Het verhaal van drie eigenwijze rose biggetjes V R IJ D A G 25 OCTOBER 1935 HA'AREEM'S D A G B E A D 7 AAN ALLEN! Misschien is het jullie Zondag net gegaan als mij, toen ik door de buitenwijken van onze stad liep en de bladeren al dansend voor me uit zag dwarrelen. Ik dacht aan 't oude liedje 'k Zie de gele bladeren vallen, Met den zomer is 't gedaan En 't gehuil van wind en regen Kondigt ons de winter aan. 't Is dit jaar wel heel gauw herfst geworden. De storm van de vorige week heeft onze boo men leelijk gedund. Er ligt zooveel op den grond, dat nog maar juist de herfstkleur be gon aan te nemen. Behalve de bladeren zien we ook heel wat vruchten. Wie deze week herfstvacantie heb ben. kunnen hun hart ophalen. In 't dalletje van het bolwerk loop je over de beukennootjes heen. In den Hout is het bezaaid met eikels en kastanjes. Wat een rijke voorraad fruit. Hoe kunnen we smullen van appels, peren, druiven en tomaten. Door de groote hoeveel heid is de prijs zóó gering, dat eigenlijk ieder een ervan genieten kan. Wat zijn de bessen aan onze struiken in den tuin ook prachtig dit jaar. De vuurdoorn, de sneeuwbes, de mei doornbes en de bes van de Geldersche roos kun je in onze parken nog alom bewonderen. Groene bladen worden echter steeds schaar- scher. Kastanjebladen waren al verdroogd voor ze aan 't kleuren toe waren. Iepenblaren vie len al van de boomen, terwijl ze nog groen waren. Maar 't sappige bladgroen misten zij. De zomer gaf weinig regen en de herfst begon met, stormen. Dit waren wel de voornaamste oorzaken voor het spoedig afvallen van niet- gekleurde bladeren. Het sterkst kun je dat waarnemen bij alleenstaande boomen, waar de wind natuurlijk het meest vat op heeft. In den Hout en in 't Bloemendaalsche bosch kun je nu genieten van de kleurenpracht van den herfst. Let nu maar eens op de iepen langs onze grachten en die in den Hout, dan zul je het verschil zelf kunnen waarnemen. Eiken vertoonen de mooiste kleuren. De Eschdoorn is nu geel en de vleugeltjes zie je hier en daar nog aan de takken zitten. Bij harden wind zie je ze als miniateuur-vliegmachinetjes door 't luchtruim gaan. Niemand bestuurt ze. Nie mand weet, waar ze terecht zullen komen. Als de bladeren van den eschdoorn op de zwarte aarde liggen, lijken het sterren met zwarte spikkels. Zouden de boschkabouters met inkt gemorst hebben? Linde en kastanje zijn geelgroen. De blade ren zijn zeer verschillend gekleurd. De geelste vallen het eerst. Eiken en beuken worden lang zamerhand bruin. De berk laat in dezen tijd soms plotseling zijn heelen goudgelen blader- schat vallen en is dan in enkele dagen kaal. We hebben in den Hout groepjes boomen van verschillende soorten. Op een zonnigen herfstdag kun je daar een prachtige variatie van kleuren waarnemen: geel. bruin, rood en rose in allerlei nuances. Als de Octobermaand voorbij is, zijn de meeste boomen kaal. Zeg niet, dat ze dood zijn, want dat is niet zoo. Het zomerpakje was alleen maar versleten en daar om hebben ze het afgelegd. In hen sluimert het nieuwe, jonge leven. In stam, wortels en takken wordt het (voor ons onzichtbaar) be waard. Eind September en begin October is er onder aan den bladsteel een laagje cellen gevormd, dat bij regen en wind gaat verschrompelen en zoo het blad scheidt van den boom. Dit laagje cellen is meestal van kurk, zoodat er geen wond ontstaat. Bij den eik heeft deze celvorming heel laat plaats, vandaar dat eiken zoo lang hun blad behouden, maar ook zoo laat bladeren krijgen. De voedselrijke bestanddeelen gaan dus niet verloren. In den vollen zomer hebben de bla deren voor zetmeel en suiker gezorgd. Daar is maar een klein deel van verbruikt, de rest is in de onzichtbare provisiekast van den boom opgeborgen. Wat er nog in het blad zat is er uitgetrokken, vandaar dat het zijn groene kleur heeft verloren. De afgevallen blaren bewaren nog lang hun herfsttinten maar langzamerhand rot het bladmoes weg en tenslotte ook de nerven. Dan ontstaat er een substantie, die opnieuw voedsel is voor al, wat groeit en bloeit. W. B.—Z. Wist je dat? In Japan zijn nog 50 wer kende vulkanen; van 170 meent men dat ze uitgedoofd zijn, Zweedsch Ons woord briefkaart is in het Zweedsch brefkort. Hieruit blijkt nog duide lijker dan uit ons woord de beteekenis nl. brief kort. WIE ZOEKT ER MEE? Er waren eens drie kleine rose biggetjes. Bol letje, Polletje en Molletje. Zoo had Marieke, het dochtertje van den boer, hen genoemd. Bolletje was net zoo groot als de oude kat; Polletje was een beetje kleiner en Molletje was nog kleiner. Toch waren ze op denzelfden dag geboren; dat was nu precies drie weken geleden. Op een ochtend zei Molletje: „Ik zou wel eens iets meer van de wereld willen zien, dan het erf van deze boerderij. .Daten we naar het bosch gaan," zei Bolletje „Daar zouden we eikels kunnen vinden,zei Polletje. En gedrieën gingen ze op weg naar het bosch. Toen ze voorbij het kippenhok gingen vroeg de haan hen: „Waar gaan jullie zoo vroolijk naar toe?" „Wij gaan wandelen," zei Bolletje. „In het bosch," voegde Polletje er aan toe. „Om er eikels te zoeken." zei Molletje. „Ga maar niet naar het bosch," raadde de haan hen aan: „daar kun je het oude ever zwijn tegen komen of de gemeene vos. Die zouden jullie in één hap opeten!" De gans. die toevallig voorbij ging, kwam ook naderbij en zei: „Als jullie het everzwijn zou den ontmoeten, liet hij geen beentje van jul lie over!" „Oh, we zullen hem wel ontloopen." zei Bol letje. „En we kunnen hard rennen," zei Polletje. „En als hij ons aanvalt, kunnen we ons best verdedigen," zei Molletje. De gans en de haan, die merkten, dat hun raad tevergeefsch was, bemoeiden zich verder niet met hen. De drie onvoorzichtige biggetjes verlieten het erf. Toen ze langs den grooten vijver gingen, die tusschen de boerderij en het bosch lag, werden ze opgemerkt door mevrouw Zwaan, die onder een groote den zat. „Waar gaan jullie drietjes naar toe? vroeg ze „We gaan wandelen in het bosch." „Heb je je moeder wel gevraagd of je dat mocht?' „Niet noodig, we zijn groot genoeg om al leen en zonder permissie uit te gaan," ant woordde Bolletje trots. „Onvoorzichtigen". zei mevrouw Zwaan. Jul lie kent de gevaren niet, die je wachten in het bosch. Ben je dan niet gelukkig op de boer derij?" „We zijn zeer gelukkig," zei Bolletje, „maar we wilden iets meer van de wereld zien." „We willen het bosch eens bekijken," zei Polletje. „Om er de eikels te rapen," zei Molletje. „Kleintjes, geloof me, keer terug naar de boerderij. Stel je tevreden met wat daar is. Daar is je geluk; het bosch is veel te gevaar lijk voor zulke kleine lieve, rose biggetjes." Maar de drie onvoorzichtige biggetjes ver volgden hun weg zonder verder acht te slaan op de waarschuwende woorden van mevrouw Zwaan. Onderweg sprongen ze vroolijk in het rond, hun oortjes rechtop, hun staartjes in grappige krulletjes Ze kwamen aan het bosch. „Laten we ieder onzen eigen weg kiezen.", zei Bolletje. „Als de zon weer ondergaat, zul len we elkaar bij deze groote spar weer ont moeten en ieder zal vertellen, wat hij gezien en beleefd heeft. Polletje gaat naar het Oos ten, Molletje naar het Zuiden en ik naar het Westen." Onderweg kwam Bolletje het oude ever zwijn tegen: „Jouw vleesch zal wel lekker smaken, klein biggetje." „Mijnheer Everzwijn." smeekte Bolletje, be vend van angst, „heb medelijden met mij! Ik heb twee broertjes, een vader en moeder. Laat me alstublieft vrij!" „Als ze je terug willen zien, moeten ze ook maar in mijn maag komen." Terwijl hij dat zei opende het everzwijn zijn reusachtigen bek en in één hap slikte hij het arme Bolletje naar binnen. Toen ging hij verder en ontmoette weldra Polletje. „Daar is weer zoo n alleraardigst ross big getje." zei hij, terwijl hij 'n enormen poot op den rug van Polletje legde. ..Jij zal ook wel lekker smaken, niet kleintje?" „Mijnheer Everzwijn." smeekte Polletje op zijn beurt, half dood van angst. ..Ik heb twee broertjes, een vader en moeder, laat me...." „Dat lied ken ik al." onderbrak het ever zwijn. ..En dat zeggend, opende hij opnieuw zijn grooten bek en at het arme Polletje met huid en haar op. Toen vervolgde hij zijn wandeling. Toen de zon onderging, wachtte Molletje onder de groote spar op zijn broertjes om hen zijn avonturen te vertellen. Toevallig passeerde het everzwijn de spar, „Oh," dacht het. „Daar is het derde bigge tje. Weldra is er groote familievergadering in mijn maag.'" Zooals bij de twee anderen, legde hij zijn grooten poot op de rug van t kleine Molletje dat bijna bezwijmde van angst. „Mijnheer Everzwijn." kreunde het zacht. „Heb medelijden met me. Ik heb twee broer tjes „Juist", zei het everzwijn. „Die zul je dade lijk qntmoeten." En dat zeggend, opende hij zijn grooten bek en at het kleine Molletje meteen op. Dat is het einde van het verhaal over de drie eigenwijze rose biggetjes. LAM. HOE WIM EEN DIEF VING. Een verhaal van koelbloedigheid en vastberadenheid. De kleine Harm moest een koe van het land naar de stal brengen. Maar onderweg gaf de koe er de brui aan en zette het op een loo- pen. Harm er achteraan; dat begrijp je. Maar op een gegeven oogenblik was de koe verdwe nen. Hoe Harm ook zocht, hij zag de ondeu gend? koe nergens. Helpen jullie hem eens; want hij is bang. dat hij anders van zijn vader een flink standje krijgt TANTE TINE. Ze zaten met zijn vieren wat te praten, Wim zijn zusje Lies. Marjan, een vriendin van Lies en Karei, de vriend van Wim. „En ik zeg je," zei Karei, „dat je in de meeste situaties alleen maar koelbloedigheid en vastberadenheid noodig hebt, en je bent gered, hoe gevaarlijk die toestand ook zijn mag." „Nou ja." zei Lies en ze haalde haar schou ders op, „dat is per slot allemaal praten in theorie; maar eerlijk gezegd, geloof ik, Karei, dat er aan jouw koelbloedigheid en vastbe radenheid ook wel wat zal mankeeren, als je ze eens in practijk moest toepassen Karei kleurde een beetje. Die vervelende Lies ook; die wist precies, dat hij in werkelijkheid niet een van de moedigsten was. Marjan mengde zich nu ook in het gesprek. „Ja, stel je maar voor, dat je plotseling, mid den in den nacht wakker wordt door een dief; ik denk, dat je dan eerst wel even schrikt, dat je misschien al iets doms doet, voor je koel bloedigheid en vastberadenheid te hulp kunt roepen." Ze dwaalden van hun onderwerp af, door dat mevrouw van Werve, de moeder van Wim en Lies binnenkwam en thee ging schenken. Toen het gezin van Werve dien avond ging slapen, moest Wim onwillekeurig aan de woor den van Karei denken: vastberadenheid en koelbloedigheid. Hij lachte even: Karei was een beetje een grootspreker: over het alge meen was hij bevreesd voor alles; maar als je hem hoorde pratenWim grinnikte even. Dat wist Lies precies: ze had hem even fijntjes op zijn plaats gezet. Hij dommelde in. Maar plotseling schrok hij wakker Hij had iets beneden gehoord. Zouden vader en moe der nog niet naar bed zijn? Maar nee. dat was onmogelijk. De slaapkamers van vader en moeder. Lies en het dienstmeisje waren alle maal hooger dan de zijne; en hij had hen dui delijk de trap op hooren gaan. Zou de kat be zig zijn? Hij ging rechtop zitten en luisterde ingespannen. Stel je voor, dat het een dief was. Maar nee, dat zou wel al te gek zijn. net nadat ze er van avond over gepraat hadden, Het zou de kat wel zijn, die beneden bezig was. Toch was hij niet overtuigd, Het klonk eigen lijk net, of iemand aan de buitendeur zat. „Weet je," dacht Wim, „dat is gemakkelijk te controleeren." Zijn kamer lag op de eerste verdieping, vlak boven de buitendeur. Zijn raam stond open, want Wim hield er niet van om met dichte ramen te slapen. Geruisehloos stond hij en stak zijn hoofd voorzichtig door het raam. Oogenblikkelijk trok hij het echter weer terug; zijn hart bonsde op een verschrik kelijke manier. En dat is ook wel te begrijpen, als je wist wat hij gezien had. Voor de deur stond een man, de pet diep in de oogen ge trokken, de kraag opgezet. Met een lantaarn bescheen hij het slot en nu was hij bezig de deur open te maken. Op een heel gekke ma nier moest Wim plotseling weer aan de woor den van Karei denken: vastberadenheid en koelbloedigheid. Nu had hij ze noodig. Wat moest hij doen? Vader en moeder roepen? Nee, dat kon wel in het uiterste geval. Eerst maar probeeren het alleen klaar te spelen. Flotseling kreeg hij een schitterend plan. Hij zou probeeren de dief op te sluiten. Het zou natuurlijk gemunt zijn op het kantoorntje van vader beneden. Die deur was op slot. Als Wim die eens open ging zetten, zoodat de inbreker er zonder gerucht in kon komen! En als hij dan eenmaal binnen was en bezig met de brandkast, zou Wim de deur, die van buiten af gesloten kon worden, dichttrekken en de sleutel omdraaien. Dan zat de man gevan gen. Door de ramen kon hij niet weg, want de jaloezieën zaten dicht, en het zou veel moeite kosten, die stuk te slaan. Zoo gedacht, zoo ge daan. Bevend opende Wim de deur van zijn slaap kamer en sloop de gang op. Een snelle blik door het raam had hem doen zien. dat de inbreker nog niet binnen was. Snel sloop hij de trap af. zonder het minste gerucht. Een geluk, dat de trap niet kraakte. Vader en moeder zouden niets hooren. Hij hoorde in de benedengang het rammelen aan de buitendeur. Het slot ging zeker moeilijk open. Maar niet luisteren. Snel de sleutel van vaders kantoortje pakken en de deur open maken. Niet zenuwachtig zijn. dwong hij zich zelf. Toch beefde zijn hand, toen hij de deur met een korte klik opensloot. Zoo nu kon de dief er ongehinderd in. Wim keek even om zich heen. Waar zich nu zelf verbergen? Een pracht idee! In de kast. die als garderobe dienst deed. en waar de deur uitgenomen was en een gordijn voor in de plaats hing. Die was vlak naast de deur van het kantoor De jongen bedacht zich niet langer, maar wipte naar binnen. Ingespannen luisterde hij. Nu was de deur open; nu kwam de dief binnen. Hoe ge ruisehloos hij ook deed, Wim, wiens gehoor zenuwen tot het uiterste gespannen waren, hoorde het toch. Nu was hij bij het kantoortje en ging er binnen. Nu was zijn kans. Even wachtte hij, tot hij de man aan den brandkast hoorde vijlen, toen sloop hij naar de deur. Een bonseen klik van de sleutel in het slot en de dief zat gevangen. Een bons in de ka mer. waar de inbreker iets uit zijn handen liet vallen, bewees hem. dat deze heel erg ge schrokken was. Een telefoontje naar het po litiebureau was het werk van het oogenblik en vader en moeder, die Wim was gaan roepen kwamen beneden, precies, toen de agenten voor de dein- stonden. De dief werd in boeien geslagen en meegenomen. Wim kreeg van de commissaris een pluim voor zijn koelbloedig gedrag, dat oorzaak was dat een beruchte en lang gezochte inbreker gepakt kon worden. „Zie je wel," zei Karei, toen hij den vol genden dag het verhaal te hooren kreeg: vast beradenheid en koelbloedigheid.,., die red den je." „Ja", zei Lies smalend, „Die redden Wim maar jij had het niet klaargespeeld, vriendje!" RITA VAN B. Wist je dat? De bijenmarkt te Venendaal bestaat al meer dan 400 jaar. Iemand met een groot geduld. Dat was zeker de Servische boer, waarvan men on langs in de bladen kon lezen dat hij dezer da gen op 110 jarigen leeftijd gehuwd is met een dame van 106 jaar, welke dame hij bijna 100 jaar geleden ten huwelijk had gevraagd, maar welk aanzoek toen door den vader der jonge dame was afgewezen omdat hij zijn a.s. schoon zoon te jong vond. HET PINDA-MANNETJE door W. BZ. Finda, iekka, pinda. Roept hij keer op keer, Maar er zijn geen koopers, Want het is slecht weer. Pinda, lekka, pinda, Kwam er maar een klant! Hij staat al wel uren, Aan den waterkant. Pinda, lekka, pinda, Kon hij maar naar huis! Maar daar is geen eten, Dat is wel een kruis. Pinda, lekka, pinda, O, daar komt een kind. 'k Wed dat die een stuiver, In haar beursje vindt. Pinda, lekka. pinda. Twee, drie koopers fijn! k Denk dat het Chineesje Nu gauw thuis zal zijn. Wist je dat? Op oude wereldkaarten die omstreeks het jaar 500 geteeker.d waren, be vindt zich de stad Jeruzalem in 't midden der wereld. Het duurde bijna 1000 jaar voor men kaarten teekende, die wat meer met de wer kelijkheid overeenkwamen. Italië 100 000 en Duitschland maar 48.000. Amerika en Canada maakten er echter in dien tijd 3 1/2 millioen. Frankrijk heeft 1 auto op de 27 inwoners, Amerika 1 op de 4,6 inwoners Canada l op de 8, Engeland 1 op de 29, Bel gië 1 op de 64 en Duitschland 1 op de 97. Voor sommige steden is die verhouding anders Voor New-York is het 1 op de 9, voor Parijs 1 op de 16, voor Londen 1 op de 28. voor Rome 1 op de 35 en voor Berlijn 1 op de 61 maar voor Cannes aan de Zuidkust van Frankrijk 1 op de 12. Wistje dat? Er bestaat een soort rivier kreeft die een oog in zijn staart heeft. Zou 't waar zijn? Men zegt dat door veel te eten, onze haargroei bevorderd wordt. EEN LEUKE MOLEN. De molen, die je hier op de afbeelding ziet, is een leuk stukje speelgoed voor* een klein kind en wat van meer belang is voor ons; niet moeilijk te maken en niet veel kostend aan materiaal, moeite en tijd. Op een vierkant stukje hout A bevestig je twee houten latjes B. waarin een gat zit voor de as van de wieken, C. Deze as moet van vo ren uitsteken door den wand en van achter ook door het houten wandje gestoken worden. In het midden van deze as (een rond stok je t maakt men een klein rond klosje (E) en dit klosje heeft in het midden een inkeping, zoodat de draad, die er later omheen gaat, op zijn p'aats gehouden wordt. Daarna bevestigt men een paar stevige elastiekjes tusschen het klosje en de beide wanden, op de manier, zooals op de eerste teekemng te zien is bij G. Deze moeten het klosje weer in den ouden stand terug brengen, zoodat het touwtje er omgewonden zit. Daarna maakt men. als men dit alles van hout klaar heeft, de molen van carton en ook het dak zet men er op. Het draadje, dat om het klosje gewonden is, wordt door n gaatje, door den wand naar achteren gehaald en daar aan een ring bevestigd. Met vroolijke kleurtjes schilder je de molen op en je vergeet niet, er een deur en een raam in te maken. Als dat alles goed droog is, ga je de wieken maken. Deze knip je van carton. Het beste doe je om twee tegenover elkaar staande wie ken aan elkaar vast te knippen. De twee ge deelten. die je dan krijgt plak je stevig op elkaar en steekt ze met een punaise vast. Om de wieken aan het draaien te krijgen, behoef je niets anders te doen. dan aan de ring te trekken, die aan den achterkant bui ten de molen steekt. De as zal dan gaan draaien en daar de wie ken er aan vast zitten, zullen deze mee draaien. Het touwtje wordt weer opgewonden ook; want de elastiekjes brengen de as weer in zijn ouden stand en dan wordt het touwtje er vanzelf weer omgewonden. OOM KEES. Boer Hannes en zijn vrouw bezoeken een jaarbeurs en staan stil bij een brandkast. „Nou," beweert Hannes, ,,'t liekt een mooi ding, maar nou hadden ze d'r bij motten zet ten, waar ie mot branden." VERRASSING Als je het plaatje hierboven bekijkt zie je er niet veel bijzonders aan, is het wel? Toch zit er een grappig plaatje in verborgen. Maar dan moet je de vakjes, waarin een cijfertje staat op de volgende manier kleuren. No. 1: zwart. No. 2: blauw. No. 3: rood. No. 4: bruin. No. 5: geel No 6: groen. Als je dit nu netjes doet. zul je eens zien, wat een verrassing het wordt. TANTE TINE,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13