Meer Courantenreclame - Meer Winst
Courantenreclame is niet te vervangen.
EENDELIJK THUIS.
M A A N D A" G 21 OCTOBER 1935
H A" A R L' E M'S DAGBEAD
W
HET TOONEEL.
ENSEMBLE BOUBER.
VROUWEN VOOR IEDEREEN.
Amsterdam heeft de Boubers een jaar lang
moeten missen. Nu zijn ze teruggekeerd en
weer in den Plantage Schouwburg getrokken,
waar zij zich thuis gevoelen en sinds hun
komst loopt dit theater opnieuw eiken avond
vol als in de goede dagen van weleer. Het
Bouber-Ensemble is het Amsterdamsche ge
zelschap bij uitnemendheid. Amsterdammers
zijn zoowel de menschen voor als achter het
voetlicht. Hier hooren wij de taal en den hu
mor van de Groot-Mokumers, in den Plan
tage-Schouwburg voelen wij, wanneer de
Boubers er spelen, het hart van Amsterdam
kloppen. En als in de entre-actes onder het
licht van een straatlantaarn een man en een
vrouw hun wat sentimenteele liedjes zingen
of het zoo geliefde Amsterdamsche instrument,
de harmonica, bespelen, dan behoort dit ook
zoo volkomen bij de Amsterdamsche sfeer
al noemen zij zich dan ook Two Red Head's
solisten dat het publiek deze solisten met
even oprecht enthousiasme toejuicht, als de
deftige Amsterdammers het Willem Mengel
berg in het Concergebouw doen.
En wat wordt daar door de Boubers en hun
gezelschap waarbij zich gelukkig ook weer
Anny Verhulst heeft gevoegd prachtig too-
neel gespeeld! Ook dat spel if: Amsterdamsch
in den besten zin van het woord! In het rea
lisme van zoo'n volksstuk toonen de Holland-
sche acteurs en actrices zich van hun sterk-
sten kant. Waarlijk, het is geen wonder, dat de
Russische regisseur Charoid, indertijd opgeto
gen was over de voorstelling, die hij bij de
Boubers bijwoonde.
Zie die Groot-Mokumers daar zitten in het
kroegje van Marie! Al die bezoekers zijn le
vende menschen, er is een sfeer, die echt is.
zuiver en waar. Welk een van leven trillende
creatie is zoo n dronken Piet van Herman Bou-
ber! Geen gebaar, geen woord, geen accent is
er naast! Een dronkaard tot in elke vezel! Dat
is in zijn soort superieure tooneelspeelkunst.
die herinnert aan de kunst van Jan Steen. En
wat 'n warme menschelijkheid is er in die
tante Riek. de kamerverhuurster van Aaf
Bouber. die den Amsterdamschen humor zoo
heerlijk raak en toch zonder eenige nadruk
kelijkheid over het voetlicht weet te brengen
En hoe ontroerend is het spel van Anny Ver
huist als Stien Vermeulen, de vrouw, die des
avonds de straat opgaat en toch zoo lijdt door
de haar verterende groote liefde voor haar
minnaar, Frans van Beek. In dit milieu is Anny
Verhulst weer volkomen in haar element,
toont zij zich een van onze grootste actrices.
Prachtig levend zijn ook al die bijfiguren!
Zie zoo'n Janus Lou Kerstens den man
van Riek. een chauffeur, die zoo uit zijn wa
gen op het tooneel schijnt te zijn gestapt en
nergens anders geboren kan zijn dan in het
hartje van den Jordaan. Frans van Beek, de
commensaal, Gerrit, de kellner, Bolleman, de
zwerver, zij behooran allen bij dit Amster
damsch milieu. Alleen Marie en Jeanne, hoe
levendig ook gespeeld door Jetje Blaser en
Betty Kapsenberg, zijn misschien wat te ge
polijst, wat te beschaafd voor meisjes van de
vlakte in deze omgsving.
„Vrouwen voor Iedereen" heeft Bouber zijn
nieuwe tooiieelspel genoemd. De titel geeft dus
reeds aan, dat het geen stuk voor iedereen is.
Toch waakt hij voor een al te drastische schil
dering. weet hij den topn te temperen, klinkt
de taal nooit pijnlijk rauw. Bouber moraliseert
niet. hij veroordeelt deze vrouwen niet. hij
geeft ze als menschen, die ook hunkeren naar
warme, oprechte liefde en die verteerd worden
door jalousie. Tante Riek. de kamerverhuur
ster is zelfs een voor deze omgeving wat ge-
idealiseerend vrouwspersoon in haar gemoede
lijke verdraagzaamheid. Een Heyermans of een
Querido zouden haar met feller, sterker kleu
ren hebben geschilderd. Het is duidelijk, dat
Bouber zijn pubhek niet heeft willen afstooten
en alles wat heeft gefatsoeneerd. Nu ja, het
beroep van deze vrouwen is niet bepaald eer
baar, maar Bouber choqueert ons zoo weinig
mogelijk. Voor tante Riek zijn ze gewone huur
sters, zooals ook andere vrouwen het zouden
zijn.
Dat Bouber zoo'n volksstuk knap weet te
bouwen, zien wij ook weer in dit spel. Voor
treffelijk is het in zijn structuur tot aan de
pauze, het slot van het vierde bedrijf, waarin
Stien Vermeulen den man dien zij lief heeft, uit
worgende jalousie aan de politie overlevert.
Eigenlijk zou het stuk dan uit kunnen zijn.
maar een zoo troosteloos, droevig slot is niets
voor Bouber. Hij laat zijn publiek bijna nooit
in een sombere stemming naar huis toe gaan
en daarom zorgt hij in het laatste bedrijf,
voor een den menschen bevredigend slot. al
moet hij daarvoor artistiek dan ook een volte
face maken, Frans vergeeft zijn Stien, als hij
uit Veenhuizen terugkomt en hij hoort, dat zij
niet meer „in het leven" is, maar fatsoenlijk
is geworden. Met dat slot overtuigt hij ons het
minst, maar het is de blijkbaar noodzakelijke
concessie, die hij aan zijn publiek doet. en er
nu eenmaal in een volksstuk bij behoort. Het
is het minst realistische deel van dit tooneel-
spel. al is het dan ook weer handig in elkaar
gezet.
Het succes van Vrouwen voor Iedereen was
Zaterdagavond bijzonder groot en het zou mij
niet verwonderen, wanneer dit nieuwe stuk
van Bouber weer een Schlager voor hem en
zijn gezelschap zou worden. Onder de schrijvers
van volksstukken staat Herman Bouber nog1
altijd bovenaan.
J. B. SCHUIL.
25 Amerikaansche adver
teerders trokken in 1933
6.145.000 meer uit voor
courantenrcclame dan in
1932. Zij verdienden dat
jaar netto 103.490.902
25 Amerikaansche adver
teerders gaven datzelfde
jaar $7.461.000 minder
uit aan courantenreclame.
Zij verdienden dat jaar
netto $45.166.134 minder.
De tweemaal 25 adverteerders zijn niet maar willekeurig
gekozen. In beide groepen zijn telkens dezelfde branches
vertegenwoordigd en wel door gelijkwaardige bedrijven.
Zoo staat b.v. tegenover een tabaksfirma in de ééne groep
ook een tabaksfirma in de andere groep van dezelfde
beteekenis. Helaas zijn dergelijke cijfers van Nederland-
sche adverteerders niet bekend. Daarom moeten wij wel
met deze veelzeggende cijfers uit Amerika volstaan.
Maar ook in Nederland geldt:
Centraal Bureau voor Courantenpubliciteit, Dam 2a, Amsterdam
MUZIEK
CONCERT DER H.O.V.
Het eerste Zondagnamiddagconcert van dit
seizoen had de solistische medewerking van
den violist Alex A. Polak. Deze violist behoort
niet tot de jongere generatie: hij heeft een
langdurigen staat van dient in het orkest
van het Concertgebouw achter zich en ver
kreeg in het vorige jaar op de meest eer
volle wij-ze zijn emeritaat van die instelling.
Des te meer mogen we het bewonderen, dat
hij ter uitvoering niet een tot het standaard
repertoire behoorend werk gekozen had, maar
ons in de gelegenheid stelde met het ongeveer
vijf jaren geleden gecomponeerde en onge
twijfeld interessante Vioolconcert op. 18 van
Rudolf Mengelberg kennis* te maken.
In de eerste beide hoofddeeien van dit
Vioolconcert is aan' het solo-instrument op
merkelijk weinig gelegenheid tot virtuoze
demonstraties gegeven. Pittige rythmiek en
welluidende cantabiliteit wisselen in het Alle
gretto capriccioso met elkaar af: in het Molto
tranquillo overweegt, een breede lyriek. Het
solo-instrument blijft steeds in nauw sym-
phonisch verband met het orkest, dat zeer
merkwaardig en origineel behandeld is. Uit
gesproken modern is Mengelberg's muze niet
georiënteerd, men zou zelfs geneigd zijn te
zeggen, dat zij in harmonisch en melodisch op
zicht meer conservatieve dan progressieve
neigingen doet blijken, zonder dat zij daarom
bijwijlen nieuwere manieren versmaadt. Het
vroeger op een H.O.V.-concert gespeelde solo-
werk voor cello en orkest heeft ons getoond
welk lange melodische lijnen en welke klank-
samenstellingen Rudolf Mengelberg weet te
geven: We vinden ze in zijn vioolconcert ook
in grooten getale. In net Vivace is aan de
virtuositeit van den solist meer speelruimte
gegeven: dit hoofddeel maakt eigenlijk meer
den indruk van een capriccio dan het eerste
doet. Het beginthema er van is eenigszins
verwant met dat van den Spaanschen dans
van Da Faila. die door Kreisler voor viool be
werkt is. Echter hoorden we in dit hoofd
deel ook momenten, die wat leeg van klank
en inhoud schijnen. Het evenwicht tusschen
solo-instrument en orkest is door den com
ponist overal bewaard: nergens werd de toon
der viool door het orkest overstemd, hoewel
het klankvolume, dat Alexi Polak ontwikkel
de niet zeer groot was. Diens spel apprecieer
den we in de melodische gedeelten het meest.
In de grillige sorongen van het Vivace trof
zijn intonatie niet steeds volkomen het juiste
en werd zijn toon weieens wat dun, evenzoo
in de hoogste ügeingen op de g-snaar in het
Allegretto. Dit neemt niet weg, dat zijn
voordracht groote belangstelling en waar
deering wekte, die zich jegens hem en ook
jegens den in ae zaal aanwezigen componist
op onverholen wijze uitte.
Frits Schuurman zorgde voor goed afge
wogen samenspel tusschen solist en orkest.
De orkestwerken van dezen middag: Wage-
naar's Cyrano-Oir.erture en Schubert's Un-
vollendste, dirigeeerde hij beide uit het hoofd
Zijn ieiding was vurig en toonde zin voor
kleurschakeeringen en dramatische tegen
stellingen. De temponuances die hij in 't
Allegro der symphonie aanbracht waren
grooter dan men gewend is te hooren, mis
schien ook grooter dan noodig is om haar
als „dramatische" symphonie uit te voeren:
zij vermeden daarentegen den geest van een
tonigheid die de vertolking van sommige diri
genten kenmerkt. En het heerlijke Andante
gaf hij vol poëtische bezieling. Toch zou de
vertolking nog meer bevredigd hebben, als de
stemming der blaasinstrumenten steeds goed
geweest was. Maar daar mankeerde nogal
eens wat aan. Waar het nu ook dienstig voor
is, dat ons orkest zich hardnekkig de weelde
veroorlooft, er een diapason op na te houden,
die aanmerkelijk boven de normale ligt, wil
ons maar niet duidelijk worden. Kan men
het niet eens met normaliseering probeer en.
-1*
K. DE JONG.
Haarlem's Postaal Mannen- en
Kinderkoor.
De postmannen blijven, malaise ten spijt,
een stevig mannenkoor behouden. P. M. Ger-
mes heeft ze een goede manier van zingen bij
gebracht en hij blijft zorgen voor mooie nuan
ceering. Daarom is er in al wat het koor zingt,
iets goeds te vinden, en men luistert graag.
Een eigen lied, een lijf lied heeft het koor. Na
het inleidend woord van voorzitter F. H. Lans-
heer, waarin heel verblijdend een optimisti
sche toon kon weerklinken, werd dit lijf lied
als een voortzetting, een apotheose van wat
daareven werd gezegd. De tekst van dit lied
is. nu ja, een beetje huisbakken, maar daar
helpt de muziek wel overheen, en vooral de
manier waarop wordt gezongen. Germes vond
er de melodieën bij, opgewekt, frisch. De har
monieën mogen we bij Roeske en bij Keereweer
of nog kleinere goden vinden, maar ze „doen"
het en zullen 't wel blijven doen zoolang Pos
taals Mannenkoor bestaat, 't Lied voldoet dus,
en klinkt als een roep: „Hier zijn wij! Luistert
naar ons."
Aandacht was er ruim voldoende. Men zat
in den Schouwburg Jansweg tot den nok: het
waren de nabestaanden der postmenschen, en
zij die hun een goed hart toedroegen ,door als
donateur of anderszins hun frissche en levens
krachtige vereeniging te steunen. Voor een zoo
Naast de alom bekende z.o.Genever
thans een nieuw type
(extra dro
goed bezette zaal is het prettig zingen, en zoo
zagen we het koor z'n beste been voorzetten.
„Waldeinsamkeit" was heel mooi verzorgd, niet
overdreven ook. Maar bij Mozart kon men dit
niet zeggen. Het wiegelied „Schlafe, mein
Prinzchen" had na eiken regel een ritardando.
Weg was dat mooie rhythme. Bij den op een
na laatsten regel der liedstrofe scheen men
zelfs niet verder te willen. En de zestienden
uit den coda-regel werden achtsten. Luistert
naar Mozartuitvoeringen, mijne heeren!
Maar om van Mozart af te stappen: een
vroolijk. tintelend lied als „Mooie liedjes, ja die
ken ik" was weer heel goed; niet overdreven;
raak getypeerd. Een ferm kloek mannenkoor
lied van Kools deed het ook heel goed, en ten
slotte bleek men er niet tegen op te zien, een
van Strauss' veel geliefde walsen uit te voeren
voor mannenkoor en piano. Wel viel de al te
lange inleiding wat uit den toon. maar als
dan de wals werd „aangestemd" (vergeef me
eens raker), das was 't opeens of je naar een
troep rasechte zigeuners luisterde: schuimende
dit germanisme, maar ondertusschenzegt 't
en bruisende muziek, waarbij je moeilijk stil
kon zitten. Truus Ligthart zat aan de piano.
Ze deed het naar mijn zin een beetje te voor
zichtig.
Maar we hadden Truus Ligthart een oogen-
blik te voren gehoord, waarbij ik haar spelen
heel mooi vond. Ze was n.l. met een groep
frissche kinderen naar 't podium gekomen, en
al die lieve fleurige liedekes begeleidde ze zelf
aan de piano. Wat klonk dat mooi; met één
slag was je malaise, herfststormen, ja oorlog
en al vergeten.
Deze kinderen van „Postaal Kinderkoor"
zongen inderdaad mooi zuiver, en er was de
echt muzikale sfeer die Truus Ligthart too-
verde aan de piano. Ook dat nog. Behoef ik
dan nog te zeggen dat het mooi was? En wat
waren ze attent! Bij 't laatste stuk „een spook
geschiedenis", waar je de vleermuizen, den
kater en ander nachtgespuis den boel onveilig
ziet maken, was er zóóveel actie bij de kleinen,
dat je een der jongens, die zich ai lang moei
lijk kon houden, een stap zag doen' in de rich
ting der piano. Zoo op en top een kleine Don
Quixote, om de verdrukten te helpen. Maai
de muziek werd kalmer, en ook de jongen kreeg
zijn bezinning terug. Zoo'n kleine tooneelman
toch. Hij moet dat vast en zeker hebben afge
keken bij vorige uitvoeringen der Postmannen,
die ook nu weer een tweetal tooneelstukken
opvoerden en daardoor de donateurs der too-
neelvereeniging „Postaal Genoegen" ten zeer
ste aan zich verplichtten.
G. J. KALT.
(Adv. Ingez. Med.)
FRITZ HIRSCH-OPERETTE.
Fritz Hirsch en een fol hois, dat zijn zoo
van die begrippen die onafscheidelijk bij
elkaar hooren, of hij nu, zooals gewoonlijk
met een nieuw dan wel, zooals Zaterdagavond,
met een oud stuk komt. Het oude stuk was
Emmerich Kalman's operette „Die Czardas-
fürstin"; nieuw erin was echter de bezetting
van 6en paar der hoofdrollen en, als ik me
niet vergis, ook van den dirigentenstoel.
Op den leidersstoel nu troonde ditmaal
Hans Lichtenstein en deze bewees reeds bij
den inzet van 't voorspel, dat hij niet van
zins was het „kalm an" te doen. Met breed
gebaar zwaaide hij den staf alsof „Die Czar-
dasfürstin" een muziekdrama van Wagnersche
grootheid was. En evenals Toscanini en Votto
dirigeerde hij zonder partituur. Met deze ver
gelijking wil ik niet zeggen dat de partituur
van „Die Czardasfürstin" en bijv. van „Dei-
Ring des Nibelungen" veel punten van over
eenkomst hebben. Zelfs hebben ze er weinig
of geen. En tusschen het ongeveer 13 man
sterke orkestje dat Hans Lichtenstein onder
zijn leiding had en een volledig Wagner-
orkest bestaat ook een verschil, dat we met
het oog op de plaatsing van zulke orkesten
wel niet „hemelsbreed" kunnen noemen, maar
dat toch zeker meer dan orkestbakbreed is.
De muzikale waarde van Kalman's parti
tuur is voor 't meerendeel niet grooter dan
die van vele soortgelijke. Verscheiden num
mers naderen zeer tot het trivale. Daaren
tegen zijn de finales aardig in elkaar gezet;
de overgang der stemmingen en de recapitu
laties zijn goed aangebracht en ook de melo
dramatische momenten zijn te prijzen. De
instrumentatie maakte den indruk van hard
heid. maar dat kan een gevolg zijn van de
relatief te geringe bezetting van het strij
kers-ensemble.
Een nieuwe verschijning op het tooneel was
Eman Silten, aan wien de rol van Edwin
Ronald was toevertrouwd. Zijn spel wedijvert
in levendigheid, losheid en fantasie nog niet
met dat van Paul Harden, die in vele scènes
zijn tegenspeler was. Maar zijn zangstem is
goed en krachtig en naar het mij voorkwam
bleek hij in dat opzicht niet de mindere van
een Albert May, wiens naam in een andere
rol abusievelijk op het programma voorkwam.
Zeer goeden zang gaf ook Hilde Harmath in
de titelrol te hooren.
Overigens hebben we ons weer kunnen
amuseeren met de Kravattenordnungsmanie
van Fritz Hirsch, de dwaze sprongen, houdin
gen en gebaren van Arpad Latabar, de rol
lende oogen en bewegelijke beenen van Claire
Clairy, de radio-actieve dassen, Bloemen
tuilen, vestknoopen en wandelstokknoppen
van een aantal keurig-gerokte heeren en zoo
veel meer, dat ook bij een herhaling zijn aan
trekkelijkheid of vermakelijkheid niet bleek
verloren te hebben. Ongerijmdheden als de
kousenloosheid van de in groot toilet optre
dende Komtesse Stasi moet men maar niet te
zwaar tellen.
En de mededeeling van Fritz Hirsch vóór
het doek: dat de Apfelsinen niet echte,
maar nagemaakte die hij aan de dames
van het Publikum had willen schenken, doon
misverstand niet aangekomen waren, zul
len we ook maar met een korreltje zout op
vatten, zelfs met een heel grooten korrel.
Hoofdzaak is, dat hij a.s. Zaterdag met een
nieuw stuk komt, ter gelegenheid van Paul
Harden's jubileum, en dat de dames dan de
Apfelsinen krijgen. Maar ook zonder die zullen
ze en de heeren natuurlijk ook wel weer
gaarne en in grooten getale naar den Stads
schouwburg gaan om de charmes van een
Hirsch-voorstelling te genieten.
K. DE JONG.
Poeli Nasi Poema Kwee,
Loesi Qloriana Dee 1
Deze schoone kent U niet r
'tls voor 'teerst dat U h aar ziet
Zij stelde zich juistaanUvoor
Glonana van de
5neeuwwitg|oor.
(Adv. Ingez. Med.)
„KUNST AAN HET VOLK" IN DEN
STADSSCHOUWBURG.
Woensdagavond zal het „Quintette Instru
mental de Paris" voor „Kunst aan het Volk"
in den Stadsschouwburg optreden. Het kwin
tet bestaat uit de heeren René Le Roy (fluit),
Pierre Jamet (harp». René Bas (viool). Pierre
Gront (alt), Boger Boulmé (violoncel). Er
zullen o.a. werken van Mozart. Pierné en
Debussy ten gehoore worden gebracht.
„La Suisse" te Ger.ève zegt van het en
semble: „Gisteren ondervond ik 'n zeldzame
vreugde bij het hooren van het kwintet;
want verschillende malen heb ik het gevoel
gehad, dat het de perfectie nabij kwam". En
het „Berner Tageblatt" zegt: want het
zijn waarlijk vijf meesters, die we daar aan
het werk hebben gezien en die niet alleen
hunsgelijken niet vinden in de meesterschap
over elk instrument, maar die, in hun samen
spel eveneens onvergelijkelijk zijn".
BEHOUD VAN UNIFORMEN KEURINGS
DIENST GEVRAAGD.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
alhier heeft aan de Tweede Kamer een adres
gezonden, met het verzoek, in het belang van
de volksgezondheid en het bedrijfsleven de
Warenwet zoodanig te wijzigen, dat een uni
form geregelde keuringsdienst behouden
blijft en dat geen kosten op de betrokkenen
worden verhaald: handel en bedrijf kunnen
geen vermeerdering van lasten dragen.
GEEN AUTOMATENKIOSKEN.
B. en W. hebben aan de Kamer van Koope
handel alhier medegedeeld, dat zij geen vrij*
heid hebben gevonden, aan het verzoek varï
de N.V. Aukimy (Maatschappij voor het
plaatsen van automaten-kiosken) te 's-Gra-
venhage, voor het plaatsen van dergelijkéj
kiosken te Haarlem, te voldoen.
DE MAKEL AARSQUAESTIE.
Blijkens een mededeeling in het
van den Nederlandschen Bond van makelaars
in vaste goederen, is de officier van Justitie
in hooge beroep gegaan van een vonnis van
de Haarlemsche rechtbank, waarbij is vast
gesteld, dat het verhuren en verkoopen van
woningen, ook door niet-beeedigde personen
mag geschieden.
Nederlandsclie ambulance
naar Abessynië.
Het hoofdbestuur van het Ned. Roode KrulS
schrijft ons:
In de afgeloopen week zijn de bijdragen "oor
de eventueele uitzending van een Nederland-
sche ambulance met ongeveer 10.000 ver
meerderd en is de 20.000 reeds overschreden.
Dankbaar, zeer dankbaar is het Hoofdbe
stuur van het Nederlandsche Roode Kruis voor
de vele grootere en kleinere bedragen, die het
ontvangen mocht. Giro-bedragen van 0.25
en 0.50 zijn met evenveel vreugde ontvangen
als de grootere giften.
Het benoodig'de bedrag is echter nog lang
niet aanwezig om zelfs tot een bescheiden uit
zending te kunnen overgaan.
Het Hoofdbestuur hoopt, dat nog velen, zeer
velen hunne bijdragen willen zenden. Het doet
een beroep op vereenigingen, corporaties, bios
coopdirecties en te vormen steuncomité's om
door geldinzamelingen het doel te bereiken.
De noodkreet uit Abessynië om Roode Kruis
hulp heeft men in de laatste week in de pers
gelezen.
Italië heeft laten weten, dat het eventueele
aanbiedingen van buitenlandsche Roode
Kruisvereenigingen niet zou aanvaarden. In-
tusschen sluit dit, zooals genoegzaam bekend
is, niet uit, dat gewonde en zieke strijders van
beide partijen zonder aanzien des persoons in
elke ambulance worden geholpen.
Stort uw bijdrage op postrekening no. 22120
van het Nederlandsche Roode Kruis.
FEUILLETON
Roman, door JOE LEDERER.
Vertaling van ELSA KAISER.
14)
Hij was een openhartige jongen en ver
trouwde hen weldra toe dat zijn meisje
Adelaide heette. Dikwijls zeide hij ook: „Jam
mer dat Adelaide er niet bij is", Zij was volgens
zijn meening, een uitgesproken sportief
meisje.
Eindelooze sneeuwvlakken, grijze hemel,
huizen en dan weer de woestenij, leven
loos uitgestrekt.
Harald begon een traag gesprek over auto
merken.
.Adelaide houdt van Landa- Lancia", legde
de chauffeur uit.
Nu en dan hielden zij voor een cafétje stii
en goten een kop espresso naar binnen, subito
Cameriere, un Fino.
In Bologna was de trein hen nog maar an
derhalf uur voor. Het was twee uur, zij waren
sedert tien uur in den morgen op den weg.
Het begon weer te sneeuwen. De wind floot
de vlokken kleefden aan de raampjes. In
Modena moesten zij een band wisselen. Zij
stopten voor een vuil hotel van een verdieping
„Croce di Malta".
Zij gingen op stijve beenen naar binnen
en aten in de eetzaal een kleinigheid. De
atmosfeer was dik en warm: maar zij vonden
het heerlijk.
Weer ging het verder. Zij beefden van
koude, de chauffeur vergat zijn zinnetje: „het
is een pleziertje".
Adelaide's verloofde rukte de wagen vloe
kend door de bochten. Hij wilde het oponthoud
weer inhalen. Het gelukte hem eerst tegen
den avond.
In Verona haalden zij den trein. Zij strom
pelden zonder een woord in een coupé. Pas
toen de trein op gang was, begonnen zij
naar Jeannine te zoeken. Maar zij vonden
haar niet.
Om 8.50 had de D-trein het station verla
ten. Het was de laatste trein, die zonder be
langrijke vertraging Berlijn bereikte. Want
den volgenden dag brak den sneeuwstorm los,
een koudestroom ging over midden Europa
die waterreservoirs deed bevriezen, verwar
mingsbuizen liet springen en de wetten van
dienstregelingen vernietigde.
Jeannine was niet tot Verona gekomen.
Reeds in Mantua had zij, oververmoeid van
den voorbijgeganen slapeloozen nacht, de reis
onderbroken en was in het stationshotel ge
trokken.
Buiten viel nog altijd de sneeuw. Wind-
stooten rammelden aan de vensters. Jeannine
lag in het donker en probeerde te slapen. Zij
hoorde de treinen fluiten. Beneden in de
Salla di pranzo, speelde een gramofoon. „Un
bel di vedremo.schalde het naar boven.
Jeannine draaide het licht weer aan en
doorbladerde een krant. Nacht in een koude
hotelkamer, nacht die je het hart toesnoert.
Ook deze nacht zal voorbijgaan. Alles gaat
voorbij.
Jeannine beiceek het vlekkige oehang. Tom
my kwam bij het bed en legde zijn warmen
neus op Jeannine's hand.
„Ik zal Andy terugzien", dacht Jeannine.
„Ik zal met hem praten. Wat zal er van ons
worden? wil ik hem vragen. Twee menschen
die hun leven verspeeld hebben, dat word"
er van ons
De muziek was verstomd, stappen kwamen
over de gang, naderden, waren dichtbij „En
dan eenvoudig weg!", zeide een luide manne-
stem. De stappen gingen voorbij. Wat was een
mensch, een dier. een wolk?
Zij deed het licht uit. In het eerst was de
duisternis ondoordringbaar, aan vertoonde
zich langzamerhand de grijze rechthoek van
het raam- De donkere massa naast de deur
was een kast.
Het is te koud om in slaap te vallen", dacht
Jeannine.
De wind sprong tegen het huis. De klok
tikte door de stilte. Zacht klokkengetik, zacht
klokkengetik, zachtza
Toen liep Jeannine met haar vader door
de Ringstrasse. Het is zomer, ochtend, blauwe
hemel en witte wolkjes. Wat geurt de lucht.
„Mademoiselle Thérèse heeft mij geprezen.
In het laatste dictaat was geen enkele fout"
„Dat is prachtig", zeide Kari. Jeannine loopt
aan zijn hand. Zij is twaalf jaar, zij heeft
witte schoentjes aan en bloote beenen, waai
de warme wind omheen speelt.
„Gaan we naar tante Stephanie, papa?'
Bij Stephanie vliegen roode luchtballons in
het rond, niemand neemt daar notitie van.
De zon glanst in de kersenhouten meubelen,
gouden kringen dansen op het witte pla
fond.
.Een paar wilde aardbeien", zegt Stephanie
Het kind moet veel vruchten eten".
In de kamer er naast zingt Thérèse. „Hoor
roe buurmans hondje blaftzingt zij.
„Hondje heeft den man gebeten heeft de jas
van den bedelaar gescheurd
Eensklaps is Jeannine alleen. Zij loopt dooi
den tuin, waar zijn zij naar toe? Stephanie en
Thérèse? Zij wil weer naar papa terug, maa'
'e kamer is verdwenen, zij loopt tusschen hek-
Ken en struiken en kan den weg niet vin
den.
„Papa!", schreeuwde Jeannine. Zij werd,
wakker, zat rechtop in bed, de kamer was vol
duisternis. „Papa".
Waarwaarlangzamerhand her
innerde zij zich: Hotel in Mantua. Ik heb van
papa gedroomd, en van Stephanie en Thérèse
heb ik gedroomd
„De dooden....", dacht Jeannine.
Zij liet zich weer op het bed vallen en keek
star In de duisternis. De menschen, die eens
haar thuis waren geweest, zijn dood. Zij was
losgelaten door hen, en alleen. Haar kinder
tijd was vervlogen, voor altijd verloren.
Jeannine begreep voor de eerste maal dat
ieder denzelfden weg in dezelfde eenzaamheid
heeft te gaan. Er was slechts één enkel nood
lot voor alle menschen, en nu was zij aan de
beurt.
Geen mensch kon den andere daarbij hel
pen. Er was geen vlucht. Geheel alleen moest
zij alles doormaken, haar leven zoo goed als
haar dood. Bij deze gedachte overviel haar een
groote angst. Doodstil lag Jeannine tusschen
de klamme kussens, het gezicht in de handen
verborgen, als was zij daardoor meer be
schermd.
De morgen brak aan.
Toen zij wakker werd waren de schaduwen
verdwenen en opgelost.
Zij wist nog: ik heb vreeselijke dingen ge
droomd... maar haar adem ging weer
rustig en gelijkmatig.
Grijsachtig licht viel in de kamer, de dag
was aangebroken. (Wordt vervolgd).