend is te hooren, mis schien ook grooter dan noodig is om haar als „dramatische" symphonie uit te voeren: zij vermeden daarentegen den geest van een tonigheid die de vertolking van sommige diri genten kenmerkt. En het heerlijke Andante gaf hij vol poëtische bezieling. Toch zou de vertolking nog meer bevredigd hebben, als de stemming der blaasinstrumenten steeds goed geweest was. Maar daar mankeerde nogal eens wat aan. Waar het nu ook dienstig voor is, dat ons orkest zich hardnekkig de weelde veroorlooft, er een diapason op na te houden, die aanmerkelijk boven de normale ligt, wil ons maar niet duidelijk worden. Kan men het niet eens met normaliseering probeer en. -1* K. DE JONG. Haarlem's Postaal Mannen- en Kinderkoor. De postmannen blijven, malaise ten spijt, een stevig mannenkoor behouden. P. M. Ger- mes heeft ze een goede manier van zingen bij gebracht en hij blijft zorgen voor mooie nuan ceering. Daarom is er in al wat het koor zingt, iets goeds te vinden, en men luistert graag. Een eigen lied, een lijf lied heeft het koor. Na het inleidend woord van voorzitter F. H. Lans- heer, waarin heel verblijdend een optimisti sche toon kon weerklinken, werd dit lijf lied als een voortzetting, een apotheose van wat daareven werd gezegd. De tekst van dit lied is. nu ja, een beetje huisbakken, maar daar helpt de muziek wel overheen, en vooral de manier waarop wordt gezongen. Germes vond er de melodieën bij, opgewekt, frisch. De har monieën mogen we bij Roeske en bij Keereweer of nog kleinere goden vinden, maar ze „doen" het en zullen 't wel blijven doen zoolang Pos taals Mannenkoor bestaat, 't Lied voldoet dus, en klinkt als een roep: „Hier zijn wij! Luistert naar ons." Aandacht was er ruim voldoende. Men zat in den Schouwburg Jansweg tot den nok: het waren de nabestaanden der postmenschen, en zij die hun een goed hart toedroegen ,door als donateur of anderszins hun frissche en levens krachtige vereeniging te steunen. Voor een zoo Naast de alom bekende z.o.Genever thans een nieuw type (extra dro goed bezette zaal is het prettig zingen, en zoo zagen we het koor z'n beste been voorzetten. „Waldeinsamkeit" was heel mooi verzorgd, niet overdreven ook. Maar bij Mozart kon men dit niet zeggen. Het wiegelied „Schlafe, mein Prinzchen" had na eiken regel een ritardando. Weg was dat mooie rhythme. Bij den op een na laatsten regel der liedstrofe scheen men zelfs niet verder te willen. En de zestienden uit den coda-regel werden achtsten. Luistert naar Mozartuitvoeringen, mijne heeren! Maar om van Mozart af te stappen: een vroolijk. tintelend lied als „Mooie liedjes, ja die ken ik" was weer heel goed; niet overdreven; raak getypeerd. Een ferm kloek mannenkoor lied van Kools deed het ook heel goed, en ten slotte bleek men er niet tegen op te zien, een van Strauss' veel geliefde walsen uit te voeren voor mannenkoor en piano. Wel viel de al te lange inleiding wat uit den toon. maar als dan de wals werd „aangestemd" (vergeef me eens raker), das was 't opeens of je naar een troep rasechte zigeuners luisterde: schuimende dit germanisme, maar ondertusschenzegt 't en bruisende muziek, waarbij je moeilijk stil kon zitten. Truus Ligthart zat aan de piano. Ze deed het naar mijn zin een beetje te voor zichtig. Maar we hadden Truus Ligthart een oogen- blik te voren gehoord, waarbij ik haar spelen heel mooi vond. Ze was n.l. met een groep frissche kinderen naar 't podium gekomen, en al die lieve fleurige liedekes begeleidde ze zelf aan de piano. Wat klonk dat mooi; met één slag was je malaise, herfststormen, ja oorlog en al vergeten. Deze kinderen van „Postaal Kinderkoor" zongen inderdaad mooi zuiver, en er was de echt muzikale sfeer die Truus Ligthart too- verde aan de piano. Ook dat nog. Behoef ik dan nog te zeggen dat het mooi was? En wat waren ze attent! Bij 't laatste stuk „een spook geschiedenis", waar je de vleermuizen, den kater en ander nachtgespuis den boel onveilig ziet maken, was er zóóveel actie bij de kleinen, dat je een der jongens, die zich ai lang moei lijk kon houden, een stap zag doen' in de rich ting der piano. Zoo op en top een kleine Don Quixote, om de verdrukten te helpen. Maai de muziek werd kalmer, en ook de jongen kreeg zijn bezinning terug. Zoo'n kleine tooneelman toch. Hij moet dat vast en zeker hebben afge keken bij vorige uitvoeringen der Postmannen, die ook nu weer een tweetal tooneelstukken opvoerden en daardoor de donateurs der too- neelvereeniging „Postaal Genoegen" ten zeer ste aan zich verplichtten. G. J. KALT. (Adv. Ingez. Med.) FRITZ HIRSCH-OPERETTE. Fritz Hirsch en een fol hois, dat zijn zoo van die begrippen die onafscheidelijk bij elkaar hooren, of hij nu, zooals gewoonlijk met een nieuw dan wel, zooals Zaterdagavond, met een oud stuk komt. Het oude stuk was Emmerich Kalman's operette „Die Czardas- fürstin"; nieuw erin was echter de bezetting van 6en paar der hoofdrollen en, als ik me niet vergis, ook van den dirigentenstoel. Op den leidersstoel nu troonde ditmaal Hans Lichtenstein en deze bewees reeds bij den inzet van 't voorspel, dat hij niet van zins was het „kalm an" te doen. Met breed gebaar zwaaide hij den staf alsof „Die Czar- dasfürstin" een muziekdrama van Wagnersche grootheid was. En evenals Toscanini en Votto dirigeerde hij zonder partituur. Met deze ver gelijking wil ik niet zeggen dat de partituur van „Die Czardasfürstin" en bijv. van „Dei- Ring des Nibelungen" veel punten van over eenkomst hebben. Zelfs hebben ze er weinig of geen. En tusschen het ongeveer 13 man sterke orkestje dat Hans Lichtenstein onder zijn leiding had en een volledig Wagner- orkest bestaat ook een verschil, dat we met het oog op de plaatsing van zulke orkesten wel niet „hemelsbreed" kunnen noemen, maar dat toch zeker meer dan orkestbakbreed is. De muzikale waarde van Kalman's parti tuur is voor 't meerendeel niet grooter dan die van vele soortgelijke. Verscheiden num mers naderen zeer tot het trivale. Daaren tegen zijn de finales aardig in elkaar gezet; de overgang der stemmingen en de recapitu laties zijn goed aangebracht en ook de melo dramatische momenten zijn te prijzen. De instrumentatie maakte den indruk van hard heid. maar dat kan een gevolg zijn van de relatief te geringe bezetting van het strij kers-ensemble. Een nieuwe verschijning op het tooneel was Eman Silten, aan wien de rol van Edwin Ronald was toevertrouwd. Zijn spel wedijvert in levendigheid, losheid en fantasie nog niet met dat van Paul Harden, die in vele scènes zijn tegenspeler was. Maar zijn zangstem is goed en krachtig en naar het mij voorkwam bleek hij in dat opzicht niet de mindere van een Albert May, wiens naam in een andere rol abusievelijk op het programma voorkwam. Zeer goeden zang gaf ook Hilde Harmath in de titelrol te hooren. Overigens hebben we ons weer kunnen amuseeren met de Kravattenordnungsmanie van Fritz Hirsch, de dwaze sprongen, houdin gen en gebaren van Arpad Latabar, de rol lende oogen en bewegelijke beenen van Claire Clairy, de radio-actieve dassen, Bloemen tuilen, vestknoopen en wandelstokknoppen van een aantal keurig-gerokte heeren en zoo veel meer, dat ook bij een herhaling zijn aan trekkelijkheid of vermakelijkheid niet bleek verloren te hebben. Ongerijmdheden als de kousenloosheid van de in groot toilet optre dende Komtesse Stasi moet men maar niet te zwaar tellen. En de mededeeling van Fritz Hirsch vóór het doek: dat de Apfelsinen niet echte, maar nagemaakte die hij aan de dames van het Publikum had willen schenken, doon misverstand niet aangekomen waren, zul len we ook maar met een korreltje zout op vatten, zelfs met een heel grooten korrel. Hoofdzaak is, dat hij a.s. Zaterdag met een nieuw stuk komt, ter gelegenheid van Paul Harden's jubileum, en dat de dames dan de Apfelsinen krijgen. Maar ook zonder die zullen ze en de heeren natuurlijk ook wel weer gaarne en in grooten getale naar den Stads schouwburg gaan om de charmes van een Hirsch-voorstelling te genieten. K. DE JONG. Poeli Nasi Poema Kwee, Loesi Qloriana Dee 1 Deze schoone kent U niet r 'tls voor 'teerst dat U h aar ziet Zij stelde zich juistaanUvoor Glonana van de 5neeuwwitg|oor. (Adv. Ingez. Med.) „KUNST AAN HET VOLK" IN DEN STADSSCHOUWBURG. Woensdagavond zal het „Quintette Instru mental de Paris" voor „Kunst aan het Volk" in den Stadsschouwburg optreden. Het kwin tet bestaat uit de heeren René Le Roy (fluit), Pierre Jamet (harp». René Bas (viool). Pierre Gront (alt), Boger Boulmé (violoncel). Er zullen o.a. werken van Mozart. Pierné en Debussy ten gehoore worden gebracht. „La Suisse" te Ger.ève zegt van het en semble: „Gisteren ondervond ik 'n zeldzame vreugde bij het hooren van het kwintet; want verschillende malen heb ik het gevoel gehad, dat het de perfectie nabij kwam". En het „Berner Tageblatt" zegt: want het zijn waarlijk vijf meesters, die we daar aan het werk hebben gezien en die niet alleen hunsgelijken niet vinden in de meesterschap over elk instrument, maar die, in hun samen spel eveneens onvergelijkelijk zijn". BEHOUD VAN UNIFORMEN KEURINGS DIENST GEVRAAGD. De Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden, met het verzoek, in het belang van de volksgezondheid en het bedrijfsleven de Warenwet zoodanig te wijzigen, dat een uni form geregelde keuringsdienst behouden blijft en dat geen kosten op de betrokkenen worden verhaald: handel en bedrijf kunnen geen vermeerdering van lasten dragen. GEEN AUTOMATENKIOSKEN. B. en W. hebben aan de Kamer van Koope handel alhier medegedeeld, dat zij geen vrij* heid hebben gevonden, aan het verzoek varï de N.V. Aukimy (Maatschappij voor het plaatsen van automaten-kiosken) te 's-Gra- venhage, voor het plaatsen van dergelijkéj kiosken te Haarlem, te voldoen. DE MAKEL AARSQUAESTIE. Blijkens een mededeeling in het van den Nederlandschen Bond van makelaars in vaste goederen, is de officier van Justitie in hooge beroep gegaan van een vonnis van de Haarlemsche rechtbank, waarbij is vast gesteld, dat het verhuren en verkoopen van woningen, ook door niet-beeedigde personen mag geschieden. Nederlandsclie ambulance naar Abessynië. Het hoofdbestuur van het Ned. Roode KrulS schrijft ons: In de afgeloopen week zijn de bijdragen "oor de eventueele uitzending van een Nederland- sche ambulance met ongeveer 10.000 ver meerderd en is de 20.000 reeds overschreden. Dankbaar, zeer dankbaar is het Hoofdbe stuur van het Nederlandsche Roode Kruis voor de vele grootere en kleinere bedragen, die het ontvangen mocht. Giro-bedragen van 0.25 en 0.50 zijn met evenveel vreugde ontvangen als de grootere giften. Het benoodig'de bedrag is echter nog lang niet aanwezig om zelfs tot een bescheiden uit zending te kunnen overgaan. Het Hoofdbestuur hoopt, dat nog velen, zeer velen hunne bijdragen willen zenden. Het doet een beroep op vereenigingen, corporaties, bios coopdirecties en te vormen steuncomité's om door geldinzamelingen het doel te bereiken. De noodkreet uit Abessynië om Roode Kruis hulp heeft men in de laatste week in de pers gelezen. Italië heeft laten weten, dat het eventueele aanbiedingen van buitenlandsche Roode Kruisvereenigingen niet zou aanvaarden. In- tusschen sluit dit, zooals genoegzaam bekend is, niet uit, dat gewonde en zieke strijders van beide partijen zonder aanzien des persoons in elke ambulance worden geholpen. Stort uw bijdrage op postrekening no. 22120 van het Nederlandsche Roode Kruis. FEUILLETON Roman, door JOE LEDERER. Vertaling van ELSA KAISER. 14) Hij was een openhartige jongen en ver trouwde hen weldra toe dat zijn meisje Adelaide heette. Dikwijls zeide hij ook: „Jam mer dat Adelaide er niet bij is", Zij was volgens zijn meening, een uitgesproken sportief meisje. Eindelooze sneeuwvlakken, grijze hemel, huizen en dan weer de woestenij, leven loos uitgestrekt. Harald begon een traag gesprek over auto merken. .Adelaide houdt van Landa- Lancia", legde de chauffeur uit. Nu en dan hielden zij voor een cafétje stii en goten een kop espresso naar binnen, subito Cameriere, un Fino. In Bologna was de trein hen nog maar an derhalf uur voor. Het was twee uur, zij waren sedert tien uur in den morgen op den weg. Het begon weer te sneeuwen. De wind floot de vlokken kleefden aan de raampjes. In Modena moesten zij een band wisselen. Zij stopten voor een vuil hotel van een verdieping „Croce di Malta". Zij gingen op stijve beenen naar binnen en aten in de eetzaal een kleinigheid. De atmosfeer was dik en warm: maar zij vonden het heerlijk. Weer ging het verder. Zij beefden van koude, de chauffeur vergat zijn zinnetje: „het is een pleziertje". Adelaide's verloofde rukte de wagen vloe kend door de bochten. Hij wilde het oponthoud weer inhalen. Het gelukte hem eerst tegen den avond. In Verona haalden zij den trein. Zij strom pelden zonder een woord in een coupé. Pas toen de trein op gang was, begonnen zij naar Jeannine te zoeken. Maar zij vonden haar niet. Om 8.50 had de D-trein het station verla ten. Het was de laatste trein, die zonder be langrijke vertraging Berlijn bereikte. Want den volgenden dag brak den sneeuwstorm los, een koudestroom ging over midden Europa die waterreservoirs deed bevriezen, verwar mingsbuizen liet springen en de wetten van dienstregelingen vernietigde. Jeannine was niet tot Verona gekomen. Reeds in Mantua had zij, oververmoeid van den voorbijgeganen slapeloozen nacht, de reis onderbroken en was in het stationshotel ge trokken. Buiten viel nog altijd de sneeuw. Wind- stooten rammelden aan de vensters. Jeannine lag in het donker en probeerde te slapen. Zij hoorde de treinen fluiten. Beneden in de Salla di pranzo, speelde een gramofoon. „Un bel di vedremo.schalde het naar boven. Jeannine draaide het licht weer aan en doorbladerde een krant. Nacht in een koude hotelkamer, nacht die je het hart toesnoert. Ook deze nacht zal voorbijgaan. Alles gaat voorbij. Jeannine beiceek het vlekkige oehang. Tom my kwam bij het bed en legde zijn warmen neus op Jeannine's hand. „Ik zal Andy terugzien", dacht Jeannine. „Ik zal met hem praten. Wat zal er van ons worden? wil ik hem vragen. Twee menschen die hun leven verspeeld hebben, dat word" er van ons De muziek was verstomd, stappen kwamen over de gang, naderden, waren dichtbij „En dan eenvoudig weg!", zeide een luide manne- stem. De stappen gingen voorbij. Wat was een mensch, een dier. een wolk? Zij deed het licht uit. In het eerst was de duisternis ondoordringbaar, aan vertoonde zich langzamerhand de grijze rechthoek van het raam- De donkere massa naast de deur was een kast. Het is te koud om in slaap te vallen", dacht Jeannine. De wind sprong tegen het huis. De klok tikte door de stilte. Zacht klokkengetik, zacht klokkengetik, zachtza Toen liep Jeannine met haar vader door de Ringstrasse. Het is zomer, ochtend, blauwe hemel en witte wolkjes. Wat geurt de lucht. „Mademoiselle Thérèse heeft mij geprezen. In het laatste dictaat was geen enkele fout" „Dat is prachtig", zeide Kari. Jeannine loopt aan zijn hand. Zij is twaalf jaar, zij heeft witte schoentjes aan en bloote beenen, waai de warme wind omheen speelt. „Gaan we naar tante Stephanie, papa?' Bij Stephanie vliegen roode luchtballons in het rond, niemand neemt daar notitie van. De zon glanst in de kersenhouten meubelen, gouden kringen dansen op het witte pla fond. .Een paar wilde aardbeien", zegt Stephanie Het kind moet veel vruchten eten". In de kamer er naast zingt Thérèse. „Hoor roe buurmans hondje blaftzingt zij. „Hondje heeft den man gebeten heeft de jas van den bedelaar gescheurd Eensklaps is Jeannine alleen. Zij loopt dooi den tuin, waar zijn zij naar toe? Stephanie en Thérèse? Zij wil weer naar papa terug, maa' 'e kamer is verdwenen, zij loopt tusschen hek- Ken en struiken en kan den weg niet vin den. „Papa!", schreeuwde Jeannine. Zij werd, wakker, zat rechtop in bed, de kamer was vol duisternis. „Papa". Waarwaarlangzamerhand her innerde zij zich: Hotel in Mantua. Ik heb van papa gedroomd, en van Stephanie en Thérèse heb ik gedroomd „De dooden....", dacht Jeannine. Zij liet zich weer op het bed vallen en keek star In de duisternis. De menschen, die eens haar thuis waren geweest, zijn dood. Zij was losgelaten door hen, en alleen. Haar kinder tijd was vervlogen, voor altijd verloren. Jeannine begreep voor de eerste maal dat ieder denzelfden weg in dezelfde eenzaamheid heeft te gaan. Er was slechts één enkel nood lot voor alle menschen, en nu was zij aan de beurt. Geen mensch kon den andere daarbij hel pen. Er was geen vlucht. Geheel alleen moest zij alles doormaken, haar leven zoo goed als haar dood. Bij deze gedachte overviel haar een groote angst. Doodstil lag Jeannine tusschen de klamme kussens, het gezicht in de handen verborgen, als was zij daardoor meer be schermd. De morgen brak aan. Toen zij wakker werd waren de schaduwen verdwenen en opgelost. Zij wist nog: ik heb vreeselijke dingen ge droomd... maar haar adem ging weer rustig en gelijkmatig. Grijsachtig licht viel in de kamer, de dag was aangebroken. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 8