Een Hondenleven. en niet bij ons. DINSDAG 22 OCTOBER 1933 HAAREEM'S DAGBÏAD 3 Zijnde fragmenten uit het Dagboek van een Teckel, den Baas toegeblaft. Öp Sidfv. Zoo gingen we er dan samen op uit, mijn vriend James de Aberdeen en ik, op zoek naar de wildernis, dewelker stem ons geroepen had. Toen wij een eindje geloopen hadden, en at tenties bewezen aan verscheidene boomen, be reikten we den Heerenweg. „Natuurlijk links", zei ik. „Spreekt vanzelf", beaamde James. „Als je rechts gaat kom je in Haarlem, en dat is geen wildernis. Bovendien kent de politie mij daar te goed. en ik heb geen penning aan ook". .Xinks dus", zei ik. „Waar komen we dan?" ..Als je lang loopt in Den Haag. Ook geen wildernis". „Moesten we niet een reisplan hebben?" „Als jij weet hoe je dat opmaakt, weet ik het ook". Wij wisten het dus geen van beiden en be sloten, den eersten zijweg te nemen die er aanlokkelijk uitzag. Er was geen aanlokkelijke vóór Bennebroek. Een mooi dorp, want er stond een onbeheerde slagersfiets voor een huis. James liep er toe vallig tegenop en sprong haastig op zij. De fiets viel om, het vleesch rolde uit de mand. Ik greep een worst en James een biefstuk, de slagersjongen stormde naar buiten en toen was de eerste zijweg vanzelf aanlokkelijk. Iets verder renden we over een bruggetje, de bollenvelden in, en nadat we ons een ongeluk geloopen hadden gaf de slagersjongen het op. In de verte stond-ic te razen. „Intusschen halen de Bennebroeksche hon den de rest van het vleesch weg", zei James, met een bek-vol-biefstuk. „Gun ze ook wat", en ik verslikte mij bijna in de worst. Dit was dus wel een goed begin. Na ons maal sliepen wij een uurtje onder een heg. Daarna joegen we een waterrat op en toen hij in zijn sloot verdween viel James er ook in. De wa terrat kwam van den schrik weer boven en ik beet hem dood. Later renden we een eind met een paard mee om James droog te krijgen. Dat duurde lang. Het paard liep voor een kar waarop een boer zat. De boer kreeg genoeg van het geblaf en sloeg wel twintig keer met zijn zweep naar ons, Daar kwamen we bij een brug, waarbij een brugwachter stond. Ik schoot listig naar hem toe, vlak langs het paard. De boer sloeg met zijn zweep en raakte natuurlijk den brug wachter, die woedend werd en hem in ter men, die een keurige hond niet graag zou herhalen, uitnoodigde eraf te komen. Dat deed hij, en ze scholden elkaar de huid vol, James blafte daarbij den brugwachter aan en ik den boer. Allebei hapten we naar hun beenen. Ze werden er wel nog woeden der door, maar ze raakten toch niet in ge vecht met elkaar. Ik heb al eens eerder ge zegd, dat de menschen te beschaafd zijn ge worden voor een sportief tweegevecht. Boeren en brugwachters zijn al net als de rest. Het viel ons van hen tegen, maar de ruzie duurde lang en voldeed ons wel. Na een half uur kregen ze pas in de gaten wie eigenlijk de schuldigen waren en wij vertrokken overhaast en kwamen in een plat land met rechte wegen en rechte slooten. Zoo hier en daar stond een huis. „Is dit nou de wildernis?" vroeg ik. „Als het zoo is, roept-ie mij niet erg meer". „Het is de polder", zei James. „De Haarlem mermeerpolder. Vroeger een meer geweest, zegt mijn Baas". De boer kwam weer met zijn kar achter ons aan. Dus renden wij een eind en kuierden toen weer een zijweg in. Die was ook weer kaarsrecht, met dunne boompjes beplant en heelemaal zonder huizen. Voorts werd het donker, en koud. En het begon te regenen. Ik dacht aan de warme huiskamer van den jour nalist, en aan mijn mand. Ik rilde, maar hield mij groot. Wij liepen kilometers. Ik voelde mijn voet zolen slijten. Het ging steeds harder regenen, en waaien bovendien. „Ik geloof waarachtig dat het toch de wil dernis is", zei ik tenslotte. „Neen", zei James, „het is de woestijn. Dat is net zooiets". Wij gingen zwijgend maar klappertandend verder. Het werd inmiddels stikdonker. Bij een boerderij zei James: „Zullen we hier gaan slapen?" „Goed". De gedachte aan een warme stal monterde mij heelemaal op. Maar dat duurde kort. Twee minuten later werd ik nagezet door een woedenden hofhond, die mij al in mijn staart had gebeten, en James door een boerenknecht met een stok, die hem al goed geraakt had. Het leken allebei wel wilde dieren. Ik geloof nog altijd dat die hofhond eigenlijk een leeuw was. Enfin, wij ontsnapten na een langen ren, en zaten uit te hijgen onder een boom, drui pend van regenwater en jankend van pijn en ellende. „En dat noem jij een vacantie" zei James tenslotte. „Zoo noemde jij het", antwoordde ik kwaad. Daar kregen we ruzie over en die verwarmde ons een beetje. „Mijn overgroot vader...". zei James, toen wij het ten slotte moe waren. ,De duivel hale jouw overgrootva der". „Netjes blijven, Tom. Toen hij met vacantie in Doesburg was, en zijn Baas ontmoette, die hem riep nou, toen schrok-ie wel, maar liep door. Hij wou zijn Baas niet kennen". Ik huiverde. ..Wat een eervergeten hond", zei ik. „Wat een schandalige, onnatuurlijke, bar- baarsche hond." „Het gebeurde ook in oude. barbaarsche tijden". „Dat is waar. Ik geloof „Wat geloof jij?" „Dat wij voor de wildernis te beschaafd zijn. Te gedistingeerd". „Inderdaad", beaamde James. „Dat is een vergissing geweest. Maar als ik hier mijn Baas tegenkwam, zou ik hem ook negeeren. net als mijn overgrootvader deed. Ik zou het barbaar sche lef hebben om zelfs Er kwam een auto aan. De motor ronkte. Honden herkennen motorgeronk James sprong op en vloog met. wild vreugdegeblaf het geluid tegemoet. ïk blafte nog uitgelatener. Het was de auto van zijn Baas, den dokter, en naast den dokter zat mijn Baas, de journalist.. JAMES. Toen wij samen achterin naar huis reden, lekker weggedoken in een plaid, zei James: „En toch ben ik niet op mijn Baas toegevlo gen „Wat?" „Nee, niet op den Baas. Op de auto". ..Huichelachtige opschepper!" zei ik. Daarna vielen we allebei in slaap. Engelsch stoomschip op de Noordzee vergaan. Bemanning door Noorsch schip te Rotterdam binnengebracht. ROTTERDAM. 21 Oct. (A. N. P Zondagmid dag is op de Noordzee 't Engelsche stoomschip Tendennis vergaan, groot'3200 ton. Het schip was van Engeland met een lading kolen op weg naar Hamburg. De bemanning werd ge red door het Noorsche stoomschip „Iris" dat hedenmorgen te Rotterdam is aangekomen. De geredde bemanning bestaat uit 19 per sonen. Allen zijn er zonder kwetsuren afge komen. Zij hebben echter weinig persoonlijke goederen kunnen redden. De kapitein van het Engelsche schip ver telde het volgende over het hachelijk avontuur Om half vier Zondagmiddag heeft de schip breuk plaats gehad. Vrijdagavond werd 't weer steeds slechter de wind nam toe tot orkaan Het schip maakte slagzij. Zondag werd de po sitie gevaarlijk. Zware golven kwamen over het schip heen. Toen de golven de ruiten had den ingedrukt, werden er S.O.S. seinen uit gezonden. 0.a. het stoomschip „Iris" was niet ver af. De kapitein gaf last het schip te ver laten omdat de slagzij zoo hevig was geworden, dat groot gevaar voor kapseizen'bestond. De „Iris" was nog niet in zicht gekomen: een half uur heeft de bemanning in een open boot rondgedobberd. Toen vond de „Iris" de red dingboot. 't Gelukte tenslotte de schipbreuke lingen aan boord van de ..Iris" te krijgen. Het Engelsche kolenschip dreef maar rond. maar moest als verloren worden beschouwd. Aan boord van de „Iris" werd de uitgeputte be manning goed verzorgd. Letsch stoomschip had het wel heel moeilijk. Deklast verloren en brand in matrozen verblijf. Maandagmiddag om vier uur passeerde het Letsche stoomschip „Skandava", op weg van Riga naar Antwerpen. Vlissingen. Het schip heeft een buitengewoon zwaren tocht gehad. Bij den heftigen storm van Zaterdagnacht is op de Noordzee de geheele deklast over boord geslagen. De kracht van de golven, die over dek sloegen, was zóó sterk, dat het stuurstel werd gebroken, en het ankerspil over boord sloeg. Om de maat vol te maken brak tenslotte brand uit in het matrozenverblijf, dat geheel uitbrandde. Met groote moeite heeft de ver moeide bemanning het schip, dat zeer slecht bestuurbaar was, naar de reede van Vlissingen kunnen brengen. Rare bergplaats voor geld. Tweeduizend gulden uit tuin ontvreemd. Naar eerst thans bekend is geworden, heb ben tot nog toe onbekend gebleven personen in het begin der vorige week ten nadeele van de weduwe v. O., wonende in de z.g. „Melanen" te Bergen op Zoom, een bedrag van 2000 gulden aan bankpapier, dat in den tuin onder den grond was verborgen, ontvreemd. De weduwe v. O. ontdekte den diefstal toen zij een betaling moest doen. Een flink bedrag aan baar geld, dat eveneens onder den grond was gestopt, is onaangeroerd gelaten. De politie heeft van de daders, van wie verondersteld wordt, dat zij met den toestand ter plaatse volkomen op de hoogte zijn geweest, tot heden nog geen spoor kunnen ontdekken. Ossche zaken voor het gerecht. Ontvluchtingspoging van een der verdachten. DEN BOSOH. 21 October (A.N.P.) Even voordat de zitting van de rechtbank begon heeft een der Ossenaren een poging tot ont snappen gedaan. Hij werd voor den officier van justitie voorgeleid. Hij rukte zich uit de handen van de politie los en vluchtte naar buiten, achtervolgd door eenige agenten De vluchteling werd achterhaald en onder hevig verzet naar boven gebracht. De eerste zaak had betrekking op den door C. en P. de B. te Deurne gepleegden roof overval in de woning van Geven. Terecht staat de 29-jarige Van den E„ wien ten laste is gelegd, dat hij inlichtingen heeft verschaft. Bij zijn verhoor keert getuige C. zich tot ver dachte en zegt: .En den die-ën is daags te voreri nog komen spionnen". Het boertje zegt „Voor een dubbeltje maakt dat gespuis ons kapot". Hierna vertelde C. dat verdachte hem in lichtingen had verstrekt. Deze deed dat op aandringen van getuige. C. vertelt hoe hij de woning met P. de B. was binnengedrongen, terwijl Van den E. buiten stond te wachten. Eenige dagen later heeft hij, verdachte nog geld aangeboden, dat verdachte echter niet aannam. De officier van justitie zeide, dat de straf niet groot behoeft te zijn. Spr. requireer- de een gevangensistraf van twee jaar met aftrek van preventief. De verdediger wees op de onbetrouwbaarheid van de Ossche getuigen en vroeg vrijspraak. Uitspraak 4 November. Vervolgens werd behandeld de zaak tegen H. A. R. en J. A. van B.. verdacht dat zij in den nacht van 4 op 5 Februari te Oss in de woning van den slager Janssen een hoeveel heid spek hadden weggenomen na ingebroken te hebben. De twee verdachten bekenden. De officier vroeg de zaak terug te wijzen naar den rechter-commissaris. De rechtbank wil ligde dit verzoek in. Daarna staan in verband met den te Oss gepleegden inbraak bij den slager Janssen terecht J. van B. en J. J. B„ die afzonderlijk terecht staan. Na verhoor van den slager Janssen neemt de Officier zijn requisitoir. De verdachte J. J. B. staat niet ongunstig bekend en hij eischte daarom tegen hem een gevan genisstraf van drie jaar met aftrek van pre ventief. De verdediger drong aan op een elementaire straf. De eisch tegen M. J de B., die ontkent, is zes jaar. De laatste zaak betreft een roofoverval, gepleegd op 2 November 1930 te Oss in de woning van den koopman Johannes Kuypers. Hiervoor staan gezamenlijk terecht de 29- jarige schilder W. A. B.. de 31-jarige land bouwer F. de R. en de 26-jarige arbeider J. M. den B. Verdachte B. zegt van de zaak niet veel te weten. President: „Aan den rechter-commissaris hebt u een volledige bekentenis afgelegd en aan de marechaussee ook". Verdachte: „Ik moest wel aan de mare chaussee bekennen want zij hebben mij ge pijnigd". De president leest hierop voor de verkla ringen. welke verdachte voor den rechter commissaris had afgelegd. De verdachte maakt hierna een omzwaai en bekent vlot met Toon de Soep, de R. en den B. dien dag op stap te ^ijn gegaan. Van de gestolen buit heeft hij een bedrag van f 175 ontvangen. Verdachte De R. legt een volledige beken tenis af. Toon de Soep had de vrouw vastgegrepen, terwijl den B. het geheele huis doorzocht om gerd te vinden. Verdachte Den B. veeft ook toe met de drie andere personen de woning van Kuy pers te zijn binnengedrongen, terwijl de an dere personen zich met de vrouw bemoeiden heeft hij het huis doorsnuffeld. In de bed stee vond hij het geld. Het was een bedrag van f 1000. dat onderling werd verdeeld. De Officier van Justitie requireerde tegen de verdachten B. en den B. een gevangenis straf van acht jaren en tegen den verdachte F. de R. een gevangenisstraf van zes jaar. jaar. Vermeer-tentoonstelling te Amsterdam geopend. Aan de Rembrandt-expositie toegevoegd. Van de zeldzame schilderijententoonstelling van Vermeer en zijn geestverwanten, waar mede het nieuwe Museum Boymans te Rot terdam zich sinds de opening op 9 Juli 1-1. aan het publiek heeft gepresenteerd en dat tot heden toe niet minder dan 85.000 bezoekers mocht ontvangen, heeft thans ook de hoofd stad haar deel gekregen. Dank zij het initia tief van het Comité der Rembrandt-tentoon- stelling, dat gemeend heeft geen harmonischer slot te kunnen vinden voor de 50-jarige be- staansherdenking van het Rijksmuseum, dan door aan de Rembrandt-expositie toe te voe gen de tegen-pool onzer schilderscultuur: Ver meer en zijn geestverwanten, is dit Comité er met medewerking van den directeur van het Museum Boymans te Rotterdam, den heer D Hannema, alsmede van de eigenaars der schilderijen op de Vermeertentoonstelling al daar, in geslaagd, een keuze van 35 meester werken Johannes Vermeer. Pieter de Hoogh Emanuel de Witte. Carel Fabritius, Vermeer's leermeester en Gabriël Metsu naar Amster dam over te brengen en in twee zalen samen te voegen, zoodat thans een kring van nieuwe bezoekers in de gelegenheid is. van deze kunst schatten welke zijn uitgebreid met een zestal schilderijen uit de verzameling van het Rijks museum zelf. kennis te nemen, alvorens ze naar de landen van herkomst worden terug gezonden. Van de meesterwerken, die in beide zalen, tegen een achtergrond en met een belichting, die ze ten volle tot haar recht doen komen, zijn opgehangen, noemen wij. wat Venneer betreft, "naast het omstreeks 1664 geschilder de wereldberoemde ..Het Straatje een zijner groote doeken: „Christus in het huis van Martha en Maria", waarschijnlijk een der eerste scheppingen van den meester, waarin Italiaansche invloeden op in 't oog vallende wijze naar voren komen. Dit schilderij behoort tot het bezit van de National Gallery of Scot land te Edinburgh. Het stuk wordt geflan keerd door Metsu's „De Briefschrijver" en „De Brieflezers", twee tegenhangers, fijn gepen seeld en vol actie. Beide kunstwerken zijn in 't bezit van Lady Otto Beit te Londen. Prach tig van opvatting zijn ook Vermeer's „De Kantwerkster", van het Musée du Louvre te Parijs en „Vrouw bij het raam'' van het Me tropolitan Museum te New-York. Maandagavond te half acht heeft de wet houder voor de Kunstzaken, de heer E. Boek man. deze exclusieve tentoonstelling in tegen woordigheid van de Rembrandt-commissie ge opend. waarbij hij gelegenheid vond den heer D. Hannema namens het gemeentebestuur hartelijk dank te zeggen voor de inspanning, welke hij zich getroost heeft om ook in de hoofdstad een deel van de expositie uit het Museum Boymans onder te brengen. JIIR. MR. DR. N. C. DE GIJSELA AR 70 JAAR. Maandag vierde jhr. mr. dr. N. C. de Gijse- laar, lid van de Eerste Kamer en oud-bur-' gemeester van Leiden zijn zeventigsten ver jaardag. Honderden schriftelijke gelukwenschen werden in den loop van den dag te zijnen huize te Wassenaar bezorgd. Uit dezen stroom van brieven, telegrammen en kaart jes bleek wel op treffende wijze de groote erkentelijkheid, die men voor den heer De Gijselaar koestert. Vooral uit leiden kwamen tal van gelukwenschen: van het gemeente bestuur, van het Studentencorps, van tal van particulieren zooals professoren en an dere vooraanstaande ingezetenen, vereeni- gingen en instellingen. Voorts waren schrif telijke gelukwenschen van den minister-pre sident dr. Colijn, den commissaris der Ko ningin in N.-Holland jhr. mr. dr. A. Röell, van verscheidene Eerste en Tweede Kamer leden individueel en ook van Kamerfracties, zooals van de Chr. Hist, fractie en R.-K. fractie der Eerste Kamer. DRONKEN CHAUFFEUR OORZAAK VAN TWEE ONGELUKKEN. Een dronken chauffeur heeft Maandagavond te Roermond twee ongelukken veroorzaakt, waarbij een 23-jarig arbeider ernstig is ge wond en een nieuwe auto zwaar beschadigd. Het Variété als levend Volksvermaak. Ditmaal heb ik mijn omzwervingen in de Parijsche (dramatische) kunstwereld, bepaald tot die wereld met de kleine k. En de revues latende voor wat zij zijn de nudistische Folies Bergères zakt steeds meer weg naar de verveling; het Casino de Paris, waar Maurice- met-de-lip zijn joyeuse i-entrée in de lichtstad maakt, is reeds dagen te voren besproken uit verkocht en tot de voorstelling in Alcazar ben ik niet gekomen de revues dus verachtende zooals dit een rechtgeaard-kunstzinnig man betaamt, wierp ik mij op het variété. En hier zij volmondig en gulhartig gezegd dat ik deze. mij zelf opgelegde beperking in het vermaak, mij allerminst beklaagd heb. Want hoe lééft het variété in deze hoofdstad! Hoe lééft het, hoe schittert en parelt het! Hoe bloeit het vóór en achter het voetlicht! De B o b i n o. echt-Parijsch theater was avond na avond overvuld van een echt-Parijsch publiek. Een leelijke zaal en een foeileelijke foyer en prijzen, zooals wij die bij ons helaas niet kennen. Voor f 1.20 zit ge er op de eerste rij. In de zaal een eensgezind-gezellig publiek. Veel dikke moe ders en welgedane vaders met gelukzalige ge zichten en gezamenlijke scherpe knoflook adem. die onze adem dreigde af te snoeren Er zaten matrozen en soldaten knus ineengestren- gend met hun meisje, er werden nogal wat jassen aan en petten en hoeden óp gehouden en menig sigaretje verspreidde er zijn kwa lijke, zware manillageur. Het program was voortreffelijk. Ik houd over het algemeen niet zoo erg van gedresseerde beesten op het too- neel, doch de sprekende en zingende papegaai Coco, die zelfs op uitmuntende wijze een jazz- nummertje zong, begeleid door het orkest bracht mij in een vervoering van kneuterig amusement. Uiteraard ga ik niet het heele programma na, dat. in flitsend vlugge afwis seling begeleid door een groot en uitmuntend orkest, de duizendvoudige schare van negen uur tot na middernacht bezig hield. Voor Fréhel echter, een in Nederland onbe kende chansonnière. maak ik even een uit zondering, want dat was een nummer waar voor ik Marie Dubas en Lys Gauty samen ca deau geef. Fréhel is een dikke, logge, leelijke vrouw, van ver in de veertig. Zij heeft een vroolijk en ordinair gezicht met een ponnie en glimmend-roode appelwangetjes. Maar haar chansons hoe scabreus soms ook zijn liefelijk ais de lentewind of rauw als een ver schrikkelijke schreeuw-in-den-nacht. Haar voordracht is zéér rustig en bepaalt zich tot enkele onderstreepende gebaren. Maar uit zulk een hoofdbeweging van haar, uit een ophalen van haar schouders, uit een enkele wanhopige arabesk van arm en hand ontbloeit een gan- sche gang van gedachten, ontstijgt iets dat recht naar het hart van de luisteraars gaat. Fréhel. wier naam ik tot nu toe nimmer hoor de. doch die door het eenvoudige Parijsche publiek op handen gedragen wordt, was mij een openbaring. Wie haar de gelegenheid zou den geven bij ons op te treden, zou daarmede een dankbaar succes oogsten. Méér dan, naar ik vermoed, met. Maurice Rostand, zoon van den grooten Edmond, die binnenkort naar Nederland komt. Rostand zag en horode ik in het Alhambra. het geweldige variété-theater bij de Place de la Republiqué. Groot en luxueus die schouw burg, drie duizend zitplaatsen (waarvan de duurste 15 francs kost....), vele vreemdelin gen, véél licht en klaterende muziek en mis schien niet eens zoo goed als de Bobino. al amuseert ge er u niettemin ruim drie uur lang uitmuntend. Maar nu een enkel woord over dezen Ros tand, die voor een Nederlandsch publiek, hce internationaal georiënteerd ook. desiilusio- neerend moet zijn. Dat is zijn menschehjke zijde. Ik kan deze dingen, om hun hachelijke particulariteit niet nauwkeurig zeggen, doch die menschelijke zijde is niet. wat ge zouat willen noemen, voluit-mannelijk. Daarvan getuigt het uiterlijk van dezen eigenaardigen man. Een fijn en broos vrouwelijk gezicht, overkuifd met een al te blonde en al te breede haai-dos. Een tenger lichaam met smalle schouders. En een zéér zwak (technisch zwak en phonetisch zwak) declamatorisch talent. Hij zegt een lied met anti-militaris tische strekking zóó, dat het hart van Fran- sche vaders en moeders ervan verstijven en breken moet. Laaiende bijval en een klettering van applaus en bravo's als een bergstroom ge tuigen daarvan. De meer intellectualistische en dus critlscher toehoorder gelooft in de oprechtheid van den zegger doch overweegt terzelfdertijd de eenzijdigheid van den in houd en de monotonie van het zeggen. Een groot reciteer-talent heeft Rostand niet. Een eigenaardig fluïdeeren gaat zeker wél van hem uit. Iets sympathieks zeker, doch ver mengd met onbehaaglijkheid. Meer mede lijden door charme wekt hij, al is wat hij zegt fijn en beschaafd. Ook Lys Gauty, de wereldberoemdheid, was op het tooneel van Alhambra Het ge-hiedt met wereldberoemdheden méér dat zij voor den toehoorder een tegenvaller zijn. Een prachtig, schuimlicht lentelied zong zij en daarin zong de glorie van haar teedere wezen. Doch er was een zeemanslied waarin Am sterdam en Rotterdam voorkwamen en waar van elke strofe besloten werd met een har tige Hollandsche vloek, die op z'n Fransch werd uitgesproken dat volkomen kwasi was, niet rauw, maar gemaakt en dat Dora Gerson haar tien maal verbetert. Duidelijk was te er varen dat Lys Gauty is vastgeloopen in het cliché de tragische dood van zoovele groote reputaties dat zij een herhaling is gewor den van zichzelve, een manier, bedriegelijk- echt en bijzonder knap nog wél, maar niet meer bonzend van bloed en voortgestuwd door de slag van een hart dat zingen en schreien moet. Zoo was het in anderen vorm natuurlijk óók met „het nummer van Bobino. De show-band van Ray Ventura, eens een jaz- zist van uitzonderlijke beteekenis in zijn we reld, nu de aanvoerder van een muzikale groep grappemakers, die te veel show hce geestig overigens ook te zien gaven en veel te weinig jazz te hooren. Dit was de volledig gedenatureerde jazz. Het geestig detail van weleer, hoofdzaak geworden thans. En daar door tusschen de stoel van de clownerie en die van het rhythme op den grond gevallen al werden ook daar nog wel aardige dingen vertoond. Ik zeide: niet alle, ongeveer dertig nummers die ik zag kunnen in dit bestek zelfs maar genoemd worden. Maar er waren verrukkende bij: Nati Morales, een prachtige danseres van Spaansche dansen: een bewonderenswaardige: Larry Adler. die, door een microfoon, uit zijn kleine mondharmonice een daverend orkest haalt, dat Ravel's Bolero speelt als met dui zend diepe orgeltonen; en hartstochtelijk- krankzinnige als Dare and Yates, twee acro baten, die alles verkeerd doen en net zóó dat het nooit komiek en steeds geestig blijft. Wat ik zeggen wilde: gaat het variété in Ne derland niet? Wij hebben zélf verschillende nummers die gezien en gehoord mogen wor den, wij kunnen voor onzen goeden gulden alle nummers van Bobino en Casino óók hier krijgen. Maar het Hollandsche publiek.... Herin nert ge u niet, dat het Rotterdamsche Arena, vóór den verwoestenden brand, middag en avond vol zat? Zou het Hollandsche publiek niet liever goed variété dan een middelmatige revue, dan een onder-middelmatige operette zien? Een goed en groot orkest, een lichte gezel lige zaal, een breed tooneel, matige prijzen en goede nummershet is allemaal ook hier te krijgen, dunkt me Waarom krngen wij het dan niet en moeten wij ons tevreden stellen met zoo nu en dar de een of andere levensliederaar? Mr. E. ELLAS. Door onze lens gesnapt. DE HEER W. EGGINK. De heer W. Eggink werd 26 Februari 187® te Hoofddorp geboren. Hij bezocht de school aldaar en werd op ruim 14-jarigen leeftijd als jongste klerk geplaatst op het kantoor ran den Rijksontvanger. In Maart 1902 volg de zijn overplaatsing naar het kantoor der directe belastingen te Haarlem: ;n 1911 kwam hij bij de Inspectie der Rijksbelastingen. In 1918 werd hij benoemd tot ambtenaar ter Provinciale Griffie, waar hij thans nog in den rang van commies werkzaam is. De heer Eggink heeft 10 jaar lang de functie van collectant der Ned. Herv. Kerk vervuld, daarna was hij 10 jaren lid van het College van Notabelen dier gemeente. In 1930 heeft dat college hem verkozen tot Kerkvoogd, welk ambt hij thans nog vervult. SCHOTERWEG 1 TELEFOON 16659 (Adv. Ingez. Med.t Raadselachtige verdrinkings- gevallen. Van twee meisjes. Zondagavond keerde de 19-jarige M. Vinck uit St. Jansteen van haar ouderlijke woning per fiets terug naar St. Nicolaas (België), waar zij dienstbode was bij een tandarts al daar. Zondagavond kwam zij niet te St Nicolaas aan. terwijl haar fiets en een handtaschje gevonden werden aan een kreek in de buurt schap De Trompe aan de Nederlandsch- BelgLsche grens. Kort daarop werd haar lijk uit het water opgehaald. Eenige weken geleden vond een jong meisje uit Steneke iBelgië) op dezelfde plaats den verdrinkingsdood, terwijl ook haar lijk werd opgehaald nadat men haar fiets aan den kant gevonden had De Nederiandsche en Belgische politie stellen een onderzoek in. VIER KINDEREN UIT BRANDEND IIIIS GERED Zondagavond om 9 uur is een felle binnen brand uitgebroken in het perceel Van Julsin- gastraat 42 a te Groningen. De ouders waren op visite en hadden hun vier kinderen, die al len op zolder sliepen, alleen achter gelaten. Het oudste dochtertje werd wakker door een verstikkenden rook Ook de buren hadden rook uit het perceel zien komen. Zij trapten de deur in en slaagden er in alle vier kinde ren uit het brandend perceel te redden. De oorzaak van den brand was een Detroleum- lamp. die op zolder vlak onder een bint van de houten overkapnning stond te branden en het vuur aan de omgeving had meegedeeld. Nederlandsche ambulance naar Abessynië. Wij ontvingen het volgende communiqué: Het Hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis ontvangt meerdere financieele toezeggingen, voor het geval werkelijk een ambulance naar Abessynië zal worden uitge zonden. Het Hoofdbestuur doet weten dat. indien geen voldoende gelden mochten bijeenkomen voor het uitzenden van een volledige ambu lance. een uitzending zal geschieden in be scheidener vorm. Mocht onverhoopt zulks ook niet mogelijk zijn. dan zullen de gelden in ieder geval besteed worden voor de toezending van verband medicamenten enz. Het staat dus boven allen twijfel vast. dat elke gift voor de hulpverleening aan de gewonde en zieke strijders in Abessynië gezonden, inderd~r> ->-n het beoogde doel zal ten goede komen w dan ook de uiteindelijke vorm der hulpver leening moge wezen. Het Hoofdbestuur hoopt echter, dat de gif ten op zijn girorekening No 22120 zoodanig zullen blijven vloeien, dat binnenkort de uit zending eener bescheiden ambulance onder Nederlandsche Vlag zal kunnen geschieden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 5