Een Hondenleven.
en niet bij ons.
DINSDAG 22 OCTOBER 1933
HAAREEM'S DAGBÏAD
3
Zijnde fragmenten
uit het Dagboek
van een Teckel, den
Baas toegeblaft.
Öp Sidfv.
Zoo gingen we er dan samen op uit, mijn
vriend James de Aberdeen en ik, op zoek naar
de wildernis, dewelker stem ons geroepen had.
Toen wij een eindje geloopen hadden, en at
tenties bewezen aan verscheidene boomen, be
reikten we den Heerenweg.
„Natuurlijk links", zei ik.
„Spreekt vanzelf", beaamde James. „Als je
rechts gaat kom je in Haarlem, en dat is geen
wildernis. Bovendien kent de politie mij daar
te goed. en ik heb geen penning aan ook".
.Xinks dus", zei ik. „Waar komen we dan?"
..Als je lang loopt in Den Haag. Ook geen
wildernis".
„Moesten we niet een reisplan hebben?"
„Als jij weet hoe je dat opmaakt, weet ik
het ook".
Wij wisten het dus geen van beiden en be
sloten, den eersten zijweg te nemen die er
aanlokkelijk uitzag.
Er was geen aanlokkelijke vóór Bennebroek.
Een mooi dorp, want er stond een onbeheerde
slagersfiets voor een huis. James liep er toe
vallig tegenop en sprong haastig op zij. De fiets
viel om, het vleesch rolde uit de mand. Ik
greep een worst en James een biefstuk, de
slagersjongen stormde naar buiten en toen
was de eerste zijweg vanzelf aanlokkelijk.
Iets verder renden we over een bruggetje, de
bollenvelden in, en nadat we ons een ongeluk
geloopen hadden gaf de slagersjongen het op.
In de verte stond-ic te razen.
„Intusschen halen de Bennebroeksche hon
den de rest van het vleesch weg", zei James,
met een bek-vol-biefstuk.
„Gun ze ook wat", en ik verslikte mij bijna
in de worst.
Dit was dus wel een goed begin. Na ons maal
sliepen wij een uurtje onder een heg. Daarna
joegen we een waterrat op en toen hij in zijn
sloot verdween viel James er ook in. De wa
terrat kwam van den schrik weer boven en ik
beet hem dood.
Later renden we een eind met een paard
mee om James droog te krijgen. Dat duurde
lang. Het paard liep voor een kar waarop een
boer zat. De boer kreeg genoeg van het geblaf
en sloeg wel twintig keer met zijn zweep naar
ons, Daar kwamen we bij een brug, waarbij
een brugwachter stond. Ik schoot listig naar
hem toe, vlak langs het paard. De boer sloeg
met zijn zweep en raakte natuurlijk den brug
wachter, die woedend werd en hem in ter
men, die een keurige hond niet graag zou
herhalen, uitnoodigde eraf te komen.
Dat deed hij, en ze scholden elkaar de huid
vol, James blafte daarbij den brugwachter
aan en ik den boer. Allebei hapten we naar
hun beenen. Ze werden er wel nog woeden
der door, maar ze raakten toch niet in ge
vecht met elkaar. Ik heb al eens eerder ge
zegd, dat de menschen te beschaafd zijn ge
worden voor een sportief tweegevecht. Boeren
en brugwachters zijn al net als de rest.
Het viel ons van hen tegen, maar de ruzie
duurde lang en voldeed ons wel. Na een half
uur kregen ze pas in de gaten wie eigenlijk de
schuldigen waren en wij vertrokken overhaast
en kwamen in een plat land met rechte wegen
en rechte slooten. Zoo hier en daar stond een
huis.
„Is dit nou de wildernis?" vroeg ik. „Als het
zoo is, roept-ie mij niet erg meer".
„Het is de polder", zei James. „De Haarlem
mermeerpolder. Vroeger een meer geweest,
zegt mijn Baas".
De boer kwam weer met zijn kar achter
ons aan. Dus renden wij een eind en kuierden
toen weer een zijweg in. Die was ook weer
kaarsrecht, met dunne boompjes beplant en
heelemaal zonder huizen. Voorts werd het
donker, en koud. En het begon te regenen. Ik
dacht aan de warme huiskamer van den jour
nalist, en aan mijn mand. Ik rilde, maar hield
mij groot.
Wij liepen kilometers. Ik voelde mijn voet
zolen slijten. Het ging steeds harder regenen,
en waaien bovendien.
„Ik geloof waarachtig dat het toch de wil
dernis is", zei ik tenslotte.
„Neen", zei James, „het is de woestijn. Dat
is net zooiets".
Wij gingen zwijgend maar klappertandend
verder. Het werd inmiddels stikdonker.
Bij een boerderij zei James: „Zullen we
hier gaan slapen?"
„Goed". De gedachte aan een warme stal
monterde mij heelemaal op.
Maar dat duurde kort. Twee minuten later
werd ik nagezet door een woedenden hofhond,
die mij al in mijn staart had gebeten, en
James door een boerenknecht met een stok,
die hem al goed geraakt had. Het leken allebei
wel wilde dieren. Ik geloof nog altijd dat die
hofhond eigenlijk een leeuw was.
Enfin, wij ontsnapten na een langen ren,
en zaten uit te hijgen onder een boom, drui
pend van regenwater en jankend van pijn en
ellende.
„En dat noem jij een vacantie" zei James
tenslotte.
„Zoo noemde jij
het", antwoordde ik
kwaad.
Daar kregen we
ruzie over en die
verwarmde ons een
beetje.
„Mijn overgroot
vader...". zei James,
toen wij het ten
slotte moe waren.
,De duivel hale
jouw overgrootva
der".
„Netjes blijven, Tom. Toen hij met vacantie
in Doesburg was, en zijn Baas ontmoette, die
hem riep nou, toen schrok-ie wel, maar
liep door. Hij wou zijn Baas niet kennen".
Ik huiverde. ..Wat een eervergeten hond", zei
ik. „Wat een schandalige, onnatuurlijke, bar-
baarsche hond."
„Het gebeurde ook in oude. barbaarsche
tijden".
„Dat is waar. Ik geloof
„Wat geloof jij?"
„Dat wij voor de wildernis te beschaafd zijn.
Te gedistingeerd".
„Inderdaad", beaamde James. „Dat is een
vergissing geweest. Maar als ik hier mijn Baas
tegenkwam, zou ik hem ook negeeren. net als
mijn overgrootvader deed. Ik zou het barbaar
sche lef hebben om zelfs
Er kwam een auto aan. De motor ronkte.
Honden herkennen motorgeronk James sprong
op en vloog met. wild vreugdegeblaf het geluid
tegemoet. ïk blafte nog uitgelatener. Het was
de auto van zijn Baas, den dokter, en naast
den dokter zat mijn Baas, de journalist..
JAMES.
Toen wij samen achterin naar huis reden,
lekker weggedoken in een plaid, zei James:
„En toch ben ik niet op mijn Baas toegevlo
gen
„Wat?"
„Nee, niet op den Baas. Op de auto".
..Huichelachtige opschepper!" zei ik.
Daarna vielen we allebei in slaap.
Engelsch stoomschip op de
Noordzee vergaan.
Bemanning door Noorsch schip te
Rotterdam binnengebracht.
ROTTERDAM. 21 Oct. (A. N. P Zondagmid
dag is op de Noordzee 't Engelsche stoomschip
Tendennis vergaan, groot'3200 ton. Het schip
was van Engeland met een lading kolen op
weg naar Hamburg. De bemanning werd ge
red door het Noorsche stoomschip „Iris" dat
hedenmorgen te Rotterdam is aangekomen.
De geredde bemanning bestaat uit 19 per
sonen. Allen zijn er zonder kwetsuren afge
komen. Zij hebben echter weinig persoonlijke
goederen kunnen redden.
De kapitein van het Engelsche schip ver
telde het volgende over het hachelijk avontuur
Om half vier Zondagmiddag heeft de schip
breuk plaats gehad. Vrijdagavond werd 't weer
steeds slechter de wind nam toe tot orkaan
Het schip maakte slagzij. Zondag werd de po
sitie gevaarlijk. Zware golven kwamen over
het schip heen. Toen de golven de ruiten had
den ingedrukt, werden er S.O.S. seinen uit
gezonden. 0.a. het stoomschip „Iris" was niet
ver af. De kapitein gaf last het schip te ver
laten omdat de slagzij zoo hevig was geworden,
dat groot gevaar voor kapseizen'bestond. De
„Iris" was nog niet in zicht gekomen: een half
uur heeft de bemanning in een open boot
rondgedobberd. Toen vond de „Iris" de red
dingboot. 't Gelukte tenslotte de schipbreuke
lingen aan boord van de ..Iris" te krijgen. Het
Engelsche kolenschip dreef maar rond. maar
moest als verloren worden beschouwd. Aan
boord van de „Iris" werd de uitgeputte be
manning goed verzorgd.
Letsch stoomschip had het wel
heel moeilijk.
Deklast verloren en brand in matrozen
verblijf.
Maandagmiddag om vier uur passeerde het
Letsche stoomschip „Skandava", op weg van
Riga naar Antwerpen. Vlissingen. Het schip
heeft een buitengewoon zwaren tocht gehad.
Bij den heftigen storm van Zaterdagnacht is
op de Noordzee de geheele deklast over boord
geslagen. De kracht van de golven, die over
dek sloegen, was zóó sterk, dat het stuurstel
werd gebroken, en het ankerspil over boord
sloeg.
Om de maat vol te maken brak tenslotte
brand uit in het matrozenverblijf, dat geheel
uitbrandde. Met groote moeite heeft de ver
moeide bemanning het schip, dat zeer slecht
bestuurbaar was, naar de reede van Vlissingen
kunnen brengen.
Rare bergplaats voor geld.
Tweeduizend gulden uit tuin ontvreemd.
Naar eerst thans bekend is geworden, heb
ben tot nog toe onbekend gebleven personen
in het begin der vorige week ten nadeele van
de weduwe v. O., wonende in de z.g. „Melanen"
te Bergen op Zoom, een bedrag van 2000 gulden
aan bankpapier, dat in den tuin onder den
grond was verborgen, ontvreemd. De weduwe
v. O. ontdekte den diefstal toen zij een betaling
moest doen. Een flink bedrag aan baar geld,
dat eveneens onder den grond was gestopt, is
onaangeroerd gelaten. De politie heeft van de
daders, van wie verondersteld wordt, dat zij
met den toestand ter plaatse volkomen op de
hoogte zijn geweest, tot heden nog geen spoor
kunnen ontdekken.
Ossche zaken voor het gerecht.
Ontvluchtingspoging van een der
verdachten.
DEN BOSOH. 21 October (A.N.P.) Even
voordat de zitting van de rechtbank begon
heeft een der Ossenaren een poging tot ont
snappen gedaan. Hij werd voor den officier
van justitie voorgeleid. Hij rukte zich uit de
handen van de politie los en vluchtte naar
buiten, achtervolgd door eenige agenten
De vluchteling werd achterhaald en onder
hevig verzet naar boven gebracht.
De eerste zaak had betrekking op den door
C. en P. de B. te Deurne gepleegden roof
overval in de woning van Geven. Terecht
staat de 29-jarige Van den E„ wien ten laste
is gelegd, dat hij inlichtingen heeft verschaft.
Bij zijn verhoor keert getuige C. zich tot ver
dachte en zegt: .En den die-ën is daags te
voreri nog komen spionnen". Het boertje zegt
„Voor een dubbeltje maakt dat gespuis ons
kapot".
Hierna vertelde C. dat verdachte hem in
lichtingen had verstrekt. Deze deed dat op
aandringen van getuige. C. vertelt hoe hij de
woning met P. de B. was binnengedrongen,
terwijl Van den E. buiten stond te wachten.
Eenige dagen later heeft hij, verdachte nog
geld aangeboden, dat verdachte echter niet
aannam. De officier van justitie zeide, dat de
straf niet groot behoeft te zijn. Spr. requireer-
de een gevangensistraf van twee jaar met
aftrek van preventief. De verdediger wees op
de onbetrouwbaarheid van de Ossche getuigen
en vroeg vrijspraak. Uitspraak 4 November.
Vervolgens werd behandeld de zaak tegen
H. A. R. en J. A. van B.. verdacht dat zij in
den nacht van 4 op 5 Februari te Oss in de
woning van den slager Janssen een hoeveel
heid spek hadden weggenomen na ingebroken
te hebben. De twee verdachten bekenden. De
officier vroeg de zaak terug te wijzen naar
den rechter-commissaris. De rechtbank wil
ligde dit verzoek in.
Daarna staan in verband met den te Oss
gepleegden inbraak bij den slager Janssen
terecht J. van B. en J. J. B„ die afzonderlijk
terecht staan. Na verhoor van den slager
Janssen neemt de Officier zijn requisitoir. De
verdachte J. J. B. staat niet ongunstig bekend
en hij eischte daarom tegen hem een gevan
genisstraf van drie jaar met aftrek van pre
ventief. De verdediger drong aan op een
elementaire straf.
De eisch tegen M. J de B., die ontkent, is
zes jaar.
De laatste zaak betreft een roofoverval,
gepleegd op 2 November 1930 te Oss in de
woning van den koopman Johannes Kuypers.
Hiervoor staan gezamenlijk terecht de 29-
jarige schilder W. A. B.. de 31-jarige land
bouwer F. de R. en de 26-jarige arbeider J.
M. den B.
Verdachte B. zegt van de zaak niet veel te
weten.
President: „Aan den rechter-commissaris
hebt u een volledige bekentenis afgelegd en
aan de marechaussee ook".
Verdachte: „Ik moest wel aan de mare
chaussee bekennen want zij hebben mij ge
pijnigd".
De president leest hierop voor de verkla
ringen. welke verdachte voor den rechter
commissaris had afgelegd.
De verdachte maakt hierna een omzwaai
en bekent vlot met Toon de Soep, de R. en
den B. dien dag op stap te ^ijn gegaan. Van
de gestolen buit heeft hij een bedrag van
f 175 ontvangen.
Verdachte De R. legt een volledige beken
tenis af.
Toon de Soep had de vrouw vastgegrepen,
terwijl den B. het geheele huis doorzocht om
gerd te vinden.
Verdachte Den B. veeft ook toe met de
drie andere personen de woning van Kuy
pers te zijn binnengedrongen, terwijl de an
dere personen zich met de vrouw bemoeiden
heeft hij het huis doorsnuffeld. In de bed
stee vond hij het geld. Het was een bedrag
van f 1000. dat onderling werd verdeeld.
De Officier van Justitie requireerde tegen
de verdachten B. en den B. een gevangenis
straf van acht jaren en tegen den verdachte
F. de R. een gevangenisstraf van zes jaar.
jaar.
Vermeer-tentoonstelling te
Amsterdam geopend.
Aan de Rembrandt-expositie toegevoegd.
Van de zeldzame schilderijententoonstelling
van Vermeer en zijn geestverwanten, waar
mede het nieuwe Museum Boymans te Rot
terdam zich sinds de opening op 9 Juli 1-1. aan
het publiek heeft gepresenteerd en dat tot
heden toe niet minder dan 85.000 bezoekers
mocht ontvangen, heeft thans ook de hoofd
stad haar deel gekregen. Dank zij het initia
tief van het Comité der Rembrandt-tentoon-
stelling, dat gemeend heeft geen harmonischer
slot te kunnen vinden voor de 50-jarige be-
staansherdenking van het Rijksmuseum, dan
door aan de Rembrandt-expositie toe te voe
gen de tegen-pool onzer schilderscultuur: Ver
meer en zijn geestverwanten, is dit Comité er
met medewerking van den directeur van het
Museum Boymans te Rotterdam, den heer D
Hannema, alsmede van de eigenaars der
schilderijen op de Vermeertentoonstelling al
daar, in geslaagd, een keuze van 35 meester
werken Johannes Vermeer. Pieter de Hoogh
Emanuel de Witte. Carel Fabritius, Vermeer's
leermeester en Gabriël Metsu naar Amster
dam over te brengen en in twee zalen samen te
voegen, zoodat thans een kring van nieuwe
bezoekers in de gelegenheid is. van deze kunst
schatten welke zijn uitgebreid met een zestal
schilderijen uit de verzameling van het Rijks
museum zelf. kennis te nemen, alvorens ze
naar de landen van herkomst worden terug
gezonden.
Van de meesterwerken, die in beide zalen,
tegen een achtergrond en met een belichting,
die ze ten volle tot haar recht doen komen,
zijn opgehangen, noemen wij. wat Venneer
betreft, "naast het omstreeks 1664 geschilder
de wereldberoemde ..Het Straatje een zijner
groote doeken: „Christus in het huis van
Martha en Maria", waarschijnlijk een der
eerste scheppingen van den meester, waarin
Italiaansche invloeden op in 't oog vallende
wijze naar voren komen. Dit schilderij behoort
tot het bezit van de National Gallery of Scot
land te Edinburgh. Het stuk wordt geflan
keerd door Metsu's „De Briefschrijver" en „De
Brieflezers", twee tegenhangers, fijn gepen
seeld en vol actie. Beide kunstwerken zijn in
't bezit van Lady Otto Beit te Londen. Prach
tig van opvatting zijn ook Vermeer's „De
Kantwerkster", van het Musée du Louvre te
Parijs en „Vrouw bij het raam'' van het Me
tropolitan Museum te New-York.
Maandagavond te half acht heeft de wet
houder voor de Kunstzaken, de heer E. Boek
man. deze exclusieve tentoonstelling in tegen
woordigheid van de Rembrandt-commissie ge
opend. waarbij hij gelegenheid vond den heer
D. Hannema namens het gemeentebestuur
hartelijk dank te zeggen voor de inspanning,
welke hij zich getroost heeft om ook in de
hoofdstad een deel van de expositie uit het
Museum Boymans onder te brengen.
JIIR. MR. DR. N. C. DE GIJSELA AR 70 JAAR.
Maandag vierde jhr. mr. dr. N. C. de Gijse-
laar, lid van de Eerste Kamer en oud-bur-'
gemeester van Leiden zijn zeventigsten ver
jaardag.
Honderden schriftelijke gelukwenschen
werden in den loop van den dag te zijnen
huize te Wassenaar bezorgd. Uit dezen
stroom van brieven, telegrammen en kaart
jes bleek wel op treffende wijze de groote
erkentelijkheid, die men voor den heer De
Gijselaar koestert. Vooral uit leiden kwamen
tal van gelukwenschen: van het gemeente
bestuur, van het Studentencorps, van tal
van particulieren zooals professoren en an
dere vooraanstaande ingezetenen, vereeni-
gingen en instellingen. Voorts waren schrif
telijke gelukwenschen van den minister-pre
sident dr. Colijn, den commissaris der Ko
ningin in N.-Holland jhr. mr. dr. A. Röell,
van verscheidene Eerste en Tweede Kamer
leden individueel en ook van Kamerfracties,
zooals van de Chr. Hist, fractie en R.-K.
fractie der Eerste Kamer.
DRONKEN CHAUFFEUR OORZAAK VAN
TWEE ONGELUKKEN.
Een dronken chauffeur heeft Maandagavond
te Roermond twee ongelukken veroorzaakt,
waarbij een 23-jarig arbeider ernstig is ge
wond en een nieuwe auto zwaar beschadigd.
Het Variété als levend Volksvermaak.
Ditmaal heb ik mijn omzwervingen in de
Parijsche (dramatische) kunstwereld, bepaald
tot die wereld met de kleine k. En de revues
latende voor wat zij zijn de nudistische
Folies Bergères zakt steeds meer weg naar de
verveling; het Casino de Paris, waar Maurice-
met-de-lip zijn joyeuse i-entrée in de lichtstad
maakt, is reeds dagen te voren besproken uit
verkocht en tot de voorstelling in Alcazar ben
ik niet gekomen de revues dus verachtende
zooals dit een rechtgeaard-kunstzinnig man
betaamt, wierp ik mij op het variété. En hier
zij volmondig en gulhartig gezegd dat ik deze.
mij zelf opgelegde beperking in het vermaak,
mij allerminst beklaagd heb. Want hoe lééft
het variété in deze hoofdstad! Hoe lééft het,
hoe schittert en parelt het! Hoe bloeit het
vóór en achter het voetlicht! De B o b i n o.
echt-Parijsch theater was avond na avond
overvuld van een echt-Parijsch publiek. Een
leelijke zaal en een foeileelijke foyer en prijzen,
zooals wij die bij ons helaas niet kennen. Voor
f 1.20 zit ge er op de eerste rij. In de zaal een
eensgezind-gezellig publiek. Veel dikke moe
ders en welgedane vaders met gelukzalige ge
zichten en gezamenlijke scherpe knoflook
adem. die onze adem dreigde af te snoeren Er
zaten matrozen en soldaten knus ineengestren-
gend met hun meisje, er werden nogal wat
jassen aan en petten en hoeden óp gehouden
en menig sigaretje verspreidde er zijn kwa
lijke, zware manillageur. Het program was
voortreffelijk. Ik houd over het algemeen niet
zoo erg van gedresseerde beesten op het too-
neel, doch de sprekende en zingende papegaai
Coco, die zelfs op uitmuntende wijze een jazz-
nummertje zong, begeleid door het orkest
bracht mij in een vervoering van kneuterig
amusement. Uiteraard ga ik niet het heele
programma na, dat. in flitsend vlugge afwis
seling begeleid door een groot en uitmuntend
orkest, de duizendvoudige schare van negen
uur tot na middernacht bezig hield.
Voor Fréhel echter, een in Nederland onbe
kende chansonnière. maak ik even een uit
zondering, want dat was een nummer waar
voor ik Marie Dubas en Lys Gauty samen ca
deau geef. Fréhel is een dikke, logge, leelijke
vrouw, van ver in de veertig. Zij heeft een
vroolijk en ordinair gezicht met een ponnie
en glimmend-roode appelwangetjes. Maar
haar chansons hoe scabreus soms ook zijn
liefelijk ais de lentewind of rauw als een ver
schrikkelijke schreeuw-in-den-nacht. Haar
voordracht is zéér rustig en bepaalt zich tot
enkele onderstreepende gebaren. Maar uit zulk
een hoofdbeweging van haar, uit een ophalen
van haar schouders, uit een enkele wanhopige
arabesk van arm en hand ontbloeit een gan-
sche gang van gedachten, ontstijgt iets dat
recht naar het hart van de luisteraars gaat.
Fréhel. wier naam ik tot nu toe nimmer hoor
de. doch die door het eenvoudige Parijsche
publiek op handen gedragen wordt, was mij
een openbaring. Wie haar de gelegenheid zou
den geven bij ons op te treden, zou daarmede
een dankbaar succes oogsten. Méér dan, naar
ik vermoed, met. Maurice Rostand, zoon van
den grooten Edmond, die binnenkort naar
Nederland komt.
Rostand zag en horode ik in het Alhambra.
het geweldige variété-theater bij de Place de
la Republiqué. Groot en luxueus die schouw
burg, drie duizend zitplaatsen (waarvan de
duurste 15 francs kost....), vele vreemdelin
gen, véél licht en klaterende muziek en mis
schien niet eens zoo goed als de Bobino. al
amuseert ge er u niettemin ruim drie uur lang
uitmuntend.
Maar nu een enkel woord over dezen Ros
tand, die voor een Nederlandsch publiek, hce
internationaal georiënteerd ook. desiilusio-
neerend moet zijn. Dat is zijn menschehjke
zijde. Ik kan deze dingen, om hun hachelijke
particulariteit niet nauwkeurig zeggen, doch
die menschelijke zijde is niet. wat ge zouat
willen noemen, voluit-mannelijk. Daarvan
getuigt het uiterlijk van dezen eigenaardigen
man. Een fijn en broos vrouwelijk gezicht,
overkuifd met een al te blonde en al te
breede haai-dos. Een tenger lichaam met
smalle schouders. En een zéér zwak (technisch
zwak en phonetisch zwak) declamatorisch
talent. Hij zegt een lied met anti-militaris
tische strekking zóó, dat het hart van Fran-
sche vaders en moeders ervan verstijven en
breken moet. Laaiende bijval en een klettering
van applaus en bravo's als een bergstroom ge
tuigen daarvan. De meer intellectualistische
en dus critlscher toehoorder gelooft in de
oprechtheid van den zegger doch overweegt
terzelfdertijd de eenzijdigheid van den in
houd en de monotonie van het zeggen. Een
groot reciteer-talent heeft Rostand niet. Een
eigenaardig fluïdeeren gaat zeker wél van
hem uit. Iets sympathieks zeker, doch ver
mengd met onbehaaglijkheid. Meer mede
lijden door charme wekt hij, al is wat hij
zegt fijn en beschaafd.
Ook Lys Gauty, de wereldberoemdheid, was
op het tooneel van Alhambra Het ge-hiedt
met wereldberoemdheden méér dat zij voor
den toehoorder een tegenvaller zijn. Een
prachtig, schuimlicht lentelied zong zij en
daarin zong de glorie van haar teedere wezen.
Doch er was een zeemanslied waarin Am
sterdam en Rotterdam voorkwamen en waar
van elke strofe besloten werd met een har
tige Hollandsche vloek, die op z'n Fransch
werd uitgesproken dat volkomen kwasi was,
niet rauw, maar gemaakt en dat Dora Gerson
haar tien maal verbetert. Duidelijk was te er
varen dat Lys Gauty is vastgeloopen in het
cliché de tragische dood van zoovele groote
reputaties dat zij een herhaling is gewor
den van zichzelve, een manier, bedriegelijk-
echt en bijzonder knap nog wél, maar niet
meer bonzend van bloed en voortgestuwd door
de slag van een hart dat zingen en schreien
moet.
Zoo was het in anderen vorm natuurlijk
óók met „het nummer van Bobino. De
show-band van Ray Ventura, eens een jaz-
zist van uitzonderlijke beteekenis in zijn we
reld, nu de aanvoerder van een muzikale
groep grappemakers, die te veel show hce
geestig overigens ook te zien gaven en veel
te weinig jazz te hooren. Dit was de volledig
gedenatureerde jazz. Het geestig detail van
weleer, hoofdzaak geworden thans. En daar
door tusschen de stoel van de clownerie en
die van het rhythme op den grond gevallen
al werden ook daar nog wel aardige dingen
vertoond.
Ik zeide: niet alle, ongeveer dertig nummers
die ik zag kunnen in dit bestek zelfs maar
genoemd worden. Maar er waren verrukkende
bij: Nati Morales, een prachtige danseres van
Spaansche dansen: een bewonderenswaardige:
Larry Adler. die, door een microfoon, uit zijn
kleine mondharmonice een daverend orkest
haalt, dat Ravel's Bolero speelt als met dui
zend diepe orgeltonen; en hartstochtelijk-
krankzinnige als Dare and Yates, twee acro
baten, die alles verkeerd doen en net zóó dat
het nooit komiek en steeds geestig blijft.
Wat ik zeggen wilde: gaat het variété in Ne
derland niet? Wij hebben zélf verschillende
nummers die gezien en gehoord mogen wor
den, wij kunnen voor onzen goeden gulden alle
nummers van Bobino en Casino óók hier
krijgen.
Maar het Hollandsche publiek.... Herin
nert ge u niet, dat het Rotterdamsche Arena,
vóór den verwoestenden brand, middag en
avond vol zat?
Zou het Hollandsche publiek niet liever goed
variété dan een middelmatige revue, dan een
onder-middelmatige operette zien?
Een goed en groot orkest, een lichte gezel
lige zaal, een breed tooneel, matige prijzen
en goede nummershet is allemaal ook
hier te krijgen, dunkt me
Waarom krngen wij het dan niet en moeten
wij ons tevreden stellen met zoo nu en dar
de een of andere levensliederaar?
Mr. E. ELLAS.
Door onze lens gesnapt.
DE HEER W. EGGINK.
De heer W. Eggink werd 26 Februari 187®
te Hoofddorp geboren. Hij bezocht de school
aldaar en werd op ruim 14-jarigen leeftijd
als jongste klerk geplaatst op het kantoor
ran den Rijksontvanger. In Maart 1902 volg
de zijn overplaatsing naar het kantoor der
directe belastingen te Haarlem: ;n 1911 kwam
hij bij de Inspectie der Rijksbelastingen. In
1918 werd hij benoemd tot ambtenaar ter
Provinciale Griffie, waar hij thans nog in
den rang van commies werkzaam is.
De heer Eggink heeft 10 jaar lang de functie
van collectant der Ned. Herv. Kerk vervuld,
daarna was hij 10 jaren lid van het College
van Notabelen dier gemeente. In 1930 heeft
dat college hem verkozen tot Kerkvoogd, welk
ambt hij thans nog vervult.
SCHOTERWEG 1 TELEFOON 16659
(Adv. Ingez. Med.t
Raadselachtige verdrinkings-
gevallen.
Van twee meisjes.
Zondagavond keerde de 19-jarige M. Vinck
uit St. Jansteen van haar ouderlijke woning
per fiets terug naar St. Nicolaas (België),
waar zij dienstbode was bij een tandarts al
daar.
Zondagavond kwam zij niet te St Nicolaas
aan. terwijl haar fiets en een handtaschje
gevonden werden aan een kreek in de buurt
schap De Trompe aan de Nederlandsch-
BelgLsche grens. Kort daarop werd haar lijk
uit het water opgehaald.
Eenige weken geleden vond een jong meisje
uit Steneke iBelgië) op dezelfde plaats den
verdrinkingsdood, terwijl ook haar lijk werd
opgehaald nadat men haar fiets aan den kant
gevonden had
De Nederiandsche en Belgische politie stellen
een onderzoek in.
VIER KINDEREN UIT BRANDEND IIIIS
GERED
Zondagavond om 9 uur is een felle binnen
brand uitgebroken in het perceel Van Julsin-
gastraat 42 a te Groningen. De ouders waren
op visite en hadden hun vier kinderen, die al
len op zolder sliepen, alleen achter gelaten.
Het oudste dochtertje werd wakker door een
verstikkenden rook Ook de buren hadden
rook uit het perceel zien komen. Zij trapten
de deur in en slaagden er in alle vier kinde
ren uit het brandend perceel te redden. De
oorzaak van den brand was een Detroleum-
lamp. die op zolder vlak onder een bint van
de houten overkapnning stond te branden en
het vuur aan de omgeving had meegedeeld.
Nederlandsche ambulance
naar Abessynië.
Wij ontvingen het volgende communiqué:
Het Hoofdbestuur van het Nederlandsche
Roode Kruis ontvangt meerdere financieele
toezeggingen, voor het geval werkelijk een
ambulance naar Abessynië zal worden uitge
zonden.
Het Hoofdbestuur doet weten dat. indien
geen voldoende gelden mochten bijeenkomen
voor het uitzenden van een volledige ambu
lance. een uitzending zal geschieden in be
scheidener vorm. Mocht onverhoopt zulks ook
niet mogelijk zijn. dan zullen de gelden in
ieder geval besteed worden voor de toezending
van verband medicamenten enz. Het staat
dus boven allen twijfel vast. dat elke gift voor
de hulpverleening aan de gewonde en zieke
strijders in Abessynië gezonden, inderd~r> ->-n
het beoogde doel zal ten goede komen w
dan ook de uiteindelijke vorm der hulpver
leening moge wezen.
Het Hoofdbestuur hoopt echter, dat de gif
ten op zijn girorekening No 22120 zoodanig
zullen blijven vloeien, dat binnenkort de uit
zending eener bescheiden ambulance onder
Nederlandsche Vlag zal kunnen geschieden.